r/lHdeé
1
Utopie der Nederlandse
speelfilmproductie
Tleidaai
levulraadlsel
voor wolkenkrabbers
Een papegaai
Restauratie van de
kapel van Calvijn
Elke Zaterdag acht pagina s bij alle edities van
Haarlems Dagbladj Oprechte Haarlemsche Courant
FILMEN IS EEN
DURE ZAAK
van boetseerklei
KERKELIJK LEVEN
eens allemaal elke dag iets te eten gaven
aan mijn vriendjes, dan hoeft het niet
zo ver te komen, dat ze van het dak en
uit de takken naar beneden vallen van
honger. Kijk, zie je, dat had ik willen
vragen aan de grote en kleine mensen.
Gelukkig staat het nu in de krant en
kunnen jullie het allemaal lezen. Doe
je het ook? Dan zullen jullie eens zien
hoe mooi wij over een paar maandjes
voor alle mensen zingen. Tot dan!
MIES BOUHUYS
Hoe het allemaal precies gebeurd is,
weet ik niet meer, maar ik zal bij het
begin beginnen. Bij het allereerste begin,
toen ik uit mijn ei kroop en mijn kopje,
waar toen nog niet één veertje op zat,
over de rand van het nest stak en met
een wist dat ik in het mooiste land van
de wereld, in Nederland, was geboren.
Mijn vader en moeder noemden me
Merel, niet alleen omdat ik een merel
ben, maar omdat het zo'n mooie naam
is ook. Eigenlijk heet ik dus Merel van
mijn voornaam en Merel van mijn
achternaam. Maar daar gaat het nu niet
om. Toen de maand Mei voorbij was en
de zomer begon, was ik al een flinke
vogel geworden, die de hele dag het
hoogste lied zong en maar niet genoeg
kon krijgen van de bomen vol groen en
de tuinen vol bloemen. Ik dacht dat het
altijd zo zou blijven. Maar jammer ge
noeg was dat niet zo. De groene
bladeren werden geel en vielen af, de
bloemen in de tuinen woeien één voor
één stuk en op het laatst was de hele
wereld kaal en grijs geworden. Maar er
waren altijd nog wel bessen te vinden
in het bos, dus al was het niet zo pret
tig meer als vroeger, we konden nog
best leven.
Toen veranderde opeens alles: de
wind, die zomers de groene blaadjes en
de bloemen zo leuk heen en weer deed
zwaaien, werd nu een boze boeman. Hij
gierde door het bos, twee drie dagen
lang en toen was alles koud en stijf ge
worden: de grond, waaruit je geen
wormpje meer pikken kon, de laatste
besjes aan de bomen en zelfs het water
waarin we speelden en af en toe een
drupje dronken, alles was zo hard als
steen. De koolmeesjes waren de eerste
die uit het bos vertrokken. Zij wisten
iets. Toen gingen de vinken ook, die
wisten dus ook iets. Van de duinen zag
ik de meeuwen wegtrekken, die wisten
dus ook iets. Met een troep kraaien ben
ik toen ook maar weggegaan uit het bos,
al speet het me wel, het was er zo heer
lijk, toen de wereld nog mooi was. De
kraaien vertelden me wat ze van plan
waren: „We gaan naar de mensen,"
zeiden ze.
„Mensen? Wat zijn dat?" vroeg ik.
„Hele grote vogels zonder vleugels,"
zei er één. „Ze eten wel duizend keer
zoveel als wij en er blijft altijd wel iets
over."
„Maar doen ze je niets?" vroeg ik,
want ik werd een beetje bang over alles
wat ze me vertelden.
„Sommigen wel," zei een oude kraai,
die het weten kon. „Sommigen jagen je
weg, maar anderen, vooral de kleine
mensen, kunnen heel lief zijn. Ze bren
gen elke dag brood en kliekjes naar
buiten voor ons."
Ze moesten me eerst vertellen wat
brood en kliekjes waren, maar toen jk
het wist leek het me toch wel de moeite
waard om met ze mee te gaan, want in
het bos was niets meer.
Zo kwamen we bij de mensen. Maar
of het nu aan mij lag of niet, in hun
tuinen vond ik nergens brood of kliek
jes. Ook niet aan de waterkant, waar ik
de meeuwen zag zoeken. Een heel enkel
keertje maar ging er ergens een raam
open en viel er wat voor ons af. Maar
dan was er dadelijk zo'n troep vogels
omheen, dat ik er net niet aan te pas
kwam. Ik voelde me steeds magerder
worden en een beetje suf van de honger.
Toen gebeurde er nog iets ergers. Uit
de lucht viel een koude witte regen, die
niet wegstroomde als het op straat lag,
maar alles toedekte, ook het allerlaatste
eten wat je nog vinden kon. Onder een
dakgoot zat ik uren lang naar dat witte
goedje te kijken en ik begreep niet hoe
die kleine mensen er plezier in hadden
om er in rond te springen en te glijden.
Iedere dag werd het kouder en iedere
dag werd ik magerder en vond ik min
der om te eten. Wat er toen gebeurd is
weet ik niet meer ik denk dat ik van
mijn plaatsje onder de dakgoot ben af
gevallen, omdat ik niet meer kon. De
sneeuw prikte me aan alle kanten en
stoof tussen mijn veren. Daarna wist ik
niets meer.
Maar nu moet je horen wat er ge
beurde, toen ik wakker werd. Ik lag in
een nestje vol hooi, dat rook naar de
zomer. Om me heen was het net zo
warm als in Augustus en voor me stond
een vijvertje vol witte stukjes (brood,
denk ik) die ronddreven in wit water,
dat veel lekkerder smaakt dan water.
Die hele vijver at en dronk ik leeg en
het kon me niets schelen, dat er vier
grote en kleine mensen naar me ston
den te kijken. „Hij wordt al weer beter,"
zei de grootste en de kleinste aaide me
over mijn kopje. Ik hóéf nergens meer
bang voor te zijn, hier in dit nestje: niet
voor de kou, niet voor sneeuw, niet voor
de honger de mensen zorgen overal
voor. Maar één ding laat me niet met
rust daar denk ik de hele dag aan. Mijn
vriendjes, de merels, de mezen, de
meeuwen en de mussen en al die andere
vogels. Waar zijn die? Ik heb maar een
erg klein kopje met weinig hersens er
in, maar één ding begrijp ik heel goed.
dat alle mensen niet voor elke vogel
zo'n warm nestje kunnen maken als ik
nu heb.
En toch heb ik met die kleine hersen
tjes iets uitgedacht: als de mensen nu
Vul van boven naar beneden de
woorden van de volgende betekenis in:
1. Snij je mee 8. Kamertje in de
2. Leer je op gevangenis
3. Een groente 9. Paling
4. Uitladen 10. Zegt een kip
5. Niet dik 11. Het eerste
6. Doe je, als de cijfer
straat glad is 12. Kippenverblijf
7. Vlaktemaat 13. Zit op een huis
14. Niks
Als je het goed gedaan hebt, staat
er in de middelste hokjes van links
naar rechts iets, dat je in de winter
graag doet.
De papegaai maken we van boetseer
klei. De kop is een bol, het lichaam een
ei. De kam, snavel, vleugels en staart
worden gemaakt van een plak klei van
pl.m. 3 millimeter dikte en worden hier
uit gesneden. Als je die hebt, gebruik
dan verschillende kleuren klei.
De standaard maak je van ijzerdraad.
Alleen het stokje, waar de papegaai
aan bevestigd wordt, is van hout. Buig
de standaard in de aangegeven vorm
en bevestig de ring met een koordje aan
de houder.
2
3
5
6
7
s
3
10
11
11
f3
n
KXXOCXJOOOtXXJOfXyXXXXXXJGÜCXJQÜOOOOOOOOOO
Er bestaan in Genève plannen om de
kapel, waar Calvijn indertijd zijn voor
drachten hield, te restaureren. Deze kapel
staat vlak bij de grote Saint-Pierre-kathe-
draal en verkeert thans in staat van ver
val. Zij werd omstreeks 1215 gebouwd en
na een brand weer opgebouwd met ver
scheidene nevenkapellen. Nadat het kerkje
lange tijd niet in gebruik was geweest,
werd het in de tijd van de Reformatie een
bedehuis voor velen, die uit het buiten
land gevlucht waren vanwege hun geloof
en die in Genève een toevluchtsoord von
den. Zo kwamen er achtereenvolgens En
gels sprekende gemeenten, Italiaanse en
Duitse gemeenten bijeen.
Calvijn zou evenwel het gebouw be
roemd maken. Van 1557 af hield hij hier
iedere Vrijdagavond zijn theologische voor
drachten, waarbij de aanwezigen vragen
mochten stellen. In 1562 gaf Calvijn in de
kapel ook zijn theologische colleges. Stu
denten uit de gehele wereld woonden deze
bij.
In de vorige eeuw heeft men, om meer
ruimte te krijgen voor het houden van
kerkeraadsvergaderingen en andere kerke
lijke bijeenkomsten, een verdieping op het
auditorium gezet, waardoor het uiterlijk
van de kerken bedorven werd.
De laatste tijden hebben Hervormden,
niet alleen uit Genève, maar uit de gehele
wereld, ingezien dat het auditorium voor
algeheel verval bewaard moet worden. De
Wereldbond van de Presbyteriaanse Ker
ken heeft zich achter de restauratieplannen
gesteld en alle leden van de bond hebben
besloten op een internationale basis deel
te nemen aan de restauratie. Zowel uit
Afrika en Latijns Amerika, als uit Europa
en de Verenigde Staten toont men grote
belangstelling voor het plan. De Waldenzer
kerk in. Italië heeft op een Zondag in de
vorige maand een collecte in alle kerken
gehouden voor de restauratie. Men beoogt
met dit alles het auditorium tot een inter
nationaal gedenkteken van dg Reformatie
te maken. Dit betekent niet slechts, dat de
zijkapellen tot museum zullen worden in
gericht, waar de geschiedenis en het leven
van alle kerken der Hervorming in beeld
zullen worden gebracht, er zullen ook kerk
diensten plaats hebben van Hervormden
uit alle landen.
Een internationaal comité, waarin ook
de Nederlands Hervormde Kerk vertegen
woordigd is, gaat nu aan het werk om de
kosten, die nodig zijn voor de restauratie,
bijeen te brengen. Een bedrag van bijna
een half millioen is hiermee gemoeid. De
Hervormden, waar ook ter wereld, zullen
zeker in dit monument hun eenheid willen
manifesteren.
DE GEESTELIJKE VERZORGING
VAN HET DUITSE LEGER
In de aanstaande wetgeving voor het
nieuwe Duitse leger zal ook de geestelijke
verzorging der strijdkrachten geregeld
worden. De onderhandelingen hierover zijn
nog niet in een eindstadium gekomen,
doch het volgende kan toch reeds worden
vermeld als hetgeen in deze regeling wel
uitdrukking zal vinden.
De leiding van de toekomstig geestelijke
verzorging van het leger zal, voor de pro
testanten en Rooms-Katholieken, berusten
bij een respectievelijk Evangelische en
Rooms-Katholieke bisschop. Dezen zullen
niet meer, zoals vroeger, volledig in het
leger worden ingeschakeld.
Er wordt nog gesproken over de figuur
dezer functionarissen, namelijk of zij hun
ambt volledig als militair zullen uitoefe
nen, in militair verband derhalve, of dat
zij dit slechts zullen doen als onderdeel
van hun overige taak. Waarschijnlijk zal
ten gunste van de laatste mogelijkheid
worden beslist, al ware hét reeds om de
betreffende kerken hun zelfstandigheid
ten aanzien van deze geestelijke legerver-
zorging te doen behouden. De bisschoppen
worden daarvan door de kerken benoemd,
zij het met toestemming van de legerlei
ding.
Voor de practische geestelijke verzorging
is voorlopig gedacht aan honderdzestig pre
dikanten en honderdvijftig pastoors, met
andere woorden één geestelijke op vijftien
honderd militairen (met inbegrip van de
gezinnen).
De bedoeling is dat de kerken deze gees
telijken aanwijzen, die dan ten hoogste zes
of acht jaar als legerpredikanten (-aal
moezeniers) ambtelijk zullen worden in
geschakeld. In plaatsen met een beperkt
garnizoen kunnen ook de plaatselijke gees
telijken voor een deel van hun tijd voor
het leger dienst doen. Aan uniformen voor
de geestelijken in militair verband wordt
niet gedacht.
RESTAURATIE VAN Dl? DOM VAN
WETZLAR VOLTOOID
De restauratie van de oudste delen van
de uit de twaalfde eeuw stammende dom
van Wetzlar, die gedurende dc oorlog door
bommen zwaar werd beschadigd, is vol
tooid. In Maart vand it jaar zal het ge
bouw weer worden ingewjjd. i
2 9 JANUARI 1955
„Het mooiste moderne bouwwerk ter wereld" het Braziliaanse ministerie van
Volksopvoeding en Gezondheid te Rio de Janeiro. In dit nummer kunt u meer
lezen over de Braziliaanse architectuur.
MET „HET WONDERLIJKE LEVEN
van Willem Parel" in het vooruitzicht is
het wel eens goed ditmaal niet de blik te
slaan naar de thans in roulatie zijnde bui
tenlandse speelfilms, doch de situatie te be
schouwen op de binnenlandse markt. Daar
is alle aanleiding toe, wanneer men uit de
mond van de Nederlandse filmers zelf
hoort hoe het met de eigen productie ge
steld is. Tijdens een contactbijeenkomst,
waaraan ook schrijver dezes het genoegen
had deel te nemen, hebben die Nederland
se filmers duidelijk te verslaan gegeven
hoezeer de productie van Nederlandse
films een kwestie is van geld en hoe moei
lijk het is de opdrachtgevers in casu finan
ciers tevreden te stellen zonder concessies,
welke altijd aan de aesthetische betekenis
van de film tornen.
FILMEN IS EEN DURE ZAAK. De fil
mers zijn al lang blij, dat zij door opdrach
ten aan de slag kunnen gaan en hun dage
lijks brood verdienen. Met de documentaire
lukt dat nogal. Hier wordt hun ook dik
wijls de nodige vrijheid gelaten. Hier is het
afzetgebied door de taal minder beperkt:
de documentaire heeft weinig tekst en ge
sproken woord van node. Er zijn voorbeel
den te signaleren, die blijk geven van een
juist begrip van de opdrachtgever ten op
zichte van de primaire waarde van de film
vorm. Er zijn ook voorbeelden waarbij dat
niet zo is. Men moet het als filmer niet gek
vinden, wanneer de opdrachtgever, die laat
ons zeggen directeur is van een groot be
drijf, met alle geweld de vergadering der
commissarissen op het celluloid wil hebben
met volkomen veronachtzaming van het
l'eit, dat zo'n vergadering alleen dan zin
heeft, wanneer zij een dramatisch element
in dc -handeling vormt en dat zij de zaak
dood slaat als het alleen maar gaat om de
gezichten der heren, die „vereeuwigd" moe
ten worden. In zo'n geval doet de filmer
niets anders dan fotograferen. Ik heb al
heel wat dergelijke staaltjes gehoord. En
zijn maar weinig filmers, die het zich kun-„
nen permitteren zo'n opdracht te weigeren.
Was het niet een zaak om den brode dan
zouden ook anderen rustig nee kunnen zeg
gen, maar men kan van hen niet eisen, dat
zij zulks doen. Zij zullen doorgaans probe
ren er nog het beste van te maken en het
compromis op zijn minst te vermijden.
Films in vrije opdracht zijn dan ook de
meest gelukkige. Zoals gezegd komen zij
nogal eens los. Zelfs vanwege het depar
tement krijgen de filmers dergelijke op
drachten. De Nederlandse documentaire
heeft als gevolg van het juiste inzicht dat
ten opzichte van de vrijheid van de film
maker ten toon wordt gespreid en, conditio
sine qua non, door het talent van de filmer
menig voortreffelijk - product opgeleverd.
Iedereen kent de namen. Maar ook onder
de films, die het grote publiek niet ziet,
zijn er genoeg, waarop wij trots kunnen
gaan. Geen wonder dat het buitenland van
de Nederlandse documentaire een hoge
dunk heeft.
WAAR HET BUITENLAND geen hoge
dunk van heeft en evenmin het vadei'land-
se bioscooppubliek, dat is de Nederlandse
speelfilm. Ook hier vormt het geld het gro
te struikelblok. Het is een vicieuse cirkel.
Tot dusver waren er maar weinig speel
films, die iets te betekenen hadden. De
films, die wel wat betekenden, leverden
geen geld op. Financiers voor nieuwe wor
den er daarom niet gevonden. We zouden
al een heel eind op weg zijn, wanneer het
rijk een subsidie verleende, dat de produc
tie van Nederlandse speelfilms op gang
hielp en nog liever het voortbestaan
dier productie mogelijk zou maken. Dat ge
beurt niet. Wie zich er thans aan waagt
een film te financieren doet niet veel meer
of minder dan een gok. De gevolgen van
het gebrek aan routine, die de Nederlandse
filmers en het Nederlandse filmbedrijf had
den moeten opdoen, wreken zich. In feite
zou men een geregelde speelfilmproductie
moeten hebben om met de goede films het
verlies van de niet geslaagde te kunnen
dekken. Maar wat wanneer zo'n garantie
niet bestaat en met een verlies wordt be
gonnen? En gebeurt het ook niet, dat een
goede film geen publiekfilm blijkt, zodat
wat een goede exploitatie beloofde, toch op
een financieel fiasco uitloopt?! Zolang er
geen mensen gevonden worden, die het er
voor over hebben een tijd lang de risico's
te nemen, zolang zal van een geregelde
filmproductie geen sprake zijn. Dan ook
zullen goede films uitschieters blijven en
zal men zij het ook maar zolang als het
publiek dat slikt Nederlandse speelfilms
maken, wier inhoud is afgestemd op het
amusement van de grote massa. Ernstigere
pogingen als de jongste speelfilm „Rechter
Thomas" zijn door het gebrek aan routine
tot een niet voldoende welslagen veroor
deeld. En niet zonder zorg ziet de critiek
de Parel-film tegemoet, omdat de titel op
zijn minst al associeert aan een wel alge
meen populair, maar nog geen hoogstaand
succesnummer van de radio. Misschien ziet
de critiek de zaken te somber. Het verle
den heeft haar echter sceptisch gemaakt.
MOGELIJK VORMT EEN SAMEN
WERKING met een als iilmland wel er
kende natie op gezond financiële basis een
oplossing. Wanneer het zonder kon ware
het beter, maar het lijkt een utopie. Er is
geld voor nodig, er zijn garanties nodig; er
zijn in ieder geval géén concessies nodig.
Wat een wensen! De verwezenlijking lijkt
nog verreP. W. FRANSE
ooooootx)oa>oax>oooooooooooooooooooooooocxxo>xxx«xxxx3ooooooooooocoocxxiooooooc«ooooocwocoooooooootxxxxxxxxxxioocc'
SAMUEL JOHNSON, wiens beroemde
Engelse Dictionnaire precies twee eeu
wen geleden is verschenen, heeft niet
durven dromen, dat één zijner idealen
nog eens zo drastisch zou worden ver
wezenlijkt als heden. De mensen uit de
achttiende eeuw konden zich immers
moeilijk een voorstelling maken om
trent de torenhuizen en wolkenkrab
bers, die allengs de plaats innemen van
de bescheiden gebouwtjes, waarvan de
zolderkamer niet veel hoger lag dan de
tweede verdieping van thans. En aan
die zolderkamer heeft de roemruchte
essayist in zijn „Rambler" een lofrede
gewijd, die de trappenklimmers uit onze
dagen, gewend zich over het „boven
wonen" diep te beklagen, zich boven
hun benedenburen bevoorrecht kan doen
gevoelen.
INZONDERHEID voor het behoud en
de ontwikkeling van het geestelijk leven
acht doctor Johnson het boven wonen
bevorderlijk. Niet tenonrechte, zegt
hij, heeft men de woningen der goden
steeds boven op een berg gedacht. De
Olympus, de Parnassus zijn ook in gees
telijk opzicht „hoogten" geweest. De
schrijver had er nog aan kunnen herin
neren, hoe in alle godsdienstige voor
stellingen de godheid „in de hemelen"
woont, hoe ook dit „in de hemelen zijn"
voor aardse stervelingen vreugde en
levenslust betekent, hoe diplomatieke
en politieke onderhandelingen „op hoog
peil" behoren te geschieden en hoe de
dichters in hun „ivoren torens" bezield
raken. Noemt men in een ouderwets
huis het dakkamertje geen „profeten-
kamer"? Verzamelde Michel de Mon
taigne zijn wijsheid niet boven in de
toren van zijn kasteel en wou Heinrich
Heine niet de bergen bestijgen om van
de vrome herders het juiste inzicht op
het leven te verwerven?
T.-^XXyyXyOCOïXOOOOOOOOZCX&XOCOOOOOOOOOOOCXXXOOOClO'XXXtZ
Hoe hoger men woont, te hoger men
ook in zijn geestelijke vermpgens stijgt.
Dit verklaart doctor Johnson door na
tuurlijke oorzaken. Het is niet alleen,
dat men op de hoogste verdieping ver
lost is van hetgeen aan de buitendeur
gebeurt, waar, naar de schrijver het
uitdrukt, elke dag weer dezelfde be
zoekers hun mededelingen uitschreeu
wen over melk, brood en groenten, zon-
kende, „zijn hart verruimd gevonden Ln
een snel voertuig of op een galopperend
paard. En niets is duidelijker dan dat
de bewoner van de vijfde verdieping bij
elke omwenteling van de aarde een
grotere ruimte dö&rwervelt dan hij die
op de begane grond rondkruipt. De vol
ken in de tropen zijn bekend om him
vurigheid, wispelturigheid, vindingrijk
heid en verbeeldingskracht. Dit komt
der enige variatie, of het moest zijn,
dat hun kreten allengs overgaan van
droefgeestig gemompel in woest gebrul.
Van deze monotone last is de geest
boven verlost. De schrijver kende in de
rustige achttiende eeuw uiteraard nog
niet de „monotone last", welke de mo
torische cacofonie de twintigste-eeuwse
benedenwoner aandoet!
Maar aldus Samuel Johnson
dergelijke bezwaren zijn niet universeel.
Belangrijker is hetgeen onder ieder
klimaat, in alle windstreken en in alle
eeuwen boven van beneden onder
scheidt. En dan is daar allereerst het
gehalte van de lucht, die men inademt.
Door langdurige proefnemingen is het
de schrijver gelukt, iets vast te stellen,
wat hij als een „barometrische pneuma-
tologie" aankondigt. Vernuft en uit-
drukkingsmogelijkheid worden belem
merd door dichte en onzuivere uit
wasemingen. maar de ijle, zuivere lucht
in een van het aardoppervlak verwij
derde dampkring versnelt de verbeel
ding en bevrijdt die verstandelijke ver
mogens, die zich onder de druk van een
te dichte atmosfeer niet konden ont
plooien.
Maar behalve de inademing van zui
vere lucht is ook beweging een stimu
lans voor de geest. „Ieder heeft", aldus
Johnson, die nog geen auto of vliegtuig
omdat zij, wonend op de uiterste lengte
van de middellijn der aarde, sneller
worden rondgedraaid dan zij, d'ie de na
tuur nader bij de polen heeft geplaatst."
MET DEZE GEGEVENS acht de
schrijver het mogelijk, mensen, die in
een kelder sufferds en stomkoppen blij
ven, op een zolderkamer te doen spran
kelen van geest en vernuft. En de maat
schappij moest volgens hem rekening
houden met de invloed van de hoogte
op 's mensen bruikbaarheid. Zij moet
inzake de bewoning onderscheid maken
tussen de verschillende functies: kan
toorklerken, die op de zolderverdieping
wegdromen in mijmerijen, moeten naar
de begane grond worden verhuisd, waar
ze zich onmiddellijk met ijver zullen
zetten aan interest-berekeningen. En
het genie, dat beneden zijn tijd verdoet
met bot zwijgen of gewauwel, zal op de
bovenste verdieping ieder verbazen door
zijn gevatheid en welsprekendheid.
Johnson gaat met de toepassing van
zijn theorie zelfs zo ver, dat hij de pen-
nevruchten. welke hij leest, taxeert naar
de verdieping waarop ze geschreven
zijn. De hoogste lof, die hij kan toe
zwaaien aan een edele gedachte, een
geestige zet of een gewaagde beeld
spraak is de veronderstelling, dat ze op
zolder bedacht zijn!
H. G. CANNEGIETER.
DCOCQQQOOODO-XXDODOC
DCOOOOOOOOOOCXXXXXXXJOOOOOCKXXXKXDOOOOOOOOCXXOOCV»
8
xxxx>