Varen over drie oceanen en hobbelen langs de wegen De figuur van Thomas Jefferson leeft voort in zijn huis DE DICHTER A. MARIA. In een triest Frans dorpje JAkMeh Een hond en de menselijke ondankbaarheid in een stadje met een grote naam Traject" en „Confidentieel Litteraire - Kanttekeningen Nieuwe uitgaven yy yy HET MAG VOLKOMEN WAAR zijn dat er verwantschap bestaat tussen de vroegere „Furnm"-groep en de dichter A. Marja (pseudoniem van A. Th. Mooy), met te zeggen dal hij daaruit is voortgekomen en met tot in den treure Du Perron zijn „meester" te noemen wordt een invloed gesuggereerd, die bij nadere beschouwing en vooral bij aandachtiger lezen van Marja's diverse dichtbundels maar zeer betrekkelijk blijkt te zijn. Het leeftijdsverschil tussen „meester" en „discipel" is in deze van min der betekenis dan het historisch verloop dat hun geboortejaren scheidt. Du Perron was van 1899. Voor een psychologisch belangrijk deel viel zijn jeugd dus in jaren van nog-vrede, waaraan de eerste wereldoorlog voorbijging als een onwezenlijk ver schijnsel, dat pas in zijn nawerking tot een in veel opzichten positief gerichte realiteit werd. Marja daarentegen, geboren in 1917, heeft bewust nauwelijks anders dan in de bedreigde, ontredderde wereld van sindsdien geleefd. Was het wonder, dat een zo uiterst sen- des rijms wil, aan fatale pogingen om van sitieve figuur als Marja in zijn eerste en dichters nachtegalen te maken." Wie een- (tot dusver) enige roman „Snippers op de maal Mooy koos kan niet meer onbezwaard rivier" (1941) zijn illusies aan stukken Marja zijn: „tezeer wringt mij de schoen scheurde en zich met wantrouwen wapende van 't menselijk tekort." Dat is hem, ook tegen alles wat „phrase" was, onversehil- al doet hij zijn uiterste best om ook déze lis' of deze nu aesthelisch, politiek of theo- uitspraak met een sarcastische snauw in logisch de waarheid, de naakte realiteit, eigen verhulde? Ook zonder „Forum" en Du Per- ernst, ron zou Marja aldus hebben gekozen. Zijn geboortefatum bepaalde zijn militante levensatmosfeer én de irritabliteit van zijn persoonlijkheid spoorde hem aan om de uitdaging van het lot met een degenstoot te beantwoorden. Sindsdien bleef hij op voet van oorlog: tegen de moraal en de aesthe- tica, het burgerfatsoen en de vlucht- idealen, maar het felste van al tegen de diomer Marja in de mens Mooy. „De dromer," dichtte hij, „hielp ik wel- bewust om zeep, want enkel dromen houd ik voor steriel. „De aanslag van Mooy op Marja lukte maar ten dele. Zeg ik te veel als ik deze een noodgedwongen, een tragi sche verminking noem, een teken des tijds, een Kaïnsteken? Abel-Marja, het kind, het verlangen naar het onbesmette, leeft voort, maar voortdurend nagezet door de gehar naste Kaïn-Mooy, door het steeds gemobi liseerde critische intellect. Vandaar, dunkt me, Marja's „parlando," het voortdurend zelfgesprek, de dialoog tussen „ik" en „alter ego", dichter en burger, leven en geweten, tederheid en ontnuchtering, idea liteit en realiteit. In dat tweegesprek voert de tweede de boventoon: nors. schamper, snerpend, wrevelig. Dat is Mooy, die men op het eerste gezicht ontdekt, aggressief op zijn hoede tegen het sentiment uit vrees voor het sentimentele, tegen de pose, het onwaarachtige, het zelfverzekerde. Maar daarachter houdt zich de ander schuil: de Maria, die zijn moeder herdenkt en over de dood van zijn vader dicht, over zijn ge liefde, zijn kinderen, zijn kind-zijn. Over wat had kunnen zijn. „Ik zoek." laat Marja zich ontvallen, „het coeur humain." Maar de woorden zijn z'n mond nog niet uit of Mooy gealarmeerd doo'- zoveel ..humaniteit" heeft in het volgende rijm zijn sneer klaar: op „humain" rijmt hij zün „zijn," zodat de edele lezer wel gedwongen is om zijn eerste visie te herzien en in plaats van het „ethische" humain het smadelijke humijn te lezen. Zie daar Mooy contra Marja, de essentie van deze poëzie. Zo, in een tot dissonanten gedoemde dubbeltoon, sprak hij in zijn gebundelde gedichten uit de jaren 19351946 „van mens tot mens," navrant in zijn woord spelingen, zijn unieke rijmvondsten, zijn galgenhumor, zijn bitse praattoon en ver been tederheden. Is er in zijn jongste bun dels „Confidentieel" (1952) en „Traject" (■955) veel veranderd? Ogenschijnlijk niet. Niets is,meer ongedaan te maken van „de vuile boel, gaskamers, liquidaties, pantserhelmen, the third degree, de knup pel in de smoel," reden waarom hij blijft weigeren cm mee te doen „aan rijmen om „Ely Culbertson: Contract Bridge" (Uitg. Van Holkema en Warendorf Een standaardwerk van bijna zeshonderd bladzijden is volgeschreven over het kaart spel bridge, wat niet alleen een verbazing wekkend symptoom is van de mogelijkhe den, die in dit spel verborgen zitten, maar ook een bewijs van energie en enthousias me mag heten van de schrijver Ely Cul bertson. de beroemde Amerikaanse bridger, die er toe gekomen Ls dit handboek voor de bridgesneler samen te stellen. Zowel nieuwelingen als gevorderden op het gebied van bridge" vinden in dit kostbare boek al les. wat zij wensen te weten en een hele boel meer nog ook! Want het is een soort brid/e-cnc.yclopaedie geworden, die het spel tot op het been anaJyseert en geen en kel détail ervan onbesproken laat. De ver taler. Herman W. Filarski, heeft er onge- twii'vid ta! van Nederlandse bridge-enthou- siaste r-r -^'ezier mee gedaan. ogen verdacht te maken, bittere een Kaïnse ernst, telkens als hij Abel geweld aandoet, door diens taal te transponeren tot het proces-verbaal van zijn onvree, zijn gewapend wantrouwen in eigen confidenties. Vandaar de geringe heffing in zijn vers De jamben sijpelen eentonig voort, zoals op een herfstige dag het trage water in een goot. Maai luistert men aandachtiger waarmee ik wil zeggen: is men een goed poëzie-lezer dan wordt ónder die boven- slroom schijnbaar onverschillige warsheid, van koraelige ongenoegzaamheid, en ande re toon hoorbaar; een tegenmelodie mil der, verzoenlijker, strelender. En het is juist deze tweestemmigheid, welke het vij andige broederpaar Marja-Mooy tot een dichter maakt en zijn confidentie tot een verseenheid, die metrisch, rhythmisch en prosodisch de voor Marja karakteristieke levenshouding volstrekt tot uitdrukking brengt. Marja's gedicht beweegt zich krachtens zijn aard op een hachelijk vlak: het ver schil tussen praattoon en vers, tussen het banaal-alledaagse en het „poëtische" is veeelal niet meer dan een nuance. Maar deze sorns minieme speling in de wijze van zeggen, waarin hij zelden faalt, bewijst juist de volwaardigheid van zijn dichter schap. Zijn werk is met de jaren bezon- nener en rnèt die bezonnenheid haast nog eenvoudiger geworden, wat vermoeider misschien, wat matter wellicht, maar strak ker, zuiverder en gaver. Overtuigender óók. zodat men „ja" zou willen antwoorden als hij in „Confidentie Uwerzijds" vraagt: Toch wou ik wel eens weten of gij 't ziel als ik. en niet als de geslaagde, nette lieden, noch als de eenzelvigen, voor wie 't leven verloopt naar zelf gedroomde wetten". C. J. E. DINAUX Versohenen in de serie .De Boekvink" bij N.V. De Arbeiderspers te Amsterdam. PARIJS, Mei Als u mij triester ge beurtenissen in het menselijk leven kunt aanwijzen dan het doorbrengen van enkele koude, regenachtige uren van een lente middag in een verlaten Noord-Frans dorn- je, dan moet u me dat. eens schrijven. Voor lopig geloof ik er nog niet in. En eigenliik zoudt ,u het zelf eens moeten beleven, voor u er lichtvaardig over oordeelt. Het kwam zo. We waren op weg naar Holland blijven steken. Er moest dringend iets aan mijn bejaarde auto'tje worden her steld. Het zou tweeëneenhalf uur duren, zei de garagehouder in Etroeungt. Kent u Etroeungt? Het ligt tussen Vervins en Avesnes, op de weg van Parijs naar Brus sel. Misschien bent u er wel eens doorge reden. Blijft u dat doen. Rijdt er hard door heen. Hoewel, dat moet ik toegeven, de ga rage is er goed. Maar als u soms eens op wellingen hebt van jalouzie tegenover die Fransen met hun heerlijke land, dan is het goed om ook even aan Etroeungt te denken. Terwille van de objectiviteit. Tweeëneenhalf uur zou het duren. Het werd tenslotte maar anderhalf. Gedurende die tijd hebben we ons bezig kunnen hou den met een van de interessantste en moei lijkste gezelschapsspelletjes, die het café van de garagehouder te bieden heeft: pro beren in spiegelschrift zijn naam te lezen, die in een krullerige schoonschrijfhand op de ruit boven de deur is geschreven. „Gé- rard" is niet moeilijk, dat kost maar een minuut of tien. Maar met de slierten regen, die buiten het raam afdropen, kostte zijn achternaam heel wat meer moeite: Man nier of Marnier of Monneir of Monroir of. Enfin, er is zeker een uur mee zoet te brengen. Tenslotte zult u waarschijnlijk toch ook van buiten moeten gaan kijken om en dan is het nog steeds niet mak kelijk te zien, dat het Témoin is. Verder is er niets te doen in Etroeungt. Tenminste niet als het regent en waar schijnlijk ook niet als de zon schijnt.. We hebben een kwartier mogen luisteren naar een lichtelijk beschonken dorpeling, die vertelde over de oorlog. Hij had in een fa-- briek in Duitsland gewerkt, zei hij. En daar had hij zoveel voordeel gehad van zijn Lille-dialect, met een onverstaanbaar Vlaamse inslag, dat hem in staat had ge steld zoveel gemakkelijker met de Duitsers te converseren dan zijn vrienden. Hij was al weer in het dorp terug, toen het bevrijd werd. En de dag van de bevrijding, kwam de gendarme van Etroeungt op hem af en vroeg: „Heb jij wel in de Resistance ge zeten?" Hij had de gezagsdrager scherp aan gekeken en (ik geef hier een vrij nauwkeu rige vertaling) gezegd: „En jij? Ik niet. Ik kijk wel uit." Nadat hij dit verhaal omstan dig had verteld, stapte hij welgemoed weer in zijn voor de deur geparkeerde Citroën- 1929 en reed licht slingerend weg. Een grote Amerikaanse auto, op weg naar Pa rijs, liet zijn toeter geïrriteerd achter het kleine auto'tje brullen. Maar tenzij onze vriend al voor Parijs is afgeslagen (en dit is waarschijnlijk) zullen andere auto's geen kans hebben gekregen hem te passeren. Met zijn vertrek was een eind gekomen aan de door Etroeungt geboden ontspan ning. Er was nog slechts regen en een wind, die loeiend aan de deuren rukte. De vrouw van de garagehouder merkte op, dat die regen wel goed voor de spinazie zou zijn, als er maar niet zo veel wind bij was. Én de garagehouder zelf, zei dat de garage in Parijs mijn wagentje bijna had vernield. Ik moet zeggen, dat hij het voortreffelijk heeft gerepareerd. Maar dat was toch niet de enige reden, dat wij tenslotte zingend van vreugde uit Etroeungt zijn weggereden. Het regende nog steeds, maar de wereld leek toch al weer veel lichter. Onthoudt u de naam maar eens: Etroeungt, uit te spreken als „étrun". Frankrijk bevat nog meer dan Parijs, de Provence, Bretagne en de Alpen. A. S. H. KUNSTCENTRUM De Universiteit van Columbia gaat een kunstcentrum van tien verdiepingen bou wen, waarin theoretisch en practisch on derricht gegeven zal worden in architec tuur, muziek, schilderkunst, beeldhouwen, toneel en film, radio en televisie, archeo logie en kunstgeschiedenis. Er komt een experimenteel theater, waarvan beroeps regisseurs gebruik zullen kunnen maken om nieuwe stukken van veelbelovende waarde in scène te zetten alvorens deze op Broadway te lanceren. Rustig dobberend op grote zee. Omoo doorklieft de oceaan. ANNIE VAN DER WIELE is een nauw keurige vrouw. Te nauwkeurig misschien, want irn het boek, dat zij na afloop van een reusachtige zeiltocht om de wereld schreef, heeft zij geen enkel détail ver geten, al dïe dagen niet en op den duur werkt dat ietwat vermoeiend, zodat men na het uitlezen van het gehele verhaal de indruk kan krijgen, dat men de reis, op enkele onderdelen na, zelf meegemaakt heeft. Drie stoere Vlamingen: een vrouw, An nie van der Wiele, haar echtgenoot en een vriend, liepen al in de oorlog rond met het idéé om na de bevrijding met een klein jacht drie oceanen te doorkruis-en en zij hebben hun belofte gehouden, want op 5 Augustus 1949 is het trio in gezelschap van een klei ne scheepshond, Tallow, uit Zeebrugge met het jacht „Omoo" vertrokken. Een schip, dat geheel op aanwijzingen van de bemanningsleden was gebouwd en dat met ruim honderd vierkante meter Zeil het ge zelschap dirie jaar lang over alle wereld zeeën heeft gevoerd, bangs koraalriffen en door smalle kreekjes. Dit al'es heeft Ann-ie van der Wiale bij gehouden, van het moment af da-t het schip zee koos tot het ogenblik, dat een h-uldü- gingscomité in Oostende de zeevaarders op 2 Augustus 1953 stond op te wachten. In die jaren legde de Omoo meer da-n vijftig— duizenp kilometer af en de lezer krijgit met behulp van de aantekeningen van de schrijfster een uit stekend beeld va-n de diverse a-f en toe bijzonder gevaarlijke tochten, van de havenplaatsen, va-n de veie volken en van able avonturen, die het drie tal heeft ondervonden. Het is alles, zo zegt de schrijfster, een droom. Een droom die werkelijkheid werd door verbetenheid en doorzettingsvermogen en bovendien d-oor een meer dam gedegen kennis van alles wat maar enigiszins met de grote zeevaart te maken heeft. M. Mok heeft „Onder Omoos zeilen" dat uitgegeven is bij De Fontein in Utrecht gediegen vertaald. Een va-n de opvaren den, Fred Debels, zorgde voor de dikwijls uitstekende foto's, waarvan er hierbij twee zijn gereproduceerd. CLINTON TWISS maakte ook een lang durige reis. Hij bleef echter op land en wel in de Verenigde Staten van Noord- Amerika, maar dit deel van de wereld heeft hij dan ook met zijn enorme caravan tot in alle hoeken bezocht. Tien jaar lang had de schrijver geen vacantie genomen en van zijn spaarduitjes kocht hij een woonhuis op wielen om er gcd-urende twee jaren eens lekker uit te zijn. Het werd tenslotte slechts één jaar, om dat zijn geld op was. En wanneer men het boek, da-t in niets uitsteekt boven alle an dere reisbeschrijvingen, leest, dan komt men het woord budget zo dikwijls tegen, dat het vermoeden begint te groeien, dat Twiss ook diiat ene jaar niet geheel zonder zorgen is geweesd. Hij overstelpt de lezer met cijfers: de caravan kost zoveel dollar, de nieuwe auto zoveel, de prijs op een kampeerplaats im Texas versehi-lt zoveel cent met die in Noord-Carolina en zoveel dollar kwam hij na een jaar tenslotte te kort. Daarom is Twiss „De lange, lan-ee cara van" gaan schrijven (in het Nederlands vertaaM d-oor M. Ohl en bij Bosch en Keu- ning N.V. in Baarn uitgegeven). Bovendien werd er een film van de meer of minder humoristische avonturen gemaakt en wij geloven dan ook, dat Twiss op het ogenblik na het enorme succes, dat zijn bock in Amerika teweeg bracht, opnieuw met zijn rijdend huis 1-amgs de wegen hobbelt. Zon der geldzorgen, hopen wij. H. de G. (Van onze correspondent in Washington) Thomas Jefferson, de derde president van de Verenigde Staten heeft van alle Amerikaanse staatshoofden verre weg het mooiste gedenkteken. Wie de Amerikaanse hoofdstad kent met zijn obelisk voor George Washington, zijn rechthoekige tempel voor Lincoln en zijn rond en bekoepeld monument voor Jefferson, zal misschien menen dat ik mij aan een vergelijking ga wagen van deze drie imposante witmarmeren ere- bouwwerkèn. Dat is echter niet mijn be doeling. Jefferson heeft namelijk een monument, dat heel wat mooier is dan het ronde gebouw aan de vijver, waar langs in het voorjaar de Japanse kerse bomen bloeien. Dat monument heeft hij zelf aan Amerika geschonken: het is zijn landhuis Monticello in Virginia, onge veer tweehonderd kilometer ten Zuid- Westen van de Amerikaanse hoofdstad gelegen. Wie naar Amerika komt, mag niet verzuimen dit huis te gaan bezoe ken. Ilier ontmoet men in de figuur van Jefferson Amerika op zijn best. DAT MEN hier Jefferson ontmoet, is niet te veel gezegd. Deze man leeft voort in zijn huis. Hij heeft het zelf ontworpen, hij heeft zelf de gordijnen gekozen en zijn ver nuftige geest bedacht allerlei meubelen en instrumenten, die nog altijd in Monticello te zien zijn. Het huis staat op de top van een hoge heuvel. Door de vele vensters heeft men een vrij uitzicht over Virginia. Hiei- leefde een vrij man, een mens die de ruimte lief had, een staatsman, die met recht kon zeggen: „Op Gods altaar heb ik eeuwige vijandschap gezworen aan iedere vorm van tyrannie over de gees-t." DIT HUfS kan een uitstekend inzicht geven in Jefferson's persoonlijkheid. Neem bijvoorbeeld de grote Zwitserse klok in de fraaie vestibule. Jefferson altijd vol aar dige en slimme invallen kwam op de ge dachte om het gewicht van die klok te ge bruiken om de dagen van de weck aan te v/ijzen. 's Zondags moest het gewicht zo lioog mogelijk worden opgetrokken en naar mate de week vorderde, passeerde het ge wicht de woorden Maandag, Dinsdag enzo voort. die Jefferson op de muur had laten schilderen. Zeer vernuftig bedacht, maar het systeem werkte alleen dank zij de re gelmaat eo discipline, die Jefferson in alle opzichten betrachtte: de klok moest iedere Zondagochtend worden opgewonden. Ik meen in dit huis nog een andere we zenstrek van deze grote Amerikaan te heb ben geconstateerd: zijn practische zin cn zijn afkeer van pompeusheid. Het is bij voorbeeld opvallend dat dit huis, dat in de kamers een lichte blije sfeer heeft, geen en kele trap van allure bezit. De trapjes zijn nauw, niet gebouwd om vorstelijk af te schrijden. De kamers daarentegen be schouwde hij als essentieel in een huis: daar werd geleefd. De sfeer, waarin hij leefde, was hem ver re van onverschillig. Zijn smaak was ge durfd oo origineel. Een overvloed van licht en 1-ucht kon binnenkomen. Jefferson's werklust kende geen grenzen, doeh comfort en „gadgets" (handige in strumenten i waren hem zeer dierbaar. Ook in dit opzicht was hij zeer Amerikaans: in zijn slaapkamer had hij een stoel waar op hij zijn twee benen gemakkelijk kon uit strekken en over zijn benen kon dan een tafel geplaatst'worden, wanneer hij wilde lezen of schrijven. Hij S'-lm-ef, met een ganzenpen, ongeveer twaalfhonderd brieven per jaar. Hij corres pondeerde met vele staatslieden, verder mot Von Humboldt (die vaak op Monticello lo geerde, met Madame De Staël, met Kos- ciuszko, met Lafayette en vele van die brieven waren zo belangrijk dat hij er een copie van wilde bewaren. Carbonpapier be stond nog niet, maar hij had zelf een in strument geconstrueerd een polygraaf -waarmee hij tegelijk een brief en een af schrift kon maken. De landbouw interesseerde hem in hoge mate en hij slaagde er in de ploeg en cle. dorsmachine te verbeteren. Maar ook de muziek had zijn liefde. Hij ontwierp een handige muzieklessenaar, waar een heel kwartet gebruik van kon maken. De parketvloer was niet zijn persoonlijke uitvinding, maar in Monticello liet hij wel de eerste van die aard in Amerika maken. Die vloer ligt er nog altijd: solide en ele gant. Deze man schiep een sfeer van har monie en genegenheid. Zonder harmonie en genegenheid zo zei hij eens zijn de vruheïd en het léven sombere zaken. eeiti virij man MONTICELLO, geïnspireerd door de tekeningen van de Italiaan Palladio, is een gebouw geworden van fraaie proportie. De inrichting getuigt van een xwrfijnde smaak. Wie dit huis bezocht heeft, wil meer weten van de man, die het ontwierp en inrichtte. De nadere kennismaking met Jefferson, via levensbeschrijving, staatsstukken en brieven is nog veel imponerender dan dit huis en deze tuin. Men leert kennen: een wijs revolutionnair, die de gespierde Amerikaanse verklaring van onafhanke lijkheid opstelde, een ambassadeur te Parijs vol tact en bekwaamheid, een Ameri kaans staatsman (minister van Buitenlandse Zaken, vice-president, president), die streed voor de rechten van de mens, voor godsdienstvrijheid, voor een vrije pers en voor een bezonnen democratie. Jefferson's geloof in de redelijkheid van de mens, in diens morele en intellectuele verantwoordelijkheidsgevoel, is benijdenswaardig. Zelf was hij er het levende voorbeeld van. dat een mens tot de grootste hoogten kan stijgen, ook al hebben afkomst en traditie hem daarop niet voorbereid. Het kan zijn dat Jefferson's geloof in de democratie ten dele voortkwam uit het feit, dat hij zijn medemens tot gelijke prestaties in staat achtte, als die hemzelf zo betrekkelijk gemakkelijk vielen. Hoe het zij - en al kan men zich helaas vergissen - het is stimulerend om van zijn medemensen het beste te verwachten en dat heeft deze landbouwer, filosoof en staatsman ongetwijfeld in alle opzichten gedaan. DE NCRV heeft met de uitzending van het luisterspel „Dossier 333" naar de ge lijknamige roman van B. Nijenhuis re vanche genomen voor een hele reeks van middelmatige of minder dan middelmatige luisterspelen. Het stuk heeft mij tenminste drie Maan dagavonden kunnen boeien, terwijl het volgen van dergelijke serie-hoorspelen mijn fort niet is. Maar „Dossier 333" be vatte nu juist alle kwaliteiten welke het in de nogal kleurloze hoorspelproductie van deze omroepver- Voor de microfoon eniging deden opval len: een interessant gegeven (de na-oor- logse ontknoping van een geraffineerde verraadszaak) tegen een altijd actuele problematiek, die van de jonge predikant, die zijn theologische waarheden onder soms penibele omstandigheden op zijn per soonlijk leven moet toepassen. Bovendien bleef de karaktertekening niet, zoals zo vaak het geval is, in de grondverf steken en vloeide het „evangeliserende" element logisch en niet opzettelijk uit handeling en dialoog voort. Daar zowel het ene als het andere the ma op gelijk niveau werd behandeld en met name het speurderselement gecompli ceerd was, bestond er een grote kans dat de luisteraar, vermoeid van zoveel raadsels, een ander station zou prefereren. Dat dit niet gebeurde mag een verdienste van Dirk Verèl, die het boek bewerkte en het spel regisseerde, worden genoemd. De ver tolking was ook plezierig enthousiast. De hoorspelkern. die voor zoveel karretjes wordt gespannen, wilde dit vrachtje blijk baar best trekken. Inzonderheid Wam Heskes maakte een leuke creatie van een seeotische rechercheur. Tenslotte: hel stuk zal de aandacht van menigeen op de geslaagde roman van een jonge protestantse auteur hebben geves tigd. J. H. B. Het zomerfestival Delfesta wordt op Woensdag 1 Juni door burgemeester D. da Loor van Delft geopend. Hoogtepunten van het programma zijn de opvoeringen van „Elckerlyc" door de Nederlandse Co- medie en van „Wachten op Godot" van Samuel Beckett door Theater. In Museum Fodor te Amsterdam wordt tot 19 Juni een expositie van Roemeensa volkskunst gehouden. Deze omvat wand tapijten, vazen, houtproducten en inheem se kledingstukken. In een der zalen is een getrouw copie van een Roemeense boeren woning opgebouwd. (Van onze correspondent in Rome) CORREGGIO is een stadje in Noord-Italië, een klein stadje met een grote en vermaarde naam, die het te danken heeft aan een zijner burgers, die eeuwen geleden heeft geleefd: Antonio Allegri, een der grootste schilders van de Italiaanse renaissance, die algemeen bekend is als „il correggio". Thans na bijna vier eeuwen wordt Correggio weer genoemd en om een reden, die eigenlijk de stad minder tot eer strekt. Een jaar of tien geleden, in een bewogen ogenblik, werden de bewoners van Correggio een hond gewaar, een lelijke bastaard hond, waarvan niemand wist waar hij vandaan kwam en die natuurlijk geen eigenaar had. Oo de vreemde manier, die straathonden en straatkatten hebben, schafte de hond zich een „baas" aan. De eerste, die hem eens over de kop streelde, werd zijn baas. Dit hield in dat de hond', d'ie gekomen en daar in viel, met zijn tanden vastgehouden nie mand weet toe lang tot er iemand voorbij kwam en hem hielp het kind van een afschuwelijke dood te redden. Zo werd Dumbo de lieveling van Correggio, maar hij trok er zich niets van aan en bleef de vrijheidlievende vagebond. Helaas echter werd hij oud en nog lelijker dan hij ahijd ge weest was. De hondenvanger van Correggio overal in Italië zijn gemeentelijke hondenvangers, dit niet het oog op de in dit warme land veel voorkomende hondsdolheid alie loslopende dieren vangen en soms op verre van humane wijze afmaken wist niet wat hij met Dumbo moest beginnen. De hond vangen betekende een conflict met de burgerij. Hem laten lopen was plichtsverzuim. Kort geleden verscheen in een plaatselijk studentenblaadja een artikel: „Nu is het genoeg met Dumbo" en daarin werd gezegd, dat d:e oude leüvke horn de stra- van geen orde en slavernij wilde weten, -i j i *1 1* J L J ten en pleinen van Correggio ontsierd» af en toe bij „de baas" kwam slapen of V rijn61QSll6V6nCl6 VclffCuOnCl, en hij verdwijnen moest. De hon: cnvan- een hapje eten halen. Verder leefde ger voelde zich gesteund door „een stem hij op straat. En hoe lelijk hij ook Pn mPTl «sPnrPflflpr uit de bur§,erii" en nam Dumbo ge van- was, toch werd hij de hond van heei vutiuonti cu ïntüocnituuci gen De /^genaamoa eigenaar van het Correggio. Iedere avond wist hij wel ergens onderdak te vinden op straat sliep hij nooit en zijn kostje scharrelde hij wel bij elkaar. De kinderen van Correggio waren de grote vrienden van de hond, die (niemand weet waarom) Dumbo werd ge doopt. Dumbo was een speelkameraad zonder gelijke. Vooral bij balspelen muntte hij uit. De voetballende jongens waren wat blij als Dumbo voor hen als keeper wilde optreden. Maar erg trouw was hij niet. Hij speelde met evenveel hartstocht voor elk van de talrijke voetbalclubjes. Op bepaalde dagen en uren weigerde hij dienst. Donderdag om tien uur was Dumbo voor niets te vinden, want op die dag en hij had begrip voor de dagen van de week kreeg hij in een bepaald restaurantje een weelderige maaltijd van etensrestjes. En op Vrijdagmiddag liet hij verstek gaan, omdat een welgestelde familie van Cor reggio hem dan op vis onthaalde. Dumbo werd in Correggio beroemd, toen hij kort na elkaar twee kinderen het leven redde: eerst heeft hij een dreumesje van twee jaar, dat op het punt stond onder een grote vracht auto te worden verbrijzeld, met zijn stevige tanden en poten naar de zijkant van de weg gerukt, zodat de eerst van schrik bezwijmde moeder het wicht ongedeerd en door Dumbo trouw bewaakt in de greppel vond naast de weg. Dumbo kreeg toen zijn eerste médaille, waar hij niet goed mee overweg kon, omdat hij halsstarrig weigerde ooit een halsband of ander beletsel der vrijheid te dragen. Een paar maanden later kwam hij opnieuw in het provinciale nieuws. Op een boerenerf had hij een klein meisje, dat kruipende in de omgeving van een openbeerput was beest, wiens enige verdiende is» dat hij af en toe wel eens een boete heeft betaald, omdat Dumbo zonder muilkorf rondliep, wat in Italië verboden is. was blijk baar de hond moe en liet hem naar „het hondenhok" in Modena brengen, vragend of men hem goed zou willen behandelen en een zachte dood bereiden. Dumbo had geen behoefte aan die vertedering. Hij wilde alleen maar vrij zijn en voetbalspelen met de jongens van Cor reggio. In een ijzeren kooi opgesloten begon hij aan eer» ieder, die hem nabij kwam, de tanden te laten zien. Hij werd boosaardig, wat hij nooit geweest was. Na enkele weken heeft men hem dood in zijn kooi gevonden. Het verlangen naar vrij heid was te sterk geweest. ACHTERAF zijn de bewoners van Correggio diep geschokt. Dumbo was hun hond, de hond die twee levens heeft gered en waarmee de hele jongere generatie heeft gespeeld. Hij is ia Modena begraven, maar de gemeenteraad van Correggio heeft besloten dat, om althans iets goed te maken, Dumbo in Cor reggio zal mogen rusten. Burgemeester en wethouders zullen het kleine kistje in de provinciehoofdstad gaan halen. Heel Correggio za) daarna achter Dumbo's overschot lopen om hem op gemeentekosten een eerlijke begrafenis te geven. Want Dumbo, al was hij maar een lelijke oude hond, was sympathiek en had twee médailles van verdienste voor „heldhaftige uit oefening van zijn burgerplichten".

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1955 | | pagina 15