Moderne Vlaamse schilder in
Bruegheliaans landschap
ffle MLcuba Ut &uürtame
De moraal van de twijfel
DE GOEDE DOOD
Litteraire
Kanttekeningen
We Wijven in liet nieuwe jaar
van Frankrijk honden
Ontplooiing van
volkseigen©
Land, volk en cultuur
van de Antillen in
woord en beeld
John Wayne kasmagneet
nummer één in V.S.
VEEL OPMERKELIJK WERK
Driekoningenavond
in Willemstad
Het verhaal van een „onrustzaaier"
BETER DAN IETS ANDERS herkent men als er tenminste iets te herkennen valt
een werk aan zijn toon, zijn gevoelstimbre, dat het rhythmische verloop van de zin,
de woordschikking, de accenten, kortom datgene bepaalt wat men stijl noemt
stijl die het werk, dat wil zeggen inhoud en vorm inéén, tot een kunstwerk maakt.
Hij is er, die toon, of hij is er niet. Hij is als de handdruk waaraan men de mens
herkent. Een kennismaking. Een ontmoeting, die besloten wordt met een ja of een
neen. Welnu, de eerste ontmoeting met het werk van Willem G. van Maanen met
„Droom is 'e leven" was een ja. De tweede met zijn onlangs verschenen „De
onrustzaaier" is een dubbel ja. Dubbel, omdat het béste van zijn kwaliteiten
hierin bevestigd en zelfs versterkt werd en zijn toon vaster. Bij de eerste regels
weet mer. met wie en waarmee men te doen heeft: hier, in dit boek, is een mens in
tweegesprek met zijn geweten, met ziin menselijk verantwoordelijkheidsgevoel.
Een achtenswaardig man, populair inge
zetene van een provinciestadje, gaat bij
zichzelf te rade. Hij, de notabele nptaris
Pilaar, is het als voorzitter van het open-
baar-lagere-schoolbestuur geweest, die de
„onrustzaaier" de onderwijzer Chris
(wiens achternaam we om tactische rede
nen *iet vernemen) heeft binnenge
haald, hem heeft willen uitspelen tegen het
hoofd van de Christelijke school, hem eerst
heeft bewonderd, dan een eindweegs is ge
volgd, gaandeweg is gaan vrezen en ten
slotte heeft verraden door zijn ontslag voor
te bereiden. En nü, terwijl hij hem bij de
aanlegplaats op de avondboot ziet wachten,
die hem voor het brave stadje voor goed
onschadelijk zal maken, begint hij van het
zelfgesprek, van de dialoog tussen zijn zelf
genoegzaamheid en zijn verontrusting, dat
gene aan te tekenen wat zijn ambivalente
eerlijkheid hem in de pen geeft.
Een mensenleven lang was de eerbare
Pilaar een verlicht man, een tolerant,
rechtschapen en „vrijdenkend" burger,
j,ruim" als het moest, binnen de grenzen
van zijn zelfgenoegzame zekerheden. Had
hij ze nóg, hij zou zich nu niet uitputten
in zelfbeschuldiging en zelfverschoning.
Maar wat eenmaal is gebeurd blijft ge
beurd: de onderwijzer Chris, dat binnenge
haalde paard van Troje, mag zijn congé
hebben gekregen, notaris Pilaar zal geen
stap meer kunnen doen door de Rivier
poort, of hij zal een echo horen die niet van
Zijn stap is. Hij zal geen wijntje meer kun
nen savoureren, of het zal een bittere na
smaak hebben. Want iéts van die Chris is
gebleven in de stad bij enkelen tenmir.
ste, bij notaris Pilaar het meest. En dat
pleit voor Pilaar, voor zover er voor een
pian, die de stem van zijn geweten, van
Zijn menselijke waardigheid, wél hoort
piaar niet volgt bij gebrek aan zedelijke
tnoed, iets méér kan pleiten dan zijn arm
zaligheid.
Wat was deze Chris? Een persoonlijk
heid. Een man die het met zijn levensbe
ginsel, met zijn menselijk verantwoorde
lijkheidsgevoel, onder geen omstandigheid
op 'n acccordje gooit. Als hij zegt, dat hij de
mensen „dingen wil bijbrengen die het
leven de moeite waard maken," gevoel voor
schoonheid in hen wil wekken, hun leren
wil wat „waar is in het leven en wat be-
drog is", ook al gaat dat tegen alle dogma,
alle sleur, alle gemakzucht, alle zelfbedrog
en schtjnfatsoen en geveinsde vroomheid in
dan dóét hij dat. Hij geeft lezingen, orga
niseert toneelvoorstellingen en natuur-
excursies, houdt tenslotte „hagepreken". Hij
wil „bewustzijn aankweken".
Men zou hem een humanist kunnen noe
men, als het edel metaal van dat woord niet
door overmatige uitgifte tot pasmunt was
gedegradeerd. Nu heet hij een „onrust
zaaier", een ongewenste kemphaan, die
ochtend kraait terwijl men nog slapen wil.
Of erger: een satan, een antichrist, zoals
zijn tegenspeelster Juffrouw Heidendaal,
die met zelotisme een ieder „een nieuw
hart" wil aanbieden, hem brandmerkt
Juffrouw Heidendaal, die zich fanatiek
tegen Chris' levensleer te weer stelt, al
hebben de gemeentenaren deze ijveraarster
ook al onschadelijk gemaakt door haar voor
een malloot te verklaren.
Hij, Chris, krijgt aanhangers en hij ver
liest ze, op een enkele na. Hij vindt gehoor
en men wordt weer doof. Hij, die elke
tegenstander respecteert mits hij een over
tuiging heeft, die de gezworen vijand is van
de fatsoenrakkers en intriganten, de poli
tieke raddraaiers en schijnheilige profi
teurs, moet het afleggen tegen de casuïstiek
van de schijnmoraal.
NEW YORK (United Press) Naar uit
een enquête van de „Motion Picture He
rald" onder de bioscoopeigenaren is ge
bleken, heeft de acteur John Wayne in
1954 het meeste geld in het laadje gebracht.
In deze 23ste enquête, welke het blad
gehouden heeft en welke zich over de
Verenigde Staten en Canada uitstrekte,
komen de acteurs Dean Martin en Jerry
Lewis als even steTke kasmagneten op de
tweede plaats, terwijl de veteraan Gary
Cooper eervolle derde werd. Bij de eerste
tien behoorden voorts James Stewart,
Marilyn Monroe, Alan Ladd, William Hol
den, Bing Crosby, Jane Wyman en ten
slotte Marlon Brando.
William Holden, Jane Wyman en Marlon
Brando kregen voor de eerste keer een
plaats in deze lijst in de plaats van de be
kende komiek Bob Hope, de actrice Susan
Hayward en filmster Randolph Scott, die
dit jaar minder lucratief voor de bioscoop
eigenaren bleken te zijn.
„Het ging er om dat meester Chris een
figuur was die in onze stad niet paste,"
overdenkt notaris Pilaar en hij wast als
Pilatus zijn handen schoon. Is dat de
waarheid? Is de levensleer van Chris de
waarheid? Of de fanatieke hartezuivering
van Jufrouw Heidendaal misschien? Van
Maanen legt de lezers een probleem voor.
En al noemt hij het niet met name, ik ver
gis me, dunkt me, niet als ik onderstel dat
hij daarmee het neteligste en dringendste
van alle problemen, een actueel probleem
van de eerste orde bedoelt: dat van de
menselijke waardigheid, als rinkelbellende
en pluimwuivende ponny al voor zóveel
reclamewagentjes gespannen, dat er een
rasdraver als deze Chris aan te pas moet
komen om op klaarlichte dag door de nacht
van een stadje te galopperen door een
stadje dat niet eens zó klein is.
Nogmaals: is de waarheid van Chris „de"
waarheid? De auteur mengt zich niet in de
discussie. Hij zegt genoeg als hij notaris
Pilaar achterlaat in het volle besef van zijn
trouweloosheid en in de onrust van de ver
nederende aanvaarding daarvan. Aan de
lezer om de moraal van die nederlaag voor
eigen rekening te nemen. Kort en goed: ik
sla dit tweede boek van Van Maanen hoog
aan: om zijn vorm, om zijn evenwichtige
dosering van humor, ironie, satire en ernst,
om zijn parodistische inslag, zijn puntige
stijl en „actuele" inhoud. Ik waardeer het
niet minder omdat ik geloof, dat de eerlijke
verontrusting heel wat heilzamer is dan
begoochelende zekerheden. Ook de twijfel
heeft zijn moraal. C. J. E. DINAUX
Besproken in de „Litteraire Kanttekenin
gen" van 3 April 1954.
Versohenen bij N.V. Em Quer'.do's Uit
geversmaatschappij te Amsterdam.
(Van onze correspondent in Brussel)
ONS WAGENTJE baant zich een weg tussen de hoge bomen
van een diepliggend weiland. Een weg met keien, die waar
schijnlijk sinds meer dan een eeuw vele assen hebben doen
breken, leidt ons naar het oude Franse kasteel Te Outer, niet
ver van Oudenaarde, waar Maurice van Saene, de moderne
Vlaamse schilder woont. Het landschap is uniek. Hier heeft
Brueghel vele uren doorgebracht om het Brabantse landschap
in zich op te nemen, om ermee te vergroeien.
De omgeving van Brussel is merkwaardig. Naar het Zuiden kan
men verdwalen in de bossen van Waals-Brabant, in het Westen
lokken de heuvels en bosjes, de kleine beken en riviertjes langs
de slechte keienweg van Brussel naar Ninove en Oudenaarde.
De provincies Brabant en Oost-Vlaanderen zijn daar van elkaar
gescheiden door seherp-getrokken grenzen. Maar hoewel men
èr zich maar op vijfentwintig kilometer afstand van Brussel be
vindt, kan de vreemdeling nauwelijks bevroeden hoe verschil
lend zowel de mensen als de landschappen zijn. Hier spreekt de
bevolking een door en door Vlaams dialect', dat niets gemeen
beeft met het Brussels taaltje: slecht Vlaams en Frans door
plkaar gemengd. De Brusselaars zijn gemoedelijke lieden. De
tnensen in het land van de Dender, tussen Ninove en Ouden
aarde, zijn daarentegen gesloten van aard, een tikje onvrien
delijk, de boeren zelfs schraapzuchtig.
In dit land, in een van de kleinste dorpen ervan, leeft Maurice
Van Saene, een jonge schilder, die van de Belgische regering
Gen studiebeurs heeft gehad om in Spanje nieuwe kracht en
verbeelding te vinden. Van die reis bracht hij zeer solide in
drukken mee. Zijn Spaanse landschappen zijn breed uit elkaar
golvende lijnen, in typisch bruine en gele kleuren.
Deze jonge Vlaamse schilder, onlangs belast met de cursus
E'"ormgeving" in één van de kunstscholen van de Belgische
ïfdstad, de Sint Lucas Academie, zoekt van tijd tot tijd ook
piratie in Nederland: de enorm uitgestrekte landschappen,
^raarover de zeilen van de binnenschepen als het ware een.
boodschap van hoop uitstrekken, trekken hem aan Het uit
deze inspiratie ontstane doek, is nochtans zeer modern van
allure. Het is een creatie, welke verassend fris aandoet en
Waarin Van Saene blijk geeft van een voortreffelijke techniek.
Het lijnenspel van het schip en de fijne lichte groene en witte
Vlakken geven een indruk van rust en beheersing van het onder-
Werp. Van Saene die tot de beste leerlingen van wijlen Jean
Brussel mans, de grote Vlaamse expressionist behoorde, tracht
een grote soberheid van expressie te bereiken.
Hoe Zuidelijk of Frans zijn lijnen en compositie ook aandoen,
In één van zijn voornaamste aspecten blijft hij de Vlaming uit
één stuk: zijn kleuren zijn namelijk zo levendig en opwekkend,
dat niets het typische Vlaamse cachet van dit werk kan ver
doezelen. Echter is het een verfijnde Vlaamse stijl. Van Saene
wil ook in zijn onderwijs een politiek volgen van: ramen open.
Met zijn leerlingen reist hij naar Stockholm om er de moderne
architectuur te bestuderen, verder naar het Rotterdams Bouw
centrum, het museum van Moderne Kunst te Parijs, enz. Hij
gelooft niet in de „abstracte" kunst. Wel kan de moderne schil
der iets leren, meent hij, bij de abstracte schilders, namelijk de
uitschakeling van nutteloze détails in de compositie.
Dierbare vrienden
Ik verveel me zonder noot en Mies
HIJ HAD dat losse vel in zijn gezicht,
dat mits het in de juiste plooien en
zakjes valt waarborg is voor een
aristocratisch uiterlijk. Hij had de losse
manieren van iemand, die geen verras
sing meer erkent en in zijn karakter
zaten een paar streken los, die de kleine
gemeenschap hem al lang had vergeven,
de kleine gemeenschap waar deze don
kere man uit een of ander Zuidelijk
land terecht was gekomen na een of
ander Zuidelijk leven. Al dertig jaar
dreef hij er zijn kunsthandel en na een
paar groteske oplichterijen was hij toch
geaccepteerd. Die oplichterijen waren
namelijk van zo'n voor die gemeen
schap onbegrijpelijke allure, dat hij
er nog een aanzien van had overgehou
den ook. Hijzelf sprak er het liefst over.
Eén man in het dorp was echter zijn
aartsvijand; de gemeentesecretaris had
hem eens een originele tekening van
Van Gogh laten zien. „Daar maak ik in
Zwitserland negenduizend gulden voor",
had de kunsthandelaar gezegd. Nu wil
de de gemeentesecretaris juist naar
Zwitserland om zijn broer een kuur te
laten maken. De kunsthandelaar ver
trok met de tekening, bleef vier maan
den weg en kwam toen terug met het
slechtste nieuws dat ooit een gemeente
secretaris overkwam: men had hem bij
dé smokkelarij van de tekening betrapt
en vier maanden in het gevang gezet.
„Ik zal je in het gevangschreeuw
de de ontwrichte secretaris, maar de bur
gemeester, hoofd der politie, raadde
hem elke actie af, want smokkelarij is
smokkelarij. De kunsthandelaar liet toen
weten, dat ook hij maar afzag van zijn
plan om schadevergoeding van de ge
meentesecretaris te eisen. Het dorp had
er een jaar plezier om. Een noodcollecte
bracht geld op voor de reis van de broer
van de gemeentesecretaris.
De kunsthandelaar werd het facto
tum van het dorp en sleet zijn jaren met
opvallend te verbeteren. „Als de oplich
ter in me dood is leef ik ook niet lang
meer", zei hij meermalen. Hij werd dan
ook ziek en de ijlings geroepen dokter
gaf hem niet lang meer. Op een avond
vroeg de zieke de gemeentesecretaris bij
zich. Deze kwam, onder druk gezet door
de arts, dit verzoek niet te weigeren.
„Hij wil je nog eenmaal spreken voor
hij sterft". De gemeentesecretaris ging
naast de zieke zitten en hoorde de be
kentenis aan: de bekentenis van een
groot oplichter, de biecht van een be
keerde. De tekening was wél verkocht,
nog voor dertigduizend gulden ook, en
nog nooit had de oplichter zo verheven
geleefd, nog nooit ook, had de oplichter
zo'n wroeging gehad, een wroeging die
nu zo kwelde, dat hij sterker was dan
de dood. Nog voor de secretaris woor
den van vergeving kon spreken, haalde
de stervende een brief onder het kussen
vandaan. „In de map bij het raam zit
een tekening van Rembrandt, dit is de
verklaring van echtheid, hou de teke
ning, ik bid het je en roep nu de
pastoor want ik sterf".
Hij stierf groot. Hij legde zijn sigaar
op de asbak, nam nog een slok cognac,
schikte het kussen en ging liggen. Een
glimlach van geluk was rond zijn mond
en de pastoor pinkte een traan weg. „Ik
heb nog nooit iemand zo verzoend en
zo gelukkig zien sterven", zei hij. De
gemeentesecretaris bleef nog even vol
deemoed voor de dood zitten en ging
toen zijn tekening halen.
Het was een fraaie reproductie en in
de hoek stond geschreven: Voor mijn
vriend, de gemeentesecretaris, van Ra
fael Cortoli, oplichter (met een streep
eronder). Later bleek, dat de naam ook
niet klopte. VOLEUR
(Van onze correspondent in Paramaribo)
HET WERK VAN de Stichting Culturele Samenwerking, gewoonlijk Sticusa
genoemd, is voor Suriname van grote betekenis. Kort na het einde van de
tweede wereldoorlog werd deze stichting in Nederland in het leven geroepen
om de ontwikkeling van de cultuurwaarden in de overzeese gebieden te
stimuleren en de uitwisseling er van te bevorderen. Haar werkzaamheden
worden door Nederland geheel uit begrotingsgelden gefinancierd. Van ver
schillende zijden is, vooral in de beginperiode, het werk van de Sticusa nogal
eens aan critiek onderworpen. Ons bepalend tot Suriname moeten wij echter
vaststellen, dat er veel nuttig werk is verricht en dat de ontvouwing van de
hieraan ten grondslag liggende idee een opmerkelijke ontplooiing vindt.
TOT DE SURINA-
MERS, die zich met
enthousiasme achter
de zaak van de Sti
cusa hebben ge
schaard, behoort zeker
de directeur van het
Cultureel Centrum
Suriname, die buiten
zijn drukke werk
zaamheden als plaat
selijk bedrijfsleider
van een groot Ame
rikaans concern, nog
de tijd vindt om zich
hier met hart en ziel
aan te geven, daarin
bijgestaan door een
raad van bestuur. Dit
centrum beschikt
thans over een mo
dern gebouwencom
plex, door de Sticusa
bekostigd, waarin zijn
ondergebracht: een
voortreffelijke biblio
theek met meer dan
drieduizend, zowel
wetenschappelijke als
belletrische boeken,
leeszalen voor vol-
wassenen en voor
kinderen, benevens
een fraaie en goed
ingerichte concertzaal.
De activiteiten, welke
van dat centrum uit
worden geleid, zijn
van velerlei aard. In
de eerste plaats zijn
er de uitstekende
amateurconcerten,
welke gegeven worden door het Philhar-
monisch Orkest, waarHin de reeds genoem
de CCS-directeur niet alleen de oprichter,
maar ook de dirigent is. De Sticusa schonk
de instrumenten, inclusief een concertvleu-
gel, voor dit ongeveer vijftig man sterke _S
orkest, dat reeds met bekende solisten, als
De amateurtoneelvereniging „Emma-
stad" op Curacao heeft deze week haar
twintigjarig bestaan gevierd met een
opvoering van „Driekoningenavond"
van Shakespeare in een vertaling van
dr. L. J. A. Burgersdijk, onder regie van
Henk van Ulsen, door de Sticusa uitge
zonden om het toneelleven in de Neder
landse Antillen te stimuleren. De cos-
tuums en décors waren uitgevoerd naar
modellen van de Old Vic te Londen.
De première, tevens jubileumvoor-
stelling, in de Club Asiento te Willem
stad oogstte veel succes.
Parijs - - Frankrijk is aa-n het nieuwe
jaar begonnen. Wij hebben elkaar de ca
deautjes gegeven, die in andere landen
met Sinterklaas of met Kerstmis worden
uitgewisseld. Wij hebben voor het laatst
visite-kaartjes met goede wensen verzon
den, want de P.T.T. heeft deze ondermaatse
poststukken nu buiten de wet gesteld. Wij
hebben, om ons geweten te verlichten,
vijfhonderd francs naar de „Figaro" ge
stuurd voor de évacués uit communistisch
Noord-Vietnam. En daarna zijn wij over
gegaan tot de orde van 1955. Bezield met
goede hoop en voortref el ijke voornemens.
Want wij zijn er allemaal van overtuigd,
dat nu toch eindelijk de zaak-Dominici tot
een definitief einde zal komen en dat er
misschien zelfs aan het eind van dit jaar
geen oorlogsmisdadigers meer te berech
ten zullen zijn want de bevrijding is
dan toch elfeneenhalf jaar geleden.
Aan het eind van het jaar zullen overal
ger.oeg huizen staan, zodat de métro-sta
tions 's nachts onbeslapen kunnen blijven
en de abbé Pierre zijn zaken kan liquideren
en dan zo populair is, dat hij zijn zetel in
het parlement terug krijgt.
Wij zullen in alle auto's van Parijs de
vinger van de toeter weghouden en bij de
hoeken onze snelheid verminderen tot
vijftig kilometer als het glad is zelfs tot
veertig. Bovendien gaan wij de tramrails
weghalen, omdat de tram nu toch al sinds
1932 niet meer rijdt. En mu de gemeente
raad besloten heeft het viaduct langs de
hele lengte van de Boulevard Exelma-ns te
slopen, gezien het feit dat dit vanaf 1938
reeds als bloemenkwekerij wordt gebruikt,
gaan wij het dóén ook.
Gezamenlijk gaan wij hopen, dat Louison
Bobet de Tour dit jaar weer zal winnen
en dat Fausto Coppi halverwege in een niet
al te diep ravijn valt. Maar wij zijn wat
bezorgd, want Bobet is op het ogenblik
aan het skieën en zijn paladijn Hassenfor
der ligt al met een hersenschudding in het
ziekenhuis.
Wij hebben ons vast voorgenomen, dat
wij bij alle voetbal- en rugbywedstrijden
even sportief blijven als altijd tegen d«
tegenstander, maar dat wij van nu af aan
ook de scheidsrechter omzichtig zullen be
handelen. En Frankrijk wint natuurlijk het
rugby-tournooi van de vijf landen.
Als Mendès-France lang genoeg aan de
regering blijft, zullen wij mischien ook
gaan denken dat melk toch niet zó onge
zond kan zijn en dat wij op kunnen hou
den de kinderen briefjes mee te geven naar
school, met de mededeling dat ze tot geen
prijs melk mogen drinken. Dat wijn veel
beter voor hen is. Maar we moeten ook niet
te weinig wijn drinken, want via een hele
hoop economische omwegen zien wij dan
weer als gevolg, dat de wijnbouwers bar
ricades op de wegen gaan bouwen.
Wij zullen dit jaar de kinderen tot da
laatste dag voor de grote vacantie op
school houden en niet met ons allen uvea
dagen eerder weggaan om de verkeers
drukte te ontlopen. Het helpt toch niet,,
als wij het allemaal doen.
Op 14 Juli gaan wij ons netjes gedragen
ook op de Place de la Bastille, want
daar hebben onze voorouders tenslotte al
166 jaar .geleden een oproer gemaakt. Er*
de politie slaat tegenwoordig net zo hard
terug.
Over de politiek hebben wij ons nog
niets voorgenomen, want dat is te moeilijk.
Maar wij gaan wel wat belasting betalen.
En wij gaan nooit meer denken, dat om te
zeggen dat wij iets gaan doen, eigenlijk
bijna net zo goed is als het echt te doen.
Op de warmste en stilste dag van
Augustus zal geen enkele krant meer een
foto plaatsen van een eenzame poes mid
den op de Place de la Concorde en bij de
radio zal de nieuwslezer af en toe ook eens
iets zeggen over de oppositie.
En wij blijven allemaal van Frankrijk
houden, van ganser harte, want zou iemand
willen tegenspreken dat het zo'n heerlijk
land is om te wonen? En te leven? En soms
ook te werken? Ik niet. A. S. II.
XXXX50QOOOCCOCXXX
yX&OOOOOOQOOQQO&DOOQQOdOQCO
Gezicht op Paramaribo aan de Surinamcrivicr.
die onlangs in Nederland terugkeerde en
thans door Henk v. Ulsen opgevolgd is.
IN IIAAR EERSTE poging om hel cul
tureel leven in Suriname tot ontwikkeling
namelijk tot het zenden van Nederlandse
artisten op het gebied van muziek en
toneel, van cabaret en schilderkunst. Maar
allengs is men toch een andere weg inge
slagen en meer en meer wordt nu getracht
het volkseigen tot ontplooiing te brengen.
Arnold Juda bewerkte bijvoorbeeld een
paar populaire volksdeuntjes tot geestelijke
cantates voor mannenkwartet. En aange
zien cr in Paramaribo een uit Surinaamse
de gebroeders Juda, Richard Odnopossof en
Ellabella Davis, optrad. Ook buiten de
landsgrenzen verwierf het trouwens veel
bekendheid: het gaf op uitnodiging een
reeks concerten te Trinidad, Curasao en
Aruba.
De concerten vonden een enthousiast pu
bliek. Men liet zich uit dankbaarheid en
waardering tot roerende gevoelsuitingen
verleiden. Vooral in de zustergebieden Cu
racao en Aruba uitte de geestdrift zich ook
buiten de concertzaal en was men onuit
puttelijk in zijn onthaal van de individuele
orkestleden. Enige bladen spraken er vol
doening over uit, dat het orkest door zijn Creolen samengesteld mannenkwartet be-
samenstelling zowel de democratische als staat, dat zeer goed is, werden deze can-
de rijksgedachte uitdroeg onder de tates' met succes uitgevoerd. Behalve ge-
medespelenden vindt men namelijk ver- noemd kwartet is er nog een groot gemengd
tegenwoordigers van alle rassen en alle koor, dat onder leiding staat van de heer
klassen van de Surinaamse bevolking. Heineman, die indertijd een beurs heeft ge-
De Sticusa bekostigt verder permanent in kregen om een jaar koorzang in Nederland
de eerste plaats een beroepsmusicus om als te studeren.
adviseur van het muziekleven op te treden. paui storm bracht het toneelstuk „De
Tot voor kort was dat Arnold Juda, die a,k van Noach" in de Surinaamse volks-
hier hard gewerkt heeft, maar thans, nu sfeer voor het voetlicht en vervolgens werd
zijn contract is afgelopen, naar Amerika met veel succes opgevoerd „Grazige Wei
emigreerde. Ten tweede een schilderes den" in een uitmuntende bewerking van
(Nola Hatterman) voor adviezen op het Albert Helman, die zelf Surinamer van ge-
gebied van de beeldende kunst. Ten derde boorte is, door Edwin Thomas geregisseerd,
een balletlerares, tot voor kort Coby van Niet minder dan vijfenzeventig spelers zijn
der Hoeven, die echter met Arnold Juda is er voor de opvoering van dit stuk nodig,
gehuwd en met hem naar Amerika vertrok. En als men nu weet dat negenenzestig van
Tenslotte een regisseur, eerst enige jaren hen voor het eerst op de planken stonden
Paul Storm, het laatste jaar Edwin Thomas, en dat er gedurende negen maanden hon
derd vijf tig repetities moesten worden ge
houden, vaak tot diep in de nacht, dan
moet men wel diep respect hebben voor
hen die met zoveel geestdriftige toewijding
de leiding op zich hebben genomen en het
instuderen tot een goed einde hebben ge
bracht. Het moet een grote voldoening zijn
geweest, dat het resultaat voor het publiek
werkelijk een openbaring mocht worden
genoemd.
Een zeer .belangrijke activiteit van het
Cultureel Centrum is, vooral het laatste
jaar dank zij de leiding van Lou Licht
veld (Albert Helman) de Volksuniver
siteit, die tal van cursussen organiseert en
daarvoor tot nu toe prima sprekers heeft
weten te vinden. De cursussen worden druk
bezocht en zij zullen er aldus stellig toe bij
dragen de gezichtskring van de bevolking
van het geïsoleerd liggende Suriname te
verwijden.
HET PROCES van de zelf stand igwor-
üng van de West is wellicht nét iets te
Iegelijk en beredeneerd gegaan om
meer dan gebruikelijke belangstelling
voor die gebiedsdelen te wekken en het
aoet gezegd worden, dat de vele offi
ciële stukken en voorlichtingspraatjes,
lie de aandacht er voor vroegen, daar-
oe niet altijd sterk prikkelden. Het
blijft een bijzondere visie vereisen om
allerlei historische, geografische en so
ciologische gegevens, waar het tenslotte
om gaat zó in de stof te verwerken, dat
de iezer of toehoorder ze niet als on
verteerbaar voorgezet krijgt, maar zo,
dat hij er nieuwsgierig naar wordt.
Daarin ligt juist de verdienste van
een boek als „De Nederlandse Antillen
Land, Volk, Cultuur" van J. van de
Walle, uitgegeven bij Het Wereldven
ster te Baam, dat er door zijn half-be-
sohrijvende, half-beschouwelijke in
houd wel degelijk in slaagt deze over
zeese rijksdelen in him vaak storm
achtige, niaar nooit ontwrichtende ont
wikkeling, in hun heterogene, maar
nergens kortsluitende bevolkingssamen
stelling suggestief weer te geven.
De accenten van Van der Walle's be
schrijving liggen uiteraard bij de twee
belangrijkste „Benedenwindse" eilan
den, Curagao cn Aruba, die beide hun
Tweeërlei schoonheid van de Antillen:
hierboven een portretstudie van een
Curacao's meisje en hieronder het laat
ste punt bij het afscheid van het eiland
St. Maarten - illustraties uit het hierbij
besproken boekwerk.
bedrijvigheid en welvaart zijn gaan
ontlenen aan hun gunstige ligging ten
opzichte van de olie-aanwinning bij het
meer van Maracaïbo in Venezuela.
Lezenswaardig is het boek ook om
dat niet onveranderlijk het glimmend
staal van de Katalysatoren en cylinders
den- raffinaderijen de lezer tegemoet
blinkt en alles zo ongeveer wordt toe
geschreven aan de olie. Daarvan heeft
Van der Walle zich kunnen dis tan -
ciëren. Véél uitvoeriger beschrijft hij
bijvoorbeeld de vroeg-koknjiale ver
houdingen en hun restanten, de Pro
testantse en Portugees-Joodse groepen
onder de kolonisten (wat woonplaats in
Willemstad aangaat gescheiden in de
wijken Olrabanda en Poerida) en dö
Afrikaanse en Iberische invloeden on
der de kleurlingenbevolking, wier cul
tuur hij met liefde beschrijft. Ctak aan
de staatkundige ontwikkeling wordt
enige aandacht geschonken, waarbij
diverse voor de Antillen verdienstelijke
figuren als Henri Hubert van Kol. A.
M. Chumaceiro, da Costa Gomez en
anderen op de voorgrond worden ge
haald. En dat allemaal in kort bestek,
want een Engelse vertaling (van J. A.
van der Steen) vult de andere helft van
dit boek, dat mede door de vele voor
treffelijke foto's en etsen en de aan
trekkelijke uitvoering aüile aandacht
waard zijn. HJ3,
..XOOOOOOOOOC