Vijftig jaar geleden stierf
het genie van Jena"
EXPERIMENTEEL BALLET
Dr. PETER VAN ANROOY t
Natuur speelt eigenlijk
de hoofdrol in „Het net"
Bijbel en geneeskunde
De vreemde historie
van Ernst Abbe,
de grondlegger van
een wereldconcern
dat zijn tijd
ver vooruit was
Herinnering aan een uitzonderlijke
muzikale persoonlijkheid
Een bekroonde film
99
EROP OF ERONDER
üuitot-t&tiriq, in de, aetheJi
VIJFTIG JAAR GELEDEN op 14 Januari 1905 overleed in Duitsland pro
fessor F.rnst Abbe, hoogleraar in de physica en grondlegger txm een der befaamdste
industrieën ter wereld. Tien tegen een dat ge nog nooit van hem gehoord hebt,
maar stellig kent ge zijn trotse schepping, de Carl Zeiss Werke, wier optische
producten van brïlleglazen tot monster-telescopen nog altijd als onovertrefbaar
gelden.
Een geniaal geleerde, deze Ernst Abbe. Spelenderwijs berekende hij het stelsel
van straalbrekingswetten, waarop de moderne optica gebaseerd is hetgeen vóór
hem nog niemand gelukt was. Met eigen hand schiep hij de microscopen, die het
werk van Robert Koch en Pasteur mogelijk maakten. Hij vond tientallen andere
instrumenten uit ten gerieve van de geneeskunde en de astronomie en hielp ten
slotte een fabriek opbouwen waar al die nieuwe vindingen geproduceerd werden
met een perfectie, die nog nimmer geëvenaard is.
Maar Ernst Abbe was niet slechts een groot geleerde en een voortreffelijke organi
sator, hij was ook een warmvoelend mens, die een unicum in zijn tijd de
arbeiders in zijn fabriek medezeggenschap en een aandeel in de winst gaf. En
toen driekwart eeuw later de Russische „politruks" de Zeiss Werke in Jena in
beslag namen en overdracht van de eigendommen aan de werklieden eisten, toen
kon de toenmalige directie naar waarheid verklaren, dat alle employe's al sinds
1888 mede-eigenaars van het bedrijf waren.
gen, gezien de gestage stroom orders, die
Zeiss Opton nu weer uit alle landen toe
vloeit.
DE STATUTEN van Ernst Abbe zijn ook
in het nieuwe bedrijf nog steeds van
kracht, behalve de financiële bepalingen.
In 1948 heeft men namelijk voor het
eerst in de geschiedenis van het Zeiss-
bedrijf een grote lening moeten sluiten
en de afbetaling daarvan eist nog een
paar jaar alle gemaakte winsten op. Daar
na echter zal Zeiss Opton meester in eigen
huis zijn en wanneer het zover is, zul
len ook de arbeiders weer mede-eigenaars
worden, zoals Abbe dat gewild heeft.
H.C.
Als verdere bezinning op een in 1947
gehouden internationale medische confe
rentie in het Oecumenisch Instituut Cha
teau Bossey heeft de bekende arts en
schrijver dr. Paul Tournier zijn „Bijbel en
geneeskunde" geschreven, welk boek bij
de N.V. Uitgeverij W. ten Have in Am
sterdam is verschenen. Het behelst een,
uiteraard onvolledige, weergeving van de
gehouden besprekingen, waarbij het ging
om het onderzoeken van de problemen als
arts bij het licht van de Bijbel.
De schrijver toont aan, dat de terreinen
van geestelijke en arts niet scherp te
scheiden zijn. Het is beslist onjuist te
denken, dat de Bijbel op alle vragen, die
men kan stellen, onmiddellijk een ant
woord geeft. Dat het Evangelie intussen
onmisbaar is bij vragen van leven en
dood, wordt uit Tournier's fris geschreven
boek duidelijk.
Het is een belangrijke uitgave gewor
den, zowel voor dokter als patiënt. J. C. A.
zwang waren,
ERNST ABBE en
zijn trouwe mede
werker Carl Zeiss
vonden elkaar om
streeks 1870 aan de
universiteit van Jena,
waar de een natuur
kunde doceerde en
de ander instrument
maker was. Samen
besloten zij de ge
brekkige microsco
pen, die toen in
te verbeteren. Het kostte
Abbe vier jaar om de wiskundige formu
les te vinden voor de constructie der len
zen, maar toen het ontwerp gereed was,
bleek de vereiste glassoort niet te bestaan.
Abbe nam toen de befaamde scheikundige
Otto Schott in de arm en vervaardigde
met hem twee nieuwe glassoorten, die
een ware revolutie in de optische industrie
veroorzaakten.
Spoedig daarna kwamen de eerste mi
croscopen gereed en zo groot was het
kwaliteitsverschil met de oude systemen,
dat iedereen er een wilde hebben. Abbe,
Schott en Zeiss richtten een klein fa-
friekje op, dat in 1876 startte met 42 man
personeel en behalve microscopen ook fo
tografische objectieven begon te vervaar-
gen. Twaalf jaar later was het aantal em-
ployé's al tot 300 uitgegroeid en in 1938
heeft het bedrijf tienduizend arbeiders in
dienst, die jaarlijks voor millioenen aan
precisie-instrumenten produceren. Zeiss
exporteert dan naar alle landen van de
wereld: kleinbeeld-camera's, prismakij
kers, planetaria en zelfs complete astrono
mische observatoria.
BELANGRIJKER NOG is de sociologi
sche kant van het grote bedrijf. Bijna elk
gezin in Jena werkte sinds 1890 in of voor
de Zeissfabrieken en toen hgt bedrijf
grote winsten begon te maken, kreeg Ernst
Abbe gewetensbezwaren. „Waarom," zo
vroeg hij zich af, „worden wij als onderne
mers rijk, terwijl vele van onze vrienden,
die even hard werken als wij, geen aandee'
in de voorspoed hebben?"
Toen Carl Zeiss in 1888 stierf, kocht Abbe
diens zoon uit en werd daardoor de enige
eigenaar van het concern. Twee dagen
later droeg hij al zijn rechten over aan
een stichting de Carl Zeiss Stichting
In welker statuten uitdrukkelijk was vast
gelegd dat allen, die aan de onderneming
meewerkten de employé's, de stad
Jena, de universiteit enzovoorts van nu
af zouden delen in de gemaakte winst.
Betaalde vacanties, ziekteverzekering, de
achturige werkdag, invaliditeitsrente en
ouderdomspensioenen, dit alles werd ge
garandeerd in Abbe's statuten lang voor
dat de rest van de wereld eraan toe was.
Voorts werden er tegen kostprijs huizen
verkocht aan de Zeiss-arbeiders en ten
slotte was bepaald, dat er geen enkele dis
criminatie mocht zijn op grond van ras,
godsdienst of politieke richting der gega
digden. En hoewel die laatste bepaling
drijfsleiding haar ook daarna steeds na
geleefd.
Abbe's statuten waren nog steeds van
kracht, toen generaal Patton's leger in
April 1945 Jena binnenrukte. Twee maan
den later was het geweldige bedrijf, on
danks enorme oorlogsschade, in staat de
productie te hervatten, maar eind Juni
werden de Amerikaanse troepen, in over
eenstemming met de besluiten van Jalta,
teruggetrokken en vervangen door een
Russische bezettingsmacht. Binnen een
jaar hadden de agenten van Moskou voor
300 millioen gulden aan goederen en ma
chines uit de Zeiss-fabrieken „ontmanteld"
en vierhonderd gespecialiseerde .arbeiders
naar Rusland gedeporteerd. Kort daarna
werd het hele bedrijf genationaliseerd door
de Oost-Duitse regering. Dat was het einde
van Ernst Abbe's prachtige experiment
in vrijwillige bedrijfssocialisatie.
MAAR IN JUNI, drie dagen voor de
intocht van het Rode Leger, hadden de
Amerikanen het Zeissbedrijf nog gauw
even „onthoofd". Een lange colonne jeeps
en legertrucks was Jena binnengeraasd,
had de ganse wetenschappelijke, techni
sche en commerciële staf ingeladen en was
er in vliegende vaart mee naar de West-
zóne gedaverd, waar de topleiding van
's werelds befaamdste optische industrie
voorlopig in een oude barak gehuisvest
werd bij het stadje- Heidenheim. Daar
gingen de specialisten en de wetenschaps
mensen aan het werk, om al de hun ver
trouwde plannen, calculaties en werkwij
zen van het bedrijf op te schrijven, waar
bij zij zich geheel op hun geheugen ver
laten moesten, want tijd om tekeningen of
plannen uit Jena mee te nemen, was er
tijdens hun vlucht niet geweest.
Daarna begonnen zij in 1946 in het na
burige Oberkochen met eigen handen een
nieuwe fabriek op te bouwen, die zij
Zeiss Opton doopten. Ontelbare moeilijk
heden moesten overwonnen worden. Geld
was er nauwelijks ep ieder lid van de
groep kreeg een gelijke, maar karige uit
kering, die nauwelijks voldoende was voor
het levensonderhoud. Maar een jaar later
begon Zeiss Opton te draaien, eerst alleen
brillegiazen en fotolenzen, later ook de
meer ingewikkelde medische en astronomi
sche apparaten. Sinds 1952 is het produc
tieprogramma weer volledig en zijn er drie
nieuwe fabriekshallen verrezen, die alweer
aan duizenden handen werk verschaffen.
„Alles wat wij hier maken, moet beter
zijn dan het in Jena was", is hun leuze
en daarin schijnen zij wonderwel te sla-
later onder pressie van het nazi-regiem moeilijkheid als konijn in deze tijd
geschrapt is, in de practijk heeft de be- van feesten is om niet 't haasje te worden.
OP OUDEJAARSDAG 1954 overleed
een kunstenaar, die men voornamelijk
heeft leren kennen door zijn arbeid als di
rigent, als componist door zijn Piet-Hein-
Rhapsodie en in de laatste jaren als spre
ker over muziek voor de AVRO-microfoon.
De schrijver van dit In Memoriam echter
kende Peter van An-
rooy vele jaren als
vriend en wil aan
deze vriendschap en
kele korte gedachten
wijden.
Van Anrooy was
een uitzonderlijke
persoonlijkheid. Zijn
grote muzikale be
gaafdheid ging samen
met een scherp intel
lect, hetgeen hem in
staat stelde zich over
tal van problemen van het leven een oor
deel te vormen, dat dan soms wel belang
rijk afweek van het gangbare, maar dat in
ieder geval de mening was van een sterk-
levende, scherp-denkende geest. Men ver
weet hem soms zijn onbarmhartige critiek
op vele dingen, die hij meende te moeten
verwerpen. Maar deze man kon tegelijker
tijd iets, dat men minder heeft gereleveerd
en dat was: hij kon op bijna kinderlijke
wijze bewonderen. Zijn vriendschap met
mannen als Huizinga en Kapteyn, al in zijn
Groningse jaren ontstaan, steunde niet al
leen op de menselijke gevoelens die er de
grondslag van vormden, maar evenzeer op
zijn ongeveinsde bewondering voor hun be
tekenis als mannen van de wetenschap.
Men kreeg weieens de indruk, dat Van
Anrooy zich meer thuis gevoelde in de
kringen der intellectuelen dan bij zijn
kunstbroeders. Maar als men daaruit zou
willen afleiden, dat zijn kunst voorname
lijk door het hoofd en minder door het
hart werd beheerst, dan zou men hem
volkomen miskennen. Peter van Anrooy
had het warme temperament van de ware
kunstenaar. Dezelfde bewondering, die hij
grote vertegenwoordigers van de weten
schap toedroeg, bezat hij in nog hogere
mate voor componisten aan wie hij zijn
hart had verpand. Met roerende eerbied
kon hij getuigen van zijn liefde voor de
kunst van Each, Haydn, Mozart, Beetho
ven en dan waren er nog, die een aparte
plaats in zijn hart hadden, als Schubert en
Brahms voor wat de laat-romantici be
treft. En die gevoelens doorstroomden
zichtbaar zijn dirigeerwijze bij werken, die
hem ter harte gingen.
Het zich afwenden van de modernen,
hetgeen men hem ook heeft verweten, was
meer het gevolg van een geesteshouding,
die vreemd stond tegenover bepaalde ka
rakters onder de nieuwere componisten,
dan reactionnaire gezindheid. Maar hij
was koppig en wilde niet graag toegeven,
ook al had zijn inzicht zich gewijzigd. In
onze briefwisseling kwam eens Debussy
'er sprake over wie hij (October 1947) de
opmerking maakte, dat wij het daarover
nooit eens zouden worden. Onze bewonde
ring voor de grote Fransman liep inder
daad nogal uiteen. Ik antwoordde, dat ik
overtuigd was, dat hij van deze muziek
hield, aangezien ik mij niet kon voorstel
len, dat hij ze anders met goed inzicht en
toewijding kon uitvoeren en ik noemde
daarbij enkele werken, onder andere
Fêtes, waarvan ik mij meesterlijke vertol
kingen herinnerde.
Uit zijn antwoord citeer ik het volgende:
„Ja, dat Fêtes van Debussy heb ik altijd
zeer bewonderd. Een mooi stuk, zo zelfs,
dat ik me wel eens afvraag of het ook een
„ondergeschoven" kind van Debussy kon
zijn." Hij twijfelde natuurlijk in geen en
kel opzicht. In de toelichtingen, die hij
voor zijn voortreffelijk voorbereide jeugd-
concerten met het Residentie-orkest
schreef, sprak hij over de „grote Franse
componisten Debussy en Ravel".
De mode-componisten, die een waterig
impressionnisme huldigden, moesten het
echter ontgelden: „Ik heb vanmorgen weer
eens een zogenaamd moderne compositie
gerepeteerd. Er kwamen geen trombones in
voor. Dat durfden de
lafaards 'niet meer."
Van Anrooy kon
kostelijk vertellen. Hij
had als jongeman een
tijd in Moskou gestu
deerd. Zijn mentor
Willem Kes was daar
in 1899 tot dirigent
benoemd en de jonge
Peter ging mee. Hij
studeerde daar ook bij
de componist A. S.
Tanéjev.een bijzonder
eigenaardig man, die in zijn werkkamer,
volgens Van Anrooy, verscheidene lesse
naars had staan. Als er een pagina op de
ene volgeschreven was, bij voorbeeld aan
een symphonie, dan liep Tanéjev naar de
volgende, waarop een kwartet lag, schreef
daar een bladzijde en liep zo, al simultaan-
componerend, de kamer rond. Tegelijker
tijd lag er een onvoltooid boek over contra
punt op een tafel, een werk, waaraan Ta
néjev twintig jaar gewerkt heeft. Hij had
eens een deel ervan aan Tsjaikovsky laten
zien, die al de geleerdheid met schrik be
keek en gezegd moet hebben. Lieve hemel,
Tanéjev, moet je dat allemaal weten, om
te kunnen componeren? „Maar Tsjai-
kovsky's muziek leeft nog", zei Van An
rooy, „en van die van Tanéjev horen we
niet meer".
Terug in Nederland, kwam hij aan het
„Lyrisch Tooneel". Daar was een afdeling
opera en een afdeling toneel. De positie
van de jonge Van Anrooy was er verre
van schitterend en hij leerde de sociale po
sitie van de kunstenaar uit die dagen
daar grondig kennen. Hij moest achter de
schermen pianospelen, als de acteur pia
nistische schijnbewegingen op een vleugel
maakte. In zijn onervarenheid nam hij
daarvoor een fuga van Bach, die als
elke behoorlijke fuga éénstemmig begon.
Maar de acteur zat op het toneel aan de
vleugel met beide handen en armen over
de toetsen te golven. Alsof het een piano
concert van Liszt was. Vóór de volgende
voorstelling legde Van Anrooy hem uit,
dat hij met één hand moest beginnen om
pas als de muziek tweestemmig werd, de
andere erbij te nemen. Maar de goede man
begreep niets van muziek en ging 's avonds
met één vinger in het wilde weg rond-
pikken op de toetsen
En dan weer zijn kinderlijke bewonde
ring voor alles wat hij groot vond. In een
stuk van Ibsen moest Louis Bouwmeester
van een toren springen. Hij deed dit na
tuurlijk met de nodige dramatische accen
ten. Van Anrooy ging op een avond vlak
bij de matrassen staan, waarop de grote
Louis dan neerkwam, overwegend wat er
wel in een artist moest omgaan, die zulke
hevige ontroeringen wist weer te geven.
De Geweldige sprong omlaag en voor
dat zijn jeugdige bewonderaar iets van
zijn ontroering kon laten blijken, stond hij
op en zei tot Van Anrooy's verbijstering:
„Hè, wat ben ik snotd..es verkouwe"!
Genoeg. Dit waren verhalen vit zijn
jeugd. Ik wil eindigen met woorden van
de oud-geworden kunstenaar uit -ijn laat
ste brieven. „Voor mij was altijd het hoog
ste om samen iets op te bouwen met een
groot solist. Het was mij een ere aak
Dit alles is voorbij maar op die herinne
ringen leef ik". (1947).
„Wat hebben we tezamen nog gezwelgd
in het Andante van Brahms' Vierde Sym
phonie". (Uit zijn laatste brief van 20 Oc
tober 1954). WILLEM ANDRIESSEN
MEER DAN EENS IS in deze critieken, gewijd aan de film, met spijt betoogd, dat
een voortreffelijke vormgeving de indruk niet kon wègnemen, dat wij met een
zwak filmverhaal te doen hadden. Zonde van al dat talent, zeiden wij dan, het
had aan iets beters besteed kunnen worden". Dat gaat ook op voor de Mexicaanse
film „Het net", op het laatste filmfestival te Cannes notabene bekroond met de prijs
voor het beste verhaal. Ondergetekende, als hij een prijs had mogen toekennen, zou
er een wat duidelijker omschrijving voor hebben gezocht. Hij zou niet de indruk
hebben willen wekken, dat men de verhaalkracht van de film zou verwarren met
het verhaaltje, de feitelijke inhoud van de film zelf. Want dat verhaaltje in „Het
net" is een puur melodramatisch verzinsel, waarvan men niets opdoet. Men wordt
er even door geboeid. Spoedig weet men al dat het weer op een driehoeksverhouding
uitloopt. Het is alleen nog maar de vraag wanneer de schoten zullen vallen en wie
er dood zullen gaan. Er door geraakt door het verhaal bedoel ik u>ordt men
niet. De fictie ligt er te dik op. Het is niet echt meer. Men kijkt ernaar. Men leeft
en streeft niet mee.
MAAR WEL BEWONDERT MEN. Deze
film is een novelle, strak gecomponeerd,
tot in de perfectie in beeld gebracht, een
meesterwerk op het gebied der fotografie,
een meesterwerk ook van filmiek vermo
gen, waar het gaat om te werken met alle
middelen, welke de maker ten dienste
staan. De schoonheid van het décor is er
weergaloos in weergegeven. Dat décor is
niet slechts achtergrond, het speelt mee.
Het is belangrijker dan de mensen, wier
lot ons voor ogen wordt gehouden. De na
tuur in „Het net" maakt het kijken naar
de film de moeite waard. Zou de geschie
denis zich tegen een ander décor afspelen,
zij zou onmiddellijk vervelen. Ze geeft nu
de mensen iets van zichzelf mee. Woeste
primitieve kracht. Het harde en ruige, het
naakte, verrukkelijke leven zelf, zinnelijk
heid, die opgaat in schoonheid, die wordt
gesublimeerd zolang maar de natuur in het
beeldvlak blijft. Telkens grijpt Emilio
Fernandez, die het scénario schreef en de
regie voerde, ernaar terug. Zo blijft deze
natuurpracht ook doorwerken, wanneer
men haar niet te zien krijgt en worden de
mensen bijna haar symbolen. Alleen daar
om houdt ge het oog op die mensen gericht.
Zij praten bijna niet. Dat is ook lange tijd
niet nodig. Tegen het eind wordt het ont
breken van hun stemmen echter bezwaar
lijk. Dan wordt het te vooropgezet alleen
taal van het beeld. Of beter: -dan beseft
men, dat de mensen niet genoeg inhoud
hebben om voor zichzelf te kunnen spre
ken in hun verschijning. Ik geloof, dat ik
daarmee, terugkerend op mijn uitgangs
punt, precies heb gekarakteriseerd waar
om ik „Het net", hoe fraai ook van vorm
geving, toch niet mijn volledige waardering
kan schenken. Daarvoor was een zinvoller
gegeven nodig.
WAT ER DAN IN WORDT VERTELD?
Hoog op de rotsen aan zee leven eenzaam
CCCOO«XCOCOC*>C^Oot>X<X)OOC>00(XOOOOuTCCO
DOOOOOOOOOCC-C
300C00000030000000
In de studio \an het Nederlands Ballet aan de Zomerdijkstraat in Amsterdam
voor de definitieve huisvesting in Den Haag is men nog steeds zoekende wordt
deze weken hard gewerkt aan de voorbereiding van een experimenteel program
ma, waarvan de première op Donderdag 20 Januari in de Koninklijke Schouw
burg plaats moet hebben. Een dag later volgt de eerste van enkele herhalingen
in het Nieuwe de La Martheater in de hoofdstad. Het experimentele schuilt vooral
hierin, dat enige jonge krachten van dit met regeringssubsidie gevormde gezel
schap gelegenheid krijgen zich als choreograaf te doen gelden. Wie weet worden
er ontdekkingen gedaan.
Het geeft geen zin op de resultaten vooruit te lopen. Strikt genomen zijn die
trouwens niet eens zo belangrijk, hoezeer men natuurlijk ook op veelbelovende
prestaties hoopt. Het belangrijkste is, dat hier vlak bij de start een bewijs van
durf en ondernemingslust wordt geleverd, getuigend van de instelling dat het
v Rechts Iiudi van Dantzig en links Jaap Flier, beiden in eigen werk met jeugdige
partners uit het corps de ballet.
ballet als een in het heden levende kunst gezien moet worden. Het vestigen
en in stand houden van tradities mag immers nooit het enige doel van een gezel
schap zijn: dan wordt de schouwburg een museum of een amusementsbedrijf voor
volwassen kinderen.
Daarom is het goed, dat Sonia Gaskell en het bestuur van het Nederlands Ballet
een vooruitstrevende artistieke politiek in practijk brengen, waarnaast de opbouw
van het gewone repertoire natuurlijk niet verwaarloosd mag worden. Wat wordt
8 er nu in deze Nederlandse „Ballet Workshop" uitgebroed? Het eerste proefstuk
f heeft men al, zei het onder bijster onvoordelige omstandigheden, via de televisie
8 kunnen zien: „Time and Tide" van Aart Verstegen, toen uitgevoerd op het
8. symphonische gedicht „Een nacht op de kale berg" van Modeste Moussorgsky,
doch dat nu ten tonele zal worden gevoerd op speciaal hiervoor gecomponeerde
•j muziek van Wolfgang Wijdeveld en met de aankleding door Noni Lichtveld.
8 Jaap Flier maakt niets minder dan een dansbewerking van „Het Proces" van
3 Kafka, waarvoor Jan Mul een begeleiding voor piano en slagwerk schreef. Sonia
3 Gaskell komt zelf met een choreografische versie van de éénacter „De Stoelen" van
f Eugène Ionesco, waarvoor muziek van Rudolf Escher wordt gebruikt. Voor deze
c beide werken maken de moderne schilders Constant en Rooskens de décors. De uit-
i; voering zal in enigszins gcst.vleerde trainingscostuums geschieden.
8 Alle choreografen waren vrij in de keuze van hun medewerkers. Conrad van de
8 Weetering deed een beroep op de mannelijke solisten voor zijn „Concertino voor
vier rovers eo een boom" op muziek van Cor de Groot, waarvoor Wouter Kéja 8
8 de costuums en het décor ontwerpt. Tenslotte stelt Rudi van Dantzig een bewe-
gingsfantasie op vijf van de zes Epigraphes van Claude Debussy.
8 Nog deze maand zult u er meer van horen. Thans volstaan wij met deze aan-
kondiging en twee tijdens de repetities gemaakte eigen foto's. D. K.
Rosanna Podesta, de vrouw die de inzet
wordt van de strijd in de film „Het net".
een jonge vrouw en een man, die zich daar
met haar heeft teruggetrokken na een mis
lukte overval. De vrouw verkoopt in het
dorp de sponsen, die de man uit zee vist.
Dan voegt zich zijn vriend bij hen, die uit
het bagno is ontsnapt. De vrouw hield van
hem, ze poogt zijn liefde weer op te wek
ken. Het komt tot een gevecht tussen de
twee rivalen, welke strijd in het voordeel
van de laatst aangekomene wordt beslecht.
Maar wanneer de vrouw cn haar minnaar
wegtrekken naar een nieuw oord wordt
zij neergeschoten door de op wraak beluste
verslagene. Met de vrouw in zijn armen
loopt de minnaar de zee in, ook zijn dood
tegemoet.
HET IS MERKWAARDIG welke over
eenkomst dit einde vertoont met dat van
de film „Crin blanc", die ik nog zal be
spreken, de film van het wilde paard
„Withaar", dat op zijn vlucht voor de paar
denfokkers, ook de zee ingaat en zijn jeug
dige berijder daarmee „voert naar een
land, waar kinderen en paarden allijd ge
lukkig zijn". Dit poëtische schone slot van
een onvergelijkelijk mooie film geeft nu
precies de verschillen tussen beide te Can
nes bekroonde cinematografische presta
ties weer. Het dramatisch gegeven van
„Het net" kan ons met de vrijwillige dood
aan het slot niet ontroeren. Bij „Crin
blanc" slikt men even iets weg. De dood
in „Het net" is een min of meer toevallige
realiteit. In „Crin blanc" een apotheose
van trouw en vriendschap. In „Het net"
wordt het leven nagebootst met een poging
tot geloofwaardigheid. In „Crin blanc"
wordt het leven verteld zoals het is met
een klassieke katharsis.
Beide films zag ik in Kriterion te Am
sterdam. Men kan ze ook in Haarlem tege
moet zien.
P. W. FRANSE.
Voord*
nioroiooa
HET EERSTE optreden van de zender
Europe I in Saarland heeft eens te meer
aangetoond hoe begrensd zelfs de aether
is. Inzonderheid de bezetting van de lange,
midden en korte golven is zo, dat er eigen
lijk geen station meer bij kan, tenminste
niet wanneer men vasthoudt aan de de
laatste jaren steeds extravaganter wor
dende hoeveelheden kilowatts.
De laatste golflengteverdeling, althans
voor de lange en middengolven, dateert
van 1950. Toen werd een schema opge
steld, dat zij het met moeite voor
elke radiozender in Europa, Noord-Afrika
en Klein-Azië de mogelijkheid opende van
een niet door de na-
burige zenders ge
stoorde ontvangst.
Uit een oogpunt van
geluidskwaliteit was
die regeling op de
middengolven al niet VS
ideaal, omdat de on
derlinge afstanden tussen de zenders wa
ren gereduceerd tot negen kfloperioden,
juist voldoende om elkaar niet te hinde
ren, maar bijvoorbeeld de helft van de
afstand am het toongamma voor een viool
geheel tot zijn recht te laten komen. Op
de lange golf was die situatie beter. Men
kan dat nog dagelijks constateren wanneer
men de geluidskwaliteit van bijvoorbeeld
Droitwich vergelijkt met die van welk
station op de middengolf ook. Toch had de
situatie bevredigend kunnen zijn, indien
alle zenders exploiterende instanties in
het betrokken gebied zich aan de over
eenkomst hadden gehouden. Maar er wa
ren van stonde af aan reeds enige opstan-
digen, welke weigerden de overeenkomst
te tekenen.
Vooraan stonden de Amerikaanse bezet
tingsautoriteiten in Duitsland, die geen
genoegen namen met de hen, evenals aan
elke andere bezettingszone, toegewezen
twee middengolven, waarvan er één, voor
de binnenlandse omroep van die zóne be
stemd was on één voor de omroep ten
dienste van het bezettingsleger. Boven
dien weigerden de Amerikanen afstand te
doen van de golflengte welke door het
relaystation van de Stem van Amerika ge
bruikt werd. De Amerikaanse houding
noodzaakte de Fransen in hun bezettings
zone andere huisvesting in de aether te
zoeken In het algemeen kan men zeggen,
dat zowel Engeland. Frankrijk en Rusland
als een aantal kleinere landen zich aan
vankelijk stipt aan de overeenkomst hiel-
OOOC<X<XOC<XXX>DCCC<XXOCWC02CCCOCXXX
UOCOÖOOOCOOOCOCOOOCCCCOOCOt
rccooxoooeotx/cxoo den. Ook een land als Italië, dat er bij de
golflongteverdeling natuurlijk net zo be
kaaid was afgekomen als Duitsland, hield
zich aan de toegewezen lengtes en wist
daarmee nog een heel redelijk radionet op
te bouwen. Tot degenen die van stonde at
aan ontevreden waren en hun eigen weg
gingen, zij het gelukkig in het algemeen
met zenders van geringe sterkte, behoor
den Oostenrijk en Spanje.
Radio-Luxemburg, reeds twintig jaar
gehard in het illegaal bezetten van een
golflengte, had een ongedeelde middengolf,
de 208 meter, toegewezen gekregen. Mm
maakte van die gelegenheid gebruik om
te blijven zitten waar men zat op de lange
golf, maar opende toen een tweede recla
mezender op de toegewezen golf, welke,
zoals bekend, speciaal het Engelse en Ne
derlandse taalgebied bestrijkt.
Maakte Radio Monte-Carlo gebruik van
de hem toegewezen 205 meter, Radio-An
dorra, eveneens een commerciële omroep
aan de periferie van het Franse taalgebied,
nestelde zich illegaal op de 301 meter.
Thans is dus een vijfde commerciële zen
der in de lucht gekomen, Europe J. welke
met maar liefst vierhonderd kilowatt een
stevig partijtje meeblaast. De Denen kun
nen er van meepraten. De internationale
autoriteit, welke deze zenders tot de orde
zou moeten roepen, bijvoorbeeld door ze
zo te storen dat elke ontvangst onmogelijk
wordt, bestaat slechts op papier. In de
aether als in de jungle geldt het recht
van de sterkste.
Het is te betreuren, dat de Nederlandse
deskundigen voor de zendtechniek dit nim
mer tijdag hebben begrepen. Voor de oor
log werd het langegolfstation Kootwijk pas
in gebruik genomen, toen Roemenië reeds
zijn kraohtzender op dezelfde golf had ge
ïnstalleerd. De zenders in Jaarsveld en Lo-
pik zijn in de loop der jaren nimmer ver
sterkt. Zij zenden nog steeds met 120 kilo
watt, hetgeen onder de huidige omstandig
heden tenminste dertig kilowatt te weinig
is. Relaystations in de landprovincies met
antennesterkten van 20 tot 60 kilowatt,
zoals in het buitenland heel normaal is,
zijn er nooit gekomben. Over het schoor
voetende beleid inzake de zenderbouw
voor de wereldomroep schreven wij al
eens. Thans gaat men veel te geleidelijk te
werk bij de bouw van F. M.-zenders.
Het gevolg van dit alles is, dat ons 'and
steeds achteraankomt, waneer het gaat cm
het veroveren en behouden van zijn po
sitie in de aether. Wie wil dat hij gehoord
wcxrdt, ruste zich uit met zenders en kilo
watts. J.H.B.