Natuurlijke schoonheid in de Zweedse film
Particuliere oorlogsvloot van
„vrome wapenfabrikant"
redde Zweden van ondergang
Louis de Geer
Zweedse omroep in
rustige koers
VADER DER ZWEEDSE INDUSTRIE EN BEVRIJDER VAN DE SONT"
Kostbare overwinning
Ken stoutmoedig plan
Een liefdadig einde
Handige reorganisatie
De grootste mijnzverkersstad ter zvereld
woestenij was
7 De Zweedse filmers werden met hun Noordelijke broeders
Louis de Geer de Zweedse Ne
derlander" zoals hij, op het top
punt van zijn carrière, geschilderd
werd door een tijdgenoot. Op een
ander schilderij genoot hij (zo leest
men in het familie-archief der De
Geers„de eer dat zijne afbeelding
nevens die der Koningin Christina en
Hare voornaamste Veldoversten werd
ekonterfeit door David Beckeen
ekwamen leerling van Van Dijk,
daartoe bizonderlijk naar Stockholm
overgekoomen. Bij mannelijke deftig
heid, tcekent het achtbaar gelaat een
zochten ernst en het-oog een helde
ren, doordringenden blik.
IN HET LISTERDTEP ontmoette het de
veel sterkere Deense vloot. Na een felle
zeeslag moest het gehavende restant van
Thijssen's expeditie in Juni naar Holland
terugkeren, waar de verbitterde beman
ning aan het muiten sloeg en probeerde De
Geer's huis het befaamde Huis met de
Hoofden in Amsterdam te Dlunderen.
Niet ontmoedigd door de geleden verlie
zen rustte deze opnieuw een hulpvloot, nu
van ruim twintig schepen uit, die reeds in
Juli onder bevel van Thijssen kon uit
varen. En nu met meer succes, want de
veel zwaardere Deense oorlogsschepen,
die hem bij Helseneur opwachtten, konden
op de snel-manoeuvrerende Hollanders
geen vat krijgen, zodat dezen zonder veel
schade de doortocht naar de Somt forceren
konden en begin Augustus in Kalmar
BEHALVE GELD echter had hij van
Koningin Christina en het dankbare volk
iedere gunst kunnen verlangen: men wil
de hem een graventitel en een graafschap
cadeau doen, men probeerde hem zelfs het
gouverneurschap van een Zweedise provin
cie op te dringen, maar De Geer wees alles
van de hand. Wel bedong hij vele nieuwe
handelsprivileges voor zijn landgenoten,
maar zelf verlangde hij niets anders dan
naar zijn geliefd Amsterdam terug te
keren. Het beheer van zijn zaken en be
zittingen in Zweden droeg hij over aan
ziin kinderen, wier afstammelingen nog
altijd een belangrijke rol spe'en in het
economische leven van dat land. Hij nam
afscheid van de koningin en ziin Zweedse
vrienden en vertrok, begin 1648. naar Hol
land. waar hij de laatste vijf inar van ziin
leven aan de studie van de theologie wijdde.
Een groot deel van zijn fantastisch
privé-vermogen dat op meer dan twin-
tia millioen goiidgulden geschat werd
schonk hij weg aan liefdadige en weten
schappelijke instellingen. Met zijn lijf-pre
dikant, die hem ook op al ziin zakenreizen
placht te vergezellen, bezocht hij geregeld
de nederzettingen van zijn verdreven ge
loofsgenoten in den vreemde „om met hen
te bidden en ook Om hun wereldse noden
met. ziin goud te lenigen". Hij stichtte en
bekostigde het Waalse weeshuis in Amster
dam. liet on eigen kosten drie Slavische
Bijbelvertalingen maken en drukken en
richtte in Maastricht een drukkerij op. die
met schotschriften en pamfletten strijd
moest leveren tenen de „paepsche dwinge
landij" in het Luikse.
Ook de wijsbegeerte en het onderwijs
hadden zijn vurige belangstelling. Hij was
het, die in 1642 de befaamde Tsjechische
paedagoog Comenivs bewoog naar Zweden
te komen om er het schoolwezen te her
vormen, hem een staf van medewerkers
verschafte en de oehéle onderneming be
kostigde. De Geer hoopte, dat hij de
Zweedse scholen tot voorbeelden van reli
gieuze verdraagzaamheid zou kunnen om
vormen, doch Comenius bleek meer geïn
teresseerd in zijn „pansophische" idealen
dan in het schrijven van leerboeken voor
schoolkinderen en het experiment werd een
mislukking. Desondanks bleef De Geer tot
aan zijn dood pleiten voor de „verbroede
ring der godsdiensten" in oecumenische
zin, die zijn hoogste ideaal was. Voor een
wapenfabrikant wel een zeldzaam ideaalI
H c. 2
nieuw het tolrecht in de Sont verdriedub
beld, waardoor de handel van Zweden op
Nederland en Duitsland vrijwel niet meer
lonend was. Bovendien hielden de oor
logsbodems van Koning Christiaan bij her
haling Zweedse schepen vast en dwongen
zij zelfs de bemanningen in Deense dienst
te treden. Door dit alles tot het uiterste
getergd gaf Oxenstierna aan de Zweedse
bevelhebber toestemming een „preventie
ve oorlog" te beginnen. In Januari 1644
overrompelde deze geheel Deens Holstein
en Jutland met een grote troepenmacht.
Deze vermetele manoeuvre verraste de
Deze vermetele manoeu-
vre verraste de Denen MÈg®
volkomen, maar kon hun 1
overmacht ter zee niet XHiS i
knakken, zoals Oxenstier- I
na gehoopt had. Hun
oorlogsvloot was veel f WÊÊÊ 1 s
machtiger dan die der J
Zweden en zou dit land
geheel kunnen isoleren als
er niet spoedig hulp kwam.Koningin Chris
tiana zond daarom De Geer naar Den Haag
om die hulp te krijgen in de vorm van
Hollandse oorlogsschepen maar Frede-
rik Hendrik noch de Staten-Generaal voel
den daar veel voor. Wel kreeg De Geer toe
stemming voor eigen rekening een vloot
uit te rusten. Hij kocht of huurde in Vlis-
singen, Amsterdam en andere havensteden
ruim dertig schepen, bewapende ze voor de
strijd ter zee en bemande ze met driedui
zend zeelieden en huursoldaten. De Zeeuw
Maarten Thijssen kreeg het bevel over dit
smaldeel, dat eind April 1644 zee koos om
de Zweden te hulp te snellen
meerden, tot grote opluchting van de be
laagde Zweden.
Een maand later voer de verenigde
Zweeds-Nederlandse vloot onder admiraal
Wrangel en Thijssen uit om de vijand te
verslaan of zelf ten onder te gaan Op 23
October vonden de twee tegenstanders
elkaar bij Femern, voor het eiland Laland
en de beslissende slag begon. In weinige
uren was de trotse Deense vloot vernietigd
of veroverd, haar admiraal gedood en
meer dan duizend man gedood of gevan
gen gemaakt. Koning Christiaan zelf, aan
boord van het admiraalsschip, verloor door
een granaatsplinter het rechter oog. Slechts
twee onttakelde Deense schepen, waaron
der het admiraalsschip ontsprongen de
dans.
Onbeschrijfelijk was de vreugde in
Stockholm, toen het grote nieuws bekend
werd. Thijssen werd in de adelstand ver
heven en overal werden de Hollanders uit
bundig gehuldigd met klokgelui, vuurwerk
en saluutschoten.
De Geer zelf echter plukte geen vruchten
van de grote overwinning, die hij tenslotte
mogelijk gemaakt had. Hij leed integendeel
grote schade, want de uitrusting der hulp
vloten had hem ruim een half millioen
rijksdaalders gekost, die de lee beoorloogde
Zweedse schatkist hem ook later nooit ten-
vol'le vergoed heeft.
ZOALS ONLANGS bericht is, doen
particulieren in Zweden thans pogingen
een omstreeks 1630 in het Kattegat ge-
Zonken Nederlandse koopvaarder te
bergen. Als pikante bijzonderheid werd
erbij vermeld, dat het met musketten en
ttaven metaal geladen schip had toebe
hoord aan „de bekende zeventiende
eeuwse Nederlands-Zweedse wapenko
ning Louis de Geer.
BIJ DIT BERICHT zal menigeen zich
afgevraagd hebben, wie die roemruchte
Louis de Geer dan wel geweest mag zijn,
In Scandinavië kent ieder kind zijn
liaam. Als een nationale held prijkt hij, op
een reusachtig schilderij in Stockholms
rijksmuseum, naast koningin Christina en
haar roemrijke veldheren en in de
annalen van de Koninklijke Zweedse Aka-
demie wordt in vele toonaarden zijn lof
gezongen als „de vader der Zweedse in
dustrie, de grondlegger van Zwedens roem
als handelsnatie en de bevrijder der Oost
zee" en daar is geen woord overdrijving
LOUIS DE GEER's bewogen leven be
gon in Luik, waar hij in 1587 geboren werd
als zoon van een rijke, oud-adelijke ijzer
koper die het Calvinisme omhelsd had. Met
achterlating van bijna al zijn bezittingen
Scandinavië had hij er tot dan toe geen
vaste voet kunnen krijgen. Nu echter be
sloot hij, de Zweedse bodemrijkdom eens
te laten verkennen door een oude collega
uit Luik, Willem Debesche, die ook om
redenen van godsdienstvervolging naar
Zweden uitgeweken was.
Na een grondig onderzoek rapporteerde
deze dat de kwaliteit van de Zweedse me
taalertsen fantastisch goed was, maar dat
deze zo slecht uitgesmolten werden, dat
zeker driekwart van het ijzergehalte ver
loren ging. Bij gebrek aan eigen smederijen
werd een groot deel van het Zweedse ijzer
in Dantzig, Lubeck en andere Duitse ste
den verwerkt en dan in de vorm van
wapens weer naar Zweden verkocht.
Na Debesche's raport bestudeerd te heb
ben, liet De Geer onderhandelingen openen
met het Zweedse hof om een van de primi
tieve smelterijen, in het kroondomein Fin-
spong, te pachten. In 1620 kreeg hij een
pachtcontract en nog datzelfde jaar liet hij
de oude gebrekkige smeltkroezen vervan
gen door ovens van het nieuwste type.
Bovendien liet hij zes gieterijen en twaalf
smidsen aanleggen voor het vervaardigen
van geweren, harnassen en ander krijgs
tuig. Uit de Duitse smederijen lokte hij,
met hoge lonen, de geschoolde arbeiders
weg. De posten van voormannen en ploeg
bazen werden gereserveerd voor uitgewe
ken protestanten uit de Waalse ijzer-in
dustrie. En zo uitgekiend-handig was heel
die reorganisatie opgezet, dat de Finspong-
se geschutsgieterij, samen met een andere
fabriek in Stockholm, al na enkele jaren
voldoende kogels en stukken kon leveren
om de gehele behoefte van Zwedens leger
en vloot te dekken.
ZO DANKBAAR was Gustaaf Adolf
over dit alles, dat hij De Geer overlaadde
met eerbewijzen, hem vriidom van alle
tollen toestond en hem zelfs een octrooi
(monopolie) verleende, die het De Geer
mogelijk maakte gedurende tien jaar al
het ruwe ijzer op te kopen ..onder genot
ener korting van duizend rijksdaalders".
Zweedse kogellagers (er is een grote
fabriek in Gothenburg) zijn over de
hele wereld vermaard. Talrijke leve
ranties gedurende de tweede wereld
oorlog vonden op verschillende manie
ren een weg door de Duitse blokkade.
moest het gezin enkele jaren later voor de
„Paepsche vervolgingswoede" de wijk ne
men naar Holland, waar het in Dordrecht
een nieuwe ijzerhandel stichtte, die onder
Louis' leiding tot grote bloei kwam. Uitge
rekend koopman als hij was, wist de jon
geman al op 25-jarige leeftijd een licentie
Van de Staten-Generaal te krijgen voor de
levering van kanonnen aan Zweden, dat in
die jaren met al zijn naburen in oorlog
was. En hoewel Koning Gustaaf Adolf na
Zijn troonsbestijging in 1611 zowel Dene
marken als Rusland en Polen een eervolle
Vrede wist af te dwingen, toch moest men
voortdurend bedacht zijn op nieuw oorlogs
gevaar, vooral van de zijde der Denen, die
droomden van de opperheerschappij over
heel het Oostzeegebied.
Het voortdurende geoorlog had de Zweed
se schatkist echter dusdanig uitgeput, dat
men alleen met hulp van het buitenland
deze dreiging zou kunnen afwenden en
om die hulp te krijgen, richtte Gustaaf
Adolf zijn oog op Holland.
Toen één van GustaaFs afgezanten dan
ook in 1617 een lening kwam vragen, ver
strekten de Amsterdamse kooplieden hem
zonder veel gepraat de enorme som van
300.000 rijksdaalders. Een belangrijk aan
deel daarvan kwam uit de beurs van Louis
de Geer, die zich, nog geen dertig jaar oud,
toen al een eerste plaats veroverd had
onder de handelskoningen van de hoofd
stad. Reeds fabrikant en grossier van wa
penen, metalen en buskruit, had hij zich
ook een vloot van koopvaarders aange
schaft, die de Middellandse Zee bevoer
»n hem tot een der voornaamste handelaars
van Levantijnse producten maakte.
Ook voor het Oostzeegebied en vooral
voor Zweden als producent van ruw ijzer
had De Geer grote belangstelling, maar
door de onzekere politieke toestanden in
NATUURLIJK MAAKTE De Geer zich
door zijn groeiende invloed in Zweden vele
vijanden, maar hoewel er iiverig tegen hem
geïntrigeerd en gecomplotteerd werd, kon
hij bij Gustaaf Adolf geen kwaad doen.
Zoveel gezag had hij bij de vorst, dat deze
evenals trouwens ziin opvolgster Koningin
Christina, geen enkele beslissing in han
delsaangelegenheden nam zonder eerst zijn
advies gevraagd te hebben. Daarmee stond
de invloed van de ..Zweedse Nederlander",
zols men hem in Stockholm spottend noem
de practisch aan die van de befaamde
kanselier Oxenstierna gelijk. Deze laatste
was echter een veel te verstandig man om
ruzie met De Geer te gaan maken.
Oxenstierna was het ook, die omstreeks
1640 een stoutmoedig plan beraamde om
aan de onophoudelijke bedreiging van De
nemarken een eind te maken. Bij de ver
wezenlijking daarvan zou ook De Geer
weer een beslissende rol soelen. De afgun
stige Denen hadden namelijk, in strijd met
de bepalingen van het vredesverdrag, op-
Gothenburg, de tweede stad van Zweden, gelegen aan de Westkust, waar de rivier
de Göta in het Kattegat stroomt, is een centrum van industrie en heeft de voor
naamste haven van het land. De foto toont voor de visvangst gebruikte stoomtrawlers
tn wat een lialve eeuw geleden nog een barre
I lOOaXXXXCCCCCCCCCCCCCCOCCCCCCCOOCOOOCXOCXJOOOOOOOaXJOOCO
VIJFTIG jaar geleden was de streek cj
rond Kiruna nog een barre woestenij.
Thans is Kiruna van een vlek uiige- s
Igroeid tot de grootste mijnwerkersstad x
ter wereld. Kiruna dankt zijn opkomst
aan het ijzererts, dat in onmetelijke ;i
hoeveelheden wordt gewonnen uit de
machtige bergreus Kirunavaara. S
5 Tijdens zijn bezoek aan Zweden J
verbleef onze verslaggever ook in
Kiruna. Van zijn indrukken, daar op-
■■gedaan, vertelt hij in bijgaand artikel.
oooore»oocx»oooccoooocoooooooooooooococ»ooooooooc»ccoccQ
HANS PETTERSON, die zich met zijn
vrouw gefuifd heeft op een omvangrijk
etentje in het grootste plaatselijke hotel
letje van Kiruna en tussen de bedrijven
door met haar danst op de erbarmelijke
tonen van een strijkje, is boormeester bij
de maatschappij die het ijzerertshoudend
gesteente uit het gigantische bergmassief
Kirunavaara wint. Een man met eeltige
knuisten en een sombere harde trek om de
te brede mond. Twintig jaar ruim woont
Hans Petterson in Kiruna. Hij vond er zijn
vrouw en heeft nu twee kinderen. Of hij
van zijn weik en de streek houdt? Lang
zocht hij naar een passend antwoord op
de positief gestelde vraag.
„Ik verdien goed", zegt hij vrij toonloos.
Die goede verdiensten blijken voor hem
zwaarder te wegen, dan het harde leven in
een open steengroeve, dat zulke hoge eisen
aan het lichaam stelt. Zij bleken op te
wegen tegen de bezwaren van een schier
eindeloos durende winter. Vier maanden
vier uur zonlicht is niet veel
Hans Petterson is het blijkt uit heel
veel een geestelijk af
gestompte. Hij houdt niet
van lezen, niet van mu
ziek, maar is alleen ge
ïnteresseerd voor de in
houd van zijn loonzakje.
Wanneer hij vertelt van
het w'erk in de berg, die
hoog boven de fjelden uit
steekt, van de primitieve
omstandigheden, waar
mede zijn vader en moe
der, nog maar vijfentwintig jaar geleden,
in de buurt van Malmberget moesten
leven en werken, valt hierin misschien
een verklaring te ontdekken voor de ma
teriële inslag van de 46-jarige Hans Pet
terson.
Norbotten, het Noordoostelijk gedeelte
van Zweden, dat zo groot is als België,
Nederland en Zwitserland tezamen, was
heel lang een ontoegankelijk gebied. Maar
er waren rijke bodemschatten, waarvan de
winning welvaart en rijkdom betekende.
Men had het gesteente maar uit de bergen
te houwen. Het percentage ijzererts was zo
hoog, dat een doeltreffende exploitatie
lonend zou zijn en voor decennia, misschien
wel eeuwen zou blijven.
Het probleem was mensen te vinden, die
bereid waren de ontberingen van een mee
dogenloos klimaat te trotseren en te wer
ken bij dag en bij nacht. Zij werden gevon
den die pioniers, bij tientallen, bij honder
den. Kerels, die uit het graniet gehouwen
schenen, dat zij met hun houwelen en bo
ren te lijf gincen. Bij Malmberget loeiden
de verblindende sneeuwstormen over hun
primitieve behuizingen, stolde een tempe
ratuur van tientallen graden onder nul
bijna hun bloed in de aderen. Niet te tellen
is het aantal dergenen, die niet opgewassen
waren tegen de macht der natuurkrachten
en een eeuwige rustplaats vonden onder de
sneeuw, die maanden en maanden lang de
onmetelijke vlakten en hoog oprijzende
In de open groeve wordt dag en nacht het
ijzerertshoudend gesteente gewonnen.
bergen meters hoog bedekteMaar
Zwedens bodem gaf zijn schatten prijs.
Hans Petterson's vader heeft tot die pio
niers behoord. Doch de ontberingen, welke
de vader heeft doorstaan, kent de zoon
slechts uit de verhalen. Het werken op de
Kirunavaara, hoe hard ook, is niet te ver
gelijken met de arbeid in de andere erts-
gebieden, aan het eind van de vorige eeuw.
Want van het begin af aan geschiedde
de bouw der huizen in Kiruna volgens een
systeem dat beantwoordde aan de eisen,
welke de mens aan zijn woning mag stel
len. De grootste mijnwerkersstad ter we
reld die Kiruna heet en 12.000 inwoners
telt, biedt, zoals zij daar als het ware ge
klemd ligt tussen de bergen, de Kiruna
vaara en de Luossavaara, een vrolijk as
pect. Zij is een dorado in een onmetelijke
streek, waarop de betiteling onherbergzaam
zo uitermate toepasselijk is.
Wij hebben ons met moeite gerealiseerd
dat hier veertig, vijftig jaar geleden,
maandenlang, alleen maar sneeuw en ijs
waren. Dat enorme kudden rendieren in
de perioden, dat de zon scheen, op de berg
hellingen hun voedsel vonden en roof
vogels. van allerhande aard, de lucht boven
deze barre wildernis met hun hartver
scheurend gekrijs vulden.
Nee, het ging er bij ons moeilijk in, dat
in luttele jaren slechts, door menselijk
vernuft en doorzettingsvermogen, een stad
kon verrijzen, die van een zo unieke ge
stalte en karakter is geworden. Met zoveel
duizenden anderen heeft Hans Petterson
en zijng ezin in Kiruna een woonstee naar
zijn hart gevonden. Voor zijn vrouw en
hem biedt de bioscoop met de laatste Ame
rikaanse films, die geesteliike verpozing,
welke zij wensen, is er de Zaterdagavond,
waarop hij „uit eten gaat" in een der res
taurants en kan dansen.
HET LTJKT een speelgoedtreintje, dat
daar, ver beneden ons, langs het stadje
kruipt. Maar dat treintje, dat zo grappig
aandoet, rijdt dank zij de gigantische ar
beid van honderden arbeiders, die uitvoe
ring gaven aan de plannen van tientallen
ingenieurs. Want Kiruna heeft slechts be
tekenis, wanneer het hier gewonnen ijzer
erts de hoogovens, waar ook ter wereld,
zou kunnen bereiken. Slechts in de zomer
maanden kon transport over water plaats
hebben. De spoorweg moest in het reste
rende jaargedeelte een mogelijkheid voor
vervoer bieden. Zo rijpten de plannen voor
de spoorlijn van Lulea aan de Botnische
Golf, naar de Noorse ijsvrije haven Narvik.
Het was een gebeurtenis toen in 1902 de
eerste ertstrein naar Narvik reed. De mens
had de laatste belemmering voor een lo
nende exploitatie der rijke ertsgebergten
overwonnen.
Bij duizenden trokken de arbeiders naar
het Noorden naar Kiruna, waar een groot
scheeps opgezette aanval op de bergreuzen
werd gelanceerd. Deze veranderden van
aanzien. Tienduizenden, misschien wel
millioenen jaren hadden de Luossavaara
en de Kirunavaara het gebied in de Pool
streek in ongerepte staat beheerst. Het
natuurgeweld hadden zij weten te trot
seren. Niet bestand waren zij evenwel
tegen de macht van de mens, die met tal
van technische middelen zijn aanval begon.
De Kirunavaara verloor zijn top. Toen
die was verdwenen, doken de arbeiders in
het inwendige, steeds maar dieper en die
per. Zo ontstond een open groeve van in
drukwekkende afmeting. Iets beklemmends
heeft dat staan in het inwendige van zo'n
berg toch wel. Boven ons koepelt zich een
staalblauwe hemel, links en rechts rijzen
dreigend de bergwanden op. Grimmige ge
vaarten, roodbruin van kleur, die zo
lijkt het althans ieder ogenblik zich op
de mens willen gaan storten, die door dy-
namietontploffingen en trillende boren,
steeds maar verder doordringt tot het hart
van de berg.
De open groeve is doorkruist met we
gen. Daar langs daveren de zware Ameri
kaanse vrachtauto's, waarvan de laadbak
ken volgestort zijn met het ijzerertshou
dend gesteente. Zwijgend doen de mannen
hun werk. Het gedaver der vrachtwagens
en het oorverdovend lawaai, dat ontstaat
wanneer machtige grijpers zich als het
ware invreten in de losgewerkte steen,
overstemmen alles. Een ijzige wind blaast
door de groeve, die een lengte van onge
veer vier kilometer heeft en op sommige
plaatsen een breedte van enkele honderden
meters.
De niet te stillen honger naar erts heeft
De ultramoderne Ericsson-telefoonmaat-
schappij te Stockholm, die toestellen voor
tal van Europese landen fabriceert. Te
Gilze Rijen is een Nederlands filiaal.
het nodig gemaakt, dat de mens ook onder
gronds zal moeten gaan werken. Mijngan
gen, die het lugubere van elke rotstunnel
hebben, zijn al gegraven, of zijn in aanleg,
Dan trilt de bodem, waarop Kiruna is
gebouwd. Het ruwe karakter van het werk
is af te lezen van de gezichten der houwers^
van degenen, die de grijpers en vracht-*
wagens bedienen en van de boormeesters.
Na gedane arbeid zullen zij met he|
trammetje weer de berg afgaan, naar hua>
huizen in Kiruna. Enkele maanden per jaaf
slechts maken zij die reis bij daglicht. Aaii
de verblindende sneeuwstormen zijn zij
gewend. Nooit wennen zullen zij aan d«
duisternis.
IN KIRUNA branden 's avonds duizenden
lampen. Maar ook de Kirunavaara is ge*
illumineerd.Als flonkerende sterren doen de
honderden lampen rond het bergmaseieï
aan. Zij maken het de mensen mogelijk,
ook bij nacht te arbeiden.
Wanneer wij uit Kiruna vertrekken, kun*
nen wij niet nalaten te blikken over de on
metelijke vlakten, welke hun einde aan dty
Noordpool vinden. Hier toont de natuur
zich in al haar woeste ongereptheid. Tegen
de helling van die berg zo veraf, zullei*
rendieren trachten voedsel te vinden, wo*
nen in hun tenten of hutten de nomaden*
Lappen, die op zo kunstige wijze de ren
dierhuiden weten te bewerken.
HET WORDT de radiochroniqueur niet
gemakkelijk gemaakt om na een schets van
de Deense en Noorse omroepen nog iets
nieuws te berde te brengen over de Zweed
se: er bestaat tussen de radio-organisaties
van de Scandinavische landen een grote
mate van overeenstemming, zowel wat de-
beheersvorm als de programmastructuur
betreft. j
Men kan zich niet aan de indruk onttrek
ken, dat er voor de oorlog meer naar Zwe
den werd geluisterd dan tegenwoordig.
Motala, gedurende
vele jaren een gere
nommeerd en popu
lair lange-golf-sta-
tion, is verdrongen
door sterkere broers
en wie Zweden wil
ontvangen kan nu
beter afstemmen op één van de twee krach
tige zenders in Zuid-Zweden, Hörby op 255
en Falum op 245 meter. Men is in Zweden
ook niet ontkomen aan een groter aandeel
van het gesproken woord in het avond
programma hetgeen uiteraard ook een ver
mindering der buitenlandse luisteraars
kring tot gevolg heeft. Toch heeft do
Zweedse „radiotjanst" zijn karakter van
brenger van gezelligheid en verstrooiing
behouden, ook al missen sommigen mis
schien het vooroorlogse geliefde Duo JA
en werd het orkest van Sune Waldimitf
door dat van Sven Sköld vervangen. Oude
dansmuziek bleef echter één van de gere
gelde en graag gehoorde programma
onderdelen.
De Zweedse omroep zit wat beter in de
artistieke mogelijkheden dan de Noorse,
doch bracht het tot nu toe niet tot een
tweede programma, zoals haar Deense col
legae. Wellicht dat het land dan nog meer
golflengten toegewezen zou moeten krij
gen dan het nu al heeft, namelijk veertien.
Uiteraard een gevolg van de grote uitge
strektheid van het te bestrijken gebied,
waar intussen slechts ongeveer acht mil
lioen mensen wonen. Evenals in Noorwe
gen wordt er in de „stofzuigeruren" even
min gezonden als in de middag tussen
twee en vijf uur. De programma's eindigen
als regel omstreeks elf uur 's avonds.
Zien wij het goed, dan is de Zweedse
omroep de laatste jaren wat sterker gecen
traliseerd. Hoorde men bijvoorbeeld voo*
1940 geregeld omroeporkesten uit Norkö-
ping (onder leiding van Heinz Freuden-
thal), Malmö en Gavle, tegenwoordig
schijnt men zich voornamelijk tot concer
ten uit Stockholm en Gothenburg te bepa
len. In beide stdelen dirigeren nog steeds
Tor Mann respectievelijk Sixten Eeker-
berg.
De Zweedse omroep heeft zich altijd een
warm pleitbezorger voor de eigen muziek
cultuur getoond. Toch kan men ook in dat
opzicht verschuivingen waarnemen. Vooy
de oorlog waren vooral Kurt Atterberg en
Lars Erik Larsson (die zelf ook dirigeerde)
in ere, tegenwoordig kan men vaak wer
ken van Berwald en Stenhammar horen.
Resumerend kan men zeggen dat da
Zweedse omroep een rustige koers vaart,
welke erop gericht is in een weloverwogen
verhouding ontspanning en ontwikkeling t0
brengen in een land, waarvan grote deleft
voor de voorziening in hun culturele be®
hoeften op de radio zijn aangewezen.
J. H. B,
MET DE DEENSE en Noorse filmers, die hier bij vorige
gelegenheden aan bod zijn gekomen, hebben de Zweedse be
oefenaars van de kunst der cinematografie de lichtgevoeligheid
gemeen, welke de ontdekking van het landschap met zijn wis
selend spel van licht en schaduw als wezenlijk element in de
handeling tot gevolg had. Dat zij hiermee de gang van het
verhaal vaak vertragen als bezwaar wordt doorgaans tegen
alle Scandinavische films aangevoerd dat zij zo langzaam zijn
is eigenlijk logisch en lang niet in alle gevallen zo hinderlijk
als men wil doen voorkomen. De aandacht, die de Scandi
navische filmkunstenaars aan het landschap besteedden, is een
minutieuze. Het is geen droge analyse. Het verband met de
levende mens in hun films is zo nauw, dat de analyse niet
verstart tot dode theorie: de liefde, die er achter zit, maakt alle
dingen nieuw. Door hun betrekking met de verschillende fases
in de dramatische ontwikkeling krijgen de voorwerpen, welke
buiten de eigenlijke handeling om in het dramatisch verband
worden geplaatst, een zinvolle en ingrijpende betekenis. Die
kan overdreven worden door de duur der aandacht. Toch be
tekenden zij zeker een verrijking in de tijd, dat de film nog
bezig was zichzelf te ontdekken en een modeverschijnsel zijn
zij zeker niet. Tot de volledige ontplooiing van de filmkunst
leverden de Zweedse filmers er een essentiële bijdrage -mee.
Zij vonden een eigen rhythme, breed als de golfslag der zee
waar de wateren diep zijn, schoon vaak en aangrijpend, geheel
overeenkomstig de eigen aard.
niet geobsedeerd door de haast. Zij leerden van de natuur ge
duld te oefenen en speelden met groot geduld de natuur zelf
uit tegen de mens of brachten haar met de mens in veelzeggen
de, dikwijls symbolische relatie. Het mooiste voorbeeld is nog
altijd „Himlaspelet" een film, die kort na de oorlog in ons
land is vertoond en die de beste kwaliteiten van de Noordelijke
filmkunst in zich verenigt. Ook de verfilming van Strindbergs
„Fröken Julie" moet genoemd worden, een vooral door de
zuivere toepassing der montage frappant stuk werk. Ik herinner
mij ook „Zij danste maar een zomer". Hierin wordt men telkens
weer getroffen door de natuurlijke schoonheid van de Zweedse
filmkunst, een schoonheid dan, die in de natuur haar leer
meester vindt. Nieuwe faam schijnt voor de Zweedse cineasten
weggelegd met Arne Sucksdorf, die zijn opgang maakte met
„Rhythme van de grote stad" en „Schaduwen op de sneeuw"
om (voorlopig) de kroon op zijn werk te zetten met „Het grote
avontuur". Deze documentaire kreeg verleden jaar te Cannes
een eervolle vermelding en behoorde tot de beste inzendingen.
De avant-gardisten uit de periode der stomme film, Maurilz
Stiller (in Moskou geboren, in Zweden filmend, ontdekker van
Greta Garbo) en de later naar Amerika vertrokken Viktor Sjö-
ström hebben de basis gelegd van de reputatie, die de Zweedse
film ook nu nog geniet. Te zeggen, dat die louter steunt op de
sterren Garbo en Ingrid Bergman ware de waarheid te
kort gedaan. Zij vonden haar emplooi aan gene zijde van de
oceaan. De thuisblijvers schonken de Zweedse film haar be
staansgrond. P. W. FRANSE
Lappland
Voor de
microfoon