WHITMAN
GAUW OVER DE GOUWZEE
„Rear Window" of spanning en ironie
Zeven publicaties
van „De Beuk"
onder een Italiaanse hemel
Rembrandt-herdenking
Bazar van beeldende kunst
Zaïtj
ïer van.
Operaballet
Engelse Paragraaf
Netheid
DE WIJZE, waarop de jonge Amsterdamse uitgeverij
„De Beuk" de - bijna steeds fatale - kinderziekten van
een beginnend uitgeversbedrijf heeft ontweken, wettigt
het vertrouwen dat binnen niet al te lange tijd een vol
waardig uitgever aan de lange lijst kan worden toege-
voeged. De redactie heeft zich blijkbaar bij voorbaat
ïieergelegd bij het feit, dat een jong bedrijf tóch geen
manuscripten van litteraire corypheeën in de schoot
geworpen krijgt - het is immers een uitzondering dat
een uitgever bij voorbaat over zulke sommen beschikt,
dat hij „namen" bij andere uitgevers kan wegkopen - en
lieeft een aanvangsbeleid gekozen, dat gekenmerkt
wordt door bescheidenheid en een inzicht, dat die be
scheidenheid eerder als middel doet zien dan als gebrek
aan zelfvertrouwen. De naam, die de uitgeverij begint
te krijgen, is te danken aan litterair-historische fijn
proevers-publicaties en mogelijk zal die naam zo'n klank
krijgen, dat het voor schrijx>ers-van-naam aantrekkelijk
wordt hun lading onder die vlag te doen varen. Dat
niettemin „De Beuk" reeds tracht een eigen bent te
vormen van schrijvers blijkt uit recente publicaties.
Maar minder schijnt zij in dat streven de andere uitge
vers te zijn vóór geweest, dan dat zij genoegen heeft
moeten nemen met wat „overbleef".
HENRIETTE MOOY schreef verzen onder de titel „Hak
dan mijn kop maar af" Het moge bizar klinken, maar
als de titel het niet zo spontaan aanbood, zou men er een
slinkse weg voor trachten te vinden. Wij honen nooit
meer zulke slechte verzen onze taal zó'n geweld te zien
aandoen. Er nader op ingaan zou de verzen een schijn
van belangwekkendheid verlenen, die alleen in de titel
te vinden is.
L. P. A. Soeterbeek (pseudoniem voor Louis Olav Leroi)
schreef sonnetten onder de titel „Electronica" een
zwakke poging om onlustgevoelens jegens de naar de
menselijke volmaaktheid groeiende techniek duidelijk
te maken. Men kan alleen ervan zeggen, dat de poëzie
zich niet voor dit misbruik alleen heeft geleend, want
dat Soeterbeek de versvorm alleen als middel heeft wil
len gebruiken om een moeilijke verhandeling te ont
komen is onmiskenbaar. Dat deze ongeordende vers-
stroom van vage gedachten en zwakke gevoelens nog
een contrapunt kreeg in een nota bene in het bun
deltje gepubliceerd protest van twee technici, maakt
het geheel zelfs als poging om nou eens iets nieuws te
.brengen te meer onaanvaardbaar. Een verzenbundel
is geen debat-forum.
De Brabantse dichter Frans Babyion heeft „Privé-
Feest" geschreven, waarin hij toont de oude, makkelijke,
romantische en barokke schrijftrant uit zijn vroegere
verzen te hebben afgezworen. Uit énkele der nieuwe
verzen blijkt de winst: sobere trefzekere beelden, een
énkele keer zelfs in een gaaf vers. Toch valt nog meer
het dichterlijke dan het dichterschap van Babyion op,
al kan men krachtens „Privé-Feest" ongetwijfeld een
nieuwe bundel verwachten, die het dichterschap gebon-
dener zal doen blijken.
„Achter Tralies" bevat drie korte verhalen van P. Apol,
een verdienstelijk prozaïst, al hebben zijn verhalen iets
té nadrukkelijks, iets vertilds. Men kan ze niet lezen
zonder zich af te vragen wat er achter deze symboliek
schuilt, anders kan ik er wel mee ophouden. Dat heb
ben we niet gedaan. We zijn er niet blij en niet rouwig
om. Apol's intelligentie heeft hem parten gespeeld, om
dat hij meer de symboliek dan het gegeven zelf heeft
uitgeschreven en dat levert niemandsland op. Niettemin
doen Apols visie en schrijfwijze met nieuwsgierigheid
uitzien naar een volgend boekje.
De onlangs vijftig jaar geworden dichter Freek van
Leeuwen werd door „De Beuk" gehuldigd met een uit
gave van oude en nieuwe gedichten van zijn hand, ge
titeld „Rood en Wit" rood voor revolutionnair vuur
en wit voor religieuze bewogenheid, zegt W. Simons in
een voorwoord. De bundel bevat gave verzen van een
zeer zuivere geringheid. Van Leeuwen is geen grote,
maar wel een dichter. Ondanks de eenvoud van vorm
kenmerkt pathetisch gevoel de verzen. Dat is uiteraard
niet veroordelenswaardig, maar zij zijn daarmee wel
naar de historische bloemlezingen verwezen. De tref
kracht dezer poëzie is met de periode voorbijgegaan.
DE KWALITEIT van de genoemde vijf publicaties
schijnt in tegenspraak te zijn met de uitstekende naam
die „De Beuk" ongetwijfeld terecht heeft. Zij duiden er
echter alleen op, dat de jonge uitgeverij geen groot
succes heeft met het overwinnen van het probleem
eigen schrijvers voor zich te interesserenDe poging
echter duidt er op, dat „De Beuk" zich niet uitsluitend
wil bepalen tot litterair-historische fijnproeverijtjes,
maar ook stem wil krijgen in het koor der uitgevers, die
„van deze tijd" zijn. Men kan echter van jonge stem
banden geen volwassen geluid verlangen.
DAAROM VORMEN „Leda" gedicht van Paul Eduard
en vertaald door Hans Lodeizen en „De Wolkbode"
van Kalidasa (India's grootste dichter, die vermoedelijk
leefde tussen de vierde en zesde eeuw) dan ook de aan
trekkelijkste publicaties uit deze serie van zeven.
„Leda" is een elementair vers, hartstochtelijk aards en
vol verlangen naar vervulling van het vrouw-zijn. Het
is geen vers, dat typerend is voor Eduard, daar is het te
reëel voor, maar dat vermindert de waarde niet. Lo
deizen gaf er een sterke vertaling van in zeer geëigende
taal. Het is een prachtig bundeltje.
„De Wolkbode" beschrijft de opdracht, die een wolk
ontvangt van een man voor zijn veraf zijnde geliefde.
Het tol in uiterste conseouenties personifiëren van na
tuurelementen en -krachten in deze sobere, rhythmische,
spannende taal is zo oud als het is zó nieuw en
boeiend, dat zelfs wie „De Wolkbode" niet mooi zou vin
den het toch niet onuitgelezen terzijde kan leggen. De
vertaling uit het Sanskriet door drs. Loman heeft uit
muntend Nederlands opgeleverd.
CONCLUDEREND: de uitgeverij „De Beuk" heeft blijk
gegeven een litterair instinct te bezitten, dat waarde
volle resultaten heeft opgeleverd waar het vertalingen
en litterair-historisch materiaal betrof, maar dat helaas
nog braak moest blijven liggen in het eigentijdse litte
raire vlak - en dat door gebrek aan geld en naam. Maar
er worden nu eenmaal geen veertigponds kindertjes
geboren, wèl gezonde. n
TON NEELISSEN 4
In tegenstelling tot beweringen als zou
Monnikendam een dood stadje zijn, kan ik
na een recent bezoek mededelen dat alle
bewoners in levenden lijve door de straten
gaan en achter de ramen zitten en dat alle
rokerijen roken.
Dat sluit elkaar namelijk niet uit,
zoals wij met onze fijne neus wel eens ge
neigd zijn te veronderstellen. Ieder jaar
ga ik naar Monnikendam om daar de Mei
regen mee te maken. Men kan daar lang
tevoren wel een dag voor bepalen omdat
de verwachting van regen veel stelliger
kan zijn dan de hoop op zonneschijn. De
reis erheen vervult mij altijd weer met
verwondering voor de veelzijdigheid van
de Noord-Zuidhollandse Vervoermaat
schappij, die ook stoombootjes over het IJ
dirigeert en aan de andere kant een tram
metje laat rijden, dat ook al weg moet. Het
bootje leidt vanzelf naar een perron, waar
dit schonkige maar trouwe vervoermiddel
staat te wachten. De aansluiting kan nooit
zekerder zijn als van dit bootje op deze
tram, want de bestuurder en de conduc
teurs komen persoonlijk met hetzelfde
bootje meereizen. Aan het begin van het
perron vraagt de directie met grote letters:
„Helpt mede," doch dat heeft niets te
maken met het op gang brengen van de
tram. Het gaat er meer om, het vervoer op
de spitsuren zo ordelijk mogelijk te doen
geschieden.
Indien het waar is dat de Budapester
tussen Amsterdam en Zandvoort op een
gulden is afgeschreven, dan zal deze Water-
lander waarschijnlijk wel op een kwartje
zijn afgeschreven. Toch rijdt hij altijd weer
zonder haperingen weg en hij neemt mij
mee tussen de weilanden door naar Broek
in Waterland en verder. Men verlustigt
zich in de aanblik van de koeien omdat het
toch altijd wel weer eens even prettig is de
dingen zwart-wit te zien. De Meiregen
heeft sommigen harer wat jolig gemaakt
en er worden vreemde, trage sprongen ge
maakt, hetgeen voor wezens met vier
magen toch altijd een prestatie blijft.
Wanneer men de Volledige Vergunning
van K. Visser in Broek op Langendijk ge
passeerd is het nog maar een rukje en
enige schokjes" naar Monnikendam.
Wie noemt Monnikendam een dood stad
je? Bij het uitstappen zag ik uit het res
taurant De Posthoorn een piano op een
auto laden, zij zou volgens de omstanders
'naar een particulier adres ver
voerd worden, waar vanavond
feest was. Ach neen, een stadje,
dat geen klaar-overs, geen struik
gewas van verkeersborden en
geen schaarste aan parkeerruimte
heeft, noch een plaats heeft ge
projecteerd voor een heliport, is
daarom nog geen dode stad. Men
moet de linden maar eens zien
bloeien aan de Lindengracht en
de schapen horen mekkeren, die
daar in het gras liggen met het
air van rijkaards in een mondaine
badplaats.
Op de stadswallen begon het te
Meiregenen dat de bloesem van
enkele veelbelovende fruitbomen
er zachtjes van schudde. Ik
ben teruggegaan naar het cen
trum, hetgeen in zo'n stadje nooit ver
is en ben toen langs de Verboden Water
plaats de Gooise gracht afgelopen. Zo
kwam ik bij een aanlegsteiger, waarvoor
een met zeil toegedekte passagiersboot lag
te wiegelen. Er zaten een aantal vermoeide
Amerikanen in zodat het even leek alsof
het schip zo juist was aangekomen maar
de passagiers geen zin hadden om er uit te
kernen. Uit een groepje functionarissen,
dat dit probleem leek te bespreken, kwam
er een op mij toe om mij geluk te wensen
met het feit, dat ik nog net op tijd was om
mee te varen naar Marken. Hij stuwde
mij blij voort naar de boot en voor ik het
wist was de reling achter mij weer ge
sloten. Ofschoon ik liever het ommetje op
de stadswal had voltooid, was ik nu in de
gelegenheid de inspanningen te zien welke
onze landgenoten aan gene zijde van de
provincie zich getroosten om de vreemde
lingen aangenaam bezig en bij zich te
houden. Nadat het een en ander was
medegedeeld over de geringe diepte van
het IJselmeer, trad er een bejaard man
naar voren, wiens folkloristisch costuum
niet ten onrechte de stoutste verwachtin
gen wekte. Hij bond zich een harmonica
om en beverig vanwege enig luchtgebrek
weerklonk even later het bekende lied
„Bokkie, Bokkiebokkiebèh", dat sommige
touristen geïnteresseerd deed opkijken.
Het werkje „Deessie, deessie" bleek zelfs
door buitenlanders te kunnen worden mee
gezongen. De accordeonnist begon ten slot
te krachtig mee te zingen, maar op een
moment was het alsof hij zich verslikte.
Hij stootte een paar zeer benauwde gelui
den uit, die algemeen opzien baarden, en
speelde door. Het was een vers over een
hond en later bleek, dat hij het geblaf van
deze dieren had geïmiteerd.
Op Marken gingen de Amerikanen er
even af om in de dichtstbijzijnde winkel
enige forse souvenirs te kopen en daarna
slenterden zij langzaam naar de boot te
rug. De pronkbedden der Markense brui-
In de bekende Via Margutla, in wat men wel het Quartier Latin van Rome
noemt, zijn werken van ongeveer vierhonderd Italiaanse schilders tentoonge
steld, niet in vitrines of étalages, maar tegen muren en gevels in de openlucht.
Men ocht in het land van zovele beroemde meesters een dergelijke kunstgalerij
thans nog de enige manier om schilderijen van tijdgenoten onder de ogen van
het publiek te brengen. Van de zijde der kunstenaars kwam er voor deze onder
neming zoveel aanbod, dat de Via Margutta nog te klein werd bevonden, zodat
men vele doeken in de nabijgelegen straten ter bezichtiging hing. Het geheel
heeft iets van een gezellige bazar gekregen. Evenals tijdens een soortgelijke
schil der ij enmarkt in de vorige zomer in Den Haag kan men er ook kunstenaars
aan het werk zien. Het publiek toont veel belangstelling, maar of er belangrijke
transacties tot stand zijn gebracht weten wij niet.
XXXXXXXX>3CQSOOOOOOO(XXXXXX1000COOOOOOCOOOOOOCOOOO&ayyy>rXYYYYYVVVirtvvvvvvwv>y>oc^cc^^
den en de bijbehorende gelegenheids
lachjes der oude Markense vrouwen wa
ren weer voor niets opgeschikt. Op de dijk
van Marken heb ik over de Gouwzee uit
gezien naar Monnikendam en er naar te
rugverlangd. Straks, als Monnikendam met
een feestweek van 17 tot en met 23 Juli
gaat hei-denken, dat het 600 jaar geleden
zijn stadsrechten kreeg, zal het heus wel
een leuk feest worden. Met de piano uit
De Posthoorn. KO BRUGBIER
In de zomer van 1956 zullen het Rijks
museum en Museum Boymans samen in
Amsterdam zowel als in Rotterdam een
omvangrijke tentoonstelling van werken
van Rembrandt houden ter herdenking
van het feit, dat deze gróte schilder drie
honderdvijftig jaar geleden werd geboren.
De expositie zal schilderijen, tekeningen
en etsen omvatten.
Honderd jaar geleden*) verscheen een
dichtbundel, die onberekenbaar grote in
vloed zou uitoefenen op allen die later ge
schreven of gedicht hebben: „Leaves of
Grass" van Walt Whitman, een Amerikaan
van Nederlandse afkomst. Jaren lang bleef
de dichter daarna aan deze bundel werken
(en breidde hij hem uit), maar aan de
eigenlijke inhoud werd nauwelijks iets toe
gevoegd. Dat kon ook moeilijk, want in
de woorden van Whitman zelf het the
ma van zijn vers was klein en tezelfdertijd
zo groot mogelijk: het eigen ik. „Ik vier
mijzelf en zing mijzelf" dat wil zeggen:
alles wat zintuigelijk of geestelijk binnen
zijn bereik viel wilde hij in zijn verzen uit
spreken.
Whitman bestreek, van dit standpunt
uitgaande, een zeer breed veld: Amerika.
Alles wat de Verenigde Staten zijn of be-
vatten (in zijn tijd) vervult hem met een
verrukking waarin wij geloven omdat zijn
gedichten, hoezeer ook voortdurend in de
zelfde toon geschreven, bezield blijven.
Met een geestdrift die geen Europees dich
ter van nu meer kent (en evenmin een
Amerikaans) daarvoor zijn wij al te lang
en te diep aangevreten door de twijfel die
elke cultuur, als ze ouder wordt, omtrent
zichzelf wakker roept. Whitman staat veel
dichter bij de natuur. Hij gaat uit van een
naïef geloof in de mens, hij wil een broe
derschap. zeker, van allen zonder onder
scheid van ras of sexe of leeftijd, maar in
het bijzonder toch heeft hij een vast ver
trouwen in de „gemiddelde man" van
Noord-Amerika.
Profetisch ziet hij de toekomst van deze
geweldige natie zich verwerkelijken. Opti
mistisch is zijn kijk op mens en wereld.
Een steeds terugkerend, allen omvattend
begrip is „love" soms in termen die een
tikje te week worden voor onze opvattin
gen. Met een voortreffelijk waarnemings
vermogen toegerust zet hij beelden voor
onze ogen, ook en vooral van de eenvou
digste handelingen, die aan scherpte niets
te wensen laten. Zijn levensopvatting is
die van een volledige openheid voor alle
verschijnselen, een besef van stroming
waarin de dingen van het ogenblik niet
meer zijn dan factoren in een durend pro
ces. Geest en stof zijn één. De dood dat
Het Ballet van de
Nederlandse Opera
heeft deze maand
enige voorstellingen
in Parijs gegeven, on
der meer in tegen
woordigheid van pre
sident Coty op het
traditionele jaarfeest
van de Ecole Poly-
technique, waarbij het
gezelschap voor het
eerst zonder buiten
landse sterren in
Frankrijk optrad. Nu
het Operaballet een
officieel erkende in
stelling is geworden
zullen in het komen
de seizoen ook voor
stellingen in Neder
landse provincieste
den plaats hebben.
Op de foto ziet men
een fragment uit „De
droom van Véroni-
que" door directrice
Mme FranQoise Adret,
waarvoor de „Maske-
rade"-muziek van
Katsjatoerian wordt
gebruikt.
volgt hieruit is voor hem geen einde. En
elk afscheid is 'n nieuw begin: „Ontwikke
ling, ononderbroken samenhang, onsterfe
lijkheid, overgang van vorm in vorm, zijn
voor mij de voornaamste levensbetekenis
sen van natuur en mensdom, en zijn het
sine qua non van alle feiten en elk feit",
zegt hij in een aantekening.
Technisch schrijft Whitman een gedurfd
vers, zonder rijm waar ook maar, zonder
kommernis om de lengte der regels. Maar
ook in geestelijke zin ademt dit werk een
adem van vrijheid. De drift, waarmee het
leven in zijn gehele omvang wordt aan
vaard, sluit elke onderscheiding, die een
oordeel zou zijn, uit het huidige is vol
maakt zoals het is. Breed als het typogra
fische beeld van zijn gedichten is de visie
en de allure ervan, breed ook zijn liefde
tot de mens, die hij als leidsman wil voor
gaan. Hij heeft het zelfbewustzijn van de
dichter wiens woorden nog door niemand
vóór hem gesproken zijn, de materialisti
sche blik van de zoon van een jong volk,
de visionnaire zekerheid van een man die
achter de dingen ziet, het nog ongeschokte
vertrouwen in de vooruitgang der wereld
dat de negentiende-eeuwer bezat.
Hiermee is de figuur van deze merk
waardige poëet allesbehalve volledig gete
kend maar deze trekken maken iets dui
delijk van de indruk die hij hij was zich
daarvan scherp bewust! zou maken op
de geslachten die na hem kwamen. Vrij
heid, gelijkheid, welvaart, de levensvrees
geweken ziedaar de voorwaarden voor
de democratie, waarvan Whitman uitdruk
kelijk de zanger wilde zijn en die hij wilde
grondvesten op de persoonlijkheid: ieder
mens volkomen zichzelf! Wat zijn eigen
leven aangaat heeft hij (voorzover poëzie
een oordeel over zijn maker toelaat) al deze
kwaliteiten verworven, behalve die van
welvaart vrienden ondersteunden hem
op zijn oude dag.
Zijn inzichten hoeft men niet te aanvaar
den om tot de erkenning te komen van zijn
groot, eerlijk dichterschap. En met het vol
ste recht hierin formuleer ik mijn waar
dering kan hij ergens over zijn levens
werk schrijven: „Vriend, dit is geen boek.
Wie dit aanraakt raakt aan een man."
B. RIJDES.
Ik werd hierop opmerkzaam gemaakt door
het Cultureel Bulletin van de United State®
Information Service, Den Haag - een wekelijks
verschijnend stencil dat gratis aan belangstel-
lenden wordt toegezonden.
ALFRED HITCHCOCK, befaamd maker van thrillers, laat ons niet in de
steek met zijn nieuwste product uit Hollywood, dat de titel „Rear Window"
draagt. Wie niet opziet tegen een beetje griezelen, zal beslist deze film
moeten gaan zien om nog eens te kunnen vaststellen, dat Hitchcock zijn
reputatie niet zo maar heeft verworven. Er is bijna geen regisseur te be
denken, die in zo'n spannende verteltrant een verhaal weet op te bouwen,
waarnaar ge ademloos kijkt, omdat het inderdaad film is: kijkspel, actie,
die ge door ze gade te slaan zelf met hart en ziel meebeleeft en waarbij
ge u rechtstreeks betrokken acht. Zeker „Rear Window", waarin ge in de
letterlijke zin een toeschouwer bent, daarmee de plaats innemend van de
hoofdpersoon, die aan een stoel gekluisterd er zijn dagelijkse werk van
maakt de buren aan de overkant te bespieden om op die manier een moord
te ontdekken en op te helderen. Van het ogenblik af, dat ge die hoofd
persoon aan zijn venster ontmoet, voelt ge dat u uitzonderlijke dingen te
wachten staan. Een beetje aarzelend neemt ge de plaats op zijn stoel in.
Wedra spionneert ge even ijverig en even hartstochtelijk mee. Ge raakt
verwikkeld in een drama, dat al uw zenuwen gespannen houdt.
HET IS DE KRACHT van de film, dat ze
van de hoofdpersoon, of de figuur, die op
worden de voor de ontwikkeling van het
op te doen. Zo is de toeschouwer in de
bioscoop de belever zelf van alle emoties,
welke uit een bepaalde situatie voort
vloeien en graag is hij nieuwsgierig met
de nieuwsgierige persfotograaf, die in
„Rear Window" uit verveling zijn buren
aan de overkant gaat afkijken, omdat hij
met een been in gips moeilijk een wande
lingetje kan maken. De man zit elke dag
voor zijn venster. Hij kent zijn overburen
weldra op een prikje. Hij grinnikt als hij
het danseresje miss Torso haar bevallige
passen ziet uitvoeren en hij puft mee met
het echtpaar, dat de hitte van New York
niet meer kan verdragen en de nacht op
een paar matrassen op het balcon door
brengt. Hij ziet met begrijpende oogopslag
een pasgetrouwd paartje zijn kamer be
trekken en het gordijn sluiten; hij volgt
met belangstelling de gevechten met de
muze van een componist, hij slaat de
echtelijke ruzies gade tussen een bed
legerige vrouw en haar man, een handels
reiziger,'en heeft medelijden met de een
zame vrouw op de benedenverdieping, die
vergeefs zoekt naar het geluk. Hij kan
ons alles van hen vertellen en wij zien
met zijn ogen. Wij gaan weldra zien hoe
veel achter de jaloezieën van een dier
t verdiepingen voor het oog van de buiten
wereld verborgen moet blijven.
u kan laten kijken door de ogen
een bepaald ogenblik geacht mag
gegeven belangrijkste ervaringen
Grace Kelly en James Stewart
Want tijdens een onweersnacht merkt
de fotograaf tot zijn verbazing, dat de
handelsreiziger twee keer met een koffer
zijn huis verlaat. De volgende dag is de
bedlegerige vrouw verdwenen. Een blik
met de telekijker doet de fotograaf en ons
gruwelen: daar loopt de handelsreiziger
met een zaag en een mes in de hand. Het
is gewoon ongelooflijk. Zou hij zijn
vrouwDe fotograaf krijgt de af
schuwelijkste vermoedens. Zijn verloofde
en masseuse helpen hem mee de gangen
van de handelsreiziger na te gaan. Alleen
zijn vriend, een detective, wil er niet aan.
En inderdaad, hij komt met bewijzen, die
de theorie van de fotograaf omverwerpen.
Tot.ja, tot de bewijzen van schuld zich
opstapelen en ten laatste de moordenaar
zich van de hulpeloze man in de rolstoel
tracht te ontdoen. Maar dan vindt Hitch
cock het genoeg en er volgt een eind-goed-
al-goed, waarin ieder gelukkig wordt. Het
eind van een sprookje als een vergoeding
voor de spanning en de gruwelen, welke
ge overigens niet in natura te zien krijgt,
maar die dan toch worden gesuggereerd.
Een grotesk einde, waarin de fijne humor
van Hitchcock evenmin verstek laat gaan
als in talloze andere episodes in „Rear
Window", die even de spanning opheffen
met geestige terzijdes zonder de aandacht
voor de dramatische motieven te ver
zwakken.
HET IS wat men noemt spel, dat Hitch
cock bedrijft. De verschillende flatbe
woners worden in de handeling betrokken
op juist die momenten, dat hun aanwezig
heid een factor van betekenis of van ont
spanning blijkt. Zij worden gehanteerd net
naar het de maker lijkt en zo vergaat het
ook de voornaamste spelers, James Ste
wart als persfotograaf, Grace Kelly zijn
verloofde, Thelma Ritter de masseuse. Zij
spelen hun rol perfect, maar voor wie
ogen heeft om te zien is Hitchcock hun
bespeler en dan zo uitnemend als men
maar kan wensen. Hij haalt zijn hart op
aan al die mogelijkheden, die het thema
hem biedt. Hij doet met de flat en het
binnenplaatsje, het doorkijkje in de straat
en in de verschillende woningen wat hij
wil. Hij doet het zo geraffineerd als alleen
de man kan, die zich met het ontwarren
van de misdaad bezighoudt. Hitchcock
blijft echter bij alles menselijk. Dat wil
Lorof'sn, Mei - -. Het verzoek o<m de
Britse erlainden netjes te houden „Keep
Britain tidy" is hier tegenwoordig een
van de meest gelezen openbare slagwoor
den: op groene bordien meestal, met een
kromme pijll die naar een openbare prulle-
mamd er onder wijst De woordkeuze is
niet fortuinlijk: men ziet de Britse leeuw
voor zich, die in plaats van over de zeeën
te brullen, met nuffige klauwen de stofjes
van zijn huid slaat. Maar hoe ordentelijk is
inderdaad alles: de queues bij de bushalten,
de gazons in de parken, het gedempte ge
mompel van de bezoekers in de restaurants.
Hier komen geen slingerende toffeepapier
tjes en oude kranten terecht, het is over
bodig geworden om daar nog bijzondere
argumenten voor aan te voeren zoals op de
bobden aan de ingangen van het St. Jannes^
Park, waar als aanhef op staat: This park
is beautiful, misschien mede bestemd voor
de bescheiden leergierige bezoeker, die
gaarne zijn schoonheidswaarderingen op
gezag van de gemeente bepaalt.
De ordentelijkheid is zo overwegend dat
verlaten en verwaarloosde huizen, zoals er
in de oude duurdere woonwijken van het
West End niet weinig voorkomen, er niet
aan af kunnen doen. Er is een hele rij van
in Grosvenor Place, de straat achter langs
het park van Buckingham Palace: wellicht
omdat zij ooor bommen aan hun diaken
beschadigd zijn, maar zo te zien zijn zij
intact, alleen verveloos met gebroken rui
ten en rammelende luiken. In andere ste
den spreken zulke gevallen van dood en
verlies, maar hier bedenkt men alleen, dat
ook hun beurt zal komen om opgeknapt
dan wel vervangen te worden: een van de
eerste voorwaarden voor keurigheid is
immers dat niet alles tegelijk gedaan moet
worden. Geruststellend staan een straat
verder de veel grotere huizen van Bel-grave
Square, dat vijftig jaar geleden het deftig
ste plein van Londien was, merendeels
weer keurig in dé botergele verf: het zijn
nu kantoren, zoals aangegeven wordt door
ingetogen naamplaten op de pilaren bij de
voordeuren, maar de hoge vensters laten
geen vulgair geratel van schrijfmachines
door en de bomen van het park midden op
het plein beletten hen van eikaars zake
lijkheid kennis te nemen.
Woorden als keurig en ordentelijk moe
ten overigens los gehanteerd worden,
want stijf is de netheid juist niet. Het gaat
zo makkelijk dat het wel natuurlijk lijkt,
temeer doordat wat als de natuur bekend
staat tot ver buiten Londen van dezelfde
geaardheid is. Het graafschap Kent, ten
Zuid-Oosten van de stad, geeft er het
beste maar geenszins het enig bruikbare
voorbeeld van, met al zijn effen asfalt
wegen die aan de stijve keurigheid ont
komen door onafgebroken slingeren en
heuvel op en af te gaan, zijn glooiende
groene velden waarvan het minzame aan
zicht de bonkigheid noch de natheid doet
vermoeden, zijn lieve rode en beroosde
„cottages", waar de vertederde bezoeker
al spoedig het glimlachen vergaat, doordat
hij' zijn hoofd tegen de oude balken van
de zoldering stoot. Het duurt niet lang of
men bemerkt dat het leven ook hier niet
naar koek en ei smaakt. Anderzijds is de
verwachting, dat achter de volgende heu
vel de onverschillige natuur haar wrede
gezicht zal tonen niet minder ijdel. Het
landschap blijft vriendelijk van Dover tot
Lands End, altijd „green and pleasant"
met theehuizen waar lieve dames serveer-
bladen vol leuke kleine bakjes met sui
kerklontjes en taartjes en jamkloddertjes
aandragen, met nauwe bars waar gemoe
delijke golfspelers bierkroezen in de sproe
tige knuist klemmen.
Er is natuurlijk ook wel iets anders te
zien en heus niet alleen in de haven
wijken van Oost-Londen of in de vele
Nederlandse reizigers welbekende buurten
langs de spoorweg uit Harwich naar Liver
pool Street Station. Het is al voldoende
om op de linkeroever bij de Festival Hall
een verkeerde straat in te slaan en daar
staan de onafzienbare rijen troosteloze
bruinbevuilde huisjes in hun tuinen van
asfalt, soms tot zes verdiepingen hoog op
eengedrongen, met niet meer dan zes
meter ruimte voor verschaalde lucht er
tussen. Die zijn er wel en niet weinig tal
rijk, maar zij vertegenwoordigen de grim
migheid van de negentiende eeuw. Geen
enkele bedoeling of aanvaarding van het
tegenwoordige Engeland. Het meest Engelse
ervan is dat zij toch ook netjes zijn, bin
nen hun mogelijkheden, geenszins de hoop
vernietigend dat er over enkele tientallen
jaren nooit meer een stuk papier op de
Londense straten zal liggen.
zeggen: hij levert geen cliché's af. Hem
interesseert minder de misdaad en de
ziekelijke breinen, die ze uitdenken en tot
stand brengen dan wel de man, die ze
ontmaskert en uit de wereld helpt. Daar
om kunt ge griezelen én plezier beleven.
Ik beveel u de film van harte aan.
P. W. FRANSE