WHITMAN GAUW OVER DE GOUWZEE „Rear Window" of spanning en ironie Zeven publicaties van „De Beuk" onder een Italiaanse hemel Rembrandt-herdenking Bazar van beeldende kunst Zaïtj ïer van. Operaballet Engelse Paragraaf Netheid DE WIJZE, waarop de jonge Amsterdamse uitgeverij „De Beuk" de - bijna steeds fatale - kinderziekten van een beginnend uitgeversbedrijf heeft ontweken, wettigt het vertrouwen dat binnen niet al te lange tijd een vol waardig uitgever aan de lange lijst kan worden toege- voeged. De redactie heeft zich blijkbaar bij voorbaat ïieergelegd bij het feit, dat een jong bedrijf tóch geen manuscripten van litteraire corypheeën in de schoot geworpen krijgt - het is immers een uitzondering dat een uitgever bij voorbaat over zulke sommen beschikt, dat hij „namen" bij andere uitgevers kan wegkopen - en lieeft een aanvangsbeleid gekozen, dat gekenmerkt wordt door bescheidenheid en een inzicht, dat die be scheidenheid eerder als middel doet zien dan als gebrek aan zelfvertrouwen. De naam, die de uitgeverij begint te krijgen, is te danken aan litterair-historische fijn proevers-publicaties en mogelijk zal die naam zo'n klank krijgen, dat het voor schrijx>ers-van-naam aantrekkelijk wordt hun lading onder die vlag te doen varen. Dat niettemin „De Beuk" reeds tracht een eigen bent te vormen van schrijvers blijkt uit recente publicaties. Maar minder schijnt zij in dat streven de andere uitge vers te zijn vóór geweest, dan dat zij genoegen heeft moeten nemen met wat „overbleef". HENRIETTE MOOY schreef verzen onder de titel „Hak dan mijn kop maar af" Het moge bizar klinken, maar als de titel het niet zo spontaan aanbood, zou men er een slinkse weg voor trachten te vinden. Wij honen nooit meer zulke slechte verzen onze taal zó'n geweld te zien aandoen. Er nader op ingaan zou de verzen een schijn van belangwekkendheid verlenen, die alleen in de titel te vinden is. L. P. A. Soeterbeek (pseudoniem voor Louis Olav Leroi) schreef sonnetten onder de titel „Electronica" een zwakke poging om onlustgevoelens jegens de naar de menselijke volmaaktheid groeiende techniek duidelijk te maken. Men kan alleen ervan zeggen, dat de poëzie zich niet voor dit misbruik alleen heeft geleend, want dat Soeterbeek de versvorm alleen als middel heeft wil len gebruiken om een moeilijke verhandeling te ont komen is onmiskenbaar. Dat deze ongeordende vers- stroom van vage gedachten en zwakke gevoelens nog een contrapunt kreeg in een nota bene in het bun deltje gepubliceerd protest van twee technici, maakt het geheel zelfs als poging om nou eens iets nieuws te .brengen te meer onaanvaardbaar. Een verzenbundel is geen debat-forum. De Brabantse dichter Frans Babyion heeft „Privé- Feest" geschreven, waarin hij toont de oude, makkelijke, romantische en barokke schrijftrant uit zijn vroegere verzen te hebben afgezworen. Uit énkele der nieuwe verzen blijkt de winst: sobere trefzekere beelden, een énkele keer zelfs in een gaaf vers. Toch valt nog meer het dichterlijke dan het dichterschap van Babyion op, al kan men krachtens „Privé-Feest" ongetwijfeld een nieuwe bundel verwachten, die het dichterschap gebon- dener zal doen blijken. „Achter Tralies" bevat drie korte verhalen van P. Apol, een verdienstelijk prozaïst, al hebben zijn verhalen iets té nadrukkelijks, iets vertilds. Men kan ze niet lezen zonder zich af te vragen wat er achter deze symboliek schuilt, anders kan ik er wel mee ophouden. Dat heb ben we niet gedaan. We zijn er niet blij en niet rouwig om. Apol's intelligentie heeft hem parten gespeeld, om dat hij meer de symboliek dan het gegeven zelf heeft uitgeschreven en dat levert niemandsland op. Niettemin doen Apols visie en schrijfwijze met nieuwsgierigheid uitzien naar een volgend boekje. De onlangs vijftig jaar geworden dichter Freek van Leeuwen werd door „De Beuk" gehuldigd met een uit gave van oude en nieuwe gedichten van zijn hand, ge titeld „Rood en Wit" rood voor revolutionnair vuur en wit voor religieuze bewogenheid, zegt W. Simons in een voorwoord. De bundel bevat gave verzen van een zeer zuivere geringheid. Van Leeuwen is geen grote, maar wel een dichter. Ondanks de eenvoud van vorm kenmerkt pathetisch gevoel de verzen. Dat is uiteraard niet veroordelenswaardig, maar zij zijn daarmee wel naar de historische bloemlezingen verwezen. De tref kracht dezer poëzie is met de periode voorbijgegaan. DE KWALITEIT van de genoemde vijf publicaties schijnt in tegenspraak te zijn met de uitstekende naam die „De Beuk" ongetwijfeld terecht heeft. Zij duiden er echter alleen op, dat de jonge uitgeverij geen groot succes heeft met het overwinnen van het probleem eigen schrijvers voor zich te interesserenDe poging echter duidt er op, dat „De Beuk" zich niet uitsluitend wil bepalen tot litterair-historische fijnproeverijtjes, maar ook stem wil krijgen in het koor der uitgevers, die „van deze tijd" zijn. Men kan echter van jonge stem banden geen volwassen geluid verlangen. DAAROM VORMEN „Leda" gedicht van Paul Eduard en vertaald door Hans Lodeizen en „De Wolkbode" van Kalidasa (India's grootste dichter, die vermoedelijk leefde tussen de vierde en zesde eeuw) dan ook de aan trekkelijkste publicaties uit deze serie van zeven. „Leda" is een elementair vers, hartstochtelijk aards en vol verlangen naar vervulling van het vrouw-zijn. Het is geen vers, dat typerend is voor Eduard, daar is het te reëel voor, maar dat vermindert de waarde niet. Lo deizen gaf er een sterke vertaling van in zeer geëigende taal. Het is een prachtig bundeltje. „De Wolkbode" beschrijft de opdracht, die een wolk ontvangt van een man voor zijn veraf zijnde geliefde. Het tol in uiterste conseouenties personifiëren van na tuurelementen en -krachten in deze sobere, rhythmische, spannende taal is zo oud als het is zó nieuw en boeiend, dat zelfs wie „De Wolkbode" niet mooi zou vin den het toch niet onuitgelezen terzijde kan leggen. De vertaling uit het Sanskriet door drs. Loman heeft uit muntend Nederlands opgeleverd. CONCLUDEREND: de uitgeverij „De Beuk" heeft blijk gegeven een litterair instinct te bezitten, dat waarde volle resultaten heeft opgeleverd waar het vertalingen en litterair-historisch materiaal betrof, maar dat helaas nog braak moest blijven liggen in het eigentijdse litte raire vlak - en dat door gebrek aan geld en naam. Maar er worden nu eenmaal geen veertigponds kindertjes geboren, wèl gezonde. n TON NEELISSEN 4 In tegenstelling tot beweringen als zou Monnikendam een dood stadje zijn, kan ik na een recent bezoek mededelen dat alle bewoners in levenden lijve door de straten gaan en achter de ramen zitten en dat alle rokerijen roken. Dat sluit elkaar namelijk niet uit, zoals wij met onze fijne neus wel eens ge neigd zijn te veronderstellen. Ieder jaar ga ik naar Monnikendam om daar de Mei regen mee te maken. Men kan daar lang tevoren wel een dag voor bepalen omdat de verwachting van regen veel stelliger kan zijn dan de hoop op zonneschijn. De reis erheen vervult mij altijd weer met verwondering voor de veelzijdigheid van de Noord-Zuidhollandse Vervoermaat schappij, die ook stoombootjes over het IJ dirigeert en aan de andere kant een tram metje laat rijden, dat ook al weg moet. Het bootje leidt vanzelf naar een perron, waar dit schonkige maar trouwe vervoermiddel staat te wachten. De aansluiting kan nooit zekerder zijn als van dit bootje op deze tram, want de bestuurder en de conduc teurs komen persoonlijk met hetzelfde bootje meereizen. Aan het begin van het perron vraagt de directie met grote letters: „Helpt mede," doch dat heeft niets te maken met het op gang brengen van de tram. Het gaat er meer om, het vervoer op de spitsuren zo ordelijk mogelijk te doen geschieden. Indien het waar is dat de Budapester tussen Amsterdam en Zandvoort op een gulden is afgeschreven, dan zal deze Water- lander waarschijnlijk wel op een kwartje zijn afgeschreven. Toch rijdt hij altijd weer zonder haperingen weg en hij neemt mij mee tussen de weilanden door naar Broek in Waterland en verder. Men verlustigt zich in de aanblik van de koeien omdat het toch altijd wel weer eens even prettig is de dingen zwart-wit te zien. De Meiregen heeft sommigen harer wat jolig gemaakt en er worden vreemde, trage sprongen ge maakt, hetgeen voor wezens met vier magen toch altijd een prestatie blijft. Wanneer men de Volledige Vergunning van K. Visser in Broek op Langendijk ge passeerd is het nog maar een rukje en enige schokjes" naar Monnikendam. Wie noemt Monnikendam een dood stad je? Bij het uitstappen zag ik uit het res taurant De Posthoorn een piano op een auto laden, zij zou volgens de omstanders 'naar een particulier adres ver voerd worden, waar vanavond feest was. Ach neen, een stadje, dat geen klaar-overs, geen struik gewas van verkeersborden en geen schaarste aan parkeerruimte heeft, noch een plaats heeft ge projecteerd voor een heliport, is daarom nog geen dode stad. Men moet de linden maar eens zien bloeien aan de Lindengracht en de schapen horen mekkeren, die daar in het gras liggen met het air van rijkaards in een mondaine badplaats. Op de stadswallen begon het te Meiregenen dat de bloesem van enkele veelbelovende fruitbomen er zachtjes van schudde. Ik ben teruggegaan naar het cen trum, hetgeen in zo'n stadje nooit ver is en ben toen langs de Verboden Water plaats de Gooise gracht afgelopen. Zo kwam ik bij een aanlegsteiger, waarvoor een met zeil toegedekte passagiersboot lag te wiegelen. Er zaten een aantal vermoeide Amerikanen in zodat het even leek alsof het schip zo juist was aangekomen maar de passagiers geen zin hadden om er uit te kernen. Uit een groepje functionarissen, dat dit probleem leek te bespreken, kwam er een op mij toe om mij geluk te wensen met het feit, dat ik nog net op tijd was om mee te varen naar Marken. Hij stuwde mij blij voort naar de boot en voor ik het wist was de reling achter mij weer ge sloten. Ofschoon ik liever het ommetje op de stadswal had voltooid, was ik nu in de gelegenheid de inspanningen te zien welke onze landgenoten aan gene zijde van de provincie zich getroosten om de vreemde lingen aangenaam bezig en bij zich te houden. Nadat het een en ander was medegedeeld over de geringe diepte van het IJselmeer, trad er een bejaard man naar voren, wiens folkloristisch costuum niet ten onrechte de stoutste verwachtin gen wekte. Hij bond zich een harmonica om en beverig vanwege enig luchtgebrek weerklonk even later het bekende lied „Bokkie, Bokkiebokkiebèh", dat sommige touristen geïnteresseerd deed opkijken. Het werkje „Deessie, deessie" bleek zelfs door buitenlanders te kunnen worden mee gezongen. De accordeonnist begon ten slot te krachtig mee te zingen, maar op een moment was het alsof hij zich verslikte. Hij stootte een paar zeer benauwde gelui den uit, die algemeen opzien baarden, en speelde door. Het was een vers over een hond en later bleek, dat hij het geblaf van deze dieren had geïmiteerd. Op Marken gingen de Amerikanen er even af om in de dichtstbijzijnde winkel enige forse souvenirs te kopen en daarna slenterden zij langzaam naar de boot te rug. De pronkbedden der Markense brui- In de bekende Via Margutla, in wat men wel het Quartier Latin van Rome noemt, zijn werken van ongeveer vierhonderd Italiaanse schilders tentoonge steld, niet in vitrines of étalages, maar tegen muren en gevels in de openlucht. Men ocht in het land van zovele beroemde meesters een dergelijke kunstgalerij thans nog de enige manier om schilderijen van tijdgenoten onder de ogen van het publiek te brengen. Van de zijde der kunstenaars kwam er voor deze onder neming zoveel aanbod, dat de Via Margutta nog te klein werd bevonden, zodat men vele doeken in de nabijgelegen straten ter bezichtiging hing. Het geheel heeft iets van een gezellige bazar gekregen. Evenals tijdens een soortgelijke schil der ij enmarkt in de vorige zomer in Den Haag kan men er ook kunstenaars aan het werk zien. Het publiek toont veel belangstelling, maar of er belangrijke transacties tot stand zijn gebracht weten wij niet. XXXXXXXX>3CQSOOOOOOO(XXXXXX1000COOOOOOCOOOOOOCOOOO&ayyy>rXYYYYYVVVirtvvvvvvwv>y>oc^cc^^ den en de bijbehorende gelegenheids lachjes der oude Markense vrouwen wa ren weer voor niets opgeschikt. Op de dijk van Marken heb ik over de Gouwzee uit gezien naar Monnikendam en er naar te rugverlangd. Straks, als Monnikendam met een feestweek van 17 tot en met 23 Juli gaat hei-denken, dat het 600 jaar geleden zijn stadsrechten kreeg, zal het heus wel een leuk feest worden. Met de piano uit De Posthoorn. KO BRUGBIER In de zomer van 1956 zullen het Rijks museum en Museum Boymans samen in Amsterdam zowel als in Rotterdam een omvangrijke tentoonstelling van werken van Rembrandt houden ter herdenking van het feit, dat deze gróte schilder drie honderdvijftig jaar geleden werd geboren. De expositie zal schilderijen, tekeningen en etsen omvatten. Honderd jaar geleden*) verscheen een dichtbundel, die onberekenbaar grote in vloed zou uitoefenen op allen die later ge schreven of gedicht hebben: „Leaves of Grass" van Walt Whitman, een Amerikaan van Nederlandse afkomst. Jaren lang bleef de dichter daarna aan deze bundel werken (en breidde hij hem uit), maar aan de eigenlijke inhoud werd nauwelijks iets toe gevoegd. Dat kon ook moeilijk, want in de woorden van Whitman zelf het the ma van zijn vers was klein en tezelfdertijd zo groot mogelijk: het eigen ik. „Ik vier mijzelf en zing mijzelf" dat wil zeggen: alles wat zintuigelijk of geestelijk binnen zijn bereik viel wilde hij in zijn verzen uit spreken. Whitman bestreek, van dit standpunt uitgaande, een zeer breed veld: Amerika. Alles wat de Verenigde Staten zijn of be- vatten (in zijn tijd) vervult hem met een verrukking waarin wij geloven omdat zijn gedichten, hoezeer ook voortdurend in de zelfde toon geschreven, bezield blijven. Met een geestdrift die geen Europees dich ter van nu meer kent (en evenmin een Amerikaans) daarvoor zijn wij al te lang en te diep aangevreten door de twijfel die elke cultuur, als ze ouder wordt, omtrent zichzelf wakker roept. Whitman staat veel dichter bij de natuur. Hij gaat uit van een naïef geloof in de mens, hij wil een broe derschap. zeker, van allen zonder onder scheid van ras of sexe of leeftijd, maar in het bijzonder toch heeft hij een vast ver trouwen in de „gemiddelde man" van Noord-Amerika. Profetisch ziet hij de toekomst van deze geweldige natie zich verwerkelijken. Opti mistisch is zijn kijk op mens en wereld. Een steeds terugkerend, allen omvattend begrip is „love" soms in termen die een tikje te week worden voor onze opvattin gen. Met een voortreffelijk waarnemings vermogen toegerust zet hij beelden voor onze ogen, ook en vooral van de eenvou digste handelingen, die aan scherpte niets te wensen laten. Zijn levensopvatting is die van een volledige openheid voor alle verschijnselen, een besef van stroming waarin de dingen van het ogenblik niet meer zijn dan factoren in een durend pro ces. Geest en stof zijn één. De dood dat Het Ballet van de Nederlandse Opera heeft deze maand enige voorstellingen in Parijs gegeven, on der meer in tegen woordigheid van pre sident Coty op het traditionele jaarfeest van de Ecole Poly- technique, waarbij het gezelschap voor het eerst zonder buiten landse sterren in Frankrijk optrad. Nu het Operaballet een officieel erkende in stelling is geworden zullen in het komen de seizoen ook voor stellingen in Neder landse provincieste den plaats hebben. Op de foto ziet men een fragment uit „De droom van Véroni- que" door directrice Mme FranQoise Adret, waarvoor de „Maske- rade"-muziek van Katsjatoerian wordt gebruikt. volgt hieruit is voor hem geen einde. En elk afscheid is 'n nieuw begin: „Ontwikke ling, ononderbroken samenhang, onsterfe lijkheid, overgang van vorm in vorm, zijn voor mij de voornaamste levensbetekenis sen van natuur en mensdom, en zijn het sine qua non van alle feiten en elk feit", zegt hij in een aantekening. Technisch schrijft Whitman een gedurfd vers, zonder rijm waar ook maar, zonder kommernis om de lengte der regels. Maar ook in geestelijke zin ademt dit werk een adem van vrijheid. De drift, waarmee het leven in zijn gehele omvang wordt aan vaard, sluit elke onderscheiding, die een oordeel zou zijn, uit het huidige is vol maakt zoals het is. Breed als het typogra fische beeld van zijn gedichten is de visie en de allure ervan, breed ook zijn liefde tot de mens, die hij als leidsman wil voor gaan. Hij heeft het zelfbewustzijn van de dichter wiens woorden nog door niemand vóór hem gesproken zijn, de materialisti sche blik van de zoon van een jong volk, de visionnaire zekerheid van een man die achter de dingen ziet, het nog ongeschokte vertrouwen in de vooruitgang der wereld dat de negentiende-eeuwer bezat. Hiermee is de figuur van deze merk waardige poëet allesbehalve volledig gete kend maar deze trekken maken iets dui delijk van de indruk die hij hij was zich daarvan scherp bewust! zou maken op de geslachten die na hem kwamen. Vrij heid, gelijkheid, welvaart, de levensvrees geweken ziedaar de voorwaarden voor de democratie, waarvan Whitman uitdruk kelijk de zanger wilde zijn en die hij wilde grondvesten op de persoonlijkheid: ieder mens volkomen zichzelf! Wat zijn eigen leven aangaat heeft hij (voorzover poëzie een oordeel over zijn maker toelaat) al deze kwaliteiten verworven, behalve die van welvaart vrienden ondersteunden hem op zijn oude dag. Zijn inzichten hoeft men niet te aanvaar den om tot de erkenning te komen van zijn groot, eerlijk dichterschap. En met het vol ste recht hierin formuleer ik mijn waar dering kan hij ergens over zijn levens werk schrijven: „Vriend, dit is geen boek. Wie dit aanraakt raakt aan een man." B. RIJDES. Ik werd hierop opmerkzaam gemaakt door het Cultureel Bulletin van de United State® Information Service, Den Haag - een wekelijks verschijnend stencil dat gratis aan belangstel- lenden wordt toegezonden. ALFRED HITCHCOCK, befaamd maker van thrillers, laat ons niet in de steek met zijn nieuwste product uit Hollywood, dat de titel „Rear Window" draagt. Wie niet opziet tegen een beetje griezelen, zal beslist deze film moeten gaan zien om nog eens te kunnen vaststellen, dat Hitchcock zijn reputatie niet zo maar heeft verworven. Er is bijna geen regisseur te be denken, die in zo'n spannende verteltrant een verhaal weet op te bouwen, waarnaar ge ademloos kijkt, omdat het inderdaad film is: kijkspel, actie, die ge door ze gade te slaan zelf met hart en ziel meebeleeft en waarbij ge u rechtstreeks betrokken acht. Zeker „Rear Window", waarin ge in de letterlijke zin een toeschouwer bent, daarmee de plaats innemend van de hoofdpersoon, die aan een stoel gekluisterd er zijn dagelijkse werk van maakt de buren aan de overkant te bespieden om op die manier een moord te ontdekken en op te helderen. Van het ogenblik af, dat ge die hoofd persoon aan zijn venster ontmoet, voelt ge dat u uitzonderlijke dingen te wachten staan. Een beetje aarzelend neemt ge de plaats op zijn stoel in. Wedra spionneert ge even ijverig en even hartstochtelijk mee. Ge raakt verwikkeld in een drama, dat al uw zenuwen gespannen houdt. HET IS DE KRACHT van de film, dat ze van de hoofdpersoon, of de figuur, die op worden de voor de ontwikkeling van het op te doen. Zo is de toeschouwer in de bioscoop de belever zelf van alle emoties, welke uit een bepaalde situatie voort vloeien en graag is hij nieuwsgierig met de nieuwsgierige persfotograaf, die in „Rear Window" uit verveling zijn buren aan de overkant gaat afkijken, omdat hij met een been in gips moeilijk een wande lingetje kan maken. De man zit elke dag voor zijn venster. Hij kent zijn overburen weldra op een prikje. Hij grinnikt als hij het danseresje miss Torso haar bevallige passen ziet uitvoeren en hij puft mee met het echtpaar, dat de hitte van New York niet meer kan verdragen en de nacht op een paar matrassen op het balcon door brengt. Hij ziet met begrijpende oogopslag een pasgetrouwd paartje zijn kamer be trekken en het gordijn sluiten; hij volgt met belangstelling de gevechten met de muze van een componist, hij slaat de echtelijke ruzies gade tussen een bed legerige vrouw en haar man, een handels reiziger,'en heeft medelijden met de een zame vrouw op de benedenverdieping, die vergeefs zoekt naar het geluk. Hij kan ons alles van hen vertellen en wij zien met zijn ogen. Wij gaan weldra zien hoe veel achter de jaloezieën van een dier t verdiepingen voor het oog van de buiten wereld verborgen moet blijven. u kan laten kijken door de ogen een bepaald ogenblik geacht mag gegeven belangrijkste ervaringen Grace Kelly en James Stewart Want tijdens een onweersnacht merkt de fotograaf tot zijn verbazing, dat de handelsreiziger twee keer met een koffer zijn huis verlaat. De volgende dag is de bedlegerige vrouw verdwenen. Een blik met de telekijker doet de fotograaf en ons gruwelen: daar loopt de handelsreiziger met een zaag en een mes in de hand. Het is gewoon ongelooflijk. Zou hij zijn vrouwDe fotograaf krijgt de af schuwelijkste vermoedens. Zijn verloofde en masseuse helpen hem mee de gangen van de handelsreiziger na te gaan. Alleen zijn vriend, een detective, wil er niet aan. En inderdaad, hij komt met bewijzen, die de theorie van de fotograaf omverwerpen. Tot.ja, tot de bewijzen van schuld zich opstapelen en ten laatste de moordenaar zich van de hulpeloze man in de rolstoel tracht te ontdoen. Maar dan vindt Hitch cock het genoeg en er volgt een eind-goed- al-goed, waarin ieder gelukkig wordt. Het eind van een sprookje als een vergoeding voor de spanning en de gruwelen, welke ge overigens niet in natura te zien krijgt, maar die dan toch worden gesuggereerd. Een grotesk einde, waarin de fijne humor van Hitchcock evenmin verstek laat gaan als in talloze andere episodes in „Rear Window", die even de spanning opheffen met geestige terzijdes zonder de aandacht voor de dramatische motieven te ver zwakken. HET IS wat men noemt spel, dat Hitch cock bedrijft. De verschillende flatbe woners worden in de handeling betrokken op juist die momenten, dat hun aanwezig heid een factor van betekenis of van ont spanning blijkt. Zij worden gehanteerd net naar het de maker lijkt en zo vergaat het ook de voornaamste spelers, James Ste wart als persfotograaf, Grace Kelly zijn verloofde, Thelma Ritter de masseuse. Zij spelen hun rol perfect, maar voor wie ogen heeft om te zien is Hitchcock hun bespeler en dan zo uitnemend als men maar kan wensen. Hij haalt zijn hart op aan al die mogelijkheden, die het thema hem biedt. Hij doet met de flat en het binnenplaatsje, het doorkijkje in de straat en in de verschillende woningen wat hij wil. Hij doet het zo geraffineerd als alleen de man kan, die zich met het ontwarren van de misdaad bezighoudt. Hitchcock blijft echter bij alles menselijk. Dat wil Lorof'sn, Mei - -. Het verzoek o<m de Britse erlainden netjes te houden „Keep Britain tidy" is hier tegenwoordig een van de meest gelezen openbare slagwoor den: op groene bordien meestal, met een kromme pijll die naar een openbare prulle- mamd er onder wijst De woordkeuze is niet fortuinlijk: men ziet de Britse leeuw voor zich, die in plaats van over de zeeën te brullen, met nuffige klauwen de stofjes van zijn huid slaat. Maar hoe ordentelijk is inderdaad alles: de queues bij de bushalten, de gazons in de parken, het gedempte ge mompel van de bezoekers in de restaurants. Hier komen geen slingerende toffeepapier tjes en oude kranten terecht, het is over bodig geworden om daar nog bijzondere argumenten voor aan te voeren zoals op de bobden aan de ingangen van het St. Jannes^ Park, waar als aanhef op staat: This park is beautiful, misschien mede bestemd voor de bescheiden leergierige bezoeker, die gaarne zijn schoonheidswaarderingen op gezag van de gemeente bepaalt. De ordentelijkheid is zo overwegend dat verlaten en verwaarloosde huizen, zoals er in de oude duurdere woonwijken van het West End niet weinig voorkomen, er niet aan af kunnen doen. Er is een hele rij van in Grosvenor Place, de straat achter langs het park van Buckingham Palace: wellicht omdat zij ooor bommen aan hun diaken beschadigd zijn, maar zo te zien zijn zij intact, alleen verveloos met gebroken rui ten en rammelende luiken. In andere ste den spreken zulke gevallen van dood en verlies, maar hier bedenkt men alleen, dat ook hun beurt zal komen om opgeknapt dan wel vervangen te worden: een van de eerste voorwaarden voor keurigheid is immers dat niet alles tegelijk gedaan moet worden. Geruststellend staan een straat verder de veel grotere huizen van Bel-grave Square, dat vijftig jaar geleden het deftig ste plein van Londien was, merendeels weer keurig in dé botergele verf: het zijn nu kantoren, zoals aangegeven wordt door ingetogen naamplaten op de pilaren bij de voordeuren, maar de hoge vensters laten geen vulgair geratel van schrijfmachines door en de bomen van het park midden op het plein beletten hen van eikaars zake lijkheid kennis te nemen. Woorden als keurig en ordentelijk moe ten overigens los gehanteerd worden, want stijf is de netheid juist niet. Het gaat zo makkelijk dat het wel natuurlijk lijkt, temeer doordat wat als de natuur bekend staat tot ver buiten Londen van dezelfde geaardheid is. Het graafschap Kent, ten Zuid-Oosten van de stad, geeft er het beste maar geenszins het enig bruikbare voorbeeld van, met al zijn effen asfalt wegen die aan de stijve keurigheid ont komen door onafgebroken slingeren en heuvel op en af te gaan, zijn glooiende groene velden waarvan het minzame aan zicht de bonkigheid noch de natheid doet vermoeden, zijn lieve rode en beroosde „cottages", waar de vertederde bezoeker al spoedig het glimlachen vergaat, doordat hij' zijn hoofd tegen de oude balken van de zoldering stoot. Het duurt niet lang of men bemerkt dat het leven ook hier niet naar koek en ei smaakt. Anderzijds is de verwachting, dat achter de volgende heu vel de onverschillige natuur haar wrede gezicht zal tonen niet minder ijdel. Het landschap blijft vriendelijk van Dover tot Lands End, altijd „green and pleasant" met theehuizen waar lieve dames serveer- bladen vol leuke kleine bakjes met sui kerklontjes en taartjes en jamkloddertjes aandragen, met nauwe bars waar gemoe delijke golfspelers bierkroezen in de sproe tige knuist klemmen. Er is natuurlijk ook wel iets anders te zien en heus niet alleen in de haven wijken van Oost-Londen of in de vele Nederlandse reizigers welbekende buurten langs de spoorweg uit Harwich naar Liver pool Street Station. Het is al voldoende om op de linkeroever bij de Festival Hall een verkeerde straat in te slaan en daar staan de onafzienbare rijen troosteloze bruinbevuilde huisjes in hun tuinen van asfalt, soms tot zes verdiepingen hoog op eengedrongen, met niet meer dan zes meter ruimte voor verschaalde lucht er tussen. Die zijn er wel en niet weinig tal rijk, maar zij vertegenwoordigen de grim migheid van de negentiende eeuw. Geen enkele bedoeling of aanvaarding van het tegenwoordige Engeland. Het meest Engelse ervan is dat zij toch ook netjes zijn, bin nen hun mogelijkheden, geenszins de hoop vernietigend dat er over enkele tientallen jaren nooit meer een stuk papier op de Londense straten zal liggen. zeggen: hij levert geen cliché's af. Hem interesseert minder de misdaad en de ziekelijke breinen, die ze uitdenken en tot stand brengen dan wel de man, die ze ontmaskert en uit de wereld helpt. Daar om kunt ge griezelen én plezier beleven. Ik beveel u de film van harte aan. P. W. FRANSE

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1955 | | pagina 14