Een krakende
Carrousel
Moedig en charmant, eerlijk en indrukwekkend -
De dichter Marti nus TVajhoff Uitgaven van Museum Boymans
Naar aanleiding Dan het eerste
deel van zijn Verzameld Werk
Litteraire
Kanttekeningen
Engelse voorstelling
van „Hedda Gabler"
De moderne Braziliaanse
architectuur vertolkt
nieuwe levensstijl
in Maart te Haarlem
Invloed van Le Corbusier
gaf de stoot aan een
gedurfde doch geslaagde
artistieke practijk
„Primitief" element
HET ZOU NOG TE VROEG zijn om de uitspraak te wagen dat Nijhoff de grootste
dichter sinds de Beweging van Tachtig is geweest, al ben ik persoonlijk geneigd het
ervoor te houden. Maar van geen van zijn tijdgenoten is de grootheid, het meester
schap zo algemeen en volmondig erkend als van hem. Van geen is de vernieuwende
invloed op de jongere generatie zo stimulerend en zo aanwijsbaar geweest. En van
geen ook kan worden gezegd als van hem dat hij zijn tijd, déze tijd, dit „leven in
verwildering ontwricht", zo moedig tegemoet is getreden, zo volstrekt in zich opnam,
om het, er zich mee vereenzelvigend, te boven te komen in een levenssfeer, die
gisteren en morgen, aarde en hemel, oorsprong en bestemming, materie en geest,
natuur en cultuur, eeuwigheid en vergankelijkheid, uit hun fatale verbrokenheid
herstelde tot een eenheid van kosmisch mens-zijn.
Nijhoff was, van welke kant men zijn
werk benadert, synthese. Nu in Deel I van
gijn Verzameld Werk*) in deze prach
tige uitgave, hem waardag voor het eerst
gijn oorspronkelijk dichtwerk bijeenstaat,
vers na vers het spoor aftekenend van de
weg, die de met „De Wandelaar" debu
terende dichter is gegaan tot de verre ein
der van de eindeloze dood, doet het zich
meer dan ooit voor als een levend organis
me. Als een boom, diep geworteld in het
kiemende duister van de aarde, oprijzend
paar het open licht van de hemel, zich
vertakkend volgens een innerlijke levens
wet, gevormd door tij en ontij, knoestig
waar de diepste aandrift hem tot een an
dere groei dwong, onwrikbaar en buig
zaam tegelijk. In zijn vezels trilt het van
aardsheid, in zijn kroon fluistert het van
een atmosferische ademtocht. En waar die
trilling van die fluistering vervuld is, ont
spruit als een wonderblad een gedicht.
Er is in deze ontplooiing van kiem tot
blad. in de veelheid van metamorphosen
die Nijhoff onderging, geen „breuk" zoals
Is gezegd. Hij wès Pierrot en monnik, sa-
tyr en Christofoor, kind en soldaat, maar
hij was het één kt het ander. Hij was,
voortgekomen uit de nabloei van Tachtig,
een lyricus; maar „zingend en zonder her
innering" ging hij „uit het eerste land van
daan" om zich in de wereld te wagen
in „een vreemde wereld", een wereld van
losgeraakte dingen, zó hoog opgevoerd door
het technisch vernuft, dat ze de mens aan
staarden als monsters met dode ogen, maar
een niettemin onontkoombare blik. Hij
ontweek die „obsederende" blik niet. Hij
vluchtte niet terug in de ivoren toren van
de persoonlijke gevoelsontboezeming. Hy
wendde zich, al was hij diep verontrust,
niet met walging af, noch gaf hij zich aan
Op deze foto ziet men Peggy Ashcroft en
Rachel Kempson (de echtgenote van Mi
chael Redgrave) in een scène uit de door
Max Faber vervaardigde Engelse versie
van „Hedda Gabler" van Ibsen, een der
grootste Londense toneelsuccessen der laat
ste jaren. De door Peter Ashmore geregis
seerde voorstelling wordt op 3 Maart in de
Haarlemse Schouwburg gegeven als onder
deel van een Nederlandse tournée, die en
kele dagen eerder In Den Haag begint. De
décors en costuums zijn door Motley ont
worpen en in de rolverdeling vindt men
ook de naam van dc door de voorstelling
Van de Young Vic in Bloemendaal in deze
omgeving zo goed bekend staande George
Devino
de moedeloosheid prijs, ook al waren zijn
wanhoop en eenzaamheid soms groot. Maar
als soldatesk dichter bezon hij zich op de
functie van het dichterschap dat zijtn roe
ping was, om „voor de menselijke ziel
kwartier te maken in een onbewoonbare
wereld".
Meer en meer ontpersoonlijkte zich zijn
gedicht, veralgemeende zich de lyriek tot
epiek, het concrete tot het abstracte, het
individuele tot het menselijke, het ver
bijzonderde ding tot het wezen van èlle
dingen, de vereenzaamde mens tot ge
meenschap, de verscheidenheid der na
tuurlijke verschijningsvormen tot kosmos
en de kosmos tot het eeuwig beginsel van
al het zijnde en al het wordende: tot God.
Hoe zou zich In één, voor wie het dichten
zozeer een levensfunctie was, dit proces
van ontDersoonlijking, van hereniging, an
ders hebben kunnen voltrekken dan in het
gedicht-zelf? Wie de eerste verzen van „De
Wandelaar" vergelijkt met de acht jaar
later verschenen „Vormen", deze weer met
de „Nieuwe Gedichten" (met „Awater"
vooral) en „Het Uur U", vindt vers na vers
het wereldbeeld van onze tijd, deze be
proefde diaspora van het mensenleven, in
gelijfd bij het gedicht, waarin het, door
het dichterwoord bezworen, zich voegde in
„het klein heelal" van de versvorm. Nij
hoff had gebroken met het aesthetisch ver
momde woord, met het emotioneel geladen
vers. Hij doorbrak het traditionele gedicht,
niet naar buiten toe door het te ontbinden,
maar met centrifugale bezieling door te
dringen in het binnenste binnen van het
woord, van het woord als symbool, als
openbarende klank, als onthullend teken
van eenheid-in-verscheidenheid.
Wat zijn werk verwant doet ziin aan de
grootsten van deze eeuw Proost en
Joyce, Virginia Woolf en Gide, Broch en
Thomas Mann is dit besef van verbon
denheid aan het mythisch-aanvankelijke,
het onverwoestbaar-duurzame in de wis
seling, het tijdeloos-onpersoonlijke waar
van ons bewuste „ik" maar een kleine,
begrensde voorpost is in het licht van de
dag. Veel van dat aanvankelijke bleef
naamloos in ons, bleef geheime kracht,
oerkracht, levenskracht.
Met die levenskracht heeft één wortel
van de boom van zijn werk de gemeen
schap hersteld. Wat eraan ontbloeide werd
woord, geladen woord „spartelnaakt"
zoals Aafjes eens dichtte dat al noemend
het genoemde de zin geeft van de eeuwige
zin. tot beeld her beeldt van het eeuwige
beeld, het zij wat het zij: fluitketel of
straat, hamer of spons, rietstoel of keuken-
rek. Wat hij met dat „dichterwoord" aan
raakte ging ademen, ging léven, natuurlijk
leven, in eenvoud leven onproblema
tisch, onverdeeld, ongeschonden.
En zo, ieder mens trambestuurder en
schrijver, werkvrouw en ingenieur, soldaat
en huisvrouw als „de" mens herkennend
en betrekkend in de eenheid van al het
bestaande, kon hij van het menselijk dich
ten in mervselijk-alledaagse taal en ln die
taal door de bezwerende macht van zijn
woord kenbaar maken wat alle talen te
boven gaat: het onvertaalbare van hetgeen
hoorbaar wordt tijdens het „uur U", tijdens
dat éne ogenblik van kortsluiting met de
eeuwigheid.
„Er staat niet wat er staat", dichtte hij
in „Awater". Neen. Maar er klinkt wat er
klinkt er ademt wat er ademt; er zwijgt
wat stil blijft in de ondoorgrondelijkheid
van dit heelal en er staat gebeeld wat ver
beeld werd. En die klank en die ademtocht,
die stilte en die verbeelding, maken dich
terlijk wéar wat hij menseliik wilde: de
wereld weer bewoonbaar maken door de
poëzie. In die zin-is hij een vernieuwend,
een bevrijdend, een nationaal, een kos
misch dichter. Tn d'ie zin staat hij creatief
in de prille ochtend van een jon?e tiid.
C. J. E. DINAUX.
Marti ruw Nijhoff: ..Verzameld Werk".
Deel I ((N V Daamen te 's-Oravenihage en O
A. van Oorschot te Amsterdam),
„I)E MADONNA IN DF. KUNST"
Het Centraal Museum te Utrecht heeft
dezer dagen de tienduizendste bezoeker van
de tentoonstelling „De Madonna in de
kunst" ontvangen. Het was kapelaan A. J.
Maas uit Oss. Heh werd door de directrice,
mejuffrouw dr. M. E. Houtzager, een boek
werk aangeboden.
„Rivier tussen rotsen en kastelen"
gewassen tekening door Paul Bril, ge
boren te Antwerpen in 1554 en
gestorven in 1626 te Rome.
«XXMOOOOOOOOOOlXXXMOOOOOOOOOOOOOCXXOOOOOOOOOOOOOpOCOOOOOOl
NA DE AVRO heeft ook de KRO zyn
zorgen gekregen om de wekelijkse produc
tie van een bont programma. Nadat in het
in September begonnen seizoen het op
zeer goed niveau staande uur „Negen heit
de klok" was vervangen door het d'rie
kwartier durende „Tam-tam" dat in
tussen, dank zij Jan de Cler's en Alexan
der Pola's invallen, heus nog niet zo tam
was als de titel deed vermoeden kon
men toch een luisteraarsuittocht naar de
„Showboat" van de concurrerende zender
waarnemen. Wellicht kwam dit ook door
een onvoldoende waardering van het ove
rigens loffelijke initiatief van de KRO om
op Zaterdagavond een symphonie-eoncert
te geven als tegenwicht tegen de gein van
Eli Asser's „Mimoza".
Men heeft nu de
programma-coördi
natie maar weer de
programma-coördina
tie gelaten en het
symphon ie-coneert
naar het begin van de
avond verzet, zodat
het dus met de lezingen
Voor ét
van de VPRO
samenvalt. •Ingrijpender zijn de wijzigin
gen in het bonte programma. De spitsvon
digheden van Jan de Cler en Alexander
Pola werden op Zondagavond' tezamen ge
bracht in een „Krootje half-om" en op
Zaterdagavond staat nu een Carrousel te
draaien, waarvan het toèrental heel wat
lager ligt dan het aantal knopen waarmee
de concurrerende Showboat de aether-
golven snijdt. Men heeft, lijkt het ons, de
gezelligheid-zonder-meer van de Donder
dagavond van de NCRV willen bereiken
zonder het echter verder te brengen dan
een zekere gezapigheid, welke slechts een
vorm van verveling is. Naar onze smaak
zijn er veel te veel gereserveerde schuitjes
in deze draaimolen: één voor Fons Desch
met zijn „Adres onbekend", dat al heel
provinciaal wordt gepresenteerd, een voor
Kees Schilperoort, waarvan wel het stem
geluid, maar niet de conférence aan Cees
de Lange doet denken, als leider van een
weinig boeiend „radio-ganzenbord'', een
voor „Wensje van de week", waarop we
ook al niet zitten te wachten en tenslotte
de Krobold, die raadseltjes opgeeft: wel
licht nog het meest geslaagde onderdeel.
Dit alles echter is nog licht verteerbaar
vergeleken bij de logge conversaties, welke
ons onder het motto „De Toko heeft alles"
worden voorgeschoteld. We hebben er nu
twee uitzendingen van gevolgd, die naar
nooit meer smaakten. Het gaat hier om
een grove imitatie van de Familie Door
snee, waarvan het patroon onmiddellijk te
herkennen valt: de altijd door zorgen en
zorgjes geplaagde winkelier en huisvader,
de moeder met het goede hart, de dochter
en haar aanbidders. De rol van dokter
Marmes schijnt in dit geval die van de
kapelaan te zijn en omdat de heer Bob
Bleyenberg er blijkbaar voor terugge
schrokken is ook nog een zoon in zijn
doorsnee-familie op te nemen, heeft hij
dat gemis vervangen door een compagnon,
een kassier en een jongste bediende. Wat
de auteur niet heeft geïmiteerd zijn Annie
Schmidt's snedige dialogen en geestige
visie op haar sujetten. In plaats daarvan
heeft hij een levensbeschouwelijk element
in zijn Toko geëtaleerd. Deze ruil Ls te
VAN DE BEKENDE uitgave „Repro
ducties naar schilderijen en beeldhouw
werken" van het Museum Boymans te
Rotterdam is een tweede druk versche
nen. De eerste uitgave van dit aan
trekkelijke en goed verzorgde boekje,
in zevenduizend exemplaren in 1950
verschenen, was in Augustus 1954 uit
verkocht. De nu verschenen herdruk
bevat 96 afbeeldingen, dat is 24 meer
dan de eerste. Verschillende nieuwe
aanwinsten, zoals het landschap van
Hercules Seghers, de studiekop van
Rembrandt, de „Lente te Vétheuil" van
Monet, de „Oise bij Pontoise" van Pis-
saro, Breitners „Orringetje" en Charley
Toorops „.Drie generaties" werden op
genomen. Door de grote oplage van
twaalfduizend exemplaren kon de lage
prijs van 1.50 gehandhaafd blijven.
De reproducties zijn bijzonder mooi uit
gevoerd. Er is een inhoudsopgave in de
Nederlandse en Franse taal opgenomen.
Mij dunkt dat een Duitse tekst hieraan
wel toegevoegd mocht worden.
DAT HET MUSEUM Boymans zijn
uitgaven met veel smaak weet op te
dienen, wordt eveneens bewezen door
de voortreffelijke rijk geïllustreerde
catalogus voor de Tin-tentoonstelling
die thans in het Museum te zien is. Het
is de vermaarde collectie tin van de
verzamelaar A. J. G. Verster, die hier
getoond wordt. Het oudste stuk is een
Romeinse vaas. Daarna volgt een kan
die het jaartal 1331 in het deksel draagt.
De inleider van de catalogus, de heer J.
N. Bastert, schrijft terecht: „Er is een
stuk cultuurgeschiedenis uit deze ver
zameling te lezen". Voorwerpen uit de
stad en van het land, uit huis en he-
berg, uit kerk en klooster maken deel
uit van de collectie.
Dat men ook leerrijke en vermake
lijke opschriften wist te bedenken be
wijst een gildekan uit de achttiende
eeuw, waarop men lezen kan: „Wey
schonmakers vroom drenke bier en wijn
sonder schroome Wij moete tserver
betalen met den hamer en de tang
Moet het daar weer uyt halen".
TENSLOTTE zond Boymans ons de
catalogus voor de expositie van Oude
tekeningen van Vlaamse en Hollandse
meesters uit de Verzameling de Grez,
welke collectie een minder bekend on
derdeel van de Koninklijke Musea voor
Schone Kunsten te Brussel vormt. De
verzameling die, kort voor de eerste
wereldoorlog, door mevrouw de douai
rière de Grez aan het Museum te Brus
sel werd geschonken, gaat terug tot het
begin der negentiende eeuw, tot de Ne
derlandse* verzamelaar Arnold Ingen
Housz te Breda en weerspiegelt in sterke
mate diens smaak: een voorliefde voor
de Nederlandse meesters der 18de eeuw.
De keuze van het Museum Boymans
beperkte zich echter tot de Vlaamse en
Hollandse kunstenaars uit de zestiende
en zeventiende eeuw. Wij vermelden
daaruit de ontwerptekening van Pieter
Brueghel de Oude voor een van de gra
vures in de reeks der „Zeven Deugden"
en landschaptekeningen van Cornelis
Metsys, Paul Bril, Jan Brueghel, teke
ningen van Jordaens en een studieblad
van Jacques de Gheyn.
Deze tentoonstelling is nog te bezich
tigen tot 14 Februari. O. B. DE KAT
ófcooooooooooooooooooooooooooooooooocooooooooasxjooooooiy
ongelijksoortig om er verder in deze ru
briek op door te gaan.
„Carrousel" eindigt met een dioor Jules
de Corte aan het draaien gebrachte rou
lette. Zijn aandeel, prettig gezongen speel
se liedjes, in dit rommelige en weinig
overtuigende bonte programma, maakt,
dat de slotindruk beter is dan deze Zater
dagavondronde verdient. J. H. B.
Wie voor het eerst van zijn leven in Brazilië vertoeft
waarbij het niet tot de waarschijnlijkheden behoort dat hij
steden als Rio en Sao Paulo overslaat zal, ook zonder dat
zijn aandacht in die richting wordt geforceerd, getroffen en
ontroerd worden door de Braziliaanse kunst van het bou
wen. Brazilië biedt de Europeaan talrijke interessante waar
nemingsmogelijkheden, doch geen ervan is zo indringend,
zo op de voorgrond tredend als de moderne architectuur,
die zich bij de vreemdeling presenteert zoals een trots, blij
moedig kind in Zondagse kleren de gast des huizes tege
moet treedt: ongekunsteld, fris, nieuw, eerlijk en ver
overend. Dit merkwaardige land, in vele opzichten zo duide
lijk nog aan het begin van een civilisatie-proces aarzelend,
is in zijn architectonische kunst indrukwekkend-moedig
vooruit gestapt uit de rij der experimenterendcn, om een af
geronde. eigen stijl van treffende schoonheid en verbazing
wekkende efficiency te presenteren, daarmee een kunst
vorm tot maatschappelijke, rationele betekenis verheffend
zoals zelden in de wereldgeschiedenis kan zijn gebeurd.
Brazilië, op zijn enorme grondgebied
dat groter is dan dat der Ver&nigde Staten
een ontelbaar aantal rassen en kleuren
verenigend, is in de loop van zijn politieke
zelfstandigheid gegroeid tot een nationale
eenheid, die vervuld is van een energiek
en bewust nationaliteitsbesef. Geen over
dreven nationalisme, doch een eigen le
vensstijl maakt de Brazilianen afkerig van
buitenlandse clichés op welk terrein ook te
adopteren. Daardoor is veel in dit reus
achtige en moeilijk te exploreren land ten
achter gebleven, doch daardoor ook is de
Braziliaanse „way of live" doordrenkt van
een onmiskenbare originaliteit, waarin
eigen maatschappelijke, artistieke en alge
meen-culturele gestalten te onderscheiden
zijn.
Toen om een of andere reden een stad
als Sao Paulo werd uitverkoren grootstad
en zelfs metropool en certum van Brazi
liaanse commercie te worden, was de nood
zaak tot bouwen en tot snel en veelvuldig
bouwen in deze stad opportuun. Er was
een enorme behoefte aan grote ruimten
voor kantoorlokalen en
t-""r? bedrijven, woon-apparte.
1 menten en openbare dien-
Ml sten. In enkele jaren
*'1 tijds aangroeiend tot een
J monsters tad van meer
dan 2millioen inwo
ners, had Sao Paulo in-
derdaad een monster van
1 een stad kunnen worden,
met grijze betonikisten
ISm. van dertig verdiepingen
en strakke rijen modelhuizen van eenvor
mige utiliteits-étages. Sao Paulo is echter
geen monsterlijke stad geworden. Want in
de jaren van 1935 tot heden heeft de ar
chitectonische kunst in Brazilië ideeën uit
gewerkt onder druk van het steeds sneller
voortschrijdende moderniserings- en uit
breidingsproces van zijn grote steden. De
architectuur is geënt op de golf van ont
wikkeling, die het ganse Braziliaanse leven
als in een stroomversnelling heeft meege
sleept. In Sao Paulo, in Rio, in Bel Hori-
zonte, in Bahia en Campinas verrezen
bouwwerken die het zakenleven moesten
herbergen en woonruimte moesten ver
schaffen aan de millioenen, die zich kwa
men voegen bij de grote stadsbevolkingen.
Doch deze bouwwerken, met hoeveel spoed
ook opgetrokken, bleken trouw te blijven
aan het eigen Braziliaanse karakter en hun
rationalisme paste wonderwel met hun
aesthetiek. De Braziliaanse bouwmeesters
zijn erin geslaagd en ieder op hun eigen
karakteristieke wijze mooie wolken
krabbers te bouwen Dat is een prestatie.
Er is geen spoor van Amerikanisme in hun
tot de hemel reikende woon- en zakenblok-
ken te bespeuren, ofschoon de wolken
krabber een Amerikaans monopolie zou
kunnen heten.
Het schodnste en indrukwekkendste
voorbeeld van deze architectonische kracht
prestatie bevindt zich in Rio. Het is het
Braziliaanse ministerie van Volksopvoeding
en Gezondheid, dat zich als een juweel van
De diagonale effecten der balcons aan de
gevel van deze wolkenkrabber te Sao Paulo
geven een merkwaardige verlichting van
het kolossale blok, waardoor het geheel
5 sierlijker en minder zwaarwichtig wordt.
charme en kracht, sierlijkheid en moed
verheft in het gevarieerde Rio-se stads
beeld. Een afbeelding van dit gebouw ziet
men op de voorpagina van Erbij. En dit
gebouw is niet alleen het schoonste, het is
ook het eerste Braziliaanse bouwwerk dat
geheel en al de Braziliaanse bouwkunst
tot uitdrukking bracht, zoals zij ontstaan
is uit de velerlei invloeden die uit bijna
alle landen der wereld op haar hebben in
gewerkt. Het is voornamelijk de moderne
Franse architectuur, die het aanzijn aan
I deze Braziliaanse kunst gegeven heeft. De
j Franse architect Le Corbusier komt de eer
toe, gesuggereerd te hebben tot deze stijl-
richting, die reeds vóór zijn komst naar
Brazilië bij een aantal jonge architecten
leefde doch waarvan de „uitbarsting" de
aanmoediging van een man als Corbusier
nodig had.
Nochtans is de Braziliaanse stijl niet een
copie van de Franse geworden. Zoals de
Braziliaan een mengras is van tientallen
mensenrassen, zo is ook zijn bouwstijl een
geïntegreerde eenheid van mengstijlen ge
worden, die zowel de Portugees-Spaanse,
de Engelse, de Franse als de Arabische ar
chitectuur in zich verenigt. Deze ingedriën-
ten zijn het echter niet voornamelijk, die
de stijl deden ontstaan: het voornaamste
element was de Braziliaanse durf.
Durf is het kenmerk van de Braziliaanse
bouwstijl. Moedige mannen moeten het
zijn geweest, die de grootheid van de tijd,
waarin Brazilië tot een wereldnatie aan het
groeien is, durfden onderkennen en gestal
te geven. Er is niets pietluttigs, kleins of
De plaatsing van lage en hoge beplantingen
in de tuinen der Braziliaanse villa's is
aangepast aan het totaalbeeld. De scha-
duw-effecten zijn zorgvuldig berekend op
het doorbreken der strakke lijnen.
Licht en lucht hebben geen vrij entrée in
de moderne Braziliaanse huizen. Zij wor
den beide „voorgefiltreerd": Het scherpe
zonlicht wordt verwazigd door indirecte
invalshoeken en de lucht afgekoeld door
schaduwrijke loggia's en „binnenbalcons"
een kunst van accentuering: mozaïeken,
tegelimotieven, bloemenimpressies, in zach
te, met de natuur accorderende tinten, die
door het zonlicht worden verhevigd en in
de a vondschemering vervagen tot een
sprooKjesachtig, Oosters accent. Deze
muurschilderingen veranderen vaak een
gedurfde, kubistische vormgeving tot een
ijler, vriendelijker architectonische gestal
te, evenals trouwens het veelvuldig ge
bruik van zuilen dat doet. Inderdaad is de
basis van deze soort decoratie terug te
vinden in de primitieve geschiedenis van
Zudd-rtmerika, en blijkt zij van Arabische
oorsprong te zijn, ofschoon zij in Wester-
ser trant is „getoonzet". Zo is het een spe
cifiek Braziliaanse kunst geworden, die
eens temeer het gemengde karakter van
het Braziliaanse volk symboliseert.
Dat gemengde karakter is overigens tn
tal van Braziliaanse verschijnselen terug
t>e vinden. Het Braziliaanse eigene is eau
kristallisatie.
„Dit grote probleem: Hoe kunnen men
sen met elkander in vrede leven op aarde,
ondanks verschillen in ras, klasse, kleur,
religie en overtuiging dit vraagstuk van
wereldbelang heeft geen enkel land op een
zo weldadige, verheugende wijze opgelost
als Brazilië. Dit land is naar mijn mening
waard om volledig bemind te worden...".
Aldus Stefan Zweig in zijn boek „Land
der toekomst'. Deze uitspraak staat als het
ware met trots en diepe menselijke vreug
de geschreven in de indrukwekkende let
ters der Bjazilaanse architectonische pres
taties. De liefelijke villawijken, waar mo
derne woonhuizen van eenvoudig doch in
nemend allure in duizenderlei vormen en
opvattingen de vele aspecten der nieuwe
Braziliaanse bouwkunst even sterk vertol
ken als de enorme zakenpanden in de cities,
zijn ook voor de Braziliaanse architecten
niet te gering van belang om hun kunst
het volle pond te geven. Zij toveren sprook-
armetierigs in geen der détails van deze
Braziliaanse architectuur. Het is allemaal
even ruim, vrij ademend, simpel doch te
gelijk kloekmoedig, wat de Braziliaanse
bouwwerken van groot allure kenmerkt.
Le Corbusier kwam in 1936 naar Brazi
lië, uitgenodigd door een jonge architec
tengeneratie die gereed was om iets groots
te doen. Het was alsof zij de bevestiging
van een kunstenaar uit de Oude Wereld
nodig hadden om aan het werk te gaan:
de bevestiging van hun waarde, hun artis
tiek gelijk.
Le Corbusier gaf hun die volledig. „Wat
moet ik hier doen?" vroeg hij zich in op
perste verwondering af. „Jullie weten hoe
het moet, boter dan ik het kan vertellen!"
Niettemin werden zijn waardevolle advie
zen en suggesties getrouwelijk gewogen en
dankbaar aanvaard. Het was minister Ca-
panema, minister van Volksopvoeding en
Gezondheid, die daarna Le Corbusier en
zijn Braziliaanse architectenschool de op
dracht tot bouw van een nieuw ministerie
gaf. Lucio Costa, Oscar Niemeyer, Carlos
Leao, Moriera, de gebroeders Roberto en
Vasconcello togen aan het werk. In Rio en
elders in Brazilië.
Het ministerie van Volksopvoeding en
Gezondheid in Rio wordt het mooiste mo
derne bouwwerk ter wereld genoemd....
Wanneer men in bewondening opziet
naar de sierlijke vormen van deze Brazi
liaanse bouwwerken van modem allure,
valt soms tegelijk een aanvankelijk onde
finieerbaar „primitief" element op: bij
nadere beschouwing blijkt het de decora
tieve mirursehildea-mg te zijn, diie dit ele
ment .suggereert. Een kleurige, niet al te
zeer opvallende doch met de vormen har
moniërende decoratie met primitieve fi
guratie, diie iets Arabisch heeft. Het is
Kijkje op de galerij van een zomerresiden
tie in het vacantie-oord Pétropolis, een
prachtig-gelegen stad ten Noorden twn de
Baai van Rio. De combinatie van hout en
steen en de gedurfde toepassing t'on
ruimtewerkingen vallen hierbij op.
jes uit een hoop stenen en goochelen met
een enkele, op de juiste plaats geplante ko-
ningspalm in een voortuin. Zij zijn moder
ne kunstenaars die de nieuwe energie van
een nieuw werelddeel in de artistieke char
me hunner kunst weten te doen spreken op
een toon die luider en indrukwekkender
klinkt dan de rauwe stem van een atoom
kanon, dat ten onrechte wel eens geldt als
de grootste prestatie dezer eeuw.
JOS LODEWIJKS
Een modern woonhuis in een der buiten
wijken van Rio. De voorgevel is gebouwd
uit open stenen, die de lucht circulatie door
de daarachter gelegen voorhal bevorderen.