Jten passie Ruim zeven millioen vluchten voor één potje honing Parijse schilders vechten voor het behoud van ateliers Opzvindende revolutie in de bijenstaat Zwermlustigen en kwartiermakers Darren trainen voor de bruidsvlucht ELKE ZES WEKEN EEN NIEUWE GENERATIE Onze Puzzle Kort verhaal door Guus Vleugel „Koning van Napels" Dierbare vrienden rs.^; a :>i:5 5 S De drievuldigheid in de bijenstaat. Links de werk bij, de arbeidende mas sa, geslachtelijk onontwik keld, maar juist vrouwelijk genoeg om gedurende een deel van haar leven het jonge broed te „zogen". In het midden de koningin, in de meest letterlijke zin van het woord moeder des volks, met haar verbijste rende legcapaciteit. En rechts de dar, in veelvoud geschapen, opdat er in elk geval één zal zijn, die de koningin op haar bruids vlucht zal achterhalen. Dat is de enige rechtvaar diging voor het bestaan van al die duizenden nut teloze en vogelvrije man netjes, totdat zij in het na jaar allemaal worden ge liquideerd. En daarover handelt dit artikel. WIJ MOGEN dan wel eens menen, dat het leven zonder de staat ook wel een tijdje leuk zou zijn, de bij kan zonder die staat niet bestaan. Zij leeft voor de staat en door de staat, zij maakt deel uit van dat bruine, brommende organisme. Als zij daarbuiten staat, is zij machteloos. Een bij in haar eentje is een nietig diertje, dat misschien dapper met een blaasje vol honing tegen de wind op tornt naar de in vol bedrijf zijnde korf, maar door een regendroppel tegen de grond kan worden geworpen of als verloren moet worden beschouwd, wanneer zij verstrikt raakt in de weefgetouwen van de spin, die de heide voor haar zo on veilig kunnen maken. Maar samen zijn zij sterk en indrukwekkend, niet alleen in hun bedrijvigheid tijdens de honingclracht, maar ook in hun ledigheid in de win ter. Dan zitten zij aaneengeklit tot een grote, donzige bal rond de koningin, elkaar aan de buitenkant voortdurend aflossend en onafgebroken trillend met haar vleugels bij wijze van air-conditioning. Dat heeft niets met een winterslaap te maken: zo'n hele klont bijen trilt van leven en energie en houdt de tempera tuur rond de koningin op peil, ook al vriest het vlakbij meer dan dertig graden. Hoezeer ook de imlcers deze bijengemeenschap als één organisme beschouwen kan men horen als zij spreken van de „huidbijen" aan de buitenkant van de bal. volgd en men het zwermen lang tevoren kan zien aankomen, is er voor zo'n zwermend volk altijd wel nieuwe woonruimte. Vaak wordt deze door de imker zelf al in de vorm van een omgekeerde korf of kast onder zo'n afwachtende tros bijen in de boom gehou den („een zwerm scheppen" heet dat). Maar ook zonder deze mensenbemoeiïngen vinden die kwartiermeesters altijd wel iets. Inmiddels hebben temidden van het „af- gezwermde" volk, dat is het overgebleven volksdeel na de paniek, waarin de anderen met de oude koningin maakten dat zij weg kwamen, de jonge koninginnen van de al- HET DICHT opeengedrongen bijenvolk beweegt zich in de loop van de winter lang zaam met de slinkende voorraad honing of suikerwater mee.. Maar zodra de eerste zachte dagen komen, wordt de tros wat ruimer en krijgt de koningin in het midden wat armslag om haar eerste eitjes te gaan leggen. Wordt het onverhoopt weer kouder, dan zit het volk onmiddellijk weer warm pjes om haar heen, maar de eierproductie moet zo spoedig mogelijk beginnen. Het volk, dat overwinterd heeft, is nog onvolledig, want alle darren zijn in de voor gaande herfst aan een volledige „seizoens opruiming" ten prooi gevallen. De volsla gen nutteloze aanwezigheid van deze man- netjesbijen nadat één hunner er in is ge slaagd de koningin te bevruchten kan niet ten laste komen van de honingvoor raad. De koningin of de „moer" is het eni ge volledig ontwikkelde vrouwelijk insect, want de grote massa der werkbijen kan men slechts in zoverre een vrouwelijke in slag toekennen, dat zij in noodgevallen ook wel eens eitjes leggen, die echter onveran derlijk darren bevatten. Een eitjesleggende werkbjj wordt dan ook misprijzend een „malle moer" genoemd. Een dar komt altijd uit een onbevrucht eitje en een werkbij uit een bevrucht eitje. Men kan dus van een dar zeggen, dat hij geen vader, maar wèl een grootvader heeft. De werkbij kan in sporadische gevallen zijn moeder zijn, maar zij heeft daartoe geen enkel contact met manvolk kunnen hebben, vandaar het on bevruchte eitje. De koningin legt na haar bevruchting niet alleen bevruchte eitjes, waaruit werkbijen komen, maar ook onbe vruchte eitjes. Dit is overeenkomstig de leer der parthenogenese of maagdelijke voortplanting, waaromtrent nogal wat we tenschappelijk geharrewar heeft bestaan, doch die thans voor de meesten vaststaat. De grootte van een bijenvolk varieert tus sen zestigduizend en de helft daarvan. Het noemen van getallen betreffende de bevol kingssterkte en de leeftijd der bijen is niet gemakkelijk, omdat deze zich zo volkomen elastisch richten naar de behoeften en de mogelijkheden van het ogenblik. Maar in het algemeen kan men wel zeggen, dat een volk zich in het hoogseizoen in zes weken tijd geheel vernieuwt. En dat is geen won der, wanneer men weet, dat een moer in vol bedrijf per dag meer dan duizend eitjes legt, dat is ongeveer anderhalf maal haar eigen gewicht! DE LEG begint dus zodra de tempera tuur in de kast of de korf het weer toelaat in de daartoe door de werkbijen grondig ge reinigde cellen van de raat. De was moet glimmen, anders behaagt het haar niet ver der te gaan. Het eitje wordt onder intensie ve voedering van de werkbijen na drie da gen een larve en deze is na nog eens drie dagen geheel volwassen. Dan komen de werkbijen om haar cel boven haar met een poreus wasdekseltje dicht te maken, zodat zij zich rustig kan verpoppen, totdat zij na twaalf dagen zelf het dekseltje doorknaagt en aan de samenleving gaat deelnemen. Of zij een werkbij of een koningin zal zijn, hangt helemaal niet af van het eitje, maar van de werkbijen. Zij geven de cel een bij zondere uitbouw en de inhoud een bijzon dere voeding, waarvan het geheim nog niet doorwrocht is. En zo groeit er dan uit het broed van de koningin, maar geheel buiten haar om, een aantal troonpretendenten op. De arbeid gaat gewoon door: de cirkel, waarin de ko ningin de eitjes legt, wordt groter en gro ter, de haalbijen landen en starten met steeds grotere frequentie, de nectar en stuifmeelvoorraden nemen toe, kortom: het volk, dat leeft, bouwt aan zijn toekomst. Juist bij een bijzonder rijke honingdracht, zoals in het voorjaar het koolzaad geeft, neemt het volk geweldig in omvang toe. Op de dag. waarop de jonge koninginnen zich opmaken om haar cellen te verlaten, tippelt de oude koningin buiten zichzelf van opwinding over de raat heen en weer. Zij stoot daarbij een doordringend tutend geluid uit, dat uit de moerdoppen (de ko ninginnecellen) met een steeds driester kwekkend geluid wordt beantwoord. Dan ontslaat de toestand, die al zo menig im ker, indien hij het zover heeft laten komen, met ingehouden adem heeft gadegeslagen: het uitzwermen van de oude koningin met een deel van haar volk ongeveer twin tigduizend byen. Dit geschiedt in een paniektoestand welke het normale werk in de korf of kast onmogelijk maakt. Terwijl de oude koningin aarzelt om de korf of de kast te verlaten en geanimeerd wordt door haar zwermlustige onderdanen, plunderen andere duizenden de honingvoorraden, het geen in de verwarring op geen enkel ver zet stuit. Dan schiet de zwerm met in het midden de koningin naar buiten, zelfs bijen, die juist met honing arriveren, stijgen met een weer met de zwerm mee op. ZIJ GAAN in een tros aan een nabyzijn- de boom hangen in afwachting van een de finitieve behuizing, waarnaar inmiddels door een stel „kwartiermakers" ijverig wordt gezocht. Zo'n zwerm is volgens het biienrecht, indien de imker-eigenaar haar uit het oog heeft verloren, voor de vinder, maar volgens het ongeschreven imker-fat soen zal de eigenaar haar ook in die geval len terugkrijgen. Zodra de kwartiermakers iets hebben gevonden, vervoegen zij zich weer bij de zwerm en dirigeren deze naar de nieuwe bestemming. Volgens sommige waarnemers doen zij dat; door recht in of uit de richting van het object door de zwerm heen te vliegen. Aangezien thans de bewegingen van elk bijenvolk worden ge- gemene verwarring gebruik gemaakt om uil hun doppen te klimmen. Zij hebben het was-overtrekje van haar cellen openge klapt als een dekseltje aan een scharnier. Aangezien natuurlijk alle uitgekomen ko ninginnen „de" koningin willen worden staat het volk nog een spectaculaire machtsstrijd te wachten. In een kring er omheen zien zij toe hoe de strijd op leven en dood tussen de „troonpretendenten" zich voltrekt. Deze gaat genadeloos voort totdat er één koningin overblijft. NA AL DEZE opwindende aangelegen heden, die overigens het programma niet al te zeer storen, omdat men zich bij aan tallen van tienduizenden werkbijen over de „lopende werkzaamheden" geen zorgen hoeft te maken, komt er spoedig nog een andere, meer romantische gebeurtenis, die voornamelijk de jonge koningin raakt, maar waarin het volk wel bijzonder mee leeft: de bruidsvlucht. Dat deze op komst is, kan men al merken aan de darren, wier bezigheden in de bijensamenleving niet be ter dan met het werkwoord „darren" kun nen worden aangeduid. Thans gedragen de ze mannetjes, die door hun grotere omvang en logheid duidelyk te onderscheiden zijn van de werkbijen, zich wat zenuwachtiger dan gewoonlijk. Zij maken trainingsvluchten alsof er een belangrijke race op komst is. Intussen komt de jonge koningin door de zorgen van de haar omringende werkbijen, ook wel hofbijen genoemd, helemaal op krachten. En zo raakt alles in conditie voor die mooie dag in Mei, waarop de koningin als een pijl uit de boog uit het vlieggat het luchtruim inschiet, de zon tegemoet. Dat is het sein: duizenden darren, ook van an dere in de buurt levende volken, zetten haar na, een vastberaden, grommende horde, ja gend naar de prijs van hun leven. Een do delijke prijs weliswaar maar één, die de enige zin geeft aan het darrenbestaan. Do overwinnaar van de race haalt de koningin vaak pas op honderden meters hoogte in en daar voltrekt zich dan hetgeen het felle zonlicht beter kan verdragen dan onze ogen, die proberen de bruidsvlucht te volgen. NA HET SAMENTREFFEN, dat door de dar niet wordt overleefd, daalt de koningin weer af naar haar volk, dat in grote span ning op de vliegplank naar haar komst uit ziet.. Om haar te helpen, de weg naar de korf of kast te vinden gaan zij allen inten sief zitten „stertselen". Zij richten het ach terlijf omhoog en daarbij komen, naar het schijnt, bepaalde geurklieren in werking. Dan herkrijgt het leven in de bijen maatschappij zijn gebruikelijke evenwich tigheid. De koningin gaat aan de leg met een toewijding, die nauwelijks nog aan haar wilde avontuur onder de zon doet denken en duizenden werkbijen vliegen af en aan om de kostelijke nectar, waarop de bloe men in geuren en kleuren haar aandacht gevestigd hebben binnen te brengen. Het is zwaar werk en in drie weken t{jd zijn zij afgeleefd, maar dan staat er weer een ge heel nieuwe generatie klaar om het over te nemen. Voor de ontwikkeling van 40.000 larven is ongeveer 32 pond honing nodig. Daarvoor moeten tijdens de lindendracht 250 millioen lindebloemetjes bezocht wor den. Om precies te zijn: het gaat hier over de lindensoort Tilia Cordata, die per et maal een negende milligram nectar per b ioempje geeft. Om die hoeveelheid er he lemaal uit te peuren zijn echter ongeveer lien bezoeken van de bij nodig. Zo kan het bestaan dat de bijen voor één potje honing ruim zeven millioen visites aan linde bloempjes moeten afleggen.... H. B. u - E Be K JS .ft .0 K £-i na SS o X HOOG JK. (Van onze correspondent in Parijs) ZELDEN HEBBEN WE zoveel roem verzameld gezien als aan de Quai de Tournelle in Parijs, waar op feestelijke wijze een schip uitgeleide werd gedaan, dat een reis door Noord-Frankrijk, België en Nederland gaat ondernemen. Onder de vele belangstellenden die kapitein Appéré goede vaart kwamen wensen, bevonden zich verscheidene vooraanstaande Parijse persoonlijkheden, politici en kunstenaars, met Jean Cocteau, het nieuwste lid van de Académie Frangaise, aan het hoofd. Maar nóg meer belangstelling trokken de reizigers zélf. Op het dek stond niemand minder dan Pierre Mendès-France, het haar in de wind en de blik afzijdig naar de wal gericht. En verder "hebben we dan nog als bekenden genoteerd: Sir Winston Churchill, Franse acteurs als Zappv Max en Frangois Périer en figuren, die als twee druppels water op Karei de Grote, Louis- Philippe, Napoleon en Marie-Antoinette geleken. Zoals gebruikelijk was er aan het afscheid ook een cocktail-party verbon den. Maar dat hoeft voor u nog geen reden te zijn uw correspondent er van te ver denken dat hij, nu hij deze regels door seint, al zijn zintuigen niet meer onder de gewenste controle zou hebben. In alle ernst: het Musée Grévin, het wereldberoemde Parijse wassenbeelden spel is een reis door Noord-West Europa begonnen. De heer Xavier de Courville, die naam heeft verworven met zijn muzi kale poppenspelen, nam het initiatief tot deze reis en heeft de regie in handen. Hij stelde een negental tafrelen samen, die een indruk van „het Franse genie in de loop der tijden" moeten geven, zoals hij zelf zijn programma omschreef. Onze ogen hebben ons dus niet bedrogen, toen we ook Karei de Grote en Napoleon bij het reisgezel schap meenden te onderscheiden. Er is ook een omvangrijke afdeling kunst, een imi tatie van het Panthéon. Het is de eerste keer, zo werd ons .nog verteld, dat de directie van Grévin een selectie uit haar veelkoppige collectie de grenzen overstuurt. Zo zal Nederland bin nenkort dus een invasie van Franse en andere beroemdheden beleven. Het hoge bezoek arriveert op 1 April, maar sym bolische betekenis heeft die datum niet. Horizontaal: 1. ternauwernood, 5. spitse bek van een vogel, 7. reeks, 8. duin weefsel, 10. jongensnaam, 11, lidwoord, 12. zet men bloemen in, 13. stronkje, 14. ver schoten, 15. eetgerei, 16. teken in de die renriem, 17. ploegsnede, 18. voegwoord, 19. deel, 21. jongensnaam, 22. muzieknoot, 23. snoer van een hengel, 24. balk (Zuid- Nederlands). Verticaal: 1. lichaamsdeel, 2. voor naamwoord, 3. gelijk, 4. garstig (van vet waren), 5. staatsbedrijf (afk.), 6. zicht bare voorstelling, 9. overblijfsel bij ver branding, 10. halsjuk van een paard, 11. verguld (fr.), 12. banier, 13. wijnsoort. 14. angst, 15. gemeente in Overijsel, 17. dik- wijks, 19. familielid, 20. raamscherm, 21. lengtemaat (afk.), 22. lidwoord. Om in aanmerking te komen voor een van de drie geldprijzen ad f7,50, f 5,en f 2,50, dient men uiterlijk Dinsdag 17 uur de oplossing in te zenden aan een van onze bureaux; in Haarlem: Grote Houtstraat 93 en Soendaplein; in IJmuiden: Kennemer- laan 186. De oplossing van de vorige puzzle luidt: Horizontaal: 1. boos, 3. gram, 6. as, 7. es, 10. on, 11. do, 14. Tiel, 15. kaas. Verticaal: 1. brak., 2. os. 4. ra, 5. most, 8. port, 9. pols, 12. de, 13. na. In de cirkel: 1. helim, 2. aard, 3. Abel, 4. nier, 5. teer, 6. jeep, 7. egel, 8. deze, 9. ever, 10. vier, 11, open, 12. olie, 13. Roer, 14. snel, 15. tram, 16. eend. De zegswijze luidt: haantje de voorste. De prijzen werden na loting als volgt toegekend: M. Smit, Zoetestraat 26 rd. Haarlem (f7.50), mevrouw T. van Dalen- Zelle, Hofdijklaan 53, Driehuis (f5,en 5. H. Boorman, Slachthuisstraat 1B, Haar- le/m (f2,50). 4 "S3SÖ a-is eM(S5?-S &JÊ è5së.ë-S;ëBg-g iü.3 3 S g MIJN ZUSTER is indertijd nog een poosje verliefd geweest op de jongen P, wiens ouders 's Zondags vaak bij ons op visite kwamen. Ik herinner mij mevrouw P, die vorige week gestorven is, naar mijn moeder mij in een brief meedeelt, als een soort bewegende klokjesbloem. Ze droeg een enorm aantal ornamenten die sidder- den en geluidjes maakten. Haar gelaat was triest en lang. Ik had doorgaans de indruk, dat ze zich als een bromtol moest opdraaien voor ze haar stemgeluid kon gebruiken. Dit was dan bijzonder diep, monotoon en zangerig. Haar man deed nooit veel ter zake. Ik kan me hem dan ook nauwelijks meer voor de geest halen. De zoon verscheen meestal pas, wanneer het echtpaar ongeveer anderhalf uur bij ons had gesleten met thee en chocolaadjes. Leendert heette hij. Voor in de middag leidde hij een of ander zondagsclubje, be staande uit jongens in de groei die graag sjoelbakten. Hij had een groot, dun lichaam en was schril contrast met zijn ouders uitmuntend van de tongriem gesneden. Ook goedlachs. Ik weet nog, dat hij in zijn beweeglijkheid tamelijk vaak een kopje thee of iets anders omstiet en eens zelfs zodanig met zijn stoel wipte dat het meu bel twee poten brak. Zijn zwijgzame moe der zat hem voortdurend op te nemen met een blik, gemengd uit verdriet en interesse. Ikzelf was toen een jaar of elf. In tegenstelling tot de meeste kinderen van die leeftijd tenminste, dat geloof ik was ik erg op visite gesteld. Naast mijn zuster, die vier jaar ouder was, zat ik, meestal op de divan, het gezelschap te observeren. Ik had er alleen een hekel aan zelf ergens in betrokken te worden. Hetgeen echter nogal eens voorkwam, want mijn ouders waren, zolang Leendert er nog niet was, aanhoudend om gesprekstof verlegen. Mijn rapporten werden vaak onder de loupe genomen. Ook mijn tekentalenten vonden gretige aftrek. Ik toonde het echtpaar P iedere keer dezelfde schooltekening. Deze stelde de negerin Eliza voor, met haar baby over de ijsschollen springend en was door mijn onderwijzer met een negen gehonoreerd. Mijn zusje werd altijd op het punt van haar kleding be handeld. Zelf had ze een hartstocht voor jurken en ze kon er uren over doorkwebbelen, maar bij die Zondagmiddagbezoeken deed ze een beetje afwezig. Met haar blikken ranselde ze de wijzers van de klok als trage paarden. Zodra er om een uur of vier gebeld werd, schoot ze naar de voordeur om die voor Leendert open te maken. Ik geloof niet dat de jongen door had, wat hij voor haar betekende. Hij besteedde althans nooit opval lend veel aandacht aan haar en ging met haar om zoals hij ook met mij omging, enigszins neerbuigend en tevens met de dartel heid, die hem tegenover zijn clubje moet hebben gekenmerkt. Hij gaf ons allebei wel eens een kneepje in dé wang. Mijn zusje, opgehitst door de lectuur van talrijke jongemeisjesromans, vatte dit vermoedelijk op als hofmakerij. Tegen mij zei ze, dat Leendert haar soms zoende en dat ik dit niet aan onze ouders mocht verklappen. DE JONGEN HAD honderden verhalen. Over zijn kantoor bezigheden, die volgens mijn vader tot de allersimpelste be hoorden, vertelde hij zo geboeid als betrof hel een expeditie naar het binnenste van een oerwoud. Zijn gebaren poogden daarbij zijn woorden in welsprekendheid te loef af te steken. Nu was mijn zusje, toen ze voor de tweede keer in de tweede klas van de HBS was blijven zitten, door mijn vader van school genomen en ze verbleef thuis om mijn moeder wat huishoude lijke werkjes uit handen te nemen. De relazen van Leendert zweepten haar dermate op, dat ze mijn vader smeekte ook een kantoorbaantje te mogen zoeken. Mijn vader had er niet veel oren naar, maar tenslotte stemde hij toe. Ze ging zich daarop als een razende in steno en machineschrijven bekwamen. Wan neer Leendert ons nu bezocht, probeerde ze hem voor haar vorderingen te interesseren. Het lukte haar maar matig. Hij was altijd hevig met zichzelf bezig en ze moest hem in de rede vallen om zijn attentie naar zich toe te lókken. Toch bleef ze ervan overtuigd, dat hij wat in haar zag. Ze had het dikwijls over Leendert wanneer we samen waren. Maar waarom hou je dan precies vao hem? vroeg ik haar. Ze keek me aan, alsof ik al te opzichtig de gek met haar stak. Zie je dat dan niet, zei ze. Hij heeft zulke verstandige ogen. En is altijd grappig, zo vrolijk. Ik moet vreselijk om hem lachen. Ja, ik heb hom lief! Hierbij vouwde ze de handen en bracht deze naar haar borst. Maar weet jij veel, besloot ze meestal ellenlange gesprekken, waarin ze me als een redelijke partner behandeld had jij bent nog niet droog achter je oren. Wacht jij maar rustig af! Voor de microfoon 3 is"? Sa -8 -3 ïs i: -3 .5 -< Si i£-S-S 5 S SsTo SS E S -3 J i o s®.j <5 x 'S 1 &-S ti s S s MT-ceCe-'t-L* NEDERLAND zal naast een kreupel radiobestel nu ook een invalide televisie regeling deelachtig worden. In de afge lopen week is wel gebleken, dat de om roepverenigingen genoeg vrienden in de Tweede Kamer bezitten om het „Ieder voor zich en het kijkgeld voor ons alle maal" waar te kunnen maken. Men heeft minister Cals zelfs niet de voldoening ge gund, dat zijn voorstel werd aanvaard om een algemene programmacommissie uit de door de omroepen voorbereide programma's een selectie te laten samenstellen, welke als een soort natio naal programma be schouwd zou kunnen worden. De omroepen worden dus ook in de televisie oppermach tig. En zelfs in die mate, dat de kerkge nootschappen niet eens zullen mogen uit maken hoe zij de hun toegewezen zendtijd zullen besteden. Hierdoor worden de Ker ken onderworpen aan de welwillendheid van de klerken der omroepverenigingen. Ten bewijze daarvan kan ik met een ver wijzing naar het twintigste hoofdstuk „Om de vrijheid van het Evangelie' in het „Hilversumsch Haneboek" van de Heemsteedse predikant ds. F. R. A. Hen- kels volstaan. Wie dat eenmaal gelezen heeft, zal ook met vrucht het daarop vol gende hoofdstuk „Spinrag in de gewelven" kunnen raadplegen. Minister Cals heeft te verstaan gegeven, dat het onder de huidige omstandigheden hem twijfelachtig voorkomt of de regering zal voortgaan grote bedragen te investeren in de televisie-outillage. Flinke woorden maar reeds in 1946 bewezen de omroep verenigingen machtiger te zijn d'an een minister. Men kan zich trouwens afvragen of dit een consequente houding zou zijn, nadat de regering de belangen van de bin nenlandse telecommunicatie-industrie zo zwaar heeft laten wegen, dat de tele visie-ontwikkeling is geforceerd in een land, waar niemand om de toepassing van deze techniek zat te springen. Houdt de regering voet bij stuk, dan staat de deur open voor de commerciële televisie, welke ons liever is, omdat haar reclame eerlijk en op de man af en niet verhuld zal zijn onder een levensbeschou welijke dekmantel. Bovendien zou de televisie dan op den duur zichzelf kunnen gaan betalen, waardoor enige tientallen millioenen aan gemeenschapsgeld besteed zouden kunnen worden bijvoorbeeld voor de ontwikkeling van Radio Nederland We reldomroep, die met een binnenlands pro gramma zou kunnen worden uitgebreid. De negatieve afloop van het televisie debat laat geen enkele hoop voor een con structieve behandeling van de ontwerp- omroepwet. Het is, om met wijlen Willem Parel te spreken, allemaal: waterverf. TOEN MIJN ZUSTER haar zestiende verjaar dag bereikte, bracht Leendert de daarop vol gende Zondag een ruikertje margrieten voor haar mee. Zij was door het dolle heen. Nadat ze eerst goed om zich heen had gekeken, of ieder wel oplettend toezag, gaf ze de jongeman een zoen op beide wangen. Ze boosde innig, zodat ik me bijna voor haar schaamde. Niemand scheen iets merkwaardigs in haar ge baar te ontdekken, hetgeen haar moet hebben gekrenkt, want ze was een poosje heel stil. Nadat Leendert een glas limonade over haar nieuwe japon had geworpen, bloeide ze echter weer op en schonk hem een dank bare reeënblik. Ik herinner mij, dat ze hem later, toen mijn moeder de gasten P uitliet, iets in zijn oor fluisterde. Wat dat was, heeft ze me nooit willen vertellen. Dat was dan het laatste bezoek van Leendert P. De volgende Zondag verschenen zijn ouders als gewoonlijk, maar in de loop van het hortende gesprek vertelde mevrouw P op haar kalme, zangerige toon dat Leendert haar en haar man die middag niet zou komen ophalen. Ze had hierbij een ongewoon glundere gelaatsuitdrukking, die mijn moeder de veronderstelling ont lokte, dat er zeker een verblijdende reden bestond voor Leen- derts wegblijven. We hadden het eigenlijk nog wat stil willen houden, zei mevrouw P. Maar ach, voor zulke goede vrienden kunnen we het eigenlijk niet verzwijgen. Leendert heeft een meisje. Waar hij nu op zo'n mooie Zondagmiddag vanzelfsprekend mee uit wandelen moet. Ik durfde niet opzij te kijken, naar mijn zusje. Eigenlijk had ik een explosie verwacht, maar ze bleef rustig zitten. Tenslotte waagde ik het een blik op haar te werpen. Zij had de ogen gesloten en beet op de knokkels van haar linkerhand. Haar neusvleugels trilden. Mijn ouders zaten rustig met de visite te praten en merkten hoegenaamd niets op van haar emoties. Voortdurend had ik de vage angst, dat ze toch nog zou barsten. Nadat het echtpaar vertrokken was, zei mijn zuster dat ze zich niet goed voelde en trok zich in haar slaapkamer terug. Twee dagen later liet ze me een doosje rattenkruit zien, ge kocht bij de drogist op het hoekje. Voor aanstaande Zondag, zei ze beheerst. Dat doe ik in zijn thee. Ik kan het niet aanzien, Leendert met een ander. Ik ried haar ten sterkste aan van haar voornemen af te zien, maar ze was onvermurwbaar. Als ik onze ouders van een en ander in kennis wilde stellen, mocht ik mijn gang gaan. Dan zou ze mij ook weten te vinden! Toen kregen we opeens onenigheid met het echtpaar P. Ik weet niet meer precies, waar het om ging. Het was, geloof Ik, iets met een wasmachine, die mijn moeder voor een nichtje van mevrouw P had gekocht. Hoe dan ook, Leendert noch zijn ouders kwamen die volgende Zondag bij ons op bezoek, en hoe wel het geschil later weer bijgelegd is, hebben we het gezel schap der P's lange tijd moeten missen. MIJN ZUSJE WERD erg dromerig en snauwde veel. Wan neer we samen waren, haalde ze dikwijls het doosje ratten kruit te voorschijn. In gedachten verzonken liet ze het als een kleinood door haar vingers glijden. Tot op zekere dag het dekseltje onverhoeds losliet en de inhoud zich over de vloer verspreidde. Ze begon hoe langer hoe matiger te eten. Ook nam ze de gewoonte aan, naar de vliering te klimmen om daar een hele avond te borduren bij het schijnsel van een kaars. Pas na een maand veranderde zij van instelling, toen bij onze buren dat neefje uit Engeland in huis kwam. J. H. B. Vittorio de Sica "heeft, volgens een be richt van United Press, de Franse actrice Edwige Feuillère verzocht met hem op te treden in zijn nieuwste film „Ferdinando, re di Napoli" (Koning Ferdinand van Na pels). Een andere hoofdrol wordt toevertrouwd aan de jeugdige ster met de groene ogen en rode haren Sophia Loren, een Napoli- taanse van geboorte. Edwige Feuillère die door haar vele filmwerk de bijnaam verworven heeft van „La Dame aux Caméras" heeft het ver zoek enige tijd in overweging gehouden en ten slotte toegestemd PARIJS (United Press) Zesentwintig jonge kunstenaars, die allen hun atelier hebben in het honderd jaar oude, eens zo trotse gebouw „La Ruche" in de Passage de Dantzig, gorden zich ten strijde omdat zij uit hun bouwvallige werkplaaten gezet dreigen te worden. Het gebouw, dat in het Quartier Vaugirard op de linkeroever van de Seine ligt, werd door de phiianthroop- beeldhouwer Alfred Boucher voor jonge artisten neergezet. Er zijn niet minder dan honderd ateliers, maar de tand des tijds en de verwaarlozing hebben er zo naarstig aan geknaagd, dat het nu dreigt in te storten. In elk geval zullen naar verwacht wordt zesentwintig ateliers binnenkort door de Pafijse politie „onbewoonbaar" verklaard worden. Maar de kunstenaars, die gezien de in de Franse hoofdstad heer- Ssende woningnood, niet zo gauw een ander atelier zullen kunnen krijgen, zijn niet van plan zich zo maar uit hun werkplaatsen met een roemrijk verleden te laten zetten. Zij hebben een „defensiecomité" gesticht, aan het hoofd waarvan de 28-jarige schil der Michel Thompson staat, een Fransman van Amerikaanse afkomst. Hij is bereid om de strijd om „La Ruche" in te zetten, maar tegelijkertijd droomt hij van een aparte wijk voor jonge kunstenaars naar het voorbeeld van de beroemde „Cité Uni versitaire". Hoewel dit wel een hersenschim zal blijven, zijn de argumenten van Thompson alleszins aanvaardbaar. „De Cité werd ge bouwd met geld uit particuliere en pu blieke schenkingen", aldus zijn redenering. Parijs is het kunstcentrum van de wereld, artisten komen van overal hierheen, maar veelal eindigen zij in kleine, donkere ka mertjes, waar zij in het geheel geen werk ruimte hebben". ,Zeg nu maar eens netjes: Dag zusje!'

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1955 | | pagina 16