Er stond niet alleen deining in,
maar ook óm de beide havens
Scheveningen hoort niet
graag „ach - die visserij59
Scheveningeti hoopt al jaren
op een betere situatie
N
„BEHOUWE TEELT!"
De vloot gaat haringjagen,
maar komt eerst paraderen
Eee „teelt
Verzanding bedreigt de
invalspoort der visserij
Heeft vlaggetjesdag
inhoud
Programma voor IJmuiden
Handen grijpen in het want
11
Deining
Levensgevaarlijk
Ook binnenhaven
te ondiep
Uitwijken is goedkoper
1 i
De oplossing
Wit katoen
wordt
bruine
vleet
WOENSDAG 18 MEI 1955
Wanneer ergens een vijftigjarig jubileum worclt gevierd
dan kan men er vrijwel zeker van zijn, dat in woord en ge
schrift de bijzondere kwaliteiten van de jubilaris of jubila-
resse in het licht wordt gesteld. Degenen echter die het
woord zullen moeten voeren bij liet vijftigjarig bestaan van
de Scheveningse haven, welk jubileum zal worden gevierd
in de feestweek van Vrijdag 13 tot en met Zaterdag 21 Mei,
hebben geen gemakkelijke taak. In deze toespraken zal na
tuurlijk terecht kunnen worden gewaagd van de grote be
tekenis van de Scheveningse haven voor de ontwikkeling
van het vissersdorp.
Maar niet te voorkomen zal zijn, dat op de kwaliteiten
van de „jubilaresse" ernstige critiek zal worden geleverd.
Het is immers een algemeen bekend feit, dat aan de Sche
veningse haven zeer grote bezwaren kleven. Door de te ge
ringe diepgang van de Buitenhaven heeft deze het karakter
van een tijhaven, die maar gedurende een gedeelte van cle
dag zonder gevaar kan worden binnengelopen. Maar nog
ernstiger dan dit bezwaar is. dat bij slecht weer het binnen
lopen van de Scheveningse haven voor de vissers levens
gevaarlijk is. Voortdurend is dan het gevaar aanwezig, dat
de schepen voor de havenmond aan de grond zullen lopen
met alle rampzalige gevolgen van dien.
Bij de regering; wordt al jarenlang aan
gedrongen op verbetering van de Scheve
ningse buitenhaven, om aan deze onbe
vredigende situatie een einde te maken.
Niet alleen de Scheveningse belanghebben
den hebben hiervoor altoos krachtig gepleit,
ook het gemeentebestuur van Den Haag is
op dit punt steeds dilligent geweest. Tot
nogtoe echter zijn de antwoorden van de
regering op de verzoeken tot verbetering
steeds afwijzend en daardoor voor Scheve-
ïiingcn uitermate teleurstellend geweest.
Zolang Scheveningen nog in het onzekere
verkeert, of de regering haar negatieve
houding ten opzichte van dit voor Scheve
ningen zo belangrijke vraagstuk zal laten
varen en een positief besluit zal nemen, zal
over de feestelijkheden van de gouden
Scheveningse Haven een schaduw liggen.
Al kort na de totstandkoming van de
haven in 1904 kwamen verschillende ge
breken aan het licht. Naarmate het Sche
veningse visserijbedrijf zich in de loop der
jaren heeft ontwikkeld, zijn deze bezwaren
talrijker èn ernstiger geworden.
De buitenhaven werd in de jaren 1900
1904 door het rijk aangelegd. Tegelijker
tijd werd door de gemeente Den Haag de
eerste binnenhaven gegraven. Voorname
lijk om militaire redenen werd de diepte
van de buitenhaven beperkt tot 2.16 m.
N.A.P., met dien verstande, dat tot 2,66
m. N.A.P. mocht worden gebaggerd om
de haven op diepte te houden.
Later werd genoegen genomen met de
aanwezigheid van een drempel aan de
landzijde van de buitenhaven (de zoge
naamde defensiedrempel) met een kruin
hoogte van 2.16 b. N.A.P. Voor de plat
boomde bomschuiten met geringe diepgang
(waarvoor de haven was aangelegd) was
deze behoorlijk bruikbaar, althans bij niet
te ongunstig tij. Maar in de eerste decennia
van de twintigste eeuw kwam een ander
type vissersvaartuig in opkomst, namelijk
de logger, een kielschip met een veel
grotere diepgang dan de bomschuit. In snel
tempo werden de bommen verdrongen door
de loggers met het gevolg dat er na 1920
geen bomschuiten meer in gebruik waren.
Voor de loggers was de haven slechts
bruikbaar bij gunstig tij: In cle loop der
jaren werden de diepgang en de lengte van
de schepen steeds groter, waardoor de
perioden waarin deze schepen de haven
konden invaren, steeds korter werden. Het
verwijderen van de defensiedrempel na de
oorlog bracht in de situatie wel enige ver
betering, maar loste de moeilijkheden
allerminst op. De maximaal toelaatbare
diepte van de buitenhaven werd namelijk
gebracht van 2,16 m. N.A.P. op 3,60 m.
—N.A.P., hetgeen betekent, dat de haven
bij gemiddeld laagwater 2,90 m. diep is.
Wanneer men echter weet, dat het grootste
gedeelte van de Scheveninger loggervloot
een grotere diepgang heeft dan 2,90 m., dan
is het zonder meer duidelijk, dat ook deze
diepte onvolkomen is voor het ongestoord
in- en uitvaren van de Scheveningse haven.
Aan de Scheveningse buitenhaven kleven
echter nog andere gebreken, welke de vei
ligheid van de loggers in gevaar brengen.
De havenmond ligt namelijk slechts 195
nieter zeewaarts van de lijn van de strand-
palen. Hierdoor is de havenmond gelegen
in het gebied van de bewegende zandban
ken voor de kust, met het gevolg dat de
haven op geregelde (en ongeregelde) tijden
verzandt. Vooral na een periode van
stormachtig weer zijn deze verzandingen
zo ernstig dat de haven onbetrouwbaar en
daardoor voor de vissers gevaarlijk is. Ook
uil scheepvaartkundig oogpunt is de haven
mond ongunstig gelegen.
Nu kan men stellen, dat de schippers
van de Scheveningse loggers bij ongunstige
weersomstandigheden de Scheveningse
haven dan maar moeten mijden, maar in de
roCCCOtXCOCCCCOOOOSODCOODCOXaWCCCCOCOCCCCCOCCCOCCCOC":
IIET ZOU interessant zijn te weten
of het begrip „vlaggetjesdag" reeds
voor het gehele Nederlandse volk een 8
zekere inhoud heeft. In de plaatsen
die over een vissershaven beschikken 8
waar ieder jaar op vlaggetjesdag de
haringvloot voor de eerste keer fees- p
telijk uilvaart is het ivel zeker dat de
gehele bevolking met dit gebeuren
meeleeft. Maar waar de haring een <5
nationaal product bij uitstek betreft 8
moet de feestelijkheid van vlaggetjes-
dag steeds meer tot het Nederlandse
volk gaan spreken.
Voor Den Haag-Schevèningen is 8
o O
vlaggetjesdag dit jaar wel een zeer
bijzondere gebeurtenis. De Scheve- p
ningse haven viert haar 50-jarig be-
staan met een reeks van feestelijk- g
heden, die hun hoogtepunt zullen p
vinden in het bezoek van II.M. de
Koningin op Zaterdag a.s., waarbij g
Ilare Majesteit temidden van de Sche
veningse vissersbevolking zal vertoe-
ven en een tocht met een Schevening
se haringlogger op de Noordzee zal
maken. Onnodig te zeggen hoe dezer
•j Koninklijke geste door de bevolking g
van mijn gemeente hogelijk wordt ge-
waard eer d.
Het moge dan vele eeuwen geleden
zijn dat men de bevolking die ons 8
land bewoonde kon aanduiden als V
een volk van vissers en boeren, nog
altijd behoort de visserij tot een echte
nationale bedrijfstak, wier ontwikke-
ling met grote belangstelling door de g
overheid wordt gevolgd.
Met veel genoegen geef ik dus ge- 8
hoor aan hei verzoek van de redactie
van de IJ muider Courant om te dezer
gelegenheid een bijzonder woord te
richten tot de lezers van dit blad, 8
waarbij ik de opwekking zou willen 'g
voegen om in de toekomst het jaarlijks
verkeer en de wederzijdse bijstand 8
van cle Nederlandse vissershavens g
valgens aloude tradities te handhaven
en nog te verbeteren.
SCHOKKING p
g
Burgemeester van 's-Gravenhage. g
O
X>OOOOO^JC<XX>OOOOCOCXXOOCODCOOCOCODOOOOOOOOOOOOCXXXXX)OCÓ
practijk is dit natuurlijk bijzonder moeilijk.
De schipper is vaak om economische rede
nen gedwongen, zijn bederflijke lading zo
snel mogelijk aan land te brengen. In geval
van storm is het bovendien vaak nog ge
vaarlijker om buitengaats te blijven of een
andere haven op te zoeken, dan de Scheve
ningse haven Mnnen te varen.
Bij de aanleg van de eerste binnenhaven
ging men uit van een maximale diepte van
3.90 m. N.A.P. In werkelijkheid werd de
diepte echter aanvankelijk gehouden op
2.66 m. N.A.P., in verband met de be
perkte diepte van de buitenhaven. Maar al
in 1905 werd de binnenhaven op de maxi
male diepte van 3.90 m. N.A.P. gebracht,
op welk peil zij sindsdien is gehandhaafd.
Ook de diepte van de binnenhaven is ech
ter voor cle tegenwoordige grotere loggers
te gering. Het komt dan ook herhaaldelijk
voor, dat deze schepen in de binnenhavens
aan de grond lopen. Al spoedig na de inge
bruikneming van de eerste binnenhaven in
1904 kwam een ander ernstig gebrek aan
het licht, namelijk de deining in deze
haven. Het belek dat in deze haven in be
paalde perioden van het jaar een hinder
lijke deining stond. Dit bezwaar was een
de: hoofdmotieven voor de aanleg van een
deiningsvrije tweede binnenhaven, waar-
cccocccccoco->-rroccccccc*xcoccc<x*x>ccboccoc<xxx>ccc<xxx)cccocccooococ*xcccc'x;<xxxx>cco3ccc<xoccccccocccccccocccocx
U wij aan het begin van een nieuw haringseizoen staan, is aller bede
dat de vangsten goed mogen zijn. Goede vangsten zijn niet alleen van
belang voor onze vissers en reders; zij zijn het voor een veel wijdere kring
van belanghebbenden, met name voor de bij de visserij betrokken neven-
heclrijven. Deze bedrijven, waarin na de oorlog enorme kapitalen zijn ge
ïnvesteerd, zijn van niet te onderschatten economische betekenis. De vraag
rijst of in de berichtgeving over de industrialisatie van ons land, vooral in
de grote pers, daaraan voldoende aandacht wordt besteed.
£EN ander belang, waarop ik zou willen wijzen, is dat van de opleiding
van de a.s. bemanningen van onze vloot. Dat is een kwetsbaar punt
en al is onze nieuwe visserijschool reeds overbezet hier in Katwijk
hebben wij wel eens het gevoel dat daarin een der grootste gevaren voor
de haringvisserij verscholen ligt. Waakzaamheid is geboden. Zonder goede
vissers geen goede vangsten!
T\E vorige seizoenen zijn - het zij met dankbaarheid geconstateerd -
LJ werkelijk niet slecht geweest. Gaarne spreek ik de wens uit en ge
heel Katwijk doet dat met. mij - dat ook het seizoen 1955 alleszins voor
spoedig moge zijn.
De Burgemeester van Katwijk,
W. v. d. HOOP
Mei 1955
Xaxxpcoi
toe in 1921 werd besloten. In 1931 kwam
deze haven gereed.
Na de bevrijding hebben B. en W. van
Den Haag zich ernstig beraden over de
vraag, wat er moest worden gedaan om
de voor de nationale economie zo belang-
rijke Scheveningse visserij te helpen. Zij
kwamen daarbij tot de conclusie, dat een
grondige bestudering van de toestand
van de Scheveningse haven noodzakelijk
was.
Deze overweging leidde in 1946 tot de
instelling van de commissie van advies in
zake de Scheveningse Haven c.s., beter be
kend als de commissie-Thierry, naar haar
voorzitter, prof. ir. J. W. Thierry. In deze
commissie hadden zitting vertegenwoor
digers van alle bij de Scheveningse haven
betrokken diensten, groeperingen en orga
nisaties.
De commissie kwam al spoedig tot de
conclusie, dat voor de buitenhaven en de
deining in de eerste binnenhaven een
modelonderzoek bij het Waterloopkundig
Laboratorium te Delft nodig was. Begin
Januari 1948 werd met dit onderzoek be
gonnen, maar helaas werd het na enige
maanden tussentijds afgebroken. Ondanks
deze tegenslag bracht de commissie op 14
Mei 1949 haar eerste rapport uit. In dit
rapport werden de tekortkomingen van cle
Scheveningse haven onderschreven en de
gegrondheid van de klachten aangetoond.
Bij een voorlopige beschouwing over de
noodzakelijke maatregelen ter verbetering
van het havencomplex kwam de commissie
tot de conclusie, dat de aanleg van een ge
heel nieuwe, tenminste vijf meter diepe
buitenhaven noodzakelijk was. De hoofden
van deze haven zouden zich moeten uit
strekken tot buiten de lijn der bewegende
zandbanken en de havenmond zou wijder
moeten zijn dan de huidige. Naar de wense
lijke ligging en vorm van de nieuwe haven
zou echter nog een uitgebreid onderzoek
bij het Waterloopkundig Laboratorium
worden ingesteld.
Wat de deining betreft baseerde de com
missie zich op de voorlopige resultaten van
het laboratorium-onderzoek. Gebleken was,
dat door de vorm van de binnenvoorhaven.
cp enige punten te wijzigen, de voortzetting
van de golfbeweging in de richting van de
binnenhaven zó kon worden afgeremd, dat
de deining in de eerste binnenhaven vol
doende kon worden verminderd. De com
missie wees er echter op, dat door de aan
leg van een nieuwe buitenhaven de deining
reeds belangrijk zou verminderen. Nog niet
kon worden vastgesteld of bij de aanleg
van een nieuwe buitenhaven de wijzigin
gen van de binnenvoorhaven achterwege
zouden kunnen blijven of zouden kunnen
worden beperkt.
Na bestudering van het rapport van de
commissie-Thierry richten B. en W. van
Den Haag zich met een adres tot de rege
ring om éen beginsel-uitspraak over de
medewerking van het rijk aan de ver
wezenlijking van de havenplannen te ver
krijgen. Het antwoord van de regering was
voor B. en W. en voor allen die bij de
Scheveningse haven betrokken zijn, een
lXCCCCCa>XC^CO^^O^&^O0CCCCCCOCC<XXO^XO^2<»^axXCCCCOCXl<XmXCC<XC<XCCC<X^ICOMCO=CCODCiX>XCCCOCCCCCOCCCCO•, -O
8 8
13 M U I D E N, 21 MEI:
15.00: „Een vlaggenzee trekt naar zee". Grote optocht van sport- en jeugdver
enigingen diverse uitbeeldingen van de visserij.
16.00: Aankomst Tegeltjesmarkt. Openingswoord. Toespraken van de heren
M. Roos, voorzitter IJmuidens Bloei en mr. M. M. Kwint, burgemeester
van Velsen. Uitspraak van de jury (optocht).
o
17.00: Concert van de muziekvereniging „Wilhelmina" (Santpoort) op het Sta
tionsplein. X
8
19.30: Grootse gymnastiekdemonstratie (met medewerking van tamboer- en 8
pijpercorps) door de Chr. Gymnastiekvereniging „IJmuiden" op het Sta-
tionsplein 200 deelnemers/sters. 8
21.00: De schijnwerpers op de vlaggende vloot aan de halzijde worden ont-
stoken (ook op 22 Mei).
21.30: Concert van de „IJmuider Harmonie" op de Tegeltjesmarkt. Populaire
muziek.
22.00: „Vuren doven". Een verrassing?!....
n
22.30: Muzikale mars door Oud-IJmuiden. :8
f X
22 MEI: 8
„Kijkdag". De vlaggen wapperen te Scheveningen, Vlaardingen en IJmuiden.
23 MEI: p
17.00: Vertrek van de vloot (Scheveningen, Vlaardingen en IJmuiden).
0 2328 MEI: Haringjacht. Wie brengt de eerste haring aan?
ocoDoa»o>cocooocx»co2ooo=oocoooococcccccccccccccoccc«<xcccccc<xttcccooc<»>x>oco»^xox>ooco3<xoccoxxxxxoc>xccco
39
grote teleurstelling. In Mei 1951 deelde de
toenmalige minister van Verkeer en Water
staat, in antwoord op het adres mede, dat
de regering meende, „dat tot het vergroten
van de buitenhaven te Scheveningen niet
kon en mocht worden besloten."
Als argumenten voor dit afwijzende be
sluit werden aangevoerd, dat een belang
rijke toeneming van het aantal schepen niet
kon worden verwacht en voorts dat nog
geenszins vaststond, of de binnenhavens
geschikt zouden kunnen worden gemaakt
voor schepen met een grotere diepgang, dit
laatste vooral met het oog op de fun
deringsdiepte van de kademuren. Rekening
houdend met handhaving van het aantal
vissersschepen op het bestaande peil,
meende de regering dat Scheveningen, ge
zien de aanwezigheid van op korte afstand
gelegen uitwijkhavens te Hoek van Holland
en IJmuiden, genoegen moet nemen met
een tijhaven. De minister tekende daarbij
aan, dat na het verwijderen van de defen
siedrempel, de toestand belangrijk was
verbeterd. Het dein' .gsgevaar in de bin
nenhaven zou blijkens het resultaat van
het onderzoek in het Waterloopkundig La
boratorium door wijzigingen aan de voor
haven kunnen worden opgelost. Tenslotte
werd als belangrijk motief aangevoerd, dat
de benarde financiële positie van ons land
dwongen tot een uiterste beperking van de
investeringen door het rijk.
Enkele argumenten van de regering zijn
inmiddels reeds door de feiten achterhaald.
De omvang van de loggervloot is namelijk
in de laatste vijf jaar toegenomen van 108
tot 120 loggers. Ook de aanvoer beweegt
zich van jaar tot jaar in een stijgende lijn.
Ondertussen was het onderzoek in het
Waterloopkundig Laboratorium in 1950
hervat met een studie naar de wenselijke
vorm en afmetingen van de buitenhaven.
Blijkens een in September 1952 uitgebracht
gedeeltelijk verslag kwam de directeur van
het Laboratorium tot de conclusie, dat de
aanleg van een haven met asymmetrische
hoofden wenselijk is. De kop van het Zui
delijke hoofd zou moeten komen te liggen
op 515 meter buiten de lijn der rijks-
strandpalen. Het Noordelijke hoofd dat 395
meter buiten deze lijn zou moeten liggen,
zcu gedeeltelijk kunnen samenvallen met
het bestaande Noordhavenhoofd.
Het nieuwe Zuidelijke havenhoofd is zo
geprojecteerd, dat de mond van het ver
versingskanaal binnen de haven komt te
vallen. De afstand tussen de schuin tegen
over elkaar liggende koppen van de haven
hoofden is, onder andere na overleg met
een aantal Scheveningse schippers, gesteld
op ongeveer 175 meter. De diepte van de
buitenhaven zal maximaal 5,50 meter
N.A.P. bedragen, gelijk aan het peil van
de zeebodem bij de kop van het Zuidelijke
havenhoofd. Met deze conclusies kon de
commissie-Thierry zich verenigen.
In het begin van de haringteelt wordt
de maatjesharing aangevoerd, die voor
al in Nederland als een delicatesse bij
uitstek wordt beschouwd.
Maar ook in het buitenland begint de
belangstelling voor maatjesharing steeds
groter te worden. Over het algemeen
exporteren wij echter de soorten, die in
een later stadium van de „teelt" worden
gevangen, namelijk volle haring en
steurharing. De maatjesharing wordt in
het begin van de teeit gevangen in het
Noordelijke gedeelte van de Noordzee,
ter hoogte van de Shetland-eilanden, op
57 graden N.B. Vist de vloot aanvanke
lijk uitsluitend mot de haringvleet (drijf
net), omstreeks half Juli verwisselt een
deel van de vloot deze voor de trawl.
Naarmate het seizoen vordert, zakt de
haringvloot langzaam af naar het Zui
den. De aanvoer van maatjesharing
duurt tot begin September, waarna de
z.g. volle haring wordt aangevoerd.
Het hoogtepunt van de „teelt" is de
visserij onder de Engelse wal, welke
loopt van October tot eind November of
half December. Deze visserij wordt uit
sluitend uitgeoefend met de vleet. Door
de eeuwen heen zijn de vangsten onder
de Engelse wal zeer groot geweest ter
wijl de gevangen haring door haar uit
stekende kwaliteit bij uitstek geschikt
is voor de export.
De grote vangsten en de betrekkelijk
korte afstand tussen deze visgronden en
de thuishaven hebben tot gevolg dat de
schepen in deze periode korte reizen
maken.
Volgende week zal,
tegen de avond, dit
getaande katoenen
net met duizenden
kilometers andere
netten, even nauw
keurig geprepareerd,
over de kop van de
Joggers de zee in
glijden, om als een
strak gordijn in zee
de haring af te
wachten. Al weken
lang hebben want-
wagens af en aan
gereden tussen schip
en schuur - het net
moet goed zijn, wil
de vangst er in ko
men.
SCHEVENINGEN telt 1756 haringvissers mensen, die weten wat een geestrol is
en hoe diep het net moet afhangen in zee als de maan in het laatste kwartier staat
om een mooie spok haring boven water te toveren. Die 1756 zijn de kern van de
.Scheveningse visserij, maar daar omheen beweegt zich een leger van werkers in de
scheepsbouw, de industrie, de inleggerijen, de groot- en kleinhandel en waar niet al,
die allemaal weer de visserij mee-beleven, die de besommingen van v. d. Toorn en
v. d. Zwan mee-volgen, als waren het hun eigen inkomsten. Wat deels ook waar is,
want dit bedrijf kleeft aaneen met de sterke hechtingen van de gezamenlijke wel
vaart of de gezamenlijke armoe.
Is het mis op zee, dan zal de scheeps
bouwer ook zo vet niet soppen en is de
teelt een goede, een „behouwe" teelt ge
weest dan rinkelt het geld allicht wat
makkelijker in de smalle straten achter de
havens, bij de kleine witte kerk.
Want wat zoudt ge er van zeggen, dat
WEER KRAAKTEN (le has
pels in de opening van de Kat-
wljkse schuren en als de zon
daar op scheen, stoof het brui
nig in de lichtbalken, die schuin
tot diep in de zolders stonden.
Ze speelden door de zijvensters
over de witte Schotse blazen,
die als een onwezenlijke voor
raad van een groothandelaar
in ballonnen tegen het dak hin
gen.
Weer psalmodiccrden over
de boetzolders de ongeschoolde
stemmetjes van de Katwjjkse
meisjes, die over het wit van
hun schorten het donkere
vleetwant trokken op zoek
naar gaten en losgèschoten
mazen in het bruine katoen:
bij Parlevliet, bij Ouwehand, bij
Meerburg.
De haast
WEER HEEFT Katwijk de
haast der laatste dagen ge
kend, die elk jaar vlak voor de
nieuwe teelt de haringkoorts
als een vreemde ongeziene gast
langs het Prins Hendrikkanaal
doet waren. Haringkoorts Dat
isdat is de typische span
ning, die te merken is op de
visserijschool, waar de toekom
stige jongmaatjes van de vloot
hun broekjes glad-rijden en
meer belangstelling hebben
voor het weer van morgen en
vooral van volgende week dan
voor de optische mogelijkheden
van de sextant. De spanning,
die te merken is ook in de stra
ten rond de haven, waar het
leven net iets vlugger stroomt
dan normaal en speciaal vlug-
ger dan in de lange winter,
toen de zwakkere loggers van
de vloot allengs binnen bleven
en „afsneden".
Lente
DE NIEUWE LENTE is aan
de haringvisserij wel heel dui
delijk te peilen want met
het lengen der dagen trekken
de haringscholen rond de Noor
delijke kop van Brittanje, om
te gaan paaien in de plankton-
rijke wateren tussen zeg
maar Aberdeen en Esbjerg.
Maar waarom zouden wij po
gen de haringkoorts te om
schrijven? Haringkoorts is ha
ringkoorts en wie deze
vreemde gezonde ziekte wil le
ren kennen, moet tijdens het
klaarmaken de havens langs
gaan de „graaiers" zien en
horen, de voorspellingen over
de vangsten beluisteren, om te
ervaren, welk een spanningen
die simpele haringen in het
verre Noorden hebben weten
op te roepen gedurende vele
weken in vele harten.
Schreed
„HET WORDT een schraal
jaar" weet Katwijk, xuant de
natuur is over het algemeen
achter en waarom zou de
'aering zich daar niet an sto
ren?" Maar als het dan goed
gaat, is Katwijk dit pessimis
me glad vergeten en worden
de profeten geëerd, die een vet
jaar voorzegden.
Profetieën in de visserij zijn
als zeepbellen: afhankelijk van
de wind en de temperatuur.
Maar men weet nimmer waar
ze terecht komen.
Boeten
WIE VAN DE haringkoorts
wil vernemen, had vooral even
mee moeten lopen, de smalle
trap op naar de boetzolders in
Katwijk, Scheveningen en
Vlaardingen, want daar heeft
deze voorjaars-epidemie ook
gewoed. Deze sfeervolle samen
komsten van jong, vrouwelijk
schoon zijn weliswaar de hele
teelt lang in bedrjjf, omdat
tenslotte netten stuk kunnen
gaan zowel in de ruige herfst
als in het kalme voorjaar,
maar tegen het uitvaren van
de vloot in de dagen van Mei
wordt daar nèt iets rapper ge
boet dan andere weken.
Wordt er iets opgewekter
gezongen over de Hollandse
nieuwe en de Heer is mjjn Her
der dan in de lome zomers, die
straks komen met bruine stof-
banen over de zolders en het
dan weer eindeloos-lijkende
werk van doorsteken-omhalen-
aantrekken van het weerbar
stig katoen.
Wordt het al te warm daar
boven, dan kunt ge de meidjes
vinden in het duin, onder de
hoede van hoofdvrouwen als
Leen Varkevisser, Parlevliets
oudste boetster.
Anders
MAAR DE AFGELOPEN
weken nee, die zjjn moei
lijk te vergelijken met èndere
weken. Niet op de boetzolder,
niet langs cle kant, niet bij de
waterschout en niet op de re
derijkantoren.
Tot diep in de herfst zal de
bedrijvigheid duren in Katwijk
en in de winter ook, als de
zwaardere schepen doortraw-
len. Maar de schepen liggen
dan niet in het Prins Hendrik
kanaal om de figuratie te le
veren in dit opgewonden spel
van de lente: de schepen lig
gen dan in IJmuiden en ze
glimmen niet langer van de
verse verf, want na één reis is
zo'n logger een streperig schip
geworden van het zeewater en
het buizen.
Katwijk is eigenlijk alléén
zichzelf in deze weken van het
voorjaar. Daarna droomt het
terug rond de gladde spiegel
van het Prins Hendrikkanaal.
De schuurbazen houden hun
werk, de meidjes boeten zin
gend de vleet en op de rederij
kantoren ratelen de schrijfma
chines als andere dagen af
en toe komen de NZH-bussen
uit IJmuiden met een lading
volk binnenrollen, maar het
klaarmaken is maar ééns in
deze Meimaand. J. F.
Scheveningen alléén al voor 23.6 millioen
aanvoerde in het jaar 1954. Dat was dan
wel een record-jaar, zoals er nog nooit één
is voorgekomen in de eeuwen, dat Scheve-
ningers de hoeker, de kluiver, de bom of de
logger bemanden, maar die 23.6 millioen
oftewel meer dan 1 millioen kantjes haring
leggen samen toch wel een stuk in de Ne
derlandse portemonnaie. Om even de cij
fers te laten spreken: de 652.866 vaten pe
kelharing, die het vorige jaar de grens
overgingen, vertegenwoordigden een
waarde van 35.621.000.En dan gaat
een Scheveninger naar de bollen kijken en
hij zal weten, dat de landbouw met boter
en kaas meehelpt aan de economie van
zijn land, maar hij kan het niet altijd
recht zetten, dat zijn aandeel wel eens met
„ach die visserijwordt voorbijge
gaan.
Dat doet overigens niets af aan de ha
ringkoorts, die vooral rond de kom van de
binnenste haven woedt. Met rapheid is
daar de teerkwast over de dekken gehaald
en zijn de tonnen in het ruim geladen. De
helft van al deze schepen, kop aan kop
langs de ducdalven gelegd, kiest Maandag
zee volgende week volgt de rest. Met
Pinksteren ligt de vloot te kijk Maandag
heeft Scheveningen het nakijken. Dan
zal weer begonnen worden aan het bewijs,
dat de visserij niet „ach die visserij" is,
maar een stevig brok welvaart, waarin een
stevig slag mensen hopelijk een stevige
boterham verdient.
De vrouw langs de kant: onmisbaar ele
ment in cle visserij, ook om de zwierige
dracht, die zij in Scheveningen hoog houdt,
maar vooral om de binding met „thuis" en
de wens, die van al deze vissersvrouwen
uitgaat bij het vertrek: „Goede vangst en
behouwe' teelt!"