Een krakende Carrousel Moedig en charmant, eerlijk en indrukwekkend - De dichter Marti nus TVajhoff Uitgaven van Museum Boymans Naar aanleiding Dan het eerste deel van zijn Verzameld Werk Litteraire Kanttekeningen Engelse voorstelling van „Hedda Gabler" De moderne Braziliaanse architectuur vertolkt nieuwe levensstijl in Maart te Haarlem Invloed van Le Corbusier gaf de stoot aan een gedurfde doch geslaagde artistieke practijk „Primitief" element HET ZOU NOG TE VROEG zijn om de uitspraak te wagen dat Nijhoff de grootste dichter sinds de Beweging van Tachtig is geweest, al ben ik persoonlijk geneigd het ervoor te houden. Maar van geen van zijn tijdgenoten is de grootheid, het meester schap zo algemeen en volmondig erkend als van hem. Van geen is de vernieuwende invloed op de jongere generatie zo stimulerend en zo aanwijsbaar geweest. En van geen ook kan worden gezegd als van hem dat hij zijn tijd, déze tijd, dit „leven in verwildering ontwricht", zo moedig tegemoet is getreden, zo volstrekt in zich opnam, om het, er zich mee vereenzelvigend, te boven te komen in een levenssfeer, die gisteren en morgen, aarde en hemel, oorsprong en bestemming, materie en geest, natuur en cultuur, eeuwigheid en vergankelijkheid, uit hun fatale verbrokenheid herstelde tot een eenheid van kosmisch mens-zijn. Nijhoff was, van welke kant men zijn werk benadert, synthese. Nu in Deel I van gijn Verzameld Werk*) in deze prach tige uitgave, hem waardag voor het eerst gijn oorspronkelijk dichtwerk bijeenstaat, vers na vers het spoor aftekenend van de weg, die de met „De Wandelaar" debu terende dichter is gegaan tot de verre ein der van de eindeloze dood, doet het zich meer dan ooit voor als een levend organis me. Als een boom, diep geworteld in het kiemende duister van de aarde, oprijzend paar het open licht van de hemel, zich vertakkend volgens een innerlijke levens wet, gevormd door tij en ontij, knoestig waar de diepste aandrift hem tot een an dere groei dwong, onwrikbaar en buig zaam tegelijk. In zijn vezels trilt het van aardsheid, in zijn kroon fluistert het van een atmosferische ademtocht. En waar die trilling van die fluistering vervuld is, ont spruit als een wonderblad een gedicht. Er is in deze ontplooiing van kiem tot blad. in de veelheid van metamorphosen die Nijhoff onderging, geen „breuk" zoals Is gezegd. Hij wès Pierrot en monnik, sa- tyr en Christofoor, kind en soldaat, maar hij was het één kt het ander. Hij was, voortgekomen uit de nabloei van Tachtig, een lyricus; maar „zingend en zonder her innering" ging hij „uit het eerste land van daan" om zich in de wereld te wagen in „een vreemde wereld", een wereld van losgeraakte dingen, zó hoog opgevoerd door het technisch vernuft, dat ze de mens aan staarden als monsters met dode ogen, maar een niettemin onontkoombare blik. Hij ontweek die „obsederende" blik niet. Hij vluchtte niet terug in de ivoren toren van de persoonlijke gevoelsontboezeming. Hy wendde zich, al was hij diep verontrust, niet met walging af, noch gaf hij zich aan Op deze foto ziet men Peggy Ashcroft en Rachel Kempson (de echtgenote van Mi chael Redgrave) in een scène uit de door Max Faber vervaardigde Engelse versie van „Hedda Gabler" van Ibsen, een der grootste Londense toneelsuccessen der laat ste jaren. De door Peter Ashmore geregis seerde voorstelling wordt op 3 Maart in de Haarlemse Schouwburg gegeven als onder deel van een Nederlandse tournée, die en kele dagen eerder In Den Haag begint. De décors en costuums zijn door Motley ont worpen en in de rolverdeling vindt men ook de naam van dc door de voorstelling Van de Young Vic in Bloemendaal in deze omgeving zo goed bekend staande George Devino de moedeloosheid prijs, ook al waren zijn wanhoop en eenzaamheid soms groot. Maar als soldatesk dichter bezon hij zich op de functie van het dichterschap dat zijtn roe ping was, om „voor de menselijke ziel kwartier te maken in een onbewoonbare wereld". Meer en meer ontpersoonlijkte zich zijn gedicht, veralgemeende zich de lyriek tot epiek, het concrete tot het abstracte, het individuele tot het menselijke, het ver bijzonderde ding tot het wezen van èlle dingen, de vereenzaamde mens tot ge meenschap, de verscheidenheid der na tuurlijke verschijningsvormen tot kosmos en de kosmos tot het eeuwig beginsel van al het zijnde en al het wordende: tot God. Hoe zou zich In één, voor wie het dichten zozeer een levensfunctie was, dit proces van ontDersoonlijking, van hereniging, an ders hebben kunnen voltrekken dan in het gedicht-zelf? Wie de eerste verzen van „De Wandelaar" vergelijkt met de acht jaar later verschenen „Vormen", deze weer met de „Nieuwe Gedichten" (met „Awater" vooral) en „Het Uur U", vindt vers na vers het wereldbeeld van onze tijd, deze be proefde diaspora van het mensenleven, in gelijfd bij het gedicht, waarin het, door het dichterwoord bezworen, zich voegde in „het klein heelal" van de versvorm. Nij hoff had gebroken met het aesthetisch ver momde woord, met het emotioneel geladen vers. Hij doorbrak het traditionele gedicht, niet naar buiten toe door het te ontbinden, maar met centrifugale bezieling door te dringen in het binnenste binnen van het woord, van het woord als symbool, als openbarende klank, als onthullend teken van eenheid-in-verscheidenheid. Wat zijn werk verwant doet ziin aan de grootsten van deze eeuw Proost en Joyce, Virginia Woolf en Gide, Broch en Thomas Mann is dit besef van verbon denheid aan het mythisch-aanvankelijke, het onverwoestbaar-duurzame in de wis seling, het tijdeloos-onpersoonlijke waar van ons bewuste „ik" maar een kleine, begrensde voorpost is in het licht van de dag. Veel van dat aanvankelijke bleef naamloos in ons, bleef geheime kracht, oerkracht, levenskracht. Met die levenskracht heeft één wortel van de boom van zijn werk de gemeen schap hersteld. Wat eraan ontbloeide werd woord, geladen woord „spartelnaakt" zoals Aafjes eens dichtte dat al noemend het genoemde de zin geeft van de eeuwige zin. tot beeld her beeldt van het eeuwige beeld, het zij wat het zij: fluitketel of straat, hamer of spons, rietstoel of keuken- rek. Wat hij met dat „dichterwoord" aan raakte ging ademen, ging léven, natuurlijk leven, in eenvoud leven onproblema tisch, onverdeeld, ongeschonden. En zo, ieder mens trambestuurder en schrijver, werkvrouw en ingenieur, soldaat en huisvrouw als „de" mens herkennend en betrekkend in de eenheid van al het bestaande, kon hij van het menselijk dich ten in mervselijk-alledaagse taal en ln die taal door de bezwerende macht van zijn woord kenbaar maken wat alle talen te boven gaat: het onvertaalbare van hetgeen hoorbaar wordt tijdens het „uur U", tijdens dat éne ogenblik van kortsluiting met de eeuwigheid. „Er staat niet wat er staat", dichtte hij in „Awater". Neen. Maar er klinkt wat er klinkt er ademt wat er ademt; er zwijgt wat stil blijft in de ondoorgrondelijkheid van dit heelal en er staat gebeeld wat ver beeld werd. En die klank en die ademtocht, die stilte en die verbeelding, maken dich terlijk wéar wat hij menseliik wilde: de wereld weer bewoonbaar maken door de poëzie. In die zin-is hij een vernieuwend, een bevrijdend, een nationaal, een kos misch dichter. Tn d'ie zin staat hij creatief in de prille ochtend van een jon?e tiid. C. J. E. DINAUX. Marti ruw Nijhoff: ..Verzameld Werk". Deel I ((N V Daamen te 's-Oravenihage en O A. van Oorschot te Amsterdam), „I)E MADONNA IN DF. KUNST" Het Centraal Museum te Utrecht heeft dezer dagen de tienduizendste bezoeker van de tentoonstelling „De Madonna in de kunst" ontvangen. Het was kapelaan A. J. Maas uit Oss. Heh werd door de directrice, mejuffrouw dr. M. E. Houtzager, een boek werk aangeboden. „Rivier tussen rotsen en kastelen" gewassen tekening door Paul Bril, ge boren te Antwerpen in 1554 en gestorven in 1626 te Rome. «XXMOOOOOOOOOOlXXXMOOOOOOOOOOOOOCXXOOOOOOOOOOOOOpOCOOOOOOl NA DE AVRO heeft ook de KRO zyn zorgen gekregen om de wekelijkse produc tie van een bont programma. Nadat in het in September begonnen seizoen het op zeer goed niveau staande uur „Negen heit de klok" was vervangen door het d'rie kwartier durende „Tam-tam" dat in tussen, dank zij Jan de Cler's en Alexan der Pola's invallen, heus nog niet zo tam was als de titel deed vermoeden kon men toch een luisteraarsuittocht naar de „Showboat" van de concurrerende zender waarnemen. Wellicht kwam dit ook door een onvoldoende waardering van het ove rigens loffelijke initiatief van de KRO om op Zaterdagavond een symphonie-eoncert te geven als tegenwicht tegen de gein van Eli Asser's „Mimoza". Men heeft nu de programma-coördi natie maar weer de programma-coördina tie gelaten en het symphon ie-coneert naar het begin van de avond verzet, zodat het dus met de lezingen Voor ét van de VPRO samenvalt. •Ingrijpender zijn de wijzigin gen in het bonte programma. De spitsvon digheden van Jan de Cler en Alexander Pola werden op Zondagavond' tezamen ge bracht in een „Krootje half-om" en op Zaterdagavond staat nu een Carrousel te draaien, waarvan het toèrental heel wat lager ligt dan het aantal knopen waarmee de concurrerende Showboat de aether- golven snijdt. Men heeft, lijkt het ons, de gezelligheid-zonder-meer van de Donder dagavond van de NCRV willen bereiken zonder het echter verder te brengen dan een zekere gezapigheid, welke slechts een vorm van verveling is. Naar onze smaak zijn er veel te veel gereserveerde schuitjes in deze draaimolen: één voor Fons Desch met zijn „Adres onbekend", dat al heel provinciaal wordt gepresenteerd, een voor Kees Schilperoort, waarvan wel het stem geluid, maar niet de conférence aan Cees de Lange doet denken, als leider van een weinig boeiend „radio-ganzenbord'', een voor „Wensje van de week", waarop we ook al niet zitten te wachten en tenslotte de Krobold, die raadseltjes opgeeft: wel licht nog het meest geslaagde onderdeel. Dit alles echter is nog licht verteerbaar vergeleken bij de logge conversaties, welke ons onder het motto „De Toko heeft alles" worden voorgeschoteld. We hebben er nu twee uitzendingen van gevolgd, die naar nooit meer smaakten. Het gaat hier om een grove imitatie van de Familie Door snee, waarvan het patroon onmiddellijk te herkennen valt: de altijd door zorgen en zorgjes geplaagde winkelier en huisvader, de moeder met het goede hart, de dochter en haar aanbidders. De rol van dokter Marmes schijnt in dit geval die van de kapelaan te zijn en omdat de heer Bob Bleyenberg er blijkbaar voor terugge schrokken is ook nog een zoon in zijn doorsnee-familie op te nemen, heeft hij dat gemis vervangen door een compagnon, een kassier en een jongste bediende. Wat de auteur niet heeft geïmiteerd zijn Annie Schmidt's snedige dialogen en geestige visie op haar sujetten. In plaats daarvan heeft hij een levensbeschouwelijk element in zijn Toko geëtaleerd. Deze ruil Ls te VAN DE BEKENDE uitgave „Repro ducties naar schilderijen en beeldhouw werken" van het Museum Boymans te Rotterdam is een tweede druk versche nen. De eerste uitgave van dit aan trekkelijke en goed verzorgde boekje, in zevenduizend exemplaren in 1950 verschenen, was in Augustus 1954 uit verkocht. De nu verschenen herdruk bevat 96 afbeeldingen, dat is 24 meer dan de eerste. Verschillende nieuwe aanwinsten, zoals het landschap van Hercules Seghers, de studiekop van Rembrandt, de „Lente te Vétheuil" van Monet, de „Oise bij Pontoise" van Pis- saro, Breitners „Orringetje" en Charley Toorops „.Drie generaties" werden op genomen. Door de grote oplage van twaalfduizend exemplaren kon de lage prijs van 1.50 gehandhaafd blijven. De reproducties zijn bijzonder mooi uit gevoerd. Er is een inhoudsopgave in de Nederlandse en Franse taal opgenomen. Mij dunkt dat een Duitse tekst hieraan wel toegevoegd mocht worden. DAT HET MUSEUM Boymans zijn uitgaven met veel smaak weet op te dienen, wordt eveneens bewezen door de voortreffelijke rijk geïllustreerde catalogus voor de Tin-tentoonstelling die thans in het Museum te zien is. Het is de vermaarde collectie tin van de verzamelaar A. J. G. Verster, die hier getoond wordt. Het oudste stuk is een Romeinse vaas. Daarna volgt een kan die het jaartal 1331 in het deksel draagt. De inleider van de catalogus, de heer J. N. Bastert, schrijft terecht: „Er is een stuk cultuurgeschiedenis uit deze ver zameling te lezen". Voorwerpen uit de stad en van het land, uit huis en he- berg, uit kerk en klooster maken deel uit van de collectie. Dat men ook leerrijke en vermake lijke opschriften wist te bedenken be wijst een gildekan uit de achttiende eeuw, waarop men lezen kan: „Wey schonmakers vroom drenke bier en wijn sonder schroome Wij moete tserver betalen met den hamer en de tang Moet het daar weer uyt halen". TENSLOTTE zond Boymans ons de catalogus voor de expositie van Oude tekeningen van Vlaamse en Hollandse meesters uit de Verzameling de Grez, welke collectie een minder bekend on derdeel van de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten te Brussel vormt. De verzameling die, kort voor de eerste wereldoorlog, door mevrouw de douai rière de Grez aan het Museum te Brus sel werd geschonken, gaat terug tot het begin der negentiende eeuw, tot de Ne derlandse* verzamelaar Arnold Ingen Housz te Breda en weerspiegelt in sterke mate diens smaak: een voorliefde voor de Nederlandse meesters der 18de eeuw. De keuze van het Museum Boymans beperkte zich echter tot de Vlaamse en Hollandse kunstenaars uit de zestiende en zeventiende eeuw. Wij vermelden daaruit de ontwerptekening van Pieter Brueghel de Oude voor een van de gra vures in de reeks der „Zeven Deugden" en landschaptekeningen van Cornelis Metsys, Paul Bril, Jan Brueghel, teke ningen van Jordaens en een studieblad van Jacques de Gheyn. Deze tentoonstelling is nog te bezich tigen tot 14 Februari. O. B. DE KAT ófcooooooooooooooooooooooooooooooooocooooooooasxjooooooiy ongelijksoortig om er verder in deze ru briek op door te gaan. „Carrousel" eindigt met een dioor Jules de Corte aan het draaien gebrachte rou lette. Zijn aandeel, prettig gezongen speel se liedjes, in dit rommelige en weinig overtuigende bonte programma, maakt, dat de slotindruk beter is dan deze Zater dagavondronde verdient. J. H. B. Wie voor het eerst van zijn leven in Brazilië vertoeft waarbij het niet tot de waarschijnlijkheden behoort dat hij steden als Rio en Sao Paulo overslaat zal, ook zonder dat zijn aandacht in die richting wordt geforceerd, getroffen en ontroerd worden door de Braziliaanse kunst van het bou wen. Brazilië biedt de Europeaan talrijke interessante waar nemingsmogelijkheden, doch geen ervan is zo indringend, zo op de voorgrond tredend als de moderne architectuur, die zich bij de vreemdeling presenteert zoals een trots, blij moedig kind in Zondagse kleren de gast des huizes tege moet treedt: ongekunsteld, fris, nieuw, eerlijk en ver overend. Dit merkwaardige land, in vele opzichten zo duide lijk nog aan het begin van een civilisatie-proces aarzelend, is in zijn architectonische kunst indrukwekkend-moedig vooruit gestapt uit de rij der experimenterendcn, om een af geronde. eigen stijl van treffende schoonheid en verbazing wekkende efficiency te presenteren, daarmee een kunst vorm tot maatschappelijke, rationele betekenis verheffend zoals zelden in de wereldgeschiedenis kan zijn gebeurd. Brazilië, op zijn enorme grondgebied dat groter is dan dat der Ver&nigde Staten een ontelbaar aantal rassen en kleuren verenigend, is in de loop van zijn politieke zelfstandigheid gegroeid tot een nationale eenheid, die vervuld is van een energiek en bewust nationaliteitsbesef. Geen over dreven nationalisme, doch een eigen le vensstijl maakt de Brazilianen afkerig van buitenlandse clichés op welk terrein ook te adopteren. Daardoor is veel in dit reus achtige en moeilijk te exploreren land ten achter gebleven, doch daardoor ook is de Braziliaanse „way of live" doordrenkt van een onmiskenbare originaliteit, waarin eigen maatschappelijke, artistieke en alge meen-culturele gestalten te onderscheiden zijn. Toen om een of andere reden een stad als Sao Paulo werd uitverkoren grootstad en zelfs metropool en certum van Brazi liaanse commercie te worden, was de nood zaak tot bouwen en tot snel en veelvuldig bouwen in deze stad opportuun. Er was een enorme behoefte aan grote ruimten voor kantoorlokalen en t-""r? bedrijven, woon-apparte. 1 menten en openbare dien- Ml sten. In enkele jaren *'1 tijds aangroeiend tot een J monsters tad van meer dan 2millioen inwo ners, had Sao Paulo in- derdaad een monster van 1 een stad kunnen worden, met grijze betonikisten ISm. van dertig verdiepingen en strakke rijen modelhuizen van eenvor mige utiliteits-étages. Sao Paulo is echter geen monsterlijke stad geworden. Want in de jaren van 1935 tot heden heeft de ar chitectonische kunst in Brazilië ideeën uit gewerkt onder druk van het steeds sneller voortschrijdende moderniserings- en uit breidingsproces van zijn grote steden. De architectuur is geënt op de golf van ont wikkeling, die het ganse Braziliaanse leven als in een stroomversnelling heeft meege sleept. In Sao Paulo, in Rio, in Bel Hori- zonte, in Bahia en Campinas verrezen bouwwerken die het zakenleven moesten herbergen en woonruimte moesten ver schaffen aan de millioenen, die zich kwa men voegen bij de grote stadsbevolkingen. Doch deze bouwwerken, met hoeveel spoed ook opgetrokken, bleken trouw te blijven aan het eigen Braziliaanse karakter en hun rationalisme paste wonderwel met hun aesthetiek. De Braziliaanse bouwmeesters zijn erin geslaagd en ieder op hun eigen karakteristieke wijze mooie wolken krabbers te bouwen Dat is een prestatie. Er is geen spoor van Amerikanisme in hun tot de hemel reikende woon- en zakenblok- ken te bespeuren, ofschoon de wolken krabber een Amerikaans monopolie zou kunnen heten. Het schodnste en indrukwekkendste voorbeeld van deze architectonische kracht prestatie bevindt zich in Rio. Het is het Braziliaanse ministerie van Volksopvoeding en Gezondheid, dat zich als een juweel van De diagonale effecten der balcons aan de gevel van deze wolkenkrabber te Sao Paulo geven een merkwaardige verlichting van het kolossale blok, waardoor het geheel 5 sierlijker en minder zwaarwichtig wordt. charme en kracht, sierlijkheid en moed verheft in het gevarieerde Rio-se stads beeld. Een afbeelding van dit gebouw ziet men op de voorpagina van Erbij. En dit gebouw is niet alleen het schoonste, het is ook het eerste Braziliaanse bouwwerk dat geheel en al de Braziliaanse bouwkunst tot uitdrukking bracht, zoals zij ontstaan is uit de velerlei invloeden die uit bijna alle landen der wereld op haar hebben in gewerkt. Het is voornamelijk de moderne Franse architectuur, die het aanzijn aan I deze Braziliaanse kunst gegeven heeft. De j Franse architect Le Corbusier komt de eer toe, gesuggereerd te hebben tot deze stijl- richting, die reeds vóór zijn komst naar Brazilië bij een aantal jonge architecten leefde doch waarvan de „uitbarsting" de aanmoediging van een man als Corbusier nodig had. Nochtans is de Braziliaanse stijl niet een copie van de Franse geworden. Zoals de Braziliaan een mengras is van tientallen mensenrassen, zo is ook zijn bouwstijl een geïntegreerde eenheid van mengstijlen ge worden, die zowel de Portugees-Spaanse, de Engelse, de Franse als de Arabische ar chitectuur in zich verenigt. Deze ingedriën- ten zijn het echter niet voornamelijk, die de stijl deden ontstaan: het voornaamste element was de Braziliaanse durf. Durf is het kenmerk van de Braziliaanse bouwstijl. Moedige mannen moeten het zijn geweest, die de grootheid van de tijd, waarin Brazilië tot een wereldnatie aan het groeien is, durfden onderkennen en gestal te geven. Er is niets pietluttigs, kleins of De plaatsing van lage en hoge beplantingen in de tuinen der Braziliaanse villa's is aangepast aan het totaalbeeld. De scha- duw-effecten zijn zorgvuldig berekend op het doorbreken der strakke lijnen. Licht en lucht hebben geen vrij entrée in de moderne Braziliaanse huizen. Zij wor den beide „voorgefiltreerd": Het scherpe zonlicht wordt verwazigd door indirecte invalshoeken en de lucht afgekoeld door schaduwrijke loggia's en „binnenbalcons" een kunst van accentuering: mozaïeken, tegelimotieven, bloemenimpressies, in zach te, met de natuur accorderende tinten, die door het zonlicht worden verhevigd en in de a vondschemering vervagen tot een sprooKjesachtig, Oosters accent. Deze muurschilderingen veranderen vaak een gedurfde, kubistische vormgeving tot een ijler, vriendelijker architectonische gestal te, evenals trouwens het veelvuldig ge bruik van zuilen dat doet. Inderdaad is de basis van deze soort decoratie terug te vinden in de primitieve geschiedenis van Zudd-rtmerika, en blijkt zij van Arabische oorsprong te zijn, ofschoon zij in Wester- ser trant is „getoonzet". Zo is het een spe cifiek Braziliaanse kunst geworden, die eens temeer het gemengde karakter van het Braziliaanse volk symboliseert. Dat gemengde karakter is overigens tn tal van Braziliaanse verschijnselen terug t>e vinden. Het Braziliaanse eigene is eau kristallisatie. „Dit grote probleem: Hoe kunnen men sen met elkander in vrede leven op aarde, ondanks verschillen in ras, klasse, kleur, religie en overtuiging dit vraagstuk van wereldbelang heeft geen enkel land op een zo weldadige, verheugende wijze opgelost als Brazilië. Dit land is naar mijn mening waard om volledig bemind te worden...". Aldus Stefan Zweig in zijn boek „Land der toekomst'. Deze uitspraak staat als het ware met trots en diepe menselijke vreug de geschreven in de indrukwekkende let ters der Bjazilaanse architectonische pres taties. De liefelijke villawijken, waar mo derne woonhuizen van eenvoudig doch in nemend allure in duizenderlei vormen en opvattingen de vele aspecten der nieuwe Braziliaanse bouwkunst even sterk vertol ken als de enorme zakenpanden in de cities, zijn ook voor de Braziliaanse architecten niet te gering van belang om hun kunst het volle pond te geven. Zij toveren sprook- armetierigs in geen der détails van deze Braziliaanse architectuur. Het is allemaal even ruim, vrij ademend, simpel doch te gelijk kloekmoedig, wat de Braziliaanse bouwwerken van groot allure kenmerkt. Le Corbusier kwam in 1936 naar Brazi lië, uitgenodigd door een jonge architec tengeneratie die gereed was om iets groots te doen. Het was alsof zij de bevestiging van een kunstenaar uit de Oude Wereld nodig hadden om aan het werk te gaan: de bevestiging van hun waarde, hun artis tiek gelijk. Le Corbusier gaf hun die volledig. „Wat moet ik hier doen?" vroeg hij zich in op perste verwondering af. „Jullie weten hoe het moet, boter dan ik het kan vertellen!" Niettemin werden zijn waardevolle advie zen en suggesties getrouwelijk gewogen en dankbaar aanvaard. Het was minister Ca- panema, minister van Volksopvoeding en Gezondheid, die daarna Le Corbusier en zijn Braziliaanse architectenschool de op dracht tot bouw van een nieuw ministerie gaf. Lucio Costa, Oscar Niemeyer, Carlos Leao, Moriera, de gebroeders Roberto en Vasconcello togen aan het werk. In Rio en elders in Brazilië. Het ministerie van Volksopvoeding en Gezondheid in Rio wordt het mooiste mo derne bouwwerk ter wereld genoemd.... Wanneer men in bewondening opziet naar de sierlijke vormen van deze Brazi liaanse bouwwerken van modem allure, valt soms tegelijk een aanvankelijk onde finieerbaar „primitief" element op: bij nadere beschouwing blijkt het de decora tieve mirursehildea-mg te zijn, diie dit ele ment .suggereert. Een kleurige, niet al te zeer opvallende doch met de vormen har moniërende decoratie met primitieve fi guratie, diie iets Arabisch heeft. Het is Kijkje op de galerij van een zomerresiden tie in het vacantie-oord Pétropolis, een prachtig-gelegen stad ten Noorden twn de Baai van Rio. De combinatie van hout en steen en de gedurfde toepassing t'on ruimtewerkingen vallen hierbij op. jes uit een hoop stenen en goochelen met een enkele, op de juiste plaats geplante ko- ningspalm in een voortuin. Zij zijn moder ne kunstenaars die de nieuwe energie van een nieuw werelddeel in de artistieke char me hunner kunst weten te doen spreken op een toon die luider en indrukwekkender klinkt dan de rauwe stem van een atoom kanon, dat ten onrechte wel eens geldt als de grootste prestatie dezer eeuw. JOS LODEWIJKS Een modern woonhuis in een der buiten wijken van Rio. De voorgevel is gebouwd uit open stenen, die de lucht circulatie door de daarachter gelegen voorhal bevorderen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1955 | | pagina 15