Varen over drie oceanen en
hobbelen langs de wegen
De figuur van Thomas Jefferson
leeft voort in zijn huis
DE DICHTER A. MARIA.
In een triest Frans dorpje
JAkMeh
Een hond en de menselijke ondankbaarheid
in een stadje met een grote naam
Traject" en „Confidentieel
Litteraire -
Kanttekeningen
Nieuwe uitgaven
yy
yy
HET MAG VOLKOMEN WAAR zijn dat er verwantschap bestaat tussen de vroegere
„Furnm"-groep en de dichter A. Marja (pseudoniem van A. Th. Mooy), met te zeggen
dal hij daaruit is voortgekomen en met tot in den treure Du Perron zijn „meester"
te noemen wordt een invloed gesuggereerd, die bij nadere beschouwing en vooral
bij aandachtiger lezen van Marja's diverse dichtbundels maar zeer betrekkelijk
blijkt te zijn. Het leeftijdsverschil tussen „meester" en „discipel" is in deze van min
der betekenis dan het historisch verloop dat hun geboortejaren scheidt. Du Perron
was van 1899. Voor een psychologisch belangrijk deel viel zijn jeugd dus in jaren
van nog-vrede, waaraan de eerste wereldoorlog voorbijging als een onwezenlijk ver
schijnsel, dat pas in zijn nawerking tot een in veel opzichten positief gerichte realiteit
werd. Marja daarentegen, geboren in 1917, heeft bewust nauwelijks anders dan in
de bedreigde, ontredderde wereld van sindsdien geleefd.
Was het wonder, dat een zo uiterst sen- des rijms wil, aan fatale pogingen om van
sitieve figuur als Marja in zijn eerste en dichters nachtegalen te maken." Wie een-
(tot dusver) enige roman „Snippers op de maal Mooy koos kan niet meer onbezwaard
rivier" (1941) zijn illusies aan stukken Marja zijn: „tezeer wringt mij de schoen
scheurde en zich met wantrouwen wapende van 't menselijk tekort." Dat is hem, ook
tegen alles wat „phrase" was, onversehil- al doet hij zijn uiterste best om ook déze
lis' of deze nu aesthelisch, politiek of theo- uitspraak met een sarcastische snauw in
logisch de waarheid, de naakte realiteit, eigen
verhulde? Ook zonder „Forum" en Du Per- ernst,
ron zou Marja aldus hebben gekozen. Zijn
geboortefatum bepaalde zijn militante
levensatmosfeer én de irritabliteit van zijn
persoonlijkheid spoorde hem aan om de
uitdaging van het lot met een degenstoot te
beantwoorden. Sindsdien bleef hij op voet
van oorlog: tegen de moraal en de aesthe-
tica, het burgerfatsoen en de vlucht-
idealen, maar het felste van al tegen de
diomer Marja in de mens Mooy.
„De dromer," dichtte hij, „hielp ik wel-
bewust om zeep, want enkel dromen houd
ik voor steriel. „De aanslag van Mooy op
Marja lukte maar ten dele. Zeg ik te veel
als ik deze een noodgedwongen, een tragi
sche verminking noem, een teken des tijds,
een Kaïnsteken? Abel-Marja, het kind, het
verlangen naar het onbesmette, leeft voort,
maar voortdurend nagezet door de gehar
naste Kaïn-Mooy, door het steeds gemobi
liseerde critische intellect. Vandaar, dunkt
me, Marja's „parlando," het voortdurend
zelfgesprek, de dialoog tussen „ik" en
„alter ego", dichter en burger, leven en
geweten, tederheid en ontnuchtering, idea
liteit en realiteit. In dat tweegesprek voert
de tweede de boventoon: nors. schamper,
snerpend, wrevelig. Dat is Mooy, die men
op het eerste gezicht ontdekt, aggressief op
zijn hoede tegen het sentiment uit vrees
voor het sentimentele, tegen de pose, het
onwaarachtige, het zelfverzekerde. Maar
daarachter houdt zich de ander schuil: de
Maria, die zijn moeder herdenkt en over de
dood van zijn vader dicht, over zijn ge
liefde, zijn kinderen, zijn kind-zijn. Over
wat had kunnen zijn.
„Ik zoek." laat Marja zich ontvallen, „het
coeur humain." Maar de woorden zijn z'n
mond nog niet uit of Mooy gealarmeerd
doo'- zoveel ..humaniteit" heeft in het
volgende rijm zijn sneer klaar: op „humain"
rijmt hij zün „zijn," zodat de edele lezer
wel gedwongen is om zijn eerste visie te
herzien en in plaats van het „ethische"
humain het smadelijke humijn te lezen. Zie
daar Mooy contra Marja, de essentie van
deze poëzie.
Zo, in een tot dissonanten gedoemde
dubbeltoon, sprak hij in zijn gebundelde
gedichten uit de jaren 19351946 „van
mens tot mens," navrant in zijn woord
spelingen, zijn unieke rijmvondsten, zijn
galgenhumor, zijn bitse praattoon en ver
been tederheden. Is er in zijn jongste bun
dels „Confidentieel" (1952) en „Traject"
(■955) veel veranderd? Ogenschijnlijk
niet. Niets is,meer ongedaan te maken van
„de vuile boel, gaskamers, liquidaties,
pantserhelmen, the third degree, de knup
pel in de smoel," reden waarom hij blijft
weigeren cm mee te doen „aan rijmen om
„Ely Culbertson: Contract Bridge"
(Uitg. Van Holkema en Warendorf
Een standaardwerk van bijna zeshonderd
bladzijden is volgeschreven over het kaart
spel bridge, wat niet alleen een verbazing
wekkend symptoom is van de mogelijkhe
den, die in dit spel verborgen zitten, maar
ook een bewijs van energie en enthousias
me mag heten van de schrijver Ely Cul
bertson. de beroemde Amerikaanse bridger,
die er toe gekomen Ls dit handboek voor
de bridgesneler samen te stellen. Zowel
nieuwelingen als gevorderden op het gebied
van bridge" vinden in dit kostbare boek al
les. wat zij wensen te weten en een hele
boel meer nog ook! Want het is een soort
brid/e-cnc.yclopaedie geworden, die het
spel tot op het been anaJyseert en geen en
kel détail ervan onbesproken laat. De ver
taler. Herman W. Filarski, heeft er onge-
twii'vid ta! van Nederlandse bridge-enthou-
siaste r-r -^'ezier mee gedaan.
ogen verdacht te maken, bittere
een Kaïnse ernst, telkens als hij
Abel geweld aandoet, door diens taal te
transponeren tot het proces-verbaal van
zijn onvree, zijn gewapend wantrouwen in
eigen confidenties.
Vandaar de geringe heffing in zijn vers
De jamben sijpelen eentonig voort, zoals
op een herfstige dag het trage water in een
goot. Maai luistert men aandachtiger
waarmee ik wil zeggen: is men een goed
poëzie-lezer dan wordt ónder die boven-
slroom schijnbaar onverschillige warsheid,
van koraelige ongenoegzaamheid, en ande
re toon hoorbaar; een tegenmelodie mil
der, verzoenlijker, strelender. En het is
juist deze tweestemmigheid, welke het vij
andige broederpaar Marja-Mooy tot een
dichter maakt en zijn confidentie tot een
verseenheid, die metrisch, rhythmisch en
prosodisch de voor Marja karakteristieke
levenshouding volstrekt tot uitdrukking
brengt.
Marja's gedicht beweegt zich krachtens
zijn aard op een hachelijk vlak: het ver
schil tussen praattoon en vers, tussen het
banaal-alledaagse en het „poëtische" is
veeelal niet meer dan een nuance. Maar
deze sorns minieme speling in de wijze van
zeggen, waarin hij zelden faalt, bewijst
juist de volwaardigheid van zijn dichter
schap. Zijn werk is met de jaren bezon-
nener en rnèt die bezonnenheid haast nog
eenvoudiger geworden, wat vermoeider
misschien, wat matter wellicht, maar strak
ker, zuiverder en gaver. Overtuigender
óók. zodat men „ja" zou willen antwoorden
als hij in „Confidentie Uwerzijds" vraagt:
Toch wou ik wel eens weten of gij 't ziel
als ik. en niet als de geslaagde, nette
lieden, noch als de eenzelvigen, voor wie 't
leven verloopt naar zelf gedroomde wetten".
C. J. E. DINAUX
Versohenen in de serie .De Boekvink" bij
N.V. De Arbeiderspers te Amsterdam.
PARIJS, Mei Als u mij triester ge
beurtenissen in het menselijk leven kunt
aanwijzen dan het doorbrengen van enkele
koude, regenachtige uren van een lente
middag in een verlaten Noord-Frans dorn-
je, dan moet u me dat. eens schrijven. Voor
lopig geloof ik er nog niet in. En eigenliik
zoudt ,u het zelf eens moeten beleven, voor
u er lichtvaardig over oordeelt.
Het kwam zo. We waren op weg naar
Holland blijven steken. Er moest dringend
iets aan mijn bejaarde auto'tje worden her
steld. Het zou tweeëneenhalf uur duren, zei
de garagehouder in Etroeungt. Kent u
Etroeungt? Het ligt tussen Vervins en
Avesnes, op de weg van Parijs naar Brus
sel. Misschien bent u er wel eens doorge
reden. Blijft u dat doen. Rijdt er hard door
heen. Hoewel, dat moet ik toegeven, de ga
rage is er goed. Maar als u soms eens op
wellingen hebt van jalouzie tegenover die
Fransen met hun heerlijke land, dan is
het goed om ook even aan Etroeungt te
denken. Terwille van de objectiviteit.
Tweeëneenhalf uur zou het duren. Het
werd tenslotte maar anderhalf. Gedurende
die tijd hebben we ons bezig kunnen hou
den met een van de interessantste en moei
lijkste gezelschapsspelletjes, die het café
van de garagehouder te bieden heeft: pro
beren in spiegelschrift zijn naam te lezen,
die in een krullerige schoonschrijfhand op
de ruit boven de deur is geschreven. „Gé-
rard" is niet moeilijk, dat kost maar een
minuut of tien. Maar met de slierten regen,
die buiten het raam afdropen, kostte zijn
achternaam heel wat meer moeite: Man
nier of Marnier of Monneir of Monroir of.
Enfin, er is zeker een uur mee zoet te
brengen. Tenslotte zult u waarschijnlijk
toch ook van buiten moeten gaan kijken
om en dan is het nog steeds niet mak
kelijk te zien, dat het Témoin is.
Verder is er niets te doen in Etroeungt.
Tenminste niet als het regent en waar
schijnlijk ook niet als de zon schijnt.. We
hebben een kwartier mogen luisteren naar
een lichtelijk beschonken dorpeling, die
vertelde over de oorlog. Hij had in een fa--
briek in Duitsland gewerkt, zei hij. En daar
had hij zoveel voordeel gehad van zijn
Lille-dialect, met een onverstaanbaar
Vlaamse inslag, dat hem in staat had ge
steld zoveel gemakkelijker met de Duitsers
te converseren dan zijn vrienden. Hij was
al weer in het dorp terug, toen het bevrijd
werd. En de dag van de bevrijding, kwam
de gendarme van Etroeungt op hem af en
vroeg: „Heb jij wel in de Resistance ge
zeten?" Hij had de gezagsdrager scherp aan
gekeken en (ik geef hier een vrij nauwkeu
rige vertaling) gezegd: „En jij? Ik niet. Ik
kijk wel uit." Nadat hij dit verhaal omstan
dig had verteld, stapte hij welgemoed weer
in zijn voor de deur geparkeerde Citroën-
1929 en reed licht slingerend weg. Een
grote Amerikaanse auto, op weg naar Pa
rijs, liet zijn toeter geïrriteerd achter het
kleine auto'tje brullen. Maar tenzij onze
vriend al voor Parijs is afgeslagen (en dit
is waarschijnlijk) zullen andere auto's geen
kans hebben gekregen hem te passeren.
Met zijn vertrek was een eind gekomen
aan de door Etroeungt geboden ontspan
ning. Er was nog slechts regen en een wind,
die loeiend aan de deuren rukte. De vrouw
van de garagehouder merkte op, dat die
regen wel goed voor de spinazie zou zijn,
als er maar niet zo veel wind bij was. Én
de garagehouder zelf, zei dat de garage in
Parijs mijn wagentje bijna had vernield.
Ik moet zeggen, dat hij het voortreffelijk
heeft gerepareerd.
Maar dat was toch niet de enige reden,
dat wij tenslotte zingend van vreugde uit
Etroeungt zijn weggereden. Het regende
nog steeds, maar de wereld leek toch al
weer veel lichter. Onthoudt u de naam
maar eens: Etroeungt, uit te spreken als
„étrun". Frankrijk bevat nog meer dan
Parijs, de Provence, Bretagne en de Alpen.
A. S. H.
KUNSTCENTRUM
De Universiteit van Columbia gaat een
kunstcentrum van tien verdiepingen bou
wen, waarin theoretisch en practisch on
derricht gegeven zal worden in architec
tuur, muziek, schilderkunst, beeldhouwen,
toneel en film, radio en televisie, archeo
logie en kunstgeschiedenis. Er komt een
experimenteel theater, waarvan beroeps
regisseurs gebruik zullen kunnen maken
om nieuwe stukken van veelbelovende
waarde in scène te zetten alvorens deze op
Broadway te lanceren.
Rustig dobberend op grote zee.
Omoo doorklieft de oceaan.
ANNIE VAN DER WIELE is een nauw
keurige vrouw. Te nauwkeurig misschien,
want irn het boek, dat zij na afloop van
een reusachtige zeiltocht om de wereld
schreef, heeft zij geen enkel détail ver
geten, al dïe dagen niet en op den duur
werkt dat ietwat vermoeiend, zodat men
na het uitlezen van het gehele verhaal de
indruk kan krijgen, dat men de reis, op
enkele onderdelen na, zelf meegemaakt
heeft.
Drie stoere Vlamingen: een vrouw, An
nie van der Wiele, haar echtgenoot en een
vriend, liepen al in de oorlog rond met het
idéé om na de bevrijding met een klein jacht
drie oceanen te doorkruis-en en zij hebben
hun belofte gehouden, want op 5 Augustus
1949 is het trio in gezelschap van een klei
ne scheepshond, Tallow, uit Zeebrugge
met het jacht „Omoo" vertrokken. Een
schip, dat geheel op aanwijzingen van de
bemanningsleden was gebouwd en dat met
ruim honderd vierkante meter Zeil het ge
zelschap dirie jaar lang over alle wereld
zeeën heeft gevoerd, bangs koraalriffen en
door smalle kreekjes.
Dit al'es heeft Ann-ie van der Wiale bij
gehouden, van het moment af da-t het schip
zee koos tot het ogenblik, dat een h-uldü-
gingscomité in Oostende de zeevaarders op
2 Augustus 1953 stond op te wachten. In
die jaren legde de Omoo meer da-n vijftig—
duizenp kilometer af en de lezer krijgit
met behulp van de aantekeningen van de
schrijfster een uit stekend beeld va-n de
diverse a-f en toe bijzonder gevaarlijke
tochten, van de havenplaatsen, va-n de veie
volken en van able avonturen, die het drie
tal heeft ondervonden. Het is alles, zo zegt
de schrijfster, een droom. Een droom die
werkelijkheid werd door verbetenheid en
doorzettingsvermogen en bovendien d-oor
een meer dam gedegen kennis van alles wat
maar enigiszins met de grote zeevaart te
maken heeft.
M. Mok heeft „Onder Omoos zeilen"
dat uitgegeven is bij De Fontein in Utrecht
gediegen vertaald. Een va-n de opvaren
den, Fred Debels, zorgde voor de dikwijls
uitstekende foto's, waarvan er hierbij twee
zijn gereproduceerd.
CLINTON TWISS maakte ook een lang
durige reis. Hij bleef echter op land en
wel in de Verenigde Staten van Noord-
Amerika, maar dit deel van de wereld
heeft hij dan ook met zijn enorme caravan
tot in alle hoeken bezocht. Tien jaar lang
had de schrijver geen vacantie genomen
en van zijn spaarduitjes kocht hij een
woonhuis op wielen om er gcd-urende twee
jaren eens lekker uit te zijn.
Het werd tenslotte slechts één jaar, om
dat zijn geld op was. En wanneer men het
boek, da-t in niets uitsteekt boven alle an
dere reisbeschrijvingen, leest, dan komt
men het woord budget zo dikwijls tegen,
dat het vermoeden begint te groeien, dat
Twiss ook diiat ene jaar niet geheel zonder
zorgen is geweesd. Hij overstelpt de lezer
met cijfers: de caravan kost zoveel dollar,
de nieuwe auto zoveel, de prijs op een
kampeerplaats im Texas versehi-lt zoveel
cent met die in Noord-Carolina en zoveel
dollar kwam hij na een jaar tenslotte te
kort.
Daarom is Twiss „De lange, lan-ee cara
van" gaan schrijven (in het Nederlands
vertaaM d-oor M. Ohl en bij Bosch en Keu-
ning N.V. in Baarn uitgegeven). Bovendien
werd er een film van de meer of minder
humoristische avonturen gemaakt en wij
geloven dan ook, dat Twiss op het ogenblik
na het enorme succes, dat zijn bock in
Amerika teweeg bracht, opnieuw met zijn
rijdend huis 1-amgs de wegen hobbelt. Zon
der geldzorgen, hopen wij. H. de G.
(Van onze correspondent in Washington)
Thomas Jefferson, de derde president
van de Verenigde Staten heeft van
alle Amerikaanse staatshoofden verre
weg het mooiste gedenkteken. Wie de
Amerikaanse hoofdstad kent met zijn
obelisk voor George Washington, zijn
rechthoekige tempel voor Lincoln en
zijn rond en bekoepeld monument voor
Jefferson, zal misschien menen dat ik
mij aan een vergelijking ga wagen van
deze drie imposante witmarmeren ere-
bouwwerkèn. Dat is echter niet mijn be
doeling. Jefferson heeft namelijk een
monument, dat heel wat mooier is dan
het ronde gebouw aan de vijver, waar
langs in het voorjaar de Japanse kerse
bomen bloeien. Dat monument heeft hij
zelf aan Amerika geschonken: het is zijn
landhuis Monticello in Virginia, onge
veer tweehonderd kilometer ten Zuid-
Westen van de Amerikaanse hoofdstad
gelegen. Wie naar Amerika komt, mag
niet verzuimen dit huis te gaan bezoe
ken. Ilier ontmoet men in de figuur
van Jefferson Amerika op zijn best.
DAT MEN hier Jefferson ontmoet, is
niet te veel gezegd. Deze man leeft voort
in zijn huis. Hij heeft het zelf ontworpen, hij
heeft zelf de gordijnen gekozen en zijn ver
nuftige geest bedacht allerlei meubelen en
instrumenten, die nog altijd in Monticello
te zien zijn. Het huis staat op de top van
een hoge heuvel. Door de vele vensters
heeft men een vrij uitzicht over Virginia.
Hiei- leefde een vrij man, een mens die de
ruimte lief had, een staatsman, die met
recht kon zeggen: „Op Gods altaar heb ik
eeuwige vijandschap gezworen aan iedere
vorm van tyrannie over de gees-t."
DIT HUfS kan een uitstekend inzicht
geven in Jefferson's persoonlijkheid. Neem
bijvoorbeeld de grote Zwitserse klok in de
fraaie vestibule. Jefferson altijd vol aar
dige en slimme invallen kwam op de ge
dachte om het gewicht van die klok te ge
bruiken om de dagen van de weck aan te
v/ijzen. 's Zondags moest het gewicht zo
lioog mogelijk worden opgetrokken en naar
mate de week vorderde, passeerde het ge
wicht de woorden Maandag, Dinsdag enzo
voort. die Jefferson op de muur had laten
schilderen. Zeer vernuftig bedacht, maar
het systeem werkte alleen dank zij de re
gelmaat eo discipline, die Jefferson in alle
opzichten betrachtte: de klok moest iedere
Zondagochtend worden opgewonden.
Ik meen in dit huis nog een andere we
zenstrek van deze grote Amerikaan te heb
ben geconstateerd: zijn practische zin cn
zijn afkeer van pompeusheid. Het is bij
voorbeeld opvallend dat dit huis, dat in de
kamers een lichte blije sfeer heeft, geen en
kele trap van allure bezit. De trapjes zijn
nauw, niet gebouwd om vorstelijk af te
schrijden. De kamers daarentegen be
schouwde hij als essentieel in een huis: daar
werd geleefd.
De sfeer, waarin hij leefde, was hem ver
re van onverschillig. Zijn smaak was ge
durfd oo origineel. Een overvloed van licht
en 1-ucht kon binnenkomen.
Jefferson's werklust kende geen grenzen,
doeh comfort en „gadgets" (handige in
strumenten i waren hem zeer dierbaar.
Ook in dit opzicht was hij zeer Amerikaans:
in zijn slaapkamer had hij een stoel waar
op hij zijn twee benen gemakkelijk kon uit
strekken en over zijn benen kon dan een
tafel geplaatst'worden, wanneer hij wilde
lezen of schrijven.
Hij S'-lm-ef, met een ganzenpen, ongeveer
twaalfhonderd brieven per jaar. Hij corres
pondeerde met vele staatslieden, verder mot
Von Humboldt (die vaak op Monticello lo
geerde, met Madame De Staël, met Kos-
ciuszko, met Lafayette en vele van die
brieven waren zo belangrijk dat hij er een
copie van wilde bewaren. Carbonpapier be
stond nog niet, maar hij had zelf een in
strument geconstrueerd een polygraaf
-waarmee hij tegelijk een brief en een af
schrift kon maken.
De landbouw interesseerde hem in hoge
mate en hij slaagde er in de ploeg en cle.
dorsmachine te verbeteren. Maar ook de
muziek had zijn liefde. Hij ontwierp een
handige muzieklessenaar, waar een heel
kwartet gebruik van kon maken.
De parketvloer was niet zijn persoonlijke
uitvinding, maar in Monticello liet hij wel
de eerste van die aard in Amerika maken.
Die vloer ligt er nog altijd: solide en ele
gant. Deze man schiep een sfeer van har
monie en genegenheid. Zonder harmonie en
genegenheid zo zei hij eens zijn de
vruheïd en het léven sombere zaken.
eeiti virij man
MONTICELLO, geïnspireerd door de tekeningen van de Italiaan Palladio, is een
gebouw geworden van fraaie proportie. De inrichting getuigt van een xwrfijnde
smaak. Wie dit huis bezocht heeft, wil meer weten van de man, die het ontwierp
en inrichtte.
De nadere kennismaking met Jefferson, via levensbeschrijving, staatsstukken en
brieven is nog veel imponerender dan dit huis en deze tuin. Men leert kennen:
een wijs revolutionnair, die de gespierde Amerikaanse verklaring van onafhanke
lijkheid opstelde, een ambassadeur te Parijs vol tact en bekwaamheid, een Ameri
kaans staatsman (minister van Buitenlandse Zaken, vice-president, president), die
streed voor de rechten van de mens, voor godsdienstvrijheid, voor een vrije pers
en voor een bezonnen democratie.
Jefferson's geloof in de redelijkheid van de mens, in diens morele en intellectuele
verantwoordelijkheidsgevoel, is benijdenswaardig. Zelf was hij er het levende
voorbeeld van. dat een mens tot de grootste hoogten kan stijgen, ook al hebben
afkomst en traditie hem daarop niet voorbereid. Het kan zijn dat Jefferson's geloof
in de democratie ten dele voortkwam uit het feit, dat hij zijn medemens tot gelijke
prestaties in staat achtte, als die hemzelf zo betrekkelijk gemakkelijk vielen.
Hoe het zij - en al kan men zich helaas vergissen - het is stimulerend om van zijn
medemensen het beste te verwachten en dat heeft deze landbouwer, filosoof en
staatsman ongetwijfeld in alle opzichten gedaan.
DE NCRV heeft met de uitzending van
het luisterspel „Dossier 333" naar de ge
lijknamige roman van B. Nijenhuis re
vanche genomen voor een hele reeks van
middelmatige of minder dan middelmatige
luisterspelen.
Het stuk heeft mij tenminste drie Maan
dagavonden kunnen boeien, terwijl het
volgen van dergelijke serie-hoorspelen
mijn fort niet is. Maar „Dossier 333" be
vatte nu juist alle kwaliteiten welke het
in de nogal kleurloze hoorspelproductie
van deze omroepver-
Voor de
microfoon
eniging deden opval
len: een interessant
gegeven (de na-oor-
logse ontknoping van
een geraffineerde
verraadszaak) tegen
een altijd actuele
problematiek, die van de jonge predikant,
die zijn theologische waarheden onder
soms penibele omstandigheden op zijn per
soonlijk leven moet toepassen. Bovendien
bleef de karaktertekening niet, zoals zo
vaak het geval is, in de grondverf steken
en vloeide het „evangeliserende" element
logisch en niet opzettelijk uit handeling en
dialoog voort.
Daar zowel het ene als het andere the
ma op gelijk niveau werd behandeld en
met name het speurderselement gecompli
ceerd was, bestond er een grote kans dat
de luisteraar, vermoeid van zoveel raadsels,
een ander station zou prefereren. Dat dit
niet gebeurde mag een verdienste van
Dirk Verèl, die het boek bewerkte en het
spel regisseerde, worden genoemd. De ver
tolking was ook plezierig enthousiast. De
hoorspelkern. die voor zoveel karretjes
wordt gespannen, wilde dit vrachtje blijk
baar best trekken. Inzonderheid Wam
Heskes maakte een leuke creatie van een
seeotische rechercheur.
Tenslotte: hel stuk zal de aandacht van
menigeen op de geslaagde roman van een
jonge protestantse auteur hebben geves
tigd. J. H. B.
Het zomerfestival Delfesta wordt op
Woensdag 1 Juni door burgemeester D. da
Loor van Delft geopend. Hoogtepunten
van het programma zijn de opvoeringen
van „Elckerlyc" door de Nederlandse Co-
medie en van „Wachten op Godot" van
Samuel Beckett door Theater.
In Museum Fodor te Amsterdam wordt
tot 19 Juni een expositie van Roemeensa
volkskunst gehouden. Deze omvat wand
tapijten, vazen, houtproducten en inheem
se kledingstukken. In een der zalen is een
getrouw copie van een Roemeense boeren
woning opgebouwd.
(Van onze correspondent in Rome)
CORREGGIO is een stadje in Noord-Italië, een klein stadje
met een grote en vermaarde naam, die het te danken heeft aan
een zijner burgers, die eeuwen geleden heeft geleefd: Antonio
Allegri, een der grootste schilders van de Italiaanse renaissance,
die algemeen bekend is als „il correggio".
Thans na bijna vier eeuwen wordt Correggio weer genoemd
en om een reden, die eigenlijk de stad minder tot eer strekt.
Een jaar of tien geleden, in een bewogen ogenblik, werden de
bewoners van Correggio een hond gewaar, een lelijke bastaard
hond, waarvan niemand wist waar hij vandaan kwam en die
natuurlijk geen eigenaar had. Oo de vreemde manier, die
straathonden en straatkatten hebben, schafte de hond zich een
„baas" aan. De eerste, die hem eens over de kop streelde, werd
zijn baas. Dit hield in dat de hond', d'ie
gekomen en daar in viel, met zijn tanden vastgehouden nie
mand weet toe lang tot er iemand voorbij kwam en hem
hielp het kind van een afschuwelijke dood te redden.
Zo werd Dumbo de lieveling van Correggio, maar hij trok er
zich niets van aan en bleef de vrijheidlievende vagebond.
Helaas echter werd hij oud en nog lelijker dan hij ahijd ge
weest was. De hondenvanger van Correggio overal in Italië
zijn gemeentelijke hondenvangers, dit niet het oog op de in
dit warme land veel voorkomende hondsdolheid alie loslopende
dieren vangen en soms op verre van humane wijze afmaken
wist niet wat hij met Dumbo moest beginnen. De hond vangen
betekende een conflict met de burgerij. Hem laten lopen was
plichtsverzuim.
Kort geleden verscheen in een plaatselijk studentenblaadja
een artikel: „Nu is het genoeg met Dumbo" en daarin werd
gezegd, dat d:e oude leüvke horn de stra-
van geen orde en slavernij wilde weten, -i j i *1 1* J L J ten en pleinen van Correggio ontsierd»
af en toe bij „de baas" kwam slapen of V rijn61QSll6V6nCl6 VclffCuOnCl, en hij verdwijnen moest. De hon: cnvan-
een hapje eten halen. Verder leefde ger voelde zich gesteund door „een stem
hij op straat. En hoe lelijk hij ook Pn mPTl «sPnrPflflpr uit de bur§,erii" en nam Dumbo ge van-
was, toch werd hij de hond van heei vutiuonti cu ïntüocnituuci gen De /^genaamoa eigenaar van het
Correggio.
Iedere avond wist hij wel ergens onderdak te vinden op
straat sliep hij nooit en zijn kostje scharrelde hij wel bij
elkaar. De kinderen van Correggio waren de grote vrienden
van de hond, die (niemand weet waarom) Dumbo werd ge
doopt. Dumbo was een speelkameraad zonder gelijke. Vooral
bij balspelen muntte hij uit. De voetballende jongens waren
wat blij als Dumbo voor hen als keeper wilde optreden. Maar
erg trouw was hij niet. Hij speelde met evenveel hartstocht
voor elk van de talrijke voetbalclubjes. Op bepaalde dagen en
uren weigerde hij dienst. Donderdag om tien uur was Dumbo
voor niets te vinden, want op die dag en hij had begrip voor
de dagen van de week kreeg hij in een bepaald restaurantje
een weelderige maaltijd van etensrestjes. En op Vrijdagmiddag
liet hij verstek gaan, omdat een welgestelde familie van Cor
reggio hem dan op vis onthaalde.
Dumbo werd in Correggio beroemd, toen hij kort na elkaar
twee kinderen het leven redde: eerst heeft hij een dreumesje
van twee jaar, dat op het punt stond onder een grote vracht
auto te worden verbrijzeld, met zijn stevige tanden en poten
naar de zijkant van de weg gerukt, zodat de eerst van schrik
bezwijmde moeder het wicht ongedeerd en door Dumbo trouw
bewaakt in de greppel vond naast de weg. Dumbo kreeg toen
zijn eerste médaille, waar hij niet goed mee overweg kon, omdat
hij halsstarrig weigerde ooit een halsband of ander beletsel der
vrijheid te dragen. Een paar maanden later kwam hij opnieuw
in het provinciale nieuws. Op een boerenerf had hij een klein
meisje, dat kruipende in de omgeving van een openbeerput was
beest, wiens enige verdiende is»
dat hij af en toe wel eens een boete heeft betaald, omdat Dumbo
zonder muilkorf rondliep, wat in Italië verboden is. was blijk
baar de hond moe en liet hem naar „het hondenhok" in Modena
brengen, vragend of men hem goed zou willen behandelen en
een zachte dood bereiden.
Dumbo had geen behoefte aan die vertedering. Hij wilde
alleen maar vrij zijn en voetbalspelen met de jongens van Cor
reggio. In een ijzeren kooi opgesloten begon hij aan eer»
ieder, die hem nabij kwam, de tanden te laten zien. Hij werd
boosaardig, wat hij nooit geweest was. Na enkele weken heeft
men hem dood in zijn kooi gevonden. Het verlangen naar vrij
heid was te sterk geweest.
ACHTERAF zijn de bewoners van Correggio diep geschokt.
Dumbo was hun hond, de hond die twee levens heeft gered en
waarmee de hele jongere generatie heeft gespeeld. Hij is ia
Modena begraven, maar de gemeenteraad van Correggio heeft
besloten dat, om althans iets goed te maken, Dumbo in Cor
reggio zal mogen rusten. Burgemeester en wethouders zullen
het kleine kistje in de provinciehoofdstad gaan halen. Heel
Correggio za) daarna achter Dumbo's overschot lopen om hem
op gemeentekosten een eerlijke begrafenis te geven. Want
Dumbo, al was hij maar een lelijke oude hond, was sympathiek
en had twee médailles van verdienste voor „heldhaftige uit
oefening van zijn burgerplichten".