HET VUURTJE Les Mandarins" - bekroonde roman van Simone de Beauvoir S I l^JVI IPW ÏTE KUIMTE 4' i IteAZaAen i,tv de, Uufnte Houtsneden bij het Oude Testament Kort verhaal door Michaël Réty De Nederlandse muziek in het buitenland Sjostakowitsj en Orff in New York onderscheiden JSTachtelijk bezoek Filmweek in Arnhem jy Geen sleutelroman ondanks bepaalde overeenstem m i ngen Zin voor realiteit getoond als enige levensmogelijkheid rwee gravinnen Holbein herdrukt IN DE RIANTE wachtkamers van de luchthaven Schiphol is het goed toeven, pat is voornamelijk te danken aan de ver droomde in mysterie gesluierde stem van de jongedame, die van tijd tot tijd het zoe- jnende gerabarrebarrebar van de bezoekers met eenvoudige, zakelijke mededelingen doorbreekt. Haar verklaringen klinken als een persoonlijke noot, als een zucht van avontuur. Zo moeten, denkt men daarbij, de verleidelijke voorspiegelingen van de Lorelei geklonken hebben en men ziet de omroepster voor zich, met een gouden kam haar gouden haren kammend op de kiepfel, die men hier eenvoudigheidshalve de verkeerstoren noemt. Ik zou ook wel eens met haar willen verkeren, peinst men verder, verliefd op het fluwelen ge luid, verlangend naar een wiegende vaart ln de blauwe ruimte. Luister maar eens hoe inviterend zij zegt: ..Het toestel voor Zürich staat voor!" Met haar naar de win tersport, mijmert men weelderig, half over- find verend. En dan maakt een smetteloze kellner een eind aan het lied.ie-van-was- het -maar-waar met zijn eerbiedig verzoek: „Zou ik meteen even mogen afrekenen, meneer. Hoe heel anders gaat het toe op de sta tions van de Nederlandse Spoorwegen, waar ongeschoolde bassen zich beijveren paniek onder de reizigers te zaaien. Ener- *ijds is het gelukkig, dat de helft van het beurtelings knerpend en daverend verkon digde uit zogenaamde dienstmededelingen bestaat, waarbij men echter de indrukwek kende raadselachtigheid als een nadeel on dervindt. Men vreest de grootste ongeluk ken als er bij voorbeeld een rangeerder bij treinstel 1064 wordt gevraagd, meestal met spoed. Hinderlijker nog is de gedeeltelijke onverstaanbaarheid van dringende invi taties aan lampeniers-sluitseinaanbrengers, treingeleiders en wagenpoetsers om vol strekt onduidelijke werkzaamheden te ver richten, welke uinodigingen zo klemmend en bars worden gedaan, dat men onwille keurig aan het rekenen slaat hoeveel men senlevens er mee gemoeid kunnen zijn in dien deze functionarissen er niet tijdig ge volg aan geven. Veel erger zijn de berichten voor reizi gers. Iedere keer als ik een station van aankomst nader, wordt ik bevangen door de vrees dat er een donderende stem uit het onbekende tot mij door zal dringen met de oproep: „De heer Brugbier dient zich met spoed naar het kantoor van de chef op het eerste perron te begeven". Gelukkig bedenk ik me dan altijd nog net op tijd, dat de naam Brugbier maar een pseudo niem is, zodat mijn angst bij voorbaat on gegrond mag worden genoemd. Deze week kwam in Amsterdam als een donderslag uit de toch al zwaar bevolkte hemel het ontstellende verzoek aan me vrouw X. om zich „te vervoegen" in de tweede-klas-wachtkamer. Door nieuws gierigheid gedreven ben ik onmiddellijk gaan kijken, wat daarmee nu eindelijk pre cies bedoeld werd. Hoe en waarom, dat was de knellende vraag, wilde men die dame zich laten vervoegen. Zou zij haar verleden moeten blootleggen? Dergelijke pikante eisen verwacht men niet van een semi-overheidsbedrijf. Of zou iemand haar de toekomst gaan voorspellen? Meer in aanmerking te komen leek mij het vermoe den, dat men haar van medewerkend in lijdend voorwerp zou laten veranderen. Te bestemder plaatse gebeurde echter niets, zodat ik aanneem, dat mevrouw X. er de voorkeur aan gaf de grote onbekende te blijven. Maar als ik wist, waar die stem vandaan kwam. dan zou ik mij derwaarts spoeden, de spreker de microfoon uit handen gris sen en uit langgekoesterde wraak de rei zigers overvallen met de oproep: „De op zichter van de geluidscabine wordt ver zocht naar het bagagedépöt te komen om zich te ontbinden in factoren". DERGELIJKE DINGEN doet men ech ter niet. En dat is jammer genoeg. Ik hoor de toevallig dezer dagen het geval van een ER KRINGELDE een dunne pluim rook boven de huizen, toen de neger de straat binnenkwam. Vier jongens waren bezig een vuurtje te stoken. Het was maar een armzalig vuurtje van vuilnisresten en af- gesplinterd hout. Toch trof het de neger aangenaam. Een dierbare geur dreef zijn berinnering binnen. Zijn neusvleugels tril den. Zijn ogen glinsterden. Hij haalde diep adem alsof hij zich nu pas goed bewust was wat hij zag. Hij bleef op de hoek naar de jongens en bet vuur staan kijken. Er werd een raam boven hem opgeschoven en een schelle vrouwenstem riep om Johnny, die binnen moest komen. Geen der knapen gaf ant woord. „Johnny, als je nu niet komt, zal ik je halen riep de stem. De neger keek omhoog en zag in een gezicht vol sproe ten en pieken. Het geluid van knapperend hout, dat het vuur weer deed oplaaien, trok zijn aandacht naar beneden. Het vuur werd nu goed. Het knetterde alsof het echt was. Vonken spron gen in het rond. De rook woei de neger in zijn gezicht zodat zijn ogen traanden. Door zijn halfgesloten wimpers keek hij naar de jongens. Hun gebaren werden wilder, hun stemmen opgewonden. Ze dansten en zprongen. De neger zag een visioen. Van ver over de ber gen klonken trommen. En trommen van dichtbij. Het oerwoud. De priesters. En in de ochtend, als de sintels van bet kampvuur langzaam doof den, schaduwen van hyena's, belust op buit. Maar het visioen verdween. Het was maar een vuurtje op straat, dat hij zag. De hyena's slopen rond in confectiepakken. Al leen de jongens dansten echt. Toen werd zijn aandacht getrokken door de agent. De agent naderde behoedzaam, alsof hij niet wilde dat hij naderde. De vrouwenstem be gon plotseling te krijsen. „Johnny. Dat heb je d'r nou van! Politie!" De jongens ston den verstomd van schrik. Een zachte stem achter de neger zei: „Het is wel goed. Is het geen schande?" De neger draaide zich om. Op dat ogen blik begon de vrouw in het raam te gillen. De agent was de jongetjes tot op armlengte genaderd. Hij strekte zijn hand naar hen uit, hij greep er een. De knaap schreeuwde als een speenvar ken. Terwijl hij hem in bedwang hield begon de agent verwoed het vuur uit te trappen. De neger hoorde het gestamp van zijn laarzen en de stervenskreet van het vuur. Met één sprong was hy bij de agent. De man sloeg als een blok tegen de grond. DE NEGER WERD door een daartoe sa mengestelde jury met eenparigheid van stemmen veroordeeld tot ophanging door de strop. Toen de rechter hem vroeg waarom hij de agent had neergeslagen, antwoordde hij niet. Hij staarde alleen maar voor zich uit. Het enige wat hij zei was: Het vuur. Maar om een vuur slaat men niet iemand dood, zei de rechter. De rechter wees voorts op het belang om de samenleving tegen gewelddaden te be schermen. Ook memoreerde hij de staat van dienst van de agent, die iri de uit oefening van zijn plicht nimmer was te kortgeschoten. Integendeel, hij had zijn plichtsgetrouwheid met de dood bekocht. De rechter voelde mee met de weduwe. Hij liet het aan de jury over de mate van straf te bepalen. De jury voelde mee met de weduwe en veroordeelde de neger ter dood. Toen de neger werd opgehangen waren dicht bij de gevangenis weer andere jongens bezig een vuurtje te stoken. De neger zag de rookpluim over de muur van de gevange nis heen. Hij glimlachte en stierf vol maakt gelukkig. beambte bij de posterijen, die voor enkele ogenblikken het trotse, maar onnoemelijk vervelende devies „dienst is dienst" ver gat. Het incident is te aardig om het niet aan u door te geven. Er kwam een man bij het loket, die ge woon om twee postzegels van een dubbel tje vroeg. Achter het tralievenster sprak de bediende op geparfumeerde toon: „Zoudt u er niet een paar zegels van een kwartje bijnemen? Die kunnen altijd te pas komen. En dan bij voorbeeld nog een stuk of wat stortingsformulieren voor de giro? Beter mee-verlegen dan om-verlegen moet u maar denken. Ook de nieuwe frankeer zegels voor het locale verkeer zijn een lust voor het oog en bijzonder leuk cm uw huisgenoten mee te verrassen!" De klant was hiervan niet gediend blij kens zijn kortaf geuite herhaling van zijn bestelling: „Ik wil gewoon twee postzegels van een dubbeltje en daarmee uit!" Maar zo gemakkelijk liet de vertegenwoordiger van de P.T.T. zich niet uit het veld slaan. „Zegt u dat niet te gauw.Als ik er nu eens wat radiozegels bij doe cn laten we zeggen tien of vijftien briefkaarten. Dar maken we er een aardig pakje van, met wat gomrandjes voor de kinderen en een kleine keuze uit onze nieuwste sluitzegels. U zult zien dat u daar succes mee hebt." De bezoeker was daarvan allerminst overtuigd. Hij sloeg met zijn vuist op de toonbank en herhaalde woedend: „Twee van tien en een beetje vlug, want ik heb haast!" Hij bukte zich alsof hij iets wilde oprapen, blijkbaar zijn geduld dat hij ver loren had. De lokettist had echter nog een laatste troef in handen: „Twee postzegels van een dubbeltje, dat is zo akelig nuchter. Als we er nu eens een paar van onze han dige luchtpostenveloppen aan toevoegen en enkele labels in handzame modellen...." Briesend stak de man zijn hoofd naar binnen. Hij brulde als een gemarteld dier: „Twee postzegels van tien of ik gooi het voor de directie. Is dat een behandeling!" Zuchtend voerde de beambte de bestelling uit. Toen de klant verdwenen was, kwam een collega schielijk informeren wat dit allemaal te beduiden had gehad. „Hij her kende mij blijkbaar niet", zei de bediende. „Maar ik hem wel. Het was mijn kapper!" Uiteraard haast ik mij hieraan toe te voe gen, dat deze geschiedenis zich niet af speelde in Haarlem of in enige andere plaats, waar abonnés van dit dagblad ge vestigd zijn KO BRUGBIER Hoofdzakelijk ten behoeve van de Ne derlandse ambassades en gezantschappen is door de Rijksvoorlichtingsdienst aan de Hagse musicus Han Bos opdracht gegeven een drietal filmstrips te ontwerpen en van begeleidende tekst te voorzien. Twee daar van behandelen de kunstmuziek in het verleden en heden, waarbij in het bijzon der de aandacht wordt gevestigd op de Nederlandse (Bourgondische) scholen, be langrijke herontdekkingen en de eigen tijdse muziek. De derde strip omvat de volksmuziek in Nederland in de breedste zin, de aller- wege merkbare herleving van folkloris tische gebruiken en de lekenmuzick van harmonie-orkesten en koren. NEW YORK (United Press) De Tiende Symphonie van de Russische componist Dimitri Sjostakowitsj werd door de ver enigde muziekcritici van New York ge kozen als het beste orkestwerk, dat gedu rende 1954 in deze stad werd geïntrodu ceerd. „Carmina Burana" van de Duitse dirigent Carl Orff werd als het beste muzi kale werk voor koor uitgezocht Voor óm ONZE. BESCHOUWING van een week geleden over de noodzaak van een actieve verdediging van de ons land toegewezen golflengten door het gebruik van sterkere zenders dam tot nu toe het geval is, heeft een belangstellende lezer doen opmerken, dat zulk een raadgeving ook wel eens ge geven kon worden aan de BBC, met name met betrekking tot de Engelse zender welke voor de Nederlandse uitzendingen bestemd is. Dez? operking is juist. De Nederlandse uitzendingen van de BBC, welke nadat het na-oorlogse bezuinigingsmes duchtig is gehanteerd be perkt zijn tct een half uur per dag, zijn hier te lande slecht te horen. De BBC is zich daar waarschijnlijk niet van bewust. De vijf tienduizend exemplaren van London cal ling Europe, het gratis verspreide pro- grammabulletin van de Europese sectie, welke elke week naar ons land worden verzonden, duiden immers op een warme belangstelling voor hetgeen onze Engelse vrienden ons hebben te zeggen en te bie den. En nog niet zo lang geleden werd de vaste kring van luisteraars naar het Ne derlandse halfuur van 22.0022.30 uur op tienduizend geschat. Een onlangs door de uit zeven man bestaande Nederlandse sectie van de BBC onder haar luisteraars kern gehouden enquête heeft aangetoond, dat van ruim tweehonderd ondervraagden slechts vijf antwoordden, dat zij de stem van Londen goed ontvingen. De overgrote meerderheid antwoordde, dat de pro gramma's erbarmelijk doorkomen. Anderzijds weTd ons gezegd, dat het voor de BBC, met haar omvangrijk en veelzijdig zenderpark» toch mogelijk moet zijn deze toestand te verbeteren. Men kan zich zelfs afvragen, wat voor zin het heeft voorlichting te verstrekken, wamineer de genen, voor wie die voorlichting bedoeld is, deze niet kunnen ontvangen. Het wekt trouwens ook verwondering, dat juist de uitzendingen voor een bevriend volk, dat zo intensief van belangstelling voor het Britse leven blijk geeft, er zo bekaaid af komen. De Noren bijvoorbeeld worden door middel van de zender te Ottringham in York (231.7 meter) bediend, welke aan zienlijk beter is dan het station voor de Franse en Nederlandse programma's, h<*t op 223.9 meter uitzendende Crowborough in Sussex. Daar komt nog bij. dat de uit zendingen voor Scandinavië en Duitsland ook over korte-golfzenders in de 41 en 49 meterband gaan. De meest voor de hand liggende oplos sing is wel. dat de BBC haar Nederlandse uitzendingen eveneens door deze korte- golfzenders laat uitstralen. Daar er een aanvaardbaar bezwaar gemaakt kan wor den tegen het verzwakken van de uitzen dingen voor Duitsland zijn deze zenders niet beschikbaar tussen 22.00 en 22.30 uur. Maar het lijkt ons niet onmogelijk, dat de Nederlandse uitzendingen worden ver vroegd, bijvoorbeeld van 18.3019.00 in de vooravond. Dan zijn de genoemde korte- golfzenders weliswaar in gebruik bij de Noorse sectie, maar die heeft reeds het voordeel van de betere zender op do mid dengolf. Het tijdstip lijkt ons bovendien gunstiger, omdat men in de vooravond op de binnenlandse zenders geen belangrijke - programma's aantreft. J.1I.B. HET ZULLEN de grote hoeveelheden sieraden van mijn vrouw geweest zijn, die het bendewezen er on langs toe hebben doen be sluiten een nachtelijk be zoek aan ons huis te bren gen. 's Nachts om ongeveer twee uur maakte mijn vrouw mij wakker met de mededeling, dat naar schatting een tien tal mannen alle kasten en laden op onze kamer aan het doorzoeken was. Aan vankelijk hield ik dit be richt, gezien het vergevor derd nachtelijk uur, voor een ongepaste grap, doch nadat ik op herhaald aan dringen van de zijde van mijn eega rechtop in mijn bed was gaan zittenkon ik mij een beeld van de situa tie vormen en kwam tot de ontdekking, dat één en an der op waarheid berustte. Het huis gonsde van bedrij vigheid. In onze slaapka mer was men doende de vloer open te breken, ter wijl voorts een met een snijbrander uitgerust per soon mijn kluis trachtte te beschadigen. Men had de werkzaamheden effectrijk met fakkels weten te ver lichten. Ook van de bene denverdieping steeg het ge luid van noeste arbeid om hoog. Ik daalde de trap af en zag mij reeds in de gang door een aantal hardwerkende figuren omringd. Voor de deur stonden twee verhuis wagens en de voorkamer was al bijna leeg. Ik be sefte, dat het aan mij was, om aan dit toneel een einde te maken en hief de hand vermanend op, doch één van de mannen had mij in middels in de gaten gekre gen en snauwde: „Denk er om, rader. Geen gijntjes" om vervolgens mijn radio onder de arm te nemen, die hij aan een van zijn hand langers doorgaf. Deze laat ste schoof mijn toestel be hendig in de wagen. U zult begrijpen, dat dit voor mij een zeer moeilijke situatie was. Wat moest ik doen in dit geval? De poli tie erbij roepen had geen doel meer. Daarvoor bevond mijn huis 2ich reeds in te ver gevorderde staat van ontruiming-, én om het in mijn pand opererende ben dewezen eigenhandig uit te roeien, leek mij ook wel te veel gevergd. Ik liet der halve mijn brein koorts achtig werken. Er diende een oplossing gevonden te worden. Opeens schoot mij een bui tengewoon goed idee te bin nen. Ik ging naar de hall, sloeg op de gong en liet alle aanwezigen verzamelen. Toen al deze lieden van twijfelachtige reputatie hun wantrouwende blikken op mij hadden gevestigd, hield ik een causerie, getiteld: „Misdaad en Straf" - waar bij ik niet verzuimde enige treffende voorbeelden met slechte afloop te memore ren, hetgeen kennelijk een diepe indruk op mijn ge hoor maakte. Allen toonden spijt. Ik had mijn doel be reikt. Nadat mijn vrouw de man nen nog een kop koffie had geserveerd, verdwenen zij in de nacht en konden wij Onze slaap hervatten. Tot onze schrik constateer den wij echter de volgende morgen, dat toch het groot ste gedeelte van de inboe del alsmede alle juwelen verdwenen waren. U zult zich kunnen voorstellen, dat ik niet heb nagelaten, de politie hiervan ogenblikke lijk in kennis te stellen. P. B. Ten gemeentehuize van de Gelderse hoofdstad is besloten tot oprichting van een stichitng „Filmwerk Arnhem 1955" ter voorbereiding van een manifestatie van 27 Juni tot 3 Juli, waaraan zullen meewer ken de Nederlandse Bioscoopbond, het Ne derlands Filminstituut en het Nederlands Filmmuseum. Het secretariaat wordt ge vestigd in het bureau van het Holland Festival in Amsterdam en Scheveningen. DE DOOR SCHRIJVERS zo vurig begeerde Prix Goncourt is dit keer niet ten deel gevallen aan een jonge, nog onbekende auteur. De jury heeft zich trouwens de laatste jaren nog al eens vergist: vele van de door haar in het volle licht der publi citeit geplaatste bekroonden hebben niet aan de in hun gestelde verwachtingen voldaan en enkelen hebben zelfs na hun „Prix" niets of niets behoorlijks meer gepubliceerd. Met de schrijfster van „Les Mandarins" loopt de jury dat gevaar niet. Simone de Beauvoir (geboren in 1908) is reeds algemeen bekend als de muze van het existentialisme cn als de hyper-intelligente en begaafde auteur van knappe romans, van een toneelstuk en van essays, waaronder het destijds geruchtmakende „Le deuxième sexe". Het is opmerkelijk, dat haar zeer lijvige bekroonde roman, verschenen bij Gallimard te Parijs, slechts in enkele passage's de invloed van het existentialisme toont. „Les Manda rins" vormt een kro niek van de intellec tuele milieus en een zeer bewogen periode in de Franse litteratuur van 1945—1949. Het is daarom te begrijpen, dat men ten onrechte echter haar roman als een sleutel roman heeft opgevat. Zeker, er zijn overeenkomsten tussen de mannelijke hoofdpersonen, Robert Dubreuilh en Henri Perron met Sartre en Camus, tussen L'Espoir en het dagblad Combat, tussen de kwestie der gevangenenkampen in Rusland en de actie van David Rousset aan te wijzen. Het is moeilijk deze vergelijkingen te vermijden, daar in „Les Mandarins" de politiek linksgerichte intellectuelen beschreven worden en deze in situaties geplaatst waren, waarin ook Sartre en Camus zich bevonden. De romanfiguren Dubreuilh en Perron zijn echter zo reëel, hun gedragingen en uitingen zijn zozeer de enig-juiste uitdrukking van hun gedachten en hun worsteling met problemen, dat zij de levende auteurs, met wie zij over eenkomst hebben, doen vergeten. DE PROBLEMEN, die voornamelijk aan de orde komen, zijn die van de verhouding: gedachte en daad. In die bewogen tijd van 19451949 was voor de politiek linkse intellectuelen de aan sluiting bij de communisten een oorzaak van voortdurend gewetensconflict, een zaak van geestelijke correctheid. Steeds houdt hen bezig het antwoord op de vraag: Wat is de plicht van een intellectueel, wat zijn de positie en het doel van een schrijver. Dubreuilh tracht zijn intellectueel geweten van vrij mens in overeenstemming te brengen met de politieke actie. Hij weet, dat elke uitdrukking van een geaaente een daad is die bindt. Zonder communist te zijn, meent hij dat de zaak der U.R.S.S. die van de gehele mensheid is en dat daarom niets gepubliceerd moet worden, dat de U.R.S.S. zou kunnen schaden. Hij is tot op zekere hoogte ..engagé". Perron, eveneens de zaak der wereldhervorming toegewijd en dus eveneens ge plaatst voor de keuze U.R.S.S. of Amerika, tracht zijn objectivi teit tc redden. Hij is overtuigd, dat het de taak van de journa list en schrijver is om de waarheid te zeggen, wie en wat deze ook zou schaden. Als hoofdredacteur van L'Espoir wil hij deze krant aan geen partijprogram binden om onrecht te kunnen bestrijden, door wie dat ook bedreven wordt. Beide hoofdfiguren komen langzamerhand tot de conclusie, dat integerheid van karakter en ideeën moeilijk samengaat met daadwerkelijkheid van politieke actie en dat een waarheid geen levensmogelijkheid heeft zonder compromissen. Deze conclusie is des te schrijnender, omdat zij er tevens aan twijfe len of in deze lijdende wereld zuivere litteratuur nog wel zin heeft en zij zijn geneigd te geloven, dat de niet stelling nemende auteur volkomen nutteloos is. MME DE BEAUVOIR kiest geen partij. Zij toont de houding 5 der hoofdfiguren, hun aarzelingen en hun twijfel, door middel Onder auspiciën van de Dienst voor Schone Kunsten van de gemeente 's-Gra- venhage zal op 14 en 21 Februari in de Koninklijke Schouwburg een opera buffa worden opgevoerd van de Italiaanse com ponist C. Paisiello, te weten „Les deux comtesses." Deze opera berust in het om vangrijke archief van de muziekhistorische afdeling van het Gemeentemuseum. Cees Luseur heeft van deze uitvoeringen de regie. Medewerking wordt verleend door het Museum-Kamerorkest onder leiding van Dirk J. Balfoort. Op 22 Februari zal deze opera ook wor den opgevoerd voor de KRO-televisie. Bij de uitgeverij Moussault N.V. te Bus- sum is verschenen IIolbeLn's Oude Testa ment, met een tekstbewerking van d« katholieke dichter Gabriël Smit. Ho'bein's beroemde houtsneden versche nen voor het eerst in de volledige Latijnse Bijbel met vulgaattekst, die in de zestien de eeuw werd uitgegeven door Melchior en Caspar Trechsel in Lyon. In de nieuwste uitgave zijn de 91 „Histo- riarum Veteris Testamenti Icones" op ware grootte gedrukt op een wijze, die een der grootste meesterwerken van Hans Holbein de Jonge (1497-1543) in alle schoonheid doen uitkomen. Drie voorbeelden daarvan vindt men hieronder. Gabriël Smit nam de moeilijke taak op zich bij elk der houtsneden Bijbelteksten te bewerken tot afgeronde gehelen. Hij slaagde daarin uitmuntend. En zo is „Hol bein's Oude Testament" in alle opzichten een zeer mooi boek geworden. A. N. van soms zeer uitgesponnen dialogen. Niet altijd ontsnappen deze aan het gevaar van monotonie. De belangstelling van de lezer wordt echter steeds weer opgewekt, omdat deze gesprek ken geplaatst zijn in een brede schildering van de zeden na de bevrijding. Zo maakt de lezer kennis met de letterkundige en journalistieke milieus van na 1945, met de ex-collaborateurs, die zich schoonwassen en zich in belangrijke posities wringen, met intriges in politieke kringen, met wat men de geest van Saint Germain des Prés heeft genoemd, met jongeren, die zich niet kunnen losmaken van de verzetsgeest en die, in het nor male leven teruggekomen, niet weten zich aan te passen. De gemeenzame, gesproken taal waarvan al deze personen zich bedienen is vol incorrectheden en zo vol scabreuze détails van wat men oneigenlijk „liefdeleven" noemt, dat men de indruk krijgt, dat de auteur van „Le deuxième sexe" welbewust onverbloemd heeft willen zijn. Deze taal echter, bij sommige personen aannemelijk als reële uitdrukkingswijze, lijkt ons mis plaatst in het beeld, dat de schrijfster van haar hoofdfiguren wil geven. De belangstelling van de lezer voor de vele vragen, die in de roman Opgeworpen worden en die hij ook zichzelf zal gesteld hebben, wordt vooral gespannen gehouden, omdat de schrijf ster het intellectuele element en de werkelijkheid steeds ver weven heeft met het particuliere leven van haar personen. Het vraagstuk van het privé-leven heeft de schrijfster en toe ver leidt een onevenredig grote plaats in te ruimen aan de „histoi- re d'amour" van Anne. de vrouw van Dubreuilh. Zeker, dank zijn de monologen van deze vrouwelijke psychiater leert de lez.er de hoofdpersonen beter kennen. Niettemin krijgt men herhaal delijk de indruk, dat de episode van Anne een afzonderlijke roman zou kunnen zijn. Een zeer gevoelige en ontroerende roman. WAT HEEFT Mme de Beauvoir bedoeld met de titel? Een mandarijn is, volgens het woordenboek, een hoge Chinese amb tenaar en ook wel een \Vijze, die zich sluit voor de werkelijk heid en zich bezighoudt met het abstracte. De intellectuelen in de roman worden echter door hun geweten geknaagd juist wan neer zij zich niet in het strijdperk van het werkelijke leven werpen. Is de titel dus enigszins ironisch en heeft de schrijfster willen tonen dat het gewone leven het wint van de ideeën, heeft zij het menselijke in de zogenaamde mandarijn willen laten zien° Bewijzen de vele gevoelsanalyses in het laatste deel van haar roman, dat men zich niet kan onttrekken aan de eisen van het sentimentele leven dat het geluk niet collectief is, maar individueel en relatief? Het boek eindigt met de verwachting van Anne, dat ook zij misschien nog eens ge lukkig za) zijn. Is dit getemperd optimisme de eindindruk, die zich aan de lezer opdringt? De hoofdpersonen vin den echter geen op lossing voor het probleem van geestelijke vrijheid en aanslui ting. De goedwillende Dubreuilh komt tot de conclusie dat men geen correct leven kan leiden in een maatschappij, die niet correct is. En de in zijn daden verstrikte Perron, die eens meende dat men door het geluksgevoel bezit kon nemen van de wereld, komt tot de slotsom, dat het geluk eerder een schuil plaats is om zich tegen de wereld te beschermen. De indruk, die het boek achterlaat, zou dus een wrange kunnen zijn: die van een nederlaag. Dan zou men het echter een nederlaag moeten achten als men zijn illusies verliest en zich Inschakelt in 's-levens werkelijkheid. Het lijkt mij, dat de schrijfster door haar „mandarijnen" heeft willen tonen, dat Juist realiteitszin de enige levensmogelijkheid biedt en dat men op haar steunend verder kan gaan en handelen. S. ELTF. Ruth 1 En Ruth ging heen en las in het veld de aren, die de maaiers hadden achtergelaten. Boaz, de eigenaar van het land.... ging naar haar toe en sprak: „Mijn dochter, ga niet lezen in een ander veld, doch sluit u aan bij mijn arbeidsters. Ik heb mijn knechten verboden u lastig te vallen. Judith 12 „Nadat zij gebeden had, liep zij naar de tentspijl aan het hoofdeinde van het bed, greep naar het zwaard dat daar hing. om klemde sterk het gevest en bad nogmaals: Heer, geef mij kracht! En tweemaal trof zij uit alle macht de hals van de slapende, hieuw hem het hoofd af, wentelde zijn lichaam uit het bed en nam het tentgor dijn mee. Snel trad zij naar buiten en reikte het hoofd van Holofernes haar dienstmaagd, die het verborg in een zak 2 Makkabeeën 5 „Omstreeks diezelfde tijd trok Antiochus voor de tweede maal op naar Egypte. De ganse stad zag echter ruiters in de lucht, gehuld in gouden harnassen, de speren geveld in slagorde, veertig dagen lang.... En ieder in de stad smeekte, dat dit ge zicht geen kwaad voorteken mocht zijn".

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1955 | | pagina 14