Vijftig jaar geleden stierf het genie van Jena" EXPERIMENTEEL BALLET Dr. PETER VAN ANROOY t Natuur speelt eigenlijk de hoofdrol in „Het net" Bijbel en geneeskunde De vreemde historie van Ernst Abbe, de grondlegger van een wereldconcern dat zijn tijd ver vooruit was Herinnering aan een uitzonderlijke muzikale persoonlijkheid Een bekroonde film 99 EROP OF ERONDER üuitot-t&tiriq, in de, aetheJi VIJFTIG JAAR GELEDEN op 14 Januari 1905 overleed in Duitsland pro fessor F.rnst Abbe, hoogleraar in de physica en grondlegger txm een der befaamdste industrieën ter wereld. Tien tegen een dat ge nog nooit van hem gehoord hebt, maar stellig kent ge zijn trotse schepping, de Carl Zeiss Werke, wier optische producten van brïlleglazen tot monster-telescopen nog altijd als onovertrefbaar gelden. Een geniaal geleerde, deze Ernst Abbe. Spelenderwijs berekende hij het stelsel van straalbrekingswetten, waarop de moderne optica gebaseerd is hetgeen vóór hem nog niemand gelukt was. Met eigen hand schiep hij de microscopen, die het werk van Robert Koch en Pasteur mogelijk maakten. Hij vond tientallen andere instrumenten uit ten gerieve van de geneeskunde en de astronomie en hielp ten slotte een fabriek opbouwen waar al die nieuwe vindingen geproduceerd werden met een perfectie, die nog nimmer geëvenaard is. Maar Ernst Abbe was niet slechts een groot geleerde en een voortreffelijke organi sator, hij was ook een warmvoelend mens, die een unicum in zijn tijd de arbeiders in zijn fabriek medezeggenschap en een aandeel in de winst gaf. En toen driekwart eeuw later de Russische „politruks" de Zeiss Werke in Jena in beslag namen en overdracht van de eigendommen aan de werklieden eisten, toen kon de toenmalige directie naar waarheid verklaren, dat alle employe's al sinds 1888 mede-eigenaars van het bedrijf waren. gen, gezien de gestage stroom orders, die Zeiss Opton nu weer uit alle landen toe vloeit. DE STATUTEN van Ernst Abbe zijn ook in het nieuwe bedrijf nog steeds van kracht, behalve de financiële bepalingen. In 1948 heeft men namelijk voor het eerst in de geschiedenis van het Zeiss- bedrijf een grote lening moeten sluiten en de afbetaling daarvan eist nog een paar jaar alle gemaakte winsten op. Daar na echter zal Zeiss Opton meester in eigen huis zijn en wanneer het zover is, zul len ook de arbeiders weer mede-eigenaars worden, zoals Abbe dat gewild heeft. H.C. Als verdere bezinning op een in 1947 gehouden internationale medische confe rentie in het Oecumenisch Instituut Cha teau Bossey heeft de bekende arts en schrijver dr. Paul Tournier zijn „Bijbel en geneeskunde" geschreven, welk boek bij de N.V. Uitgeverij W. ten Have in Am sterdam is verschenen. Het behelst een, uiteraard onvolledige, weergeving van de gehouden besprekingen, waarbij het ging om het onderzoeken van de problemen als arts bij het licht van de Bijbel. De schrijver toont aan, dat de terreinen van geestelijke en arts niet scherp te scheiden zijn. Het is beslist onjuist te denken, dat de Bijbel op alle vragen, die men kan stellen, onmiddellijk een ant woord geeft. Dat het Evangelie intussen onmisbaar is bij vragen van leven en dood, wordt uit Tournier's fris geschreven boek duidelijk. Het is een belangrijke uitgave gewor den, zowel voor dokter als patiënt. J. C. A. zwang waren, ERNST ABBE en zijn trouwe mede werker Carl Zeiss vonden elkaar om streeks 1870 aan de universiteit van Jena, waar de een natuur kunde doceerde en de ander instrument maker was. Samen besloten zij de ge brekkige microsco pen, die toen in te verbeteren. Het kostte Abbe vier jaar om de wiskundige formu les te vinden voor de constructie der len zen, maar toen het ontwerp gereed was, bleek de vereiste glassoort niet te bestaan. Abbe nam toen de befaamde scheikundige Otto Schott in de arm en vervaardigde met hem twee nieuwe glassoorten, die een ware revolutie in de optische industrie veroorzaakten. Spoedig daarna kwamen de eerste mi croscopen gereed en zo groot was het kwaliteitsverschil met de oude systemen, dat iedereen er een wilde hebben. Abbe, Schott en Zeiss richtten een klein fa- friekje op, dat in 1876 startte met 42 man personeel en behalve microscopen ook fo tografische objectieven begon te vervaar- gen. Twaalf jaar later was het aantal em- ployé's al tot 300 uitgegroeid en in 1938 heeft het bedrijf tienduizend arbeiders in dienst, die jaarlijks voor millioenen aan precisie-instrumenten produceren. Zeiss exporteert dan naar alle landen van de wereld: kleinbeeld-camera's, prismakij kers, planetaria en zelfs complete astrono mische observatoria. BELANGRIJKER NOG is de sociologi sche kant van het grote bedrijf. Bijna elk gezin in Jena werkte sinds 1890 in of voor de Zeissfabrieken en toen hgt bedrijf grote winsten begon te maken, kreeg Ernst Abbe gewetensbezwaren. „Waarom," zo vroeg hij zich af, „worden wij als onderne mers rijk, terwijl vele van onze vrienden, die even hard werken als wij, geen aandee' in de voorspoed hebben?" Toen Carl Zeiss in 1888 stierf, kocht Abbe diens zoon uit en werd daardoor de enige eigenaar van het concern. Twee dagen later droeg hij al zijn rechten over aan een stichting de Carl Zeiss Stichting In welker statuten uitdrukkelijk was vast gelegd dat allen, die aan de onderneming meewerkten de employé's, de stad Jena, de universiteit enzovoorts van nu af zouden delen in de gemaakte winst. Betaalde vacanties, ziekteverzekering, de achturige werkdag, invaliditeitsrente en ouderdomspensioenen, dit alles werd ge garandeerd in Abbe's statuten lang voor dat de rest van de wereld eraan toe was. Voorts werden er tegen kostprijs huizen verkocht aan de Zeiss-arbeiders en ten slotte was bepaald, dat er geen enkele dis criminatie mocht zijn op grond van ras, godsdienst of politieke richting der gega digden. En hoewel die laatste bepaling drijfsleiding haar ook daarna steeds na geleefd. Abbe's statuten waren nog steeds van kracht, toen generaal Patton's leger in April 1945 Jena binnenrukte. Twee maan den later was het geweldige bedrijf, on danks enorme oorlogsschade, in staat de productie te hervatten, maar eind Juni werden de Amerikaanse troepen, in over eenstemming met de besluiten van Jalta, teruggetrokken en vervangen door een Russische bezettingsmacht. Binnen een jaar hadden de agenten van Moskou voor 300 millioen gulden aan goederen en ma chines uit de Zeiss-fabrieken „ontmanteld" en vierhonderd gespecialiseerde .arbeiders naar Rusland gedeporteerd. Kort daarna werd het hele bedrijf genationaliseerd door de Oost-Duitse regering. Dat was het einde van Ernst Abbe's prachtige experiment in vrijwillige bedrijfssocialisatie. MAAR IN JUNI, drie dagen voor de intocht van het Rode Leger, hadden de Amerikanen het Zeissbedrijf nog gauw even „onthoofd". Een lange colonne jeeps en legertrucks was Jena binnengeraasd, had de ganse wetenschappelijke, techni sche en commerciële staf ingeladen en was er in vliegende vaart mee naar de West- zóne gedaverd, waar de topleiding van 's werelds befaamdste optische industrie voorlopig in een oude barak gehuisvest werd bij het stadje- Heidenheim. Daar gingen de specialisten en de wetenschaps mensen aan het werk, om al de hun ver trouwde plannen, calculaties en werkwij zen van het bedrijf op te schrijven, waar bij zij zich geheel op hun geheugen ver laten moesten, want tijd om tekeningen of plannen uit Jena mee te nemen, was er tijdens hun vlucht niet geweest. Daarna begonnen zij in 1946 in het na burige Oberkochen met eigen handen een nieuwe fabriek op te bouwen, die zij Zeiss Opton doopten. Ontelbare moeilijk heden moesten overwonnen worden. Geld was er nauwelijks ep ieder lid van de groep kreeg een gelijke, maar karige uit kering, die nauwelijks voldoende was voor het levensonderhoud. Maar een jaar later begon Zeiss Opton te draaien, eerst alleen brillegiazen en fotolenzen, later ook de meer ingewikkelde medische en astronomi sche apparaten. Sinds 1952 is het produc tieprogramma weer volledig en zijn er drie nieuwe fabriekshallen verrezen, die alweer aan duizenden handen werk verschaffen. „Alles wat wij hier maken, moet beter zijn dan het in Jena was", is hun leuze en daarin schijnen zij wonderwel te sla- later onder pressie van het nazi-regiem moeilijkheid als konijn in deze tijd geschrapt is, in de practijk heeft de be- van feesten is om niet 't haasje te worden. OP OUDEJAARSDAG 1954 overleed een kunstenaar, die men voornamelijk heeft leren kennen door zijn arbeid als di rigent, als componist door zijn Piet-Hein- Rhapsodie en in de laatste jaren als spre ker over muziek voor de AVRO-microfoon. De schrijver van dit In Memoriam echter kende Peter van An- rooy vele jaren als vriend en wil aan deze vriendschap en kele korte gedachten wijden. Van Anrooy was een uitzonderlijke persoonlijkheid. Zijn grote muzikale be gaafdheid ging samen met een scherp intel lect, hetgeen hem in staat stelde zich over tal van problemen van het leven een oor deel te vormen, dat dan soms wel belang rijk afweek van het gangbare, maar dat in ieder geval de mening was van een sterk- levende, scherp-denkende geest. Men ver weet hem soms zijn onbarmhartige critiek op vele dingen, die hij meende te moeten verwerpen. Maar deze man kon tegelijker tijd iets, dat men minder heeft gereleveerd en dat was: hij kon op bijna kinderlijke wijze bewonderen. Zijn vriendschap met mannen als Huizinga en Kapteyn, al in zijn Groningse jaren ontstaan, steunde niet al leen op de menselijke gevoelens die er de grondslag van vormden, maar evenzeer op zijn ongeveinsde bewondering voor hun be tekenis als mannen van de wetenschap. Men kreeg weieens de indruk, dat Van Anrooy zich meer thuis gevoelde in de kringen der intellectuelen dan bij zijn kunstbroeders. Maar als men daaruit zou willen afleiden, dat zijn kunst voorname lijk door het hoofd en minder door het hart werd beheerst, dan zou men hem volkomen miskennen. Peter van Anrooy had het warme temperament van de ware kunstenaar. Dezelfde bewondering, die hij grote vertegenwoordigers van de weten schap toedroeg, bezat hij in nog hogere mate voor componisten aan wie hij zijn hart had verpand. Met roerende eerbied kon hij getuigen van zijn liefde voor de kunst van Each, Haydn, Mozart, Beetho ven en dan waren er nog, die een aparte plaats in zijn hart hadden, als Schubert en Brahms voor wat de laat-romantici be treft. En die gevoelens doorstroomden zichtbaar zijn dirigeerwijze bij werken, die hem ter harte gingen. Het zich afwenden van de modernen, hetgeen men hem ook heeft verweten, was meer het gevolg van een geesteshouding, die vreemd stond tegenover bepaalde ka rakters onder de nieuwere componisten, dan reactionnaire gezindheid. Maar hij was koppig en wilde niet graag toegeven, ook al had zijn inzicht zich gewijzigd. In onze briefwisseling kwam eens Debussy 'er sprake over wie hij (October 1947) de opmerking maakte, dat wij het daarover nooit eens zouden worden. Onze bewonde ring voor de grote Fransman liep inder daad nogal uiteen. Ik antwoordde, dat ik overtuigd was, dat hij van deze muziek hield, aangezien ik mij niet kon voorstel len, dat hij ze anders met goed inzicht en toewijding kon uitvoeren en ik noemde daarbij enkele werken, onder andere Fêtes, waarvan ik mij meesterlijke vertol kingen herinnerde. Uit zijn antwoord citeer ik het volgende: „Ja, dat Fêtes van Debussy heb ik altijd zeer bewonderd. Een mooi stuk, zo zelfs, dat ik me wel eens afvraag of het ook een „ondergeschoven" kind van Debussy kon zijn." Hij twijfelde natuurlijk in geen en kel opzicht. In de toelichtingen, die hij voor zijn voortreffelijk voorbereide jeugd- concerten met het Residentie-orkest schreef, sprak hij over de „grote Franse componisten Debussy en Ravel". De mode-componisten, die een waterig impressionnisme huldigden, moesten het echter ontgelden: „Ik heb vanmorgen weer eens een zogenaamd moderne compositie gerepeteerd. Er kwamen geen trombones in voor. Dat durfden de lafaards 'niet meer." Van Anrooy kon kostelijk vertellen. Hij had als jongeman een tijd in Moskou gestu deerd. Zijn mentor Willem Kes was daar in 1899 tot dirigent benoemd en de jonge Peter ging mee. Hij studeerde daar ook bij de componist A. S. Tanéjev.een bijzonder eigenaardig man, die in zijn werkkamer, volgens Van Anrooy, verscheidene lesse naars had staan. Als er een pagina op de ene volgeschreven was, bij voorbeeld aan een symphonie, dan liep Tanéjev naar de volgende, waarop een kwartet lag, schreef daar een bladzijde en liep zo, al simultaan- componerend, de kamer rond. Tegelijker tijd lag er een onvoltooid boek over contra punt op een tafel, een werk, waaraan Ta néjev twintig jaar gewerkt heeft. Hij had eens een deel ervan aan Tsjaikovsky laten zien, die al de geleerdheid met schrik be keek en gezegd moet hebben. Lieve hemel, Tanéjev, moet je dat allemaal weten, om te kunnen componeren? „Maar Tsjai- kovsky's muziek leeft nog", zei Van An rooy, „en van die van Tanéjev horen we niet meer". Terug in Nederland, kwam hij aan het „Lyrisch Tooneel". Daar was een afdeling opera en een afdeling toneel. De positie van de jonge Van Anrooy was er verre van schitterend en hij leerde de sociale po sitie van de kunstenaar uit die dagen daar grondig kennen. Hij moest achter de schermen pianospelen, als de acteur pia nistische schijnbewegingen op een vleugel maakte. In zijn onervarenheid nam hij daarvoor een fuga van Bach, die als elke behoorlijke fuga éénstemmig begon. Maar de acteur zat op het toneel aan de vleugel met beide handen en armen over de toetsen te golven. Alsof het een piano concert van Liszt was. Vóór de volgende voorstelling legde Van Anrooy hem uit, dat hij met één hand moest beginnen om pas als de muziek tweestemmig werd, de andere erbij te nemen. Maar de goede man begreep niets van muziek en ging 's avonds met één vinger in het wilde weg rond- pikken op de toetsen En dan weer zijn kinderlijke bewonde ring voor alles wat hij groot vond. In een stuk van Ibsen moest Louis Bouwmeester van een toren springen. Hij deed dit na tuurlijk met de nodige dramatische accen ten. Van Anrooy ging op een avond vlak bij de matrassen staan, waarop de grote Louis dan neerkwam, overwegend wat er wel in een artist moest omgaan, die zulke hevige ontroeringen wist weer te geven. De Geweldige sprong omlaag en voor dat zijn jeugdige bewonderaar iets van zijn ontroering kon laten blijken, stond hij op en zei tot Van Anrooy's verbijstering: „Hè, wat ben ik snotd..es verkouwe"! Genoeg. Dit waren verhalen vit zijn jeugd. Ik wil eindigen met woorden van de oud-geworden kunstenaar uit -ijn laat ste brieven. „Voor mij was altijd het hoog ste om samen iets op te bouwen met een groot solist. Het was mij een ere aak Dit alles is voorbij maar op die herinne ringen leef ik". (1947). „Wat hebben we tezamen nog gezwelgd in het Andante van Brahms' Vierde Sym phonie". (Uit zijn laatste brief van 20 Oc tober 1954). WILLEM ANDRIESSEN MEER DAN EENS IS in deze critieken, gewijd aan de film, met spijt betoogd, dat een voortreffelijke vormgeving de indruk niet kon wègnemen, dat wij met een zwak filmverhaal te doen hadden. Zonde van al dat talent, zeiden wij dan, het had aan iets beters besteed kunnen worden". Dat gaat ook op voor de Mexicaanse film „Het net", op het laatste filmfestival te Cannes notabene bekroond met de prijs voor het beste verhaal. Ondergetekende, als hij een prijs had mogen toekennen, zou er een wat duidelijker omschrijving voor hebben gezocht. Hij zou niet de indruk hebben willen wekken, dat men de verhaalkracht van de film zou verwarren met het verhaaltje, de feitelijke inhoud van de film zelf. Want dat verhaaltje in „Het net" is een puur melodramatisch verzinsel, waarvan men niets opdoet. Men wordt er even door geboeid. Spoedig weet men al dat het weer op een driehoeksverhouding uitloopt. Het is alleen nog maar de vraag wanneer de schoten zullen vallen en wie er dood zullen gaan. Er door geraakt door het verhaal bedoel ik u>ordt men niet. De fictie ligt er te dik op. Het is niet echt meer. Men kijkt ernaar. Men leeft en streeft niet mee. MAAR WEL BEWONDERT MEN. Deze film is een novelle, strak gecomponeerd, tot in de perfectie in beeld gebracht, een meesterwerk op het gebied der fotografie, een meesterwerk ook van filmiek vermo gen, waar het gaat om te werken met alle middelen, welke de maker ten dienste staan. De schoonheid van het décor is er weergaloos in weergegeven. Dat décor is niet slechts achtergrond, het speelt mee. Het is belangrijker dan de mensen, wier lot ons voor ogen wordt gehouden. De na tuur in „Het net" maakt het kijken naar de film de moeite waard. Zou de geschie denis zich tegen een ander décor afspelen, zij zou onmiddellijk vervelen. Ze geeft nu de mensen iets van zichzelf mee. Woeste primitieve kracht. Het harde en ruige, het naakte, verrukkelijke leven zelf, zinnelijk heid, die opgaat in schoonheid, die wordt gesublimeerd zolang maar de natuur in het beeldvlak blijft. Telkens grijpt Emilio Fernandez, die het scénario schreef en de regie voerde, ernaar terug. Zo blijft deze natuurpracht ook doorwerken, wanneer men haar niet te zien krijgt en worden de mensen bijna haar symbolen. Alleen daar om houdt ge het oog op die mensen gericht. Zij praten bijna niet. Dat is ook lange tijd niet nodig. Tegen het eind wordt het ont breken van hun stemmen echter bezwaar lijk. Dan wordt het te vooropgezet alleen taal van het beeld. Of beter: -dan beseft men, dat de mensen niet genoeg inhoud hebben om voor zichzelf te kunnen spre ken in hun verschijning. Ik geloof, dat ik daarmee, terugkerend op mijn uitgangs punt, precies heb gekarakteriseerd waar om ik „Het net", hoe fraai ook van vorm geving, toch niet mijn volledige waardering kan schenken. Daarvoor was een zinvoller gegeven nodig. WAT ER DAN IN WORDT VERTELD? Hoog op de rotsen aan zee leven eenzaam CCCOO«XCOCOC*>C^Oot>X<X)OOC>00(XOOOOuTCCO DOOOOOOOOOCC-C 300C00000030000000 In de studio \an het Nederlands Ballet aan de Zomerdijkstraat in Amsterdam voor de definitieve huisvesting in Den Haag is men nog steeds zoekende wordt deze weken hard gewerkt aan de voorbereiding van een experimenteel program ma, waarvan de première op Donderdag 20 Januari in de Koninklijke Schouw burg plaats moet hebben. Een dag later volgt de eerste van enkele herhalingen in het Nieuwe de La Martheater in de hoofdstad. Het experimentele schuilt vooral hierin, dat enige jonge krachten van dit met regeringssubsidie gevormde gezel schap gelegenheid krijgen zich als choreograaf te doen gelden. Wie weet worden er ontdekkingen gedaan. Het geeft geen zin op de resultaten vooruit te lopen. Strikt genomen zijn die trouwens niet eens zo belangrijk, hoezeer men natuurlijk ook op veelbelovende prestaties hoopt. Het belangrijkste is, dat hier vlak bij de start een bewijs van durf en ondernemingslust wordt geleverd, getuigend van de instelling dat het v Rechts Iiudi van Dantzig en links Jaap Flier, beiden in eigen werk met jeugdige partners uit het corps de ballet. ballet als een in het heden levende kunst gezien moet worden. Het vestigen en in stand houden van tradities mag immers nooit het enige doel van een gezel schap zijn: dan wordt de schouwburg een museum of een amusementsbedrijf voor volwassen kinderen. Daarom is het goed, dat Sonia Gaskell en het bestuur van het Nederlands Ballet een vooruitstrevende artistieke politiek in practijk brengen, waarnaast de opbouw van het gewone repertoire natuurlijk niet verwaarloosd mag worden. Wat wordt 8 er nu in deze Nederlandse „Ballet Workshop" uitgebroed? Het eerste proefstuk f heeft men al, zei het onder bijster onvoordelige omstandigheden, via de televisie 8 kunnen zien: „Time and Tide" van Aart Verstegen, toen uitgevoerd op het 8. symphonische gedicht „Een nacht op de kale berg" van Modeste Moussorgsky, doch dat nu ten tonele zal worden gevoerd op speciaal hiervoor gecomponeerde •j muziek van Wolfgang Wijdeveld en met de aankleding door Noni Lichtveld. 8 Jaap Flier maakt niets minder dan een dansbewerking van „Het Proces" van 3 Kafka, waarvoor Jan Mul een begeleiding voor piano en slagwerk schreef. Sonia 3 Gaskell komt zelf met een choreografische versie van de éénacter „De Stoelen" van f Eugène Ionesco, waarvoor muziek van Rudolf Escher wordt gebruikt. Voor deze c beide werken maken de moderne schilders Constant en Rooskens de décors. De uit- i; voering zal in enigszins gcst.vleerde trainingscostuums geschieden. 8 Alle choreografen waren vrij in de keuze van hun medewerkers. Conrad van de 8 Weetering deed een beroep op de mannelijke solisten voor zijn „Concertino voor vier rovers eo een boom" op muziek van Cor de Groot, waarvoor Wouter Kéja 8 8 de costuums en het décor ontwerpt. Tenslotte stelt Rudi van Dantzig een bewe- gingsfantasie op vijf van de zes Epigraphes van Claude Debussy. 8 Nog deze maand zult u er meer van horen. Thans volstaan wij met deze aan- kondiging en twee tijdens de repetities gemaakte eigen foto's. D. K. Rosanna Podesta, de vrouw die de inzet wordt van de strijd in de film „Het net". een jonge vrouw en een man, die zich daar met haar heeft teruggetrokken na een mis lukte overval. De vrouw verkoopt in het dorp de sponsen, die de man uit zee vist. Dan voegt zich zijn vriend bij hen, die uit het bagno is ontsnapt. De vrouw hield van hem, ze poogt zijn liefde weer op te wek ken. Het komt tot een gevecht tussen de twee rivalen, welke strijd in het voordeel van de laatst aangekomene wordt beslecht. Maar wanneer de vrouw cn haar minnaar wegtrekken naar een nieuw oord wordt zij neergeschoten door de op wraak beluste verslagene. Met de vrouw in zijn armen loopt de minnaar de zee in, ook zijn dood tegemoet. HET IS MERKWAARDIG welke over eenkomst dit einde vertoont met dat van de film „Crin blanc", die ik nog zal be spreken, de film van het wilde paard „Withaar", dat op zijn vlucht voor de paar denfokkers, ook de zee ingaat en zijn jeug dige berijder daarmee „voert naar een land, waar kinderen en paarden allijd ge lukkig zijn". Dit poëtische schone slot van een onvergelijkelijk mooie film geeft nu precies de verschillen tussen beide te Can nes bekroonde cinematografische presta ties weer. Het dramatisch gegeven van „Het net" kan ons met de vrijwillige dood aan het slot niet ontroeren. Bij „Crin blanc" slikt men even iets weg. De dood in „Het net" is een min of meer toevallige realiteit. In „Crin blanc" een apotheose van trouw en vriendschap. In „Het net" wordt het leven nagebootst met een poging tot geloofwaardigheid. In „Crin blanc" wordt het leven verteld zoals het is met een klassieke katharsis. Beide films zag ik in Kriterion te Am sterdam. Men kan ze ook in Haarlem tege moet zien. P. W. FRANSE. Voord* nioroiooa HET EERSTE optreden van de zender Europe I in Saarland heeft eens te meer aangetoond hoe begrensd zelfs de aether is. Inzonderheid de bezetting van de lange, midden en korte golven is zo, dat er eigen lijk geen station meer bij kan, tenminste niet wanneer men vasthoudt aan de de laatste jaren steeds extravaganter wor dende hoeveelheden kilowatts. De laatste golflengteverdeling, althans voor de lange en middengolven, dateert van 1950. Toen werd een schema opge steld, dat zij het met moeite voor elke radiozender in Europa, Noord-Afrika en Klein-Azië de mogelijkheid opende van een niet door de na- burige zenders ge stoorde ontvangst. Uit een oogpunt van geluidskwaliteit was die regeling op de middengolven al niet VS ideaal, omdat de on derlinge afstanden tussen de zenders wa ren gereduceerd tot negen kfloperioden, juist voldoende om elkaar niet te hinde ren, maar bijvoorbeeld de helft van de afstand am het toongamma voor een viool geheel tot zijn recht te laten komen. Op de lange golf was die situatie beter. Men kan dat nog dagelijks constateren wanneer men de geluidskwaliteit van bijvoorbeeld Droitwich vergelijkt met die van welk station op de middengolf ook. Toch had de situatie bevredigend kunnen zijn, indien alle zenders exploiterende instanties in het betrokken gebied zich aan de over eenkomst hadden gehouden. Maar er wa ren van stonde af aan reeds enige opstan- digen, welke weigerden de overeenkomst te tekenen. Vooraan stonden de Amerikaanse bezet tingsautoriteiten in Duitsland, die geen genoegen namen met de hen, evenals aan elke andere bezettingszone, toegewezen twee middengolven, waarvan er één, voor de binnenlandse omroep van die zóne be stemd was on één voor de omroep ten dienste van het bezettingsleger. Boven dien weigerden de Amerikanen afstand te doen van de golflengte welke door het relaystation van de Stem van Amerika ge bruikt werd. De Amerikaanse houding noodzaakte de Fransen in hun bezettings zone andere huisvesting in de aether te zoeken In het algemeen kan men zeggen, dat zowel Engeland. Frankrijk en Rusland als een aantal kleinere landen zich aan vankelijk stipt aan de overeenkomst hiel- OOOC<X<XOC<XXX>DCCC<XXOCWC02CCCOCXXX UOCOÖOOOCOOOCOCOOOCCCCOOCOt rccooxoooeotx/cxoo den. Ook een land als Italië, dat er bij de golflongteverdeling natuurlijk net zo be kaaid was afgekomen als Duitsland, hield zich aan de toegewezen lengtes en wist daarmee nog een heel redelijk radionet op te bouwen. Tot degenen die van stonde at aan ontevreden waren en hun eigen weg gingen, zij het gelukkig in het algemeen met zenders van geringe sterkte, behoor den Oostenrijk en Spanje. Radio-Luxemburg, reeds twintig jaar gehard in het illegaal bezetten van een golflengte, had een ongedeelde middengolf, de 208 meter, toegewezen gekregen. Mm maakte van die gelegenheid gebruik om te blijven zitten waar men zat op de lange golf, maar opende toen een tweede recla mezender op de toegewezen golf, welke, zoals bekend, speciaal het Engelse en Ne derlandse taalgebied bestrijkt. Maakte Radio Monte-Carlo gebruik van de hem toegewezen 205 meter, Radio-An dorra, eveneens een commerciële omroep aan de periferie van het Franse taalgebied, nestelde zich illegaal op de 301 meter. Thans is dus een vijfde commerciële zen der in de lucht gekomen, Europe J. welke met maar liefst vierhonderd kilowatt een stevig partijtje meeblaast. De Denen kun nen er van meepraten. De internationale autoriteit, welke deze zenders tot de orde zou moeten roepen, bijvoorbeeld door ze zo te storen dat elke ontvangst onmogelijk wordt, bestaat slechts op papier. In de aether als in de jungle geldt het recht van de sterkste. Het is te betreuren, dat de Nederlandse deskundigen voor de zendtechniek dit nim mer tijdag hebben begrepen. Voor de oor log werd het langegolfstation Kootwijk pas in gebruik genomen, toen Roemenië reeds zijn kraohtzender op dezelfde golf had ge ïnstalleerd. De zenders in Jaarsveld en Lo- pik zijn in de loop der jaren nimmer ver sterkt. Zij zenden nog steeds met 120 kilo watt, hetgeen onder de huidige omstandig heden tenminste dertig kilowatt te weinig is. Relaystations in de landprovincies met antennesterkten van 20 tot 60 kilowatt, zoals in het buitenland heel normaal is, zijn er nooit gekomben. Over het schoor voetende beleid inzake de zenderbouw voor de wereldomroep schreven wij al eens. Thans gaat men veel te geleidelijk te werk bij de bouw van F. M.-zenders. Het gevolg van dit alles is, dat ons 'and steeds achteraankomt, waneer het gaat cm het veroveren en behouden van zijn po sitie in de aether. Wie wil dat hij gehoord wcxrdt, ruste zich uit met zenders en kilo watts. J.H.B.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1955 | | pagina 14