HET VUURTJE
Les Mandarins" - bekroonde roman
van Simone de Beauvoir
S I l^JVI IPW ÏTE KUIMTE
4' i
IteAZaAen i,tv
de, Uufnte
Houtsneden bij het
Oude Testament
Kort verhaal door
Michaël Réty
De Nederlandse muziek
in het buitenland
Sjostakowitsj en Orff in
New York onderscheiden
JSTachtelijk bezoek
Filmweek in Arnhem
jy
Geen sleutelroman
ondanks bepaalde
overeenstem m i ngen
Zin voor realiteit
getoond als enige
levensmogelijkheid
rwee gravinnen
Holbein herdrukt
IN DE RIANTE wachtkamers van de
luchthaven Schiphol is het goed toeven,
pat is voornamelijk te danken aan de ver
droomde in mysterie gesluierde stem van
de jongedame, die van tijd tot tijd het zoe-
jnende gerabarrebarrebar van de bezoekers
met eenvoudige, zakelijke mededelingen
doorbreekt. Haar verklaringen klinken als
een persoonlijke noot, als een zucht van
avontuur. Zo moeten, denkt men daarbij,
de verleidelijke voorspiegelingen van de
Lorelei geklonken hebben en men ziet de
omroepster voor zich, met een gouden
kam haar gouden haren kammend op de
kiepfel, die men hier eenvoudigheidshalve
de verkeerstoren noemt. Ik zou ook wel
eens met haar willen verkeren, peinst
men verder, verliefd op het fluwelen ge
luid, verlangend naar een wiegende vaart
ln de blauwe ruimte. Luister maar eens
hoe inviterend zij zegt: ..Het toestel voor
Zürich staat voor!" Met haar naar de win
tersport, mijmert men weelderig, half over-
find verend. En dan maakt een smetteloze
kellner een eind aan het lied.ie-van-was-
het -maar-waar met zijn eerbiedig verzoek:
„Zou ik meteen even mogen afrekenen,
meneer.
Hoe heel anders gaat het toe op de sta
tions van de Nederlandse Spoorwegen,
waar ongeschoolde bassen zich beijveren
paniek onder de reizigers te zaaien. Ener-
*ijds is het gelukkig, dat de helft van het
beurtelings knerpend en daverend verkon
digde uit zogenaamde dienstmededelingen
bestaat, waarbij men echter de indrukwek
kende raadselachtigheid als een nadeel on
dervindt. Men vreest de grootste ongeluk
ken als er bij voorbeeld een rangeerder bij
treinstel 1064 wordt gevraagd, meestal met
spoed. Hinderlijker nog is de gedeeltelijke
onverstaanbaarheid van dringende invi
taties aan lampeniers-sluitseinaanbrengers,
treingeleiders en wagenpoetsers om vol
strekt onduidelijke werkzaamheden te ver
richten, welke uinodigingen zo klemmend
en bars worden gedaan, dat men onwille
keurig aan het rekenen slaat hoeveel men
senlevens er mee gemoeid kunnen zijn in
dien deze functionarissen er niet tijdig ge
volg aan geven.
Veel erger zijn de berichten voor reizi
gers. Iedere keer als ik een station van
aankomst nader, wordt ik bevangen door
de vrees dat er een donderende stem uit
het onbekende tot mij door zal dringen met
de oproep: „De heer Brugbier dient zich
met spoed naar het kantoor van de chef op
het eerste perron te begeven". Gelukkig
bedenk ik me dan altijd nog net op tijd,
dat de naam Brugbier maar een pseudo
niem is, zodat mijn angst bij voorbaat on
gegrond mag worden genoemd.
Deze week kwam in Amsterdam als een
donderslag uit de toch al zwaar bevolkte
hemel het ontstellende verzoek aan me
vrouw X. om zich „te vervoegen" in de
tweede-klas-wachtkamer. Door nieuws
gierigheid gedreven ben ik onmiddellijk
gaan kijken, wat daarmee nu eindelijk pre
cies bedoeld werd. Hoe en waarom, dat
was de knellende vraag, wilde men die
dame zich laten vervoegen. Zou zij haar
verleden moeten blootleggen? Dergelijke
pikante eisen verwacht men niet van een
semi-overheidsbedrijf. Of zou iemand haar
de toekomst gaan voorspellen? Meer in
aanmerking te komen leek mij het vermoe
den, dat men haar van medewerkend in
lijdend voorwerp zou laten veranderen. Te
bestemder plaatse gebeurde echter niets,
zodat ik aanneem, dat mevrouw X. er de
voorkeur aan gaf de grote onbekende te
blijven.
Maar als ik wist, waar die stem vandaan
kwam. dan zou ik mij derwaarts spoeden,
de spreker de microfoon uit handen gris
sen en uit langgekoesterde wraak de rei
zigers overvallen met de oproep: „De op
zichter van de geluidscabine wordt ver
zocht naar het bagagedépöt te komen om
zich te ontbinden in factoren".
DERGELIJKE DINGEN doet men ech
ter niet. En dat is jammer genoeg. Ik hoor
de toevallig dezer dagen het geval van een
ER KRINGELDE een dunne pluim rook
boven de huizen, toen de neger de straat
binnenkwam. Vier jongens waren bezig
een vuurtje te stoken. Het was maar een
armzalig vuurtje van vuilnisresten en af-
gesplinterd hout. Toch trof het de neger
aangenaam. Een dierbare geur dreef zijn
berinnering binnen. Zijn neusvleugels tril
den. Zijn ogen glinsterden. Hij haalde diep
adem alsof hij zich nu pas goed bewust
was wat hij zag.
Hij bleef op de hoek naar de jongens en
bet vuur staan kijken. Er werd een raam
boven hem opgeschoven en een schelle
vrouwenstem riep om Johnny, die binnen
moest komen. Geen der knapen gaf ant
woord. „Johnny, als je nu niet komt, zal
ik je halen riep de stem. De neger keek
omhoog en zag in een gezicht vol sproe
ten en pieken. Het geluid van knapperend
hout, dat het vuur weer deed
oplaaien, trok zijn aandacht
naar beneden. Het vuur werd
nu goed. Het knetterde alsof
het echt was. Vonken spron
gen in het rond. De rook woei
de neger in zijn gezicht zodat
zijn ogen traanden. Door zijn
halfgesloten wimpers keek hij
naar de jongens. Hun gebaren
werden wilder, hun stemmen
opgewonden. Ze dansten en
zprongen. De neger zag een
visioen. Van ver over de ber
gen klonken trommen. En
trommen van dichtbij. Het
oerwoud. De priesters. En in
de ochtend, als de sintels van
bet kampvuur langzaam doof
den, schaduwen van hyena's,
belust op buit. Maar het
visioen verdween. Het was
maar een vuurtje op straat,
dat hij zag. De hyena's slopen
rond in confectiepakken. Al
leen de jongens dansten echt.
Toen werd zijn aandacht
getrokken door de agent. De
agent naderde behoedzaam,
alsof hij niet wilde dat hij
naderde. De vrouwenstem be
gon plotseling te krijsen.
„Johnny. Dat heb je d'r nou
van! Politie!" De jongens ston
den verstomd van schrik. Een
zachte stem achter de neger
zei: „Het is wel goed. Is het
geen schande?" De neger
draaide zich om. Op dat ogen
blik begon de vrouw in het
raam te gillen. De agent was de jongetjes
tot op armlengte genaderd. Hij strekte
zijn hand naar hen uit, hij greep er een.
De knaap schreeuwde als een speenvar
ken. Terwijl hij hem in bedwang hield
begon de agent verwoed het vuur uit te
trappen. De neger hoorde het gestamp
van zijn laarzen en de stervenskreet van
het vuur. Met één sprong was hy bij de
agent. De man sloeg als een blok tegen
de grond.
DE NEGER WERD door een daartoe sa
mengestelde jury met eenparigheid van
stemmen veroordeeld tot ophanging door
de strop. Toen de rechter hem vroeg
waarom hij de agent had neergeslagen,
antwoordde hij niet. Hij staarde alleen
maar voor zich uit. Het enige wat hij zei
was: Het vuur. Maar om een vuur slaat
men niet iemand dood, zei de rechter. De
rechter wees voorts op het belang om de
samenleving tegen gewelddaden te be
schermen. Ook memoreerde hij de staat
van dienst van de agent, die iri de uit
oefening van zijn plicht nimmer was te
kortgeschoten. Integendeel, hij had zijn
plichtsgetrouwheid met de dood bekocht.
De rechter voelde mee met de weduwe.
Hij liet het aan de jury over de mate van
straf te bepalen.
De jury voelde mee met de weduwe en
veroordeelde de neger ter dood. Toen de
neger werd opgehangen waren dicht bij
de gevangenis weer andere jongens bezig
een vuurtje te stoken. De neger zag de
rookpluim over de muur van de gevange
nis heen. Hij glimlachte en stierf vol
maakt gelukkig.
beambte bij de posterijen, die voor enkele
ogenblikken het trotse, maar onnoemelijk
vervelende devies „dienst is dienst" ver
gat. Het incident is te aardig om het niet
aan u door te geven.
Er kwam een man bij het loket, die ge
woon om twee postzegels van een dubbel
tje vroeg. Achter het tralievenster sprak
de bediende op geparfumeerde toon: „Zoudt
u er niet een paar zegels van een kwartje
bijnemen? Die kunnen altijd te pas komen.
En dan bij voorbeeld nog een stuk of wat
stortingsformulieren voor de giro? Beter
mee-verlegen dan om-verlegen moet u
maar denken. Ook de nieuwe frankeer
zegels voor het locale verkeer zijn een lust
voor het oog en bijzonder leuk cm uw
huisgenoten mee te verrassen!"
De klant was hiervan niet gediend blij
kens zijn kortaf geuite herhaling van zijn
bestelling: „Ik wil gewoon twee postzegels
van een dubbeltje en daarmee uit!" Maar
zo gemakkelijk liet de vertegenwoordiger
van de P.T.T. zich niet uit het veld slaan.
„Zegt u dat niet te gauw.Als ik er nu
eens wat radiozegels bij doe cn laten we
zeggen tien of vijftien briefkaarten. Dar
maken we er een aardig pakje van, met
wat gomrandjes voor de kinderen en een
kleine keuze uit onze nieuwste sluitzegels.
U zult zien dat u daar succes mee hebt."
De bezoeker was daarvan allerminst
overtuigd. Hij sloeg met zijn vuist op de
toonbank en herhaalde woedend: „Twee
van tien en een beetje vlug, want ik heb
haast!" Hij bukte zich alsof hij iets wilde
oprapen, blijkbaar zijn geduld dat hij ver
loren had. De lokettist had echter nog een
laatste troef in handen: „Twee postzegels
van een dubbeltje, dat is zo akelig nuchter.
Als we er nu eens een paar van onze han
dige luchtpostenveloppen aan toevoegen en
enkele labels in handzame modellen...."
Briesend stak de man zijn hoofd naar
binnen. Hij brulde als een gemarteld dier:
„Twee postzegels van tien of ik gooi het
voor de directie. Is dat een behandeling!"
Zuchtend voerde de beambte de bestelling
uit. Toen de klant verdwenen was, kwam
een collega schielijk informeren wat dit
allemaal te beduiden had gehad. „Hij her
kende mij blijkbaar niet", zei de bediende.
„Maar ik hem wel. Het was mijn kapper!"
Uiteraard haast ik mij hieraan toe te voe
gen, dat deze geschiedenis zich niet af
speelde in Haarlem of in enige andere
plaats, waar abonnés van dit dagblad ge
vestigd zijn KO BRUGBIER
Hoofdzakelijk ten behoeve van de Ne
derlandse ambassades en gezantschappen
is door de Rijksvoorlichtingsdienst aan de
Hagse musicus Han Bos opdracht gegeven
een drietal filmstrips te ontwerpen en van
begeleidende tekst te voorzien. Twee daar
van behandelen de kunstmuziek in het
verleden en heden, waarbij in het bijzon
der de aandacht wordt gevestigd op de
Nederlandse (Bourgondische) scholen, be
langrijke herontdekkingen en de eigen
tijdse muziek.
De derde strip omvat de volksmuziek
in Nederland in de breedste zin, de aller-
wege merkbare herleving van folkloris
tische gebruiken en de lekenmuzick van
harmonie-orkesten en koren.
NEW YORK (United Press) De Tiende
Symphonie van de Russische componist
Dimitri Sjostakowitsj werd door de ver
enigde muziekcritici van New York ge
kozen als het beste orkestwerk, dat gedu
rende 1954 in deze stad werd geïntrodu
ceerd. „Carmina Burana" van de Duitse
dirigent Carl Orff werd als het beste muzi
kale werk voor koor uitgezocht
Voor óm
ONZE. BESCHOUWING van een week
geleden over de noodzaak van een actieve
verdediging van de ons land toegewezen
golflengten door het gebruik van sterkere
zenders dam tot nu toe het geval is, heeft
een belangstellende lezer doen opmerken,
dat zulk een raadgeving ook wel eens ge
geven kon worden aan de BBC, met name
met betrekking tot de Engelse zender
welke voor de Nederlandse uitzendingen
bestemd is.
Dez? operking is juist. De Nederlandse
uitzendingen van de BBC, welke nadat
het na-oorlogse bezuinigingsmes duchtig is
gehanteerd be
perkt zijn tct een
half uur per dag,
zijn hier te lande
slecht te horen. De
BBC is zich daar
waarschijnlijk niet
van bewust. De vijf
tienduizend exemplaren van London cal
ling Europe, het gratis verspreide pro-
grammabulletin van de Europese sectie,
welke elke week naar ons land worden
verzonden, duiden immers op een warme
belangstelling voor hetgeen onze Engelse
vrienden ons hebben te zeggen en te bie
den. En nog niet zo lang geleden werd de
vaste kring van luisteraars naar het Ne
derlandse halfuur van 22.0022.30 uur op
tienduizend geschat. Een onlangs door de
uit zeven man bestaande Nederlandse
sectie van de BBC onder haar luisteraars
kern gehouden enquête heeft aangetoond,
dat van ruim tweehonderd ondervraagden
slechts vijf antwoordden, dat zij de stem
van Londen goed ontvingen. De overgrote
meerderheid antwoordde, dat de pro
gramma's erbarmelijk doorkomen.
Anderzijds weTd ons gezegd, dat het
voor de BBC, met haar omvangrijk en
veelzijdig zenderpark» toch mogelijk moet
zijn deze toestand te verbeteren. Men kan
zich zelfs afvragen, wat voor zin het heeft
voorlichting te verstrekken, wamineer de
genen, voor wie die voorlichting bedoeld
is, deze niet kunnen ontvangen. Het wekt
trouwens ook verwondering, dat juist de
uitzendingen voor een bevriend volk, dat
zo intensief van belangstelling voor het
Britse leven blijk geeft, er zo bekaaid af
komen. De Noren bijvoorbeeld worden
door middel van de zender te Ottringham
in York (231.7 meter) bediend, welke aan
zienlijk beter is dan het station voor de
Franse en Nederlandse programma's, h<*t
op 223.9 meter uitzendende Crowborough
in Sussex. Daar komt nog bij. dat de uit
zendingen voor Scandinavië en Duitsland
ook over korte-golfzenders in de 41 en 49
meterband gaan.
De meest voor de hand liggende oplos
sing is wel. dat de BBC haar Nederlandse
uitzendingen eveneens door deze korte-
golfzenders laat uitstralen. Daar er een
aanvaardbaar bezwaar gemaakt kan wor
den tegen het verzwakken van de uitzen
dingen voor Duitsland zijn deze zenders
niet beschikbaar tussen 22.00 en 22.30 uur.
Maar het lijkt ons niet onmogelijk, dat
de Nederlandse uitzendingen worden ver
vroegd, bijvoorbeeld van 18.3019.00 in de
vooravond. Dan zijn de genoemde korte-
golfzenders weliswaar in gebruik bij de
Noorse sectie, maar die heeft reeds het
voordeel van de betere zender op do mid
dengolf. Het tijdstip lijkt ons bovendien
gunstiger, omdat men in de vooravond op
de binnenlandse zenders geen belangrijke -
programma's aantreft. J.1I.B.
HET ZULLEN de grote
hoeveelheden sieraden van
mijn vrouw geweest zijn,
die het bendewezen er on
langs toe hebben doen be
sluiten een nachtelijk be
zoek aan ons huis te bren
gen.
's Nachts om ongeveer twee
uur maakte mijn vrouw mij
wakker met de mededeling,
dat naar schatting een tien
tal mannen alle kasten en
laden op onze kamer aan
het doorzoeken was. Aan
vankelijk hield ik dit be
richt, gezien het vergevor
derd nachtelijk uur, voor
een ongepaste grap, doch
nadat ik op herhaald aan
dringen van de zijde van
mijn eega rechtop in mijn
bed was gaan zittenkon ik
mij een beeld van de situa
tie vormen en kwam tot de
ontdekking, dat één en an
der op waarheid berustte.
Het huis gonsde van bedrij
vigheid. In onze slaapka
mer was men doende de
vloer open te breken, ter
wijl voorts een met een
snijbrander uitgerust per
soon mijn kluis trachtte te
beschadigen. Men had de
werkzaamheden effectrijk
met fakkels weten te ver
lichten. Ook van de bene
denverdieping steeg het ge
luid van noeste arbeid om
hoog.
Ik daalde de trap af en zag
mij reeds in de gang door
een aantal hardwerkende
figuren omringd. Voor de
deur stonden twee verhuis
wagens en de voorkamer
was al bijna leeg. Ik be
sefte, dat het aan mij was,
om aan dit toneel een einde
te maken en hief de hand
vermanend op, doch één
van de mannen had mij in
middels in de gaten gekre
gen en snauwde: „Denk er
om, rader. Geen gijntjes"
om vervolgens mijn radio
onder de arm te nemen, die
hij aan een van zijn hand
langers doorgaf. Deze laat
ste schoof mijn toestel be
hendig in de wagen.
U zult begrijpen, dat dit
voor mij een zeer moeilijke
situatie was. Wat moest ik
doen in dit geval? De poli
tie erbij roepen had geen
doel meer. Daarvoor bevond
mijn huis 2ich reeds in te
ver gevorderde staat van
ontruiming-, én om het in
mijn pand opererende ben
dewezen eigenhandig uit te
roeien, leek mij ook wel te
veel gevergd. Ik liet der
halve mijn brein koorts
achtig werken. Er diende
een oplossing gevonden te
worden.
Opeens schoot mij een bui
tengewoon goed idee te bin
nen. Ik ging naar de hall,
sloeg op de gong en liet alle
aanwezigen verzamelen.
Toen al deze lieden van
twijfelachtige reputatie hun
wantrouwende blikken op
mij hadden gevestigd, hield
ik een causerie, getiteld:
„Misdaad en Straf" - waar
bij ik niet verzuimde enige
treffende voorbeelden met
slechte afloop te memore
ren, hetgeen kennelijk een
diepe indruk op mijn ge
hoor maakte. Allen toonden
spijt. Ik had mijn doel be
reikt.
Nadat mijn vrouw de man
nen nog een kop koffie had
geserveerd, verdwenen zij
in de nacht en konden wij
Onze slaap hervatten.
Tot onze schrik constateer
den wij echter de volgende
morgen, dat toch het groot
ste gedeelte van de inboe
del alsmede alle juwelen
verdwenen waren. U zult
zich kunnen voorstellen, dat
ik niet heb nagelaten, de
politie hiervan ogenblikke
lijk in kennis te stellen.
P. B.
Ten gemeentehuize van de Gelderse
hoofdstad is besloten tot oprichting van
een stichitng „Filmwerk Arnhem 1955" ter
voorbereiding van een manifestatie van 27
Juni tot 3 Juli, waaraan zullen meewer
ken de Nederlandse Bioscoopbond, het Ne
derlands Filminstituut en het Nederlands
Filmmuseum. Het secretariaat wordt ge
vestigd in het bureau van het Holland
Festival in Amsterdam en Scheveningen.
DE DOOR SCHRIJVERS zo vurig begeerde Prix Goncourt
is dit keer niet ten deel gevallen aan een jonge, nog onbekende
auteur. De jury heeft zich trouwens de laatste jaren nog al
eens vergist: vele van de door haar in het volle licht der publi
citeit geplaatste bekroonden hebben niet aan de in hun gestelde
verwachtingen voldaan en enkelen hebben zelfs na hun „Prix"
niets of niets behoorlijks meer gepubliceerd. Met de schrijfster
van „Les Mandarins" loopt de jury dat gevaar niet. Simone de
Beauvoir (geboren in 1908) is reeds algemeen bekend als de
muze van het existentialisme cn als de hyper-intelligente en
begaafde auteur van knappe romans, van een toneelstuk en van
essays, waaronder het destijds geruchtmakende „Le deuxième
sexe". Het is opmerkelijk, dat haar zeer lijvige bekroonde
roman, verschenen bij Gallimard te Parijs, slechts in enkele
passage's de invloed
van het existentialisme
toont. „Les Manda
rins" vormt een kro
niek van de intellec
tuele milieus en een
zeer bewogen periode
in de Franse litteratuur
van 1945—1949. Het
is daarom te begrijpen,
dat men ten onrechte echter haar roman als een sleutel
roman heeft opgevat. Zeker, er zijn overeenkomsten tussen
de mannelijke hoofdpersonen, Robert Dubreuilh en Henri
Perron met Sartre en Camus, tussen L'Espoir en het dagblad
Combat, tussen de kwestie der gevangenenkampen in Rusland
en de actie van David Rousset aan te wijzen. Het is moeilijk
deze vergelijkingen te vermijden, daar in „Les Mandarins"
de politiek linksgerichte intellectuelen beschreven worden
en deze in situaties geplaatst waren, waarin ook Sartre en
Camus zich bevonden. De romanfiguren Dubreuilh en Perron
zijn echter zo reëel, hun gedragingen en uitingen zijn zozeer
de enig-juiste uitdrukking van hun gedachten en hun worsteling
met problemen, dat zij de levende auteurs, met wie zij over
eenkomst hebben, doen vergeten.
DE PROBLEMEN, die voornamelijk aan de orde komen, zijn
die van de verhouding: gedachte en daad. In die bewogen tijd
van 19451949 was voor de politiek linkse intellectuelen de aan
sluiting bij de communisten een oorzaak van voortdurend
gewetensconflict, een zaak van geestelijke correctheid.
Steeds houdt hen bezig het antwoord op de vraag: Wat
is de plicht van een intellectueel, wat zijn de positie en het doel
van een schrijver. Dubreuilh tracht zijn intellectueel geweten
van vrij mens in overeenstemming te brengen met de politieke
actie. Hij weet, dat elke uitdrukking van een geaaente een
daad is die bindt. Zonder communist te zijn, meent hij dat de
zaak der U.R.S.S. die van de gehele mensheid is en dat daarom
niets gepubliceerd moet worden, dat de U.R.S.S. zou kunnen
schaden. Hij is tot op zekere hoogte ..engagé". Perron, eveneens
de zaak der wereldhervorming toegewijd en dus eveneens ge
plaatst voor de keuze U.R.S.S. of Amerika, tracht zijn objectivi
teit tc redden. Hij is overtuigd, dat het de taak van de journa
list en schrijver is om de waarheid te zeggen, wie en wat deze
ook zou schaden. Als hoofdredacteur van L'Espoir wil hij deze
krant aan geen partijprogram binden om onrecht te kunnen
bestrijden, door wie dat ook bedreven wordt.
Beide hoofdfiguren komen langzamerhand tot de conclusie,
dat integerheid van karakter en ideeën moeilijk samengaat
met daadwerkelijkheid van politieke actie en dat een waarheid
geen levensmogelijkheid heeft zonder compromissen. Deze
conclusie is des te schrijnender, omdat zij er tevens aan twijfe
len of in deze lijdende wereld zuivere litteratuur nog wel zin
heeft en zij zijn geneigd te geloven, dat de niet stelling nemende
auteur volkomen nutteloos is.
MME DE BEAUVOIR kiest geen partij. Zij toont de houding
5 der hoofdfiguren, hun aarzelingen en hun twijfel, door middel
Onder auspiciën van de Dienst voor
Schone Kunsten van de gemeente 's-Gra-
venhage zal op 14 en 21 Februari in de
Koninklijke Schouwburg een opera buffa
worden opgevoerd van de Italiaanse com
ponist C. Paisiello, te weten „Les deux
comtesses." Deze opera berust in het om
vangrijke archief van de muziekhistorische
afdeling van het Gemeentemuseum. Cees
Luseur heeft van deze uitvoeringen de
regie. Medewerking wordt verleend door
het Museum-Kamerorkest onder leiding
van Dirk J. Balfoort.
Op 22 Februari zal deze opera ook wor
den opgevoerd voor de KRO-televisie.
Bij de uitgeverij Moussault N.V. te Bus-
sum is verschenen IIolbeLn's Oude Testa
ment, met een tekstbewerking van d«
katholieke dichter Gabriël Smit.
Ho'bein's beroemde houtsneden versche
nen voor het eerst in de volledige Latijnse
Bijbel met vulgaattekst, die in de zestien
de eeuw werd uitgegeven door Melchior
en Caspar Trechsel in Lyon.
In de nieuwste uitgave zijn de 91 „Histo-
riarum Veteris Testamenti Icones" op ware
grootte gedrukt op een wijze, die een der
grootste meesterwerken van Hans Holbein
de Jonge (1497-1543) in alle schoonheid
doen uitkomen. Drie voorbeelden daarvan
vindt men hieronder.
Gabriël Smit nam de moeilijke taak op
zich bij elk der houtsneden Bijbelteksten
te bewerken tot afgeronde gehelen. Hij
slaagde daarin uitmuntend. En zo is „Hol
bein's Oude Testament" in alle opzichten
een zeer mooi boek geworden. A. N.
van soms zeer uitgesponnen dialogen. Niet altijd ontsnappen
deze aan het gevaar van monotonie. De belangstelling van de
lezer wordt echter steeds weer opgewekt, omdat deze gesprek
ken geplaatst zijn in een brede schildering van de zeden na
de bevrijding. Zo maakt de lezer kennis met de letterkundige
en journalistieke milieus van na 1945, met de ex-collaborateurs,
die zich schoonwassen en zich in belangrijke posities wringen,
met intriges in politieke kringen, met wat men de geest van
Saint Germain des Prés heeft genoemd, met jongeren, die zich
niet kunnen losmaken van de verzetsgeest en die, in het nor
male leven teruggekomen, niet weten zich aan te passen.
De gemeenzame, gesproken taal waarvan al deze personen
zich bedienen is vol incorrectheden en zo vol scabreuze détails
van wat men oneigenlijk „liefdeleven" noemt, dat men de
indruk krijgt, dat de auteur van „Le deuxième sexe" welbewust
onverbloemd heeft willen zijn. Deze taal echter, bij sommige
personen aannemelijk als reële uitdrukkingswijze, lijkt ons mis
plaatst in het beeld, dat de schrijfster van haar hoofdfiguren
wil geven.
De belangstelling van de lezer voor de vele vragen, die in
de roman Opgeworpen worden en die hij ook zichzelf zal gesteld
hebben, wordt vooral gespannen gehouden, omdat de schrijf
ster het intellectuele element en de werkelijkheid steeds ver
weven heeft met het particuliere leven van haar personen. Het
vraagstuk van het privé-leven heeft de schrijfster en toe ver
leidt een onevenredig grote plaats in te ruimen aan de „histoi-
re d'amour" van Anne. de vrouw van Dubreuilh. Zeker, dank
zijn de monologen van deze vrouwelijke psychiater leert de lez.er
de hoofdpersonen beter kennen. Niettemin krijgt men herhaal
delijk de indruk, dat de episode van Anne een afzonderlijke
roman zou kunnen zijn. Een zeer gevoelige en ontroerende
roman.
WAT HEEFT Mme de Beauvoir bedoeld met de titel? Een
mandarijn is, volgens het woordenboek, een hoge Chinese amb
tenaar en ook wel een \Vijze, die zich sluit voor de werkelijk
heid en zich bezighoudt met het abstracte. De intellectuelen in
de roman worden echter door hun geweten geknaagd juist wan
neer zij zich niet in het strijdperk van het werkelijke leven
werpen. Is de titel dus enigszins ironisch en heeft de schrijfster
willen tonen dat het gewone leven het wint van de ideeën, heeft
zij het menselijke in de zogenaamde mandarijn willen laten
zien° Bewijzen de vele gevoelsanalyses in het laatste deel van
haar roman, dat men zich niet kan onttrekken aan de eisen
van het sentimentele leven dat het geluk niet collectief is, maar
individueel en relatief?
Het boek eindigt
met de verwachting
van Anne, dat ook zij
misschien nog eens ge
lukkig za) zijn. Is dit
getemperd optimisme
de eindindruk, die zich
aan de lezer opdringt?
De hoofdpersonen vin
den echter geen op
lossing voor het probleem van geestelijke vrijheid en aanslui
ting. De goedwillende Dubreuilh komt tot de conclusie dat men
geen correct leven kan leiden in een maatschappij, die niet
correct is. En de in zijn daden verstrikte Perron, die eens
meende dat men door het geluksgevoel bezit kon nemen van
de wereld, komt tot de slotsom, dat het geluk eerder een schuil
plaats is om zich tegen de wereld te beschermen.
De indruk, die het boek achterlaat, zou dus een wrange
kunnen zijn: die van een nederlaag. Dan zou men het echter
een nederlaag moeten achten als men zijn illusies verliest en
zich Inschakelt in 's-levens werkelijkheid. Het lijkt mij, dat de
schrijfster door haar „mandarijnen" heeft willen tonen, dat
Juist realiteitszin de enige levensmogelijkheid biedt en dat
men op haar steunend verder kan gaan en handelen.
S. ELTF.
Ruth 1
En Ruth ging heen en las in het veld de
aren, die de maaiers hadden achtergelaten.
Boaz, de eigenaar van het land.... ging
naar haar toe en sprak: „Mijn dochter,
ga niet lezen in een ander veld, doch sluit
u aan bij mijn arbeidsters. Ik heb mijn
knechten verboden u lastig te vallen.
Judith 12
„Nadat zij gebeden had, liep zij naar de
tentspijl aan het hoofdeinde van het bed,
greep naar het zwaard dat daar hing. om
klemde sterk het gevest en bad nogmaals:
Heer, geef mij kracht! En tweemaal trof
zij uit alle macht de hals van de slapende,
hieuw hem het hoofd af, wentelde zijn
lichaam uit het bed en nam het tentgor
dijn mee. Snel trad zij naar buiten en
reikte het hoofd van Holofernes haar
dienstmaagd, die het verborg in een zak
2 Makkabeeën 5
„Omstreeks diezelfde tijd trok Antiochus
voor de tweede maal op naar Egypte. De
ganse stad zag echter ruiters in de lucht,
gehuld in gouden harnassen, de speren
geveld in slagorde, veertig dagen lang....
En ieder in de stad smeekte, dat dit ge
zicht geen kwaad voorteken mocht zijn".