DE VERZAMELDE WERKEN BLEVEN „ONVOLTOOID" Moderne kunstcollectie in New York en Washington Litteraire Kanttekeningen De dichter Slauerhoff l wintig jaar verraad S.lCll IIvN A/\r I'l KIvINl N Kunst en vliegwerk in Amerika Nieuwe uitgaven Bezoek aan een synthetisch klooster EVEN ONVERWACHT ALS ONBEVREDIGEND heeft de uitgave van Slauerhoff's Verzamelde Werken haar beslag gekregen met het verschijnen van het zevende deel: „Proza IV", dat niet meer omvat dan „De opstand in Guadalajara" en een summier aanhangsel, bestaande uit een achttal gedichten en één kort verhaal: „Naklanken". Veertien jaar zijn er verstreken sinds de publicatie van het eerste deel; drie leden van de redactiecommissie zijn inmiddels overleden: Ter Braak, Marsman en Van Wessem» van vier hunner en wel behalve van de beide eerstgenoemden ook van A. Roland Holst en J. Greshoff zijn de verzamelde werken lang geleden al ver schenen, maar Slauerhoff schijnt incompleet te moeten blijven. „Onvoltooid" zou men geneigd zijn te zeggen, als men geloven wil, dat ook boeken hun fatum hebben: het noodlot, waaraan hun inhoud, hun geest, als schikgodin heeft mee gegeven. Rustte er een doem op dit werk, zoals er een doem lag over dit dichterleven, over dit immer weer zee-kiezen, dit rusteloos onderweg-zijn naar een Ultra Mare? Het schijnt haast zo te zijn. Moeizaam en traag verschenen destijds meer dan een van zijn bundels, alsof ze even afkerig van een leven cndar de mensen waren als hun dichter. Jaren waren er nodig om voor Slauerhoff een monument op te richten in het geheel van zijn oeuvre. En nu dan, twintig jaar bijna na de dood van Jan Jacob Slauerhoff het onlangs verschenen zevende deel zijn „verzameld" werk af sluit, is voor onafzienbare tijd de kans verkeken ook het essayistisch-critische proza gebundeld en wel een plaats te geven naast het definitief-vereende. Onvoltooid dus zullen wij voorlopig deze uitgave moeten aanvaarden en desnoods kunnen aanvaarden als symbool van een leven, dat zélf onvoltooid bleef en wel moest blijven. Lees de brieven, die dezer dagen door Arthur Lehning zijn gepubli ceerd*), deze epistolaire vermommingen uit de jaren 19251929, waarin een mens van een haast constitutionele eenzaamheid en norsheid dingt naar een korrel eerlijke vriendschap, naar een glimp van oprecht- menselijke warmte. Lees van zijn voort durende aarzeling tussen zwervend leven en duurzaam onderdak, van zijn heimwee naar wat hij achterliet en zijn weerzin van een weerzien. Lees van zijn vrijwel on ophoudelijke ziekte, van zijn bitter ver beten liefde, zijn hunkeren naar „het ver gelegen, steeds wenkend en steeds wijkend wonderland" (zoals hij in „De Vagebond" dichtte) en regel na regel zult ge, evenals in de door F. C. Terborgh gebundelde „Herinneringen el brieven" van later ja ren, de bevestiging vinden van de scham per verborgen tederheid, de diepe onvree en het groots verlangen, waaruit al wat Slauerhoff ooit heeft geschreven met een geprikkelde onwil is voortgekomen. „Ik houd niet van letters", schrijft hij aan Arthur Lehning. En: „eigenlijk heb ik het land aan schrijven". Dat was geen frase, geeen pose, geen „litteratuur". Hij dichtte en schroef tegen wil en dank, zo goed als hij talent had „malgré lui" een talent dat desondanks èl zijn afkerig heid van dit omheinde, vervalste leven te machtig was en hem bespeelde met een hevigheid en een onophoudelijkheid, dat hij wel gehoorzamen móést. Steeds weer zweepte het hem op uit zijn zogenaamde „landerigheid", bezielde het hem met de moed om alles op het spel te zetten: stor men te riskeren en schipbreuk te lijden, opnieuw zee te kiezen naar het onbekende, aangewezen op niets dan zichzelf. Hij wil de wars van het „genormeerde", van „veilige binnenkamers met schemerlam pen" gedurig afscheid nemen, zich ont ledigen, om als vreemde in den vreemde, als „outcast", als piraat, als paria, als emigrant van dit leven, dolende te zijn naar een ver verschiet, naar een grote, volk;omen stilte, een diep-verzonken har monie van smetteloze en volstrekte een zaamheid. Terwille van die „eenzaamheid" waagde hij het alleen-zijn er op weerbarstig vaak, vol wrevel en verzet, maar sterk in de zekerheid dat hij dit ongeschonden éne te behoeden had voor laf verraad. „Zij noemen ons dromers" dicht hij in „De Argelozen" „maar wij waken over an dere belangen". Deze belangen verdedigde hij tegen de „nijveraars", tegen allen die „hun ziel voor welvaart vlot verhandeld" hebben, tegen de zelfgenoegzamen, die lie ver „welgeslaagd" zijn in dit leven dan een desperado „die smachtend zoekt als Eldorado een land nog niet in kaart gebracht". Hij was nog een van de weinige groot- scheeps-levenden, die het hachelijk avon- wel eens in de registratie van menselijk jong leven heeft doen struikelen. Nog even meende ik er iets van te ontwaren temid den van de schilders met hun voorjaars- tinten in potjes, die het insectarium een beurt gaven. „Kijkt u maar gerust", zei er een, die een beetje met verf spatterde, zodat wij aarzelend naderden, „u zal der wel voor betaald hebben". Op die aanmoediging stapte ik tenslotte door uitstaande trappen heen naar de vitrines met insecten-vege tatie. „Die daar heb jonkies", verklaarde een der kwastende mannen nader. Ik keek naar de aangewezene, een Blatoera-kakker- lak, die juist op een kiezelsteen plaatsnam en met zijn antennes schudde, als wilde hij een goed mopje muziek beter doen door komen. Maar jonge kakkerlakjes zag ik niet. Het bleek, dat de pandinus-dictator, een forse schorpioen, die op de rug in het zand lag, enig nakomelingschap binnen zijn armbereik had. Maar dat ontluikende leven maakte niet vee! kans, want naar een der schilders meedeelde had de schor pioen er reeds zeven van de negen genut tigd, languit gelegen, als beschuitjes in bed HUIVEREND heb ik mij afgewend. Tk ben langs allerlei amphibieën en reptielen voor wie i'k vroeger altijd ijl stond te fluiten in de mening aandacht inplaats van luiheid uit hun uiterst stille houding af te lezen naar de apenkooien geslen terd. Daar trof ik twee categorieën bezoekers: bejaarden, die er kennelijk behagen in schepten om de oerdriften, die in het men selijk leven onzichtbaar gemaakt zijn door een algemeen aangeleerde wellevendheid, hier met een laconieke logica te zien uit leven. Zij wakkerden de onderlinge aggres- gevleide krul van zijn staart was gaan zitten, op haar vloeipapier te smijten. Zij doopte een eenvoudig stuk bamboe in de inkt en begon snel de linkerarm van het dier te tekenen, waarschijnlijk omdat zij de ervaring had, dat die altijd het eerst ging bewegen. Zij had de arm juist gereed toen de aap deze ophief om de schouder op ongedierte te onderzoeken, waarbij ook het linkerbeen werd ingeschakeld. Blik semsnel tekende zij voort aan wat haar nog restte. De algemene contouren van het dier werden op het vloei al aardig zicht baar, toen het modél ineens even zijn blik over de wanden liet glijden en „hè ja!" scheen te denken. Op hetzelfde ogenblik floepte de Makako weg en begon een den derend nummertje steil wandr ij den met een vaart, waarin de op het vloeipapier van de tekenares ontbrekende lichaams onderdelen wel moeilijk voor haar te ach terhalen vielen. Vervolgens kwam hij weer naar beneden en ging pal voor het meisje zitten, nu echter met de rug naar haar toe. Zij pakte een nieuw blad en begon aan een mandril, die daartoe languit ging liggen. Ondertussen had een andere tekenares zich voor het uitbeelden van een baviaan in zoveel bochten moeten wringen, dat haar bord kletterend op de grond viel. Dit was een voorval dat niet onopgemerkt aan de kooien voorbij kon gaan, apen van alle soorten en nationaliteiten begonnen te bon zen en te krijsen alsof zij door Lionel Hampton waren opgezweept en de teke naars stonden er machteloos bij. Want ook voor leerlingen van de kunstnijverheids school blijven zij hun onafhankelijkheid demonstreren van de mens, d'ie zich eens in de vermetele tijd van het Darwinisme dorst verbeelden aan hen verwant te zijn. KO BRUGBIER. tuur van het ongewisse verkozen boven het verdord-geordende, het verflenst-begrens- de, waartegen hij onverzoenlijk rebelleer de. Vandaar zijn soms destructieve onwil, zijn wrevelige onverschilligheid, zijn pro sodische „slordigheid", zijn weerbarstige rhythme, dat zich tegen de vormvolmaakt heid, tegen het voleindigde verzet. Van daar zijn moedwillige „onvoltooidheid". Vorm is gebondenheid, beslotenheid, on herroepelijke verankering. En hij wilde niet voor anker gaan, in zijn leven niet en in zijn vers niet. Hij wilde geen domicilie kiezen, maar blijven wat hij gedoemd was te zijn: „veroordeeld tot nomade", wiens leven niet meer is dan een voorlopig op onthoud en wiens gedicht niet meer dan een teken, een voetspoor in het zand waar- ovèr hij gegaan is. Dat het blééf, dit teken, dat het een runenschrift werd, gebeurde ondanks hem zelf, maar dank zij de dichter-in-hem. Dat die dichter een vernieuwer was, bewerk stelligde de mens-in-hem, in onvree met deze wereld. Zo werden mens en dichter één, werden dichter en werk één, werd het spoor, dat die vereende verdeeldheid naliet, een teken niét in het zand, maar aan de wand van deze tijd, waaraan lateren zullen kunnen aflezen, hoe het de „onherroepelijke ballingen" te moede was, die weigerden om volgens Marsman „ge doemd tot het kleine te zijn". De voor Slauerhoff's gehele oeuvre ken schetsende versregel „Mijn belegerd leven lijkt soms een voorlopige vestiging van een toekomstig rijkis uit „Serenade", de bundel die dezer dagen (tegelijk met So- leares, Een eerlijk zeemansgraf en Yoeng poe tsjoeng) in een smaakvol-sobere uit gave is herverschenen een afzonder lijke publicatie, waarvoor de uitgever Stols niet minder dank toekomt dan de toe gewijde tekstverzorger J. Lekkerkerker, aan wiens intelligentie het zeker niet ge legen zal hebben, dat de Verzamelde Wer ken zo betreurenswaardig „onvoltooid" bleven. C. J. E. DINAUX Arthur Lehning: „Brieven van Slauerhof (A. A. M. Stols, 's-Gravenhage). De andere Ir. dit artikel besproken bundels zijn bij dezelfde A uitgever verschenen. ^33Q0OC)300(X>O30000000000000000O00000O3C>3C>3C)0(X>3CXXX>DCXXOC>D!>D00CXXXXX>CX>!XX>C>D00000O0C>^000O00CXX)0O^D00000CXX De Amerikaanse jour nalist John T. Flynn, die in 1948 is begonnen met een felle campagne tegen bepaalde figuren in de Amerikaanse politiek, waarbij vooral de nage dachtenis van Roosevelt het moest ontgelden en die, net als later de be ruchte Amerikaanse sena tor McCarthy op weinig elegante wijze van leer trok tegen „communisti sche infiltratie" in Wash ington, heeft zijn boeken over het „verraad" van grote Amerikaanse poli- lieke figuren gepubliceerd in een periode, die geken merkt werd door het ver langen der Amerikaanse Republikeinse Partij om het heft in handen te nemen. Hij heeft daarbij minder de eerlijkheid dan de demagogie betracht, waardoor de verwarring in de Amerikaanse rege ringskringen nog groter werd dan zij al was en uitgroeide tot de hysterie, die de heksenjacht in. vol ornaat mogelijk maakte. Men zag, rook, voelde en vermoedde overal com munisten en men be smeurde daarbij de naam van hoogstaande lieden uit de periode der Ame rikaans-Russische samen werking op een waarlijk ongelooflijk cynische wij ze. Flynn kan beschouwd worden als een dergenen, die zichzelf door zijn doorzichtige laster aan de kaak stelde en de serieuze Amerikaanse kranten heb ben dat snel door gehad, zodat zij verder weiger den als klankbord voor hem en zijn boeken op te treden. Thans komt „De Kei zerskroon" te Haarlem met een samengevatte uit gave van Flynns boeken op de mai-kt, gebonden in een bloederige omslag en getiteld: „Twintig jaar verraad". Zij zegt dat zij gemeend heeft dit te moe ten doen, om de Neder landse courantenlezer een betere kijk op de achter gronden van de Ameri kaanse politiek te geven entevens hem te doen begrijpen waarom Ame rika in de Indonesische kwestie niet aan onze zijde stond! Een merk waardige onthulling van deze uitgeverij, die dus van mening blijkt te zijn dat de Nederlandse cou rantenlezer al die jaren dom gehouden werd, doordat de Nederlandse couranten de hysterie van Flynn evenzeer negeerden als de gezaghebbende Amerikaanse kranten dat deden. Een wel zeer grof onbegrip omtrent de in tenties der Nederlandse journalistiek en een naieve kijk op de Indonesische crisis spreken hier - zacht gezegd - wel zeer duidelijk uit. Wat deze uitgeverij bewogen heeft de vergui zing van Roosevelt, Hop kins, Harriman, Marshall, Davies, Truman en Latti- more (die in het voor woord ronduit een com munist wordt genoeipd, ofschoon het bewijs daarvoor volkomen ont breekt) en vrijwel allen, die gestreefd hebben naar een vergelijk met de Sovjet-Unie, nog eens op te halen, ofschoon zij in Amerika zelfs een ge zonde reactie heeft ge wekt, die met de discrimi natie van McCarthy's ondemocratische praktij ken werd bekroond, is een raadsel. En in hoe verre Flynn's lasterprak- tijken een nieuw licht moeten werpen op de In donesische crisis, wordt al evenmin duidelijk. Dat in het voorwoord nog wordt gewezen op het grote aan deel, dat Flynn heeft ge had in de successen der Republikeinse Partij bij de verkiezingen van 1952, verheldert de situatie enigszins, doch daarmee is er van een aanbeveling om nu dit boekje te lezen, weinig te bespeuren. In tegendeel, de Nederlandse pers heeft hoe De Kei zerskroon daar ook over moge denken wel over belangrijker intriganten in de Amerikaanse poli tieke strijd gezwegen, in de verstandige overweging dat haar kolommen al meer dan genoeg gevuld waren van politieke on- verkwikkelij kheden. OP EEN van die middagen, waarop ik abusievelijk geloofde, dat het voorjaar ging worden, heb ik in de tuinen van het Genootschap Natura Artis Magistra ver geefs naar het bijbehorende „ontluikende jonge leven" gezocht. Er was natuurlijk wel leven, maar dat werd voornamelijk voortgebracht door oude kamelen en be jaarde papegaaien. Het was een hels lawaai, dat waarschijnlijk de ambtenaren van de aangrenzende Burgerlijke Stand siviteit en de burenruzies nog wat aan en rookten er genoegelyk hun pijpje tabak bij. De anderen waren leerlingen van de Kunstnijverheidsschool, die, zelf reeds plaatjes door hun aardige kleding-opvat- tingen, plaatjes van de apen kwamen ma ken. Zij komen iedere dag en ik kan mij de instructie van de leraren voorstellen: kom, zie nou morgen eens met een mooi apie thuis te komenMaar zij tekenen zich een aap in de twee beteke nissen des woords, want apen laten zich niet in het kort schet sen, zoals toestanden zich dat zo aardig door sprekers laten doen. Zij zijn echter een en al dyna miek. Bij het hok van een Nietsnut- Makako, die in tweede lezing een Witsnuit-Makako bleek te zijn, legde een meisje behoedzaam haar tekenbord op de balustrade om zulk een exemplaar, dat al even behoedzaam in de neer- HE IMöüM YT^TN IVJ rviwj)I; EUR De betrekkelijk korte tijd, die mij gegeven teas musea in de Verenigde Staten te bezoeken, deed mij besluiten het devies Multumnon multa" ter harte te nemen: zovéél mogelijk zien dus, niet in hoeveelheid, doch naar de volle omvang van een klein aantal uitgelezen verzamelingen. Deze beperking viel mij intussen zwaar, daar tal van be langrijke musea, die op mijn reisroute lagen, ongezien moesten blijven. De trouw aan het gestelde devies heeft mij intussen ongetwijfeld meer kunstgenot geschonken dan een uitgebreide „sightseeing" mij had kunnen geven. Ik zou daarom ook aan allen, die in een kort tijdsbestek een uitgestrekt gebied moeten bereizen, de raad willen geven dit devies tot basis te maken van het reisplan. IN NEW YORK, waar men zich door het Rockefeller Jr. beschikbaar gesteld (gecon- praktische systeem van „genummerde" strueerd van 1934—1938). Met alle waar- avenues en straten sneller en gemakke- dering voor de wijze waarop de verzame- lijker oriënteert dan in welke stad op het lingen werden geëxposeerd, moet het mij Continent ook. vindt men spoedig de weg van het hart, dat de opzet mij niet bevre- naar de talrijke musea, met hun koste- digde. De Amerikaan doet er zeer zeker lijke en gevarieerde inhoud. Het Metro- goed aan de cultuurproducten van het oude politan Museum met zijn grote verschei- Europa in de musea aan het publiek te denheid: schilderijen, meubelen, kunst- vertonen en dit publiek daarmee ook ver nijverheid. beeldhouwwerken, Egyptische trouwd te maken, doch hij bediene zich en Aziatische, Griekse en Romeinse afde- daarbij van het museumgebouw. In de lingen, de Middeleeuwse afdeling, de cos- „kapel" van het „klooster" nabij New York tuums enzovoorts. De superbe Frick Col- werd nimmer gebeden, in de „kloostergan- lection, het selecte museum, dat wat om- gen" werd nimmer gemediteerd en uit de vang en intimiteit betreft, met ons Frans galmgaten van de toren klonk nimmer het Halsmuseum kan worden vergeleken. Het Angelus Museum of Modern Art, waarvan de in- Slechts onderdelen van deze samenge- richting beslist bij die van ons Amster- stelde bouw zijn te beschouwen als de kris- dams Stedelijk Museum ten achter staat, tallisatie van geloofsbeleving en geloofs- Het ultra-moderne, met zeer veel smaak verwerkelijking. En daarom acht ik de op- ingerichte Solomon R. Guggenheim Mu- zet onjuist. Even onjuist als wanneer men seum, het Museum of the City of New het Frans Halsmuseum met inhoud en al York. waar we met trots de memorabilia naar Spanje zou „overplanten" of onder- bezichtigen van de vestiging der Hollanders delen van diverse Indische tempels aan het op Manhattan en ten slotte het onvergete- Spaarne tot een „model" zou verenigen. Ik lijke American Museum of Natural History geef persoonlijk de voorkeur aan The met zijn voorbeeldig samengestelde cyclus Cloisters in een hall van het Toledo Mu- diorama's en zijn ontzaglijke collectie op seum in Ohio, waar National Ciallery oj Art te Washington. het welhaast onoverzienbare gebied der natuurlijke historie. SPECIALE VERMELDING vraagt The Cloisters, een conglomeraat van bouwfrag- menten, beelden en dergelijke, afkomstig uit diverse Franse en Spaanse kloosters. Al deze fragmenten wei-den deels met geréconstrueerde détails samen gevoegd tot een „klooster" in het Fort Tyron Park, een uitgestrekt reservaat in de nabijheid van New York, door John D. een kloosterrecon structie in mu- seumverband de mijns inziens ver antwoorde sfeer op roept van een mid deleeuwse kloostergang, kunnen wel degelijk worden tentoongesteld onder een andere hemel (zoals de Aziati sche en Egyptische bijvoorbeeld in ónze musea!) doch de totaliteit van een cul tuur, zoals deze in kloosters en kathedralen, paleizen of raadhuizen is belichaamd, be staat voor een groot deel uit abstracte, geestelijke waarden, die zelfs met Ameri kaans kapitaal niet kunnen worden ge kocht Ik ging hier wat dieper op in, om ons bewust te doen zijn van eigen rijkdom! Voor diegenen die New York gaan bezoe ken, mogen deze bedenkingen geen belem- het jongste museum van wereldformaat: de National Gallery of Art, in 1941 voor het publiek geopend. Behalve de kern der ver zamelingen schonk (de blijkbaar niet onbe middelde) Andrew W. Mellon het gebouw, waarvan de grondslagen in 1937 nabij het Capitol werden gelegd en met de voltooiing waarvan een bedrag van méér dan vijftien millioen dollar gemoeid was. Een museum van louter meesterwerken, dat onze bewondering afdwingt. Bewonde ring voor de welhaast feilloze wijze waarop het merendeel der kunstwerkenwerd ge kozen, bewondering voor de brede visie en de daadkracht waarmee de grote schenkers Mellon en Kress, maar ook tal van anderen de verzamelingen (schilderijen en beeld houwkunst) hebben verrijkt. De Hollanders waaronder ook Frans Hals zijn hier uitmuntend vertegenwoordigd. Een hoogtepunt vormt de Gulbenkian Collection, een uitgelezen klein museum op zichzelf. Gezien het feit, dat deze superbe verzameling als bruikleen in het museum logeert, een hachelijk „bezit"! De rijkdom aan Europese (en Hollandse!) cultuurschat ten gunnen wij de Amerikanen van harte: het is zelfs van 't allergrootste belang dat onze cul tuur zo ruim moge lijk in de Nieuwe Cultuurschatten Wereld is vertegenwoordigd. Doch als wij ervaren hoe talrijke, ook voor onze musea begerenswaardige (om niet te zeggen on ontbeerlijke) kunstwerken, de laatste jaren vooral, blijvend naar Amerika verhuisden, dan lijkt het mij toch een plicht waakzaam te zijn en paal en perk te stellen aan een algehele „liquidatie" van Europees cultuur goed naar overzee. Een plicht om onge acht geldelijke offers nu de gelegenheid te baat te nemen dit kostelijk goed tot on- vervrecmbaar bezit te maken van onze openbare verzamelingen! DE GROOTS opgezette bouw en de wel- mering zijn voor een tocht naar dit merk- overwogen expositie in rustig gehouden, niet al te grote (air-conditioned) zalen maken het toeven in het museum te Washington tot een ware recreatie, waar aan de Zondagse concerten in een der Gar den Courts als het ware de „finishing touch" geven. Een museum bezit namelijk vleugels WASHINGTON, wellicht de schoonste van het gebouw, opgeluisterd door bloemen stad der Verenigde Staten, kan bogen op en planten alsmede (ook voor de geest) verfrissend werkende fonteinen. Gemakke lijke fauteuils noden de museumbezoeker waardige complex, al was het alleen maar om te genieten van de unieke serie der Frans-Vlaamse „eenhoorn-tapijten" en.... het boeiende landschap, dat het décor vormt van dit „synthetische" klooster aan de Hudson! In „The Cloisters" te New York vindt men enige Frans-Vlaamse „Eenhoorn- tapijten" van omstreeks 1500. De af beelding hiernaast toont een détail uit één daarvan. Dit wat de kunst betreft. En nu naar het vliegwerk: in Washing ton is de „Spirit of St. Louis" tentoon gesteld, het door Donald Hall ontworpen toestel, waarmee Lindbergh in JJ'/t uur non-stop van New York naar Parijs vloog op 20 en 21 Mei 1927. tot de noodzakelijke pauze, die de geeste lijke en lichamelijke werkzaamheid van elk museumbezoek eist! Kortom: de droom van een museumdirecteur, dit ideale museum, maar het ideaal vóór alles voor de museum- bezoéker! Washington biedt voorts zijn kleine maar interessante Phillips-Collection, de Freer Gallery (hoofdzakelijk Aziatische Kunst) en de Natural History Building, eveneens voorzien van diorama's, doch evenals de overige (uitgebreide) verzamelingen zeer verouderd opgesteld. Tenslotte vermeld ik nog The Smithonian Institution, in 1846 ge sticht door de Engelsman James Smithon, met als doel: „Een instelling voor de ver meerdering en verbreiding van kennis onder de mensen". Het heeft in zijn ge varieerde opzet en doelstelling iets van onze Teyler Stichting. Onder het onnoemlijke veel tentoongestelde treft men onder meer aan: John Buil, de oudst bekende locomo tief uit de Verenigde Staten, in 1831 ge bouwd. Doch ook ziet men er The Spirit of St. Louis, het toestel waarmee kolonel Charles A. Lindbergh in Mei 1927 in een non-stopvlucht van New York naar Parijs vloog. DE LEZER zal intussen hebben gecon stateerd, dat de opgelegde beperking toah nog in een „multa" dreigde te verkeren! De overweldigende schoonheid, die Washington ook op museaal terrein biedt, houdt de con centratie echter op peil en brengt de be schouwer als het ware in een roes. Een roes waaruit ik node wilde ontwaken en die ik rog één keer in zijn volle omvang trachtte te ondergaan, door mij in een snelle lift naar de top te laten voeren van het Washington Monument, een gigantische obelisk voltooid in 1884 en honderd zeventig meter hoog die het panorama bood van de schone, door laat-zonlicht overgoten stad. Toen ik zo driest was de lift-accommodatie te negeren en langs de trappen in 't „ingewand" van 't monument naar beneden te komen, welke afdaling twintig minuten in beslag nam, bleek dit besluit van mijn verblijf aan deze stad hèt paardenmiddel te zijn om uit een roes te geraken. De volgende dag bracht een geriefelijke „Greyhound"-bus mij tijdens gestadige sneeuwval, door het onvergetelijke gebied der Alleghany Mountains en via Pittsburgh, nu ruim veertien uur reizen in Toledo (Ohio). Het is vooral op deze tocht, dat ik onder de indruk geraakte van de ruimte en tot de overtuiging kwam dat een trek ken door het eindeloze landschap der Vere nigde Staten kan worden beschouwd als een doorbreken van de „ruimte-barrière" In een geheel andere, meer provinciale sfeer, maakte ik daar kennis met het Toledo Museum of Art, dat ik, als „bol werk" van opvoedkundige werkzaamheid op museaal gebied, in een derde en laatste artikel zal bespreken. II. P. BAARD. Bijna volmaakt vakmanschap spreekt uit het omvangrijk oeuvre van de pas op 42- jarige leeftijd tot schrijven gekomen Joyce Carey. Van zijn wat het gevolgde procédé betreft unieke romantrits Herself surprised, To be a pilgrim en The horse's mouth ver schenen de eerste en laatste titel in een goedkope uitgave. De andere zal niet lang op zich laten wachten. Men behoeft overigens de lezing niet uit te stellen tot het tijdstip, waarop het drietal compleet is. Elk der ro mans vorm een afgesloten geheel, zij volgen niet op elkaar, maar staan naaast elkaar, omdat beurtelings één der drie hoofdfiguren zijn bevindingen omtrent hetzelfde samen stel van personen en gebeurtenissen boek staaft. Een zeer bijzonder historische roman aller aandacht waard is The last princess van de Amerikaan Charles O. Locke, de romance van Tacara-mi, zuster van de laatste Inca Atahualpa, met diens minister Taclos. Ruim gebruik makend van een groot aantal nieuwe gegevens over het dagelijks leven der Inca's, hem door een aantal vaklieden verschaft, geeft Locke een realistisch beeld van wat zich afspeelde tijdens de laatste dagen vóór de verovering van Peru door Pizarro en zijc. handjevol Spaanse soldaten. Ontreddering en chaos overvallen even eens het vrolijk van het leven genietende volkje in The harem of Hsi Men, ook be kend onder de titel Chin Ping Mei een groot klassiek werk uit het China van de zestiende eeuw. Kostelijke lectuur voor grauwe dagen. In dezelfde uitvoering zijn weneens The way of all flesh van Samuel Butler en Roxana van Daniel Defoe ver schenen. A. M.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1955 | | pagina 15