Dwaasheden en misdaden uit liefde voor het boek Nederland bekeken door een Franse bril Paradijs voor een mïllïoen messen MUZIEK EN SNOBISME Zelfs een Heilige Vader vergreep zich eens als jonge geestelijke aan andermans boeken WELIGE DRUIVENCULTUUR IN AUSTRALISCHE VALLEIEN Onze Puzzle ER IS GEEN LIEFDE zonder zotheid, zeggen de wijsgeren en dat geldt voor alle soorten van liefde waartoe de mens capabel is. De een bemint een mooie vrouw, die ander misschien postZbgels, parkieten of paarden, maar allen hebben zij één ding gemeen: als hun liefde tot blinde passie ontaardt, zijn zij tot alles in staat tot de grootste dwaasheden en tot de ergerlijkste misdaden. Ook de minnaar van het schone of zeld zame bock wordt licht door zijn liefde zo- voor het incident met het boek, „zwart zou maken" (in de ban doen). „Dat zal mij oprecht plezier doen," antwoordde de kunstschilder, „want mijn haar is al veel te wit geworden." Diezelfde Moustier echter beroemde zich er een andere keer op, uit de Nationale Bibliotheek in Parijs een boek te hebben gestolen, dat hij al lang wenste te bezit ten. Een andere Italiaanse geestelijke, Dome- nico Passionei, bijna eveneens Paus gewor- zeer meegesleept, dat hij zijn hoofd en zijn bezinning verliest. Ontelbare mensen die liever „dood zouden blijven" dan de melk boer een dubbeltje tekort te doen, stelen zonder enig gewetensbezwaar andermans boeken vraagt u coar de antiquairs, de bibliothecarissen en.uw vrienden maar eens naar! En, met c'e hand op het hart: wie durft met stelligheid te verklaren dat hij thuis nog niet een paar „vergeten" romans, lang-geleden van een kennis ge leend, op zijn boekenplank heeft staan? IN DE SERIE boekjes die de N.V. Druk kerij Trio in Den Haag enkele jaren ge leden onder de verzameltitel „Typografi sche Kruidtuin" voor haar relaties beschik baar stelde, is er een waarin F. Kerdijk de „minnaars en dwazen in boekenland" aan de kaak stelt. „Onder de Engelse boeken vrienden van de veertiende eeuw," zo lezen wij daarin, „nam Richard de Bury, bis schop van Durham, wel een zeer bijzondere plaats in. Hij bezat niet alleen meer boe ken dan de rest van het episcopaat tezamen (in zijn studeervertrek, zijn slaapkamer en de gangen van zijn woning kon men zich nauwelijks bewegen tussen de overal op gestapelde folianten en boekdelen), maar hij had ze ook op een zeer bijzondere manier verworven, zoals hij zelf met grote trots getuigde: „Aangezien Wij, dank zij d'e goedheid van onze vorst, de groten en de kleinen konden schaden en dienen, be schermen of afstoten, lieten wij ons door kloosters en particulieren alle handschrif ten schenken, die ons aanstonden MEN SCHAT de bibliotheek die Zijne Eminentie op deze wijze „bijeengebracht" heeft, op ongeveer 12.000 delen net zo veel als de befaamde verzameling van de Amerikaanse bankier John Pierpont Mor gan in onze eeuw, d'ie in zijn collectie vele millioenen dollars geïnvesteerd had. Mor gan was het prototype van een verstandige boekenvriend: bij hem geen wilde, roman tische verzamelpa'ïsie, maar een welover wogen, koel-zakelijk bieden van de hoog ste prijs op iedere veiling waar iets van belang te verwerven viel. Dikwijls betaal de hij schatten gel'dis voor een" zeldzaam exemplaar, maar zelfs die schijnbaar fan tastische bedragen getuigden later van een juist commercieel inzicht. Hij vormde doelbewust een unieke bibliotheek, welker rijkdom aan wiegedrukken en andere zeld zaamheden, alleen door die van het British Museum overtroffen schijnt te worden. Ook de hebbelijkheid, geleende boeken niet terug te geven, schijnt al van oudsher de schrik van alle boekenvrienden geweest te zijn. De befaamde Leidse hoogleraar Sealiger, telg uit het geslacht der heersers van Verona, plaatste boven zijn boeken kast in vergulde sierletters de aanbeveling: „Ite ad vendentes" (Ja, ga ze kopen en laat mij de mijne.") Een grote verzamelaar, De Pontchateau, beklaagde zich als volgt: „Het hindert mij meer, een boek van een paar kwartjes te verliezen dan tien gulden. Dat getuigt van een kleine geest en dat ben ik nu een maal." DAT OOK vele overigens dood-eerlijke hoogwaardigheidsbekleders zich aan der gelijke praktijken schuldig maakten, be wijst de „misstap" van mgr. Pamfilio, de latere Paus Innoccntius X, toen die eens als begeleider van de pauselijke gezant in Parijs, kardinaal Berberini. een bezoek bracht bij de Franse kunstschilder Daniel du Moustier. Deze Du Moustier had in zijn salon een exemplaar van de „Geschiedenis van het Concilie van Trente" op tafel lig gen in de fraaie Londense uitgave een uitgave die monseigneur Pamrilio zo boei de dat hij hem op een .gegeven ogenblik vaardig onder zijn soutane wegmoffelde. Maar de schilder die zijn ogen niet in zijn zak had, zag best wat de hoge heer had gedaan en richtte zich woedend tot de ge zant: „Het is een buitengewone eer die Uwe Eminentie mij aandoet door mij te bezoeken, maar het is een schande, dat zij dieven in haar gezelschap heeft." En met een pakte hij Pamfilio in zijn kraag, ont rukte hem het boek en smeet hem zonder pardon de deur uit, terwijl hij hem „bur gemeester van Sodom" naschreeuwde. Toen Pamfilio in 1644 paus werd, plaag den vrienden Du Moustier, dat de nieuwe Heiliige Vader hem nu wel, uit weerwraak den, was erin geslaagd, op even geraffi neerde wijze als Innocentius X zijn boeken bezit uit te breiden. Bij zijn bezoeken aan Duitse kloosters toonde hij zoveel hinder lijke belangstel Ling voor de daar aanwezige zeldzame folianten, dat de arme klooster broeders tenslotte niets anders overbleef, dan ze hem tandenknersend, cadeau te doen. IN PARIJS zwierf jarenlang een Brit rond, berucht bij de boekhandelaars,vendu houders en bibliothecarissen, omdat hij overal op slinkse wijze bijzonder fraaie werken trachtte te bemachtigen. Een telg uit het befaamde geslacht Fitzgerald, met verwanten in beide huizen van het parle ment, een oom als eerste minister, en zelf aanvankelijk gezantschapssecretaris, had zijn manie voor zeldzame boeken hem ver leid, zelfs bij zijn beste vrienden diefstal len te plegen. Door zijn eigen vrouw m het kasteel Northumberlaoid op heterdaad be trapt en aangebracht, en door de woedende eigenaar smadelijk weggejaagd, was hij naar Parijs gevlucht, waar zijn ziekelijke boekenmanie ongeneeslijk bleek. Hoewel hij aan geld en kostbaarheden geen gebrek had, kon hij geen weerstand bieden aan de verleiding, steeds maar weer boeken weg te grissen, tenslotte zelfs werken van zeer geringe waarde. Hij stierf tenslotte in een Parijse gevangenis. HET MEEST krasse geval van ontaarde boekenliefde is dat van de Spanjaard Vi cente uit Barcelona, die zijn misdaden-uit- bibliophilie in 1836 zelfs met de dood be kopen moest. Deze Vicente had als broeder in het Cistercienser klooster van Poblet in de provincie Tarragona geleefd totdat de plundering der kloosters hem vandaar ver dreven had. Ook de prachtige bibliotheek van de orde was bij die gelegenheid naar alle windstreken verspreid, maar Vicente had kans gezien, een aantal fraaie exem plaren te redden en daarmee begon hij in Barcelona een boekenstalletje, naast een andere boekverkoper, Paxtot geheten. Deze Paxtot maakte de nieuweling uit broodnijd op alle mogelijke wijzen het leven zuur, o.a. door de andere boekhandelaars tegen hem op te zetten en hem dan gezamenlijk op veilingen te overbieden. Bij zulk een gelegenheid ontging Vicente daardoor een zeer zeldzaam werk, waarop hij zijn zin nen had gezet en dat nu in het bezit kwam van zijn concurrent Paxtot. Enkele dagen later ging diens magazijn in vlammen op, waarbij Paxtot zelf om het leven kwam. Nog dacht niemand aan een misdaad, maar ongeveer ter zelf dertij d viste men uit de haven het lijk van een Duitse schrijver op, met negen dolksteken door boord. Enkele dagen tevoren had men in een greppel het lichaam van een geworgde pastoor gevonden, zonder dat er in beide gevallen van enig redelijk motief bleek. Nog negen van zulke moorden volgden en steeds waren de slachtoffers bekende ge leerden en boekenvrienden. Tenslotte ont dekte men in Vicente's winkel enkele kost bare boeken die tot het bezit van de ver moorden behoord hadden; de ex-klooster broeder werd gearresteerd en bekende vol mondig nadat hij de toezegging had geëist en verkregen dat zijn boekenrij ongedeeld in stand gehouden zou wonden. Voor de rechtbank beschreef hij omstan dig hoe hij de moorden gepleegd had en hoe zijn beweegreden steeds weer de begeerte naar een bepaald boek geweest was. En toen hem gevraagd werd, of hij dan geen berouw over zijn afschuwelijke daden had, riep hij uit: „Waarom zou ik boeken zijn toch immers Gods glorie!" Een van de gestolen werken, waarvoor hij de pastoor om het leven gebracht had, heette een uniek exemplaar te zijn. Vicen te's verdediger had echter ontdekt dat een Parijse antiquair nog een exemplaar van het werk bezat en toen de beklaagde dit ter terechtzitting hoorde, barstte hij in tranen uit. De rechter die goed mens was, zei streng maar wel voldaan: „Zo, dus eindelijk toont gij dan iets van wroeging over uw afschu welijke misdaden!" Maar Vincente hoorde hem niet eens. Hij jammerde slechts: „Mijn exemplaar was dus toch niet het enige!" H. C. André Maurois en zijn zoon Gerald in ons land. (Van onze correspondent te Parijs) HOLLAND is niet alleen een natie maar ook een geestesgesteldheid. Er be staat een Nederlandse levensfilosofie, die misschien nooit op schrift werd ge steld, maar die dagelijks in praclijk wordl gebracht en welke de Hollanders werd ingegeven door de voorwaarden van hun paradoxaal bestaan. ZO BEGINT een bijzonder boeiend op stel van dertig pagina's over ons land van de hand van de vermaarde schrij ver André Maurois, dat als inleiding dient voor een zestigtal foto's, waaron der enkele in kleuren, die 's schrijvers zoon Gerald enkele maanden geleden in Nederland heeft gemaakt. Het boek verscheen in de bekende serie der „Gui des bleus" van de uitgever Hachette en het richt zich speciaal tot de Fransen, die Nederland bezoeken willen en tevo ren iets meer van land en volk wensen te weten. De tekst is eerlijk gezegd wel veel beter dan de platen, Zoals alle buitenlanders wordt ook Maurois natuurlijk door tal van eigen schappen en verschijnselen gefrappeerd, waardoor wij ons nu eenmaal van andere volken onderscheiden: de Hollandse proper heid, het rustige fami lieleven, de nationale zuinigheid, de kalmte (die hij intussen niet voor flegmatiek verslijt) en de ondernemingsgeest. Zon der dat we direct van idealiseren zouden willen spreken, winnen bij Maurois de positieve en zelfs ronduit voortreffelijk genoemde kwaliteiten van ons volk het verre van de minder gunstige karakter trekken. Zijn boekje biedt zo, in kort bestek, een levendige kijk op het dagelijkse doen en laten van ons volk en tevens een voortreffelijke omschrijving van het Nederlandse geestesmerk. Maurois toont zich opnieuw een scherp zij het welwillend waarnemer en een niet minder scherp psycholoog.. Hij heeft met waterbouwkundigen, economen, ministers, boeren en zakenlieden ge sproken, hij is bij Nederlandse vrienden thuis op visite geweest en schetst met het veelzijdige materiaal dat hij zo ver gaarde, een beeld, waarin de Nederland se lezer graag zijn land en volk herkent, omdat er zoveel hartelijke genegenheid uit spreekt. Nieuwe, opzienbarende ge gevens zal men hier uiteraard niet moe ten zoeken. Maar Maurois weet zrjn feilen te laten spreken. En ook zrjn ci taten en cijfers zijn met niet minder overleg gekozen. Hij merkt natuurlijk op, dat het water de hele geschiedenis en het hele leven van de Hollander nog altijd beheerst. De zee heeft haar zilte sporen ook in de Nederlandse taal na gelaten. Het ls een taal van bootslieden, Calvinisme bracht vergeestelijkt realisme vissers en zeevaarders. Een Fransman die voor de Duitse bezetter moest vluch ten „koos de maquis". De Nederlander „dook onder". De Fransen verrijkten hun nationale expansiemogelijkheden door energie te onttrekken aan het water, dat zich van de bergen stort. De Hollanders verze kerden hun veiligheid door het water weg te pompen. Een strijd van dag op dag en uur op uur, die akkers heeft op geleverd en het volk staalde. De Hol landse deugden zijn talrijk en Maurois somt er vele op. De Hollanders zijn overleggend, vlijtig, moedig en ze heb ben, zo vindt hij, een sterk gevoel voor eendracht en broederschap. Misschien zijn ze iets te direct en te vrijmoedig in hun conversatie? Leve de Benelux: Van de Belgische humor kunnen wij, zo merkt de schrijver op, nog wel wat le ren. Verder zijn we vrijheidslievend en verdraagzaam, zonder dat onze toleran tie op gebrek aan belangstelling berust. We zijn overtuigde democraten en Mau rois heeft tot zijn verrassing geconsta teerd, dat vakbondleiders en groot-indu striëlen elkander zelfs tutoyeerden. De klassestryd heeft in Holland afgedaan. We zijn in alle dingen stipt en streven naar perfec tie. We gaan een half uur eerder van huis om zeker te zijn niet te laat te komen. Onze wat strenge ernst komt ook in het Nederlandse gees tesleven tot uiting: een pastoor houdt in Holland een preek, die men in Frank rijk nauwelijks van een dominee ver wachten zou. De algemene toon wordt in Nederland door het Calvinisme be paald. Die toon vindt Maurois ook in de schilderkunst uit de zeventiende eeuw terug. Hij spreekt hier van: een vergees telijkt realisme. WAT DE SCHRIJVER verder in het dagelijkse leven is opgevallen De kat- tenbakkencentrales als symbool van Hollandse zindelijkheid, de brievenbus sen aan de achterbalcons van de trams, de omvangrijke broodmaaltijden hij ont bijt en lunch, de echtelijke trouw en de afkeer van misdaad en bloed, waarvoor in de Hollandse kranten bijna geen plaats wordt ingeruimd. Verder noemt hij de vermetele wederopbouw van Rot terdam en de Zuiderzeewerken als voor beelden van ondernemingsgeest.. We kunnen het er, zoals u ziet, best mee doen. Na de schrifturen van een Des cartes, een Taine, een Duhamel een Verlaine en vele anderen over ons land onder wie onze pers-attaché in Pa rijs, de heer Sadi de Gorter, die in het Frans een savoureus „zelfportret van een Nederlander" geschreven heeft is dit boek van Maurois een aanwinst. 8 oc°CCOCCOCOOOCOOCCC<^XC<XCC«C<X)OOCXXXX>XCOOCCCCCCCCOXOCClOOOOOOOOClOf<XXXX«X<»C<XXX)OOCX>OOOOOOOOOOOOCOOOOOOCXX)OTO (Van onze correspondent in Australië) Er is onlangs in Engeland enige deining geweest ónder de aldaar wonende Australiërs, toen een toneel speler in een der theaters Van het West End in Lon den een denigrereiule opmerking maakte over de jg Australische wijn. Dat kwam zo in de tekst van het stuk te pas. Niemand zou er over gevallen zijn, indien J de lloge Commissaris van Australië te Londen er geen kennis van had gekregen. Deze nodigde de toneel speler en een aantal collga's te zijnen huize uit om enkele glazen wijn te drinken, allemaal van verschil- g lende herkomst. De gasten zouden dan mogen raden g ivelke wijn uit Australië kwam. De toneelspelers zijn gekomen. Zij hebben de wijnen gedronken, maar zij hebben geen van allen kunnen zeggen of wat zij M dronken Australisch of Frans was. Daaruit blijkt dat de ktvalitcit van de Australische wijn alleen maar de g reputatie heeft minderwaardigte zijn, omdat zij Ig feen exotische Franse naam draagt en daardoor geen ekendheid heeft gekregen. Maar wist u dat er Australische wijnen worden uitgevoerd naar Frankrijk, daar gebotteld en dan naar Engeland doorgezonden als.Franse wijn? Ik heb dit niet officieel bevestigd gehoord, maar niemand heeft het feit ontkent. Ik wou dat u eens naar hier kon overwippen om zo'n Australisch wijntje te proeven. U zoudt er zeer beslist uw glaasje oude jenever voor laten staan. Australië kent verscheidene streken, waar prima wijnen worden geproduceerd van druiven, die hier in overvloed groeien. Het is helemaal niet vreemdals u ergens op bezoek komt en achter het huis, in de tuin, onder de druivenranken wandelt. Ik trof bij één mijner kennissen een idyllisch aan de oevers van een rivier gelegen druivenboomgaard aan. Maar de wer kelijke grote druivencentra liggen elders, meer naar het Noorden, dus naar de evenaar toe, of meer naar hel Zuid-Westen, in het warmere binnenland. DAT DE KWALITEIT van de Australi sche wijnen weinig te wensen laat, bewijst he feit dat Koningin Elizabeth II van Enge land zij is ook Koningin van Australië, een titel die haar voorgangers nooit hebben gedragen) gedurende haar reis door dit werelddeel alleen Australische wijnen ge presenteerd heeft gekregen. Als er ook maar iets op aan te merken ware geweest, zou de regering ongetwijfeld Franse wijnen voor dit doel hebben laten overkomen. Hoewel de wijnlijst gedurende de konin klijke reis geheim is gehouden, is toch be kend geworden dat één tafelwijn van 1952 is geserveerd. Dit zou niet in overeen stemming zijn met de algemene opinie, dat ouderdom en kwaliteit van wijn synoniem zijn. In Zuid-Australië heeft men echter een proef genomen, waarbij bleek dat ge routineerde wijnproevers geen duidelijk onderscheid hebben kunnen maken tussen twee wijnen, waarvan de ene veertig dagen en de andere veertig jaar tevoren gebot teld was! Eén van de wijnstreken is de Hunter- vallei, in het Noorden van Nieuw Zuid- Wales, waar de beste lichte droge wijn: Hoeks, Chablis, Claret en Bourgogne wordt geleverd. De gemiddelde jaarlijkse regen val is er 285 milimeter, iets minder dan in. Nederland dus. Het is er niet buitengewoon heet, althans njet gedurende lange perioden. Andere wijncentra zijn onder meer Corowa en Rutherglen in Victoria, meer naar het Zuid-Westen, waar het seizoen iets later valt. Daar komen de zwaardere wijnen vandaan. Een van de ook buiten Australië bekende wijndistricten is de Barossa-vallei in Zuid-Australië, waar jaïirlijks een druiven- koningin wordt gekozen. Men maakt er Sherrywijnen, zoete witte wijn, port en muskaatwijn. Het is de streek van Orlando en Penfold, twee wijnen, die in geheel Australië beroemd zijn. En dit zegt heel wat, want de Australiërs zijn eigenlijk in hoofdzaak bierdrinkers. Wijn komt pas in dè tweede plaats, maar het gebruik er van is sedert de oorlog sterk toegenomen. Het is zelfs verdubbeld en bedraagt nu meer dan acht liter per persoon per jaar, ofwel totaal tussen de zestig en zeventig millioen liter. In vergelijking met het verbruik van wijn in sommige Europese landen is dit niet veel, want zelfs als het honderdtwintig millioen liter was, zou het nog minder zijn clan de Fransen door hun dorstige kelen laten glijden. Maar de Fransen drinken dan cok veel minder biet De secretaris van de vereniging van wijn- pi oducenten, Arthur Critchley, vertelde mij dat de wijn van de Humber-vallei door geen enkele andere wijn ter wereld wordt geëvenaard, behalve door de allerbeste Franse wijnen. Die worden in slechts ge ringe hoeveelheden gemaakt en zijn duur: „Gewone mensen" drinken die wijnen toch niet". De wijn, die de Fransen dagelijks drinken, is zuur en scherp. Australische wijn, hoe goedkoop ook. is dat nooit. Men koopt hier een goede kwaliteit voor niet meer dan een rijksdaalder, ja zelfs voor minder, voor niet meer clan de prijs van een doosje sigaretten. Het zijn dan ook heus niet alleen lege bierflessen, die men hier elke dag in de goot aantreft, of op een hoop langs de weg, voor het huis, waar ze blijven liggen tot de jeugd ze stuklrapt, of de „bottle-oh" (fles- senophaler) ze komt halen. Erg vlot zijn die flessenophalers niet. Tientallen, ja zeifs honderden lege flessen liggen heel dikwijls ender de huizen. Talloze huizen zijn op pieren gebouwd van ongeveer drie voet hoogte. Daardoor is er ruimte genoeg om van overtollige flessen te worden verlost. Lege flessen worden nooit in huis bewaard. WIE DOOR de Barossa-vallei reist zoals schrijver dezes heeft gedaan komt, ziende de uitgestrekte lichtglooiende hel lingen met de onafzienbare druivenranken, onder de indruk van de geweldige arbeid, die er verricht is. Deze streek is. met de Murray-vallei, verder naar het Oosten, de draagster van ongekende weelde, waar plaatsnamen als Renmark, Mildura en Sunraysia al lang geen onbekende klanken meer zijn onder Nederlandse immigranten. Velen hebben zich hier gevesligd, honder den anderen verdienen er in het oogst- seizoen goed geld. De Murray-vallei staat aan het begin van een gigantische ontwikkeling. Onze West landers kunnen hier hun bewonderend oog laten glijden over een weelde, die zomaai uit de grond spruit, zonder dat er ook maar één broeikas aan te pas komt. En er be hoeft niet het minste gevecht te worden geleverd tegen de grijparmen der steden. groententeler in het verleden een moeizame strijd moeten leveren tegen de droogte. De irrigatie was en is nog steeds daarin hun betrouwbaarste bondgenoot. Talrijke irrigatiekanalen doorkruisen reeds het gebied en vele zullen nog volgen. F.en commissie voor de ontwikkeling van de Murray-vallei heeft grote plannen ont wikkeld om deze streek, waar thans vijftig duizend mensen een goed bestaan vinden, te doen uitgroeien tot een agrarisch cen trum van tenminste één millioen zielen Anders dan in het Westland, waar Den Haag -de vruchtbare gronden opslokt, worden in de Murray-vallei steeds meer dode gronden tot nieuw leven gewekt. Er is ruimte in overvloed. Daarentegen hebben de Australische druivenkweker en Hier is de trombonist uit „Hoffnungs Or chestra'- een verzameling tekeningen, die bij Dennis Dobson Ltd. te Londen is verschenen. Horizontaal: 1. kathedraal, 4. beestenvoeder, 6. eiland in de Aegeïsche Zee, 9. dominee (afk.), 11. gemalin van Satumus, 12. thans, 13. voortzetsel, 15. mu zieknoot, 16. groot meer op de grens van de Ver. Staten en Canada, 17. deel van de mast, 18 bijwoord, 19 lidwoord, 20. bundel, 22. muzieknoot, 24. eendengroen, 26. meisjesnaam, 27. voorvoegsel. Verticaal: 1. plant, waterkolf, 2. deel van het jaar (afk.), 3. bekende pot plant met vergiftige knol, 4. vaartuig (afk.), 5. plaats aan de voet van de Py reneeën, 7. en omstreken, 8. rund, 10. zon nescherm, 12. water in Limb., 14. Bijb. figuur, 15. bijwoord, 19. schraal, 20. bruto (afk.), 21. vergissingen voorbehouden (afk.),23. onbep. voornaamwoord, 24. dam langs een water, 25. welaan. Om in aanmerking te komen voor een van de drie geldprijzen ad f 7.50, f 5,en f2,50, dient men uiterlijk Dinsdag 17 uur de oplossing in te zenden aan een van onze bureaux; in Haarlem: Grote Houtstraat 93 en Soenadplein; in IJmuiden: Kennemer- laan 186. Oplossing van de vorige puzzle: Horizontaal: 1. pater, 5. Polen, 9. era. 10. aal. 12. Eli, 13. kordaat, 17. leest, 19 Nijl, 21 som, 23 olm, 24 rok of sok, 25 pil, 28. ink, 30. Doorn, 35. portaal, 38. are, 40. Dan, 41. een, 43. Lente, 44. kroes. Verticaal: 1. pet, 2. ar, 3. tak, 4. rare, 5. plas, 6. Let, 7 el, 8. nis, 11. ader, 14. o.l., 15. At, 16. bij, 18. no, 19, nop., 20. lol, 21. ski, 22. mak, 26. ik, 27. nota, 29. nu, 30. do, 31, orde, 32. rank,, 33. na, 34. dal, 35. pen, 36. Leo, 37. ons. 39. re, 42. Ee. De prijswinnaars van de vorige puzzle zijn: W. de Wit, Zaanenlaan 136, Haarlem (f 7.50); M. Deel, Gevers van Endegeest straat 35. Hoofddorp (f 5,en A. Verwijs, Raamvest 3, Haarlem (f 2,50). IS HET MOGELIJK, in een tijd als de onze, waarin zoveel muziek wordt gepro duceerd die problemen oproept, onbekend aan vorige generaties, een definitie te geven van goede en daartegenover een van slechte muziek? Op deze vraag trachtte de Oostenrijkse componist Ernst Toch een antwoord te geven in een voordracht, die hij voor Amerikaanse studenten hield en waarvan hij een ré sumé deed opnemen in de Januari-afleve- ring van de öster- reichische Musikzeit- schrift. Ernst Toch, die in 1887 in Wenen werd geboren, maar die al meer dan twintig jaar in Amerika woont, zegt in zijn beschou wingen vele dingen, waarvan het uitspie ken eigenlijk overbodig moest zijn, ware het niet. dat ze zo dikwijls vergeten wor den. Enkele daarvan zijn: goede muziek wortelt in de eeuwig oude, eeuwig nieuwe, immer tijdeloze menselijke ziel. Hier is het rijk, waarin geen cijfers en getallen ge dijen, geen formules, voorschriften, kunst grepen, technieken, systemen, theorieën en modes. Goecle muziek ontspringt in de diepten der ziel.... Slechte muziek ont staat nergens, begint op het papier, be weegt zich over het papier, houdt op het papier op en belandt nergens. Wat Toch hier zegt, is nauw verwant aan de gedachte die Beethoven als motto aan de partituur van zijn Missa Solemn is toe voegde: „Von Herzen moge es zu Her zen gehen". In al zijn directheid en al zijn eenvoud duidt de meester van de Missa en de Negende Symphonie hier aan. dat zijn muziek haar aanzijn dankte aan de leven- verwekkende kracht die Liefde heet, aan de deugd der deugden, waarvan Paulus ge tuigde: „Zo ik de Liefde niet heb, het dient mij tot niets". Dat grote kunst in zo diepe bronnen als het menselijk zïeleleven haar oorsprong vindt, het is geen nieuwe ontdekking. Maar dat Toch geen ongelijk had, deze waarheid nog eens onder de aandacht van zijn toe hoorders te brengen, zal menig kunstzin nig mens toegeven. Hij illustreerde zijn betoog met het volgende voorval. Onge veer dertig jaar geleden stelde een inter nationaal beroemde virtuoos hem voor: „Ik wil u de opdracht geven een sonate voor mij te schrijven. Ik zal clie op al mijn con certen spelen. Slechts één voorwaarde: niemand mag er ook maar een maat van begrijpen". Het klinkt ongelofelijk, maar een derge lijk snobisme bestaat. Ernst Toch reageert hierop met de spottende woorden: „Het uitgangspunt, het zakelijke beginsel, is een voudig genoeg: men heeft het genie nooit begrepen. Ergo: het genie moet onbegrij pelijk zijn. Ergo; wat onbegrijpelijk is, be rust op genieDaarom, jonge compo nisten. houdt u aan de slimmerds. Wees vooruitstrevend, wees super-vooruitstre vend, vindt de stijl van morgen, neen, lie ver die van overmorgen, want wie weet, of die van morgen niet al door een ander is gevonden. Vindt de super-atoomstijl, de Mars-stijl en denkt er om: niemand mag ook maar een maat van uw muziek begrij pen". Schrijver dezes heeft eens een lezing over een muzikaal on derwerp gehouden, waarna een der aan wezigen, een kunst minnende dame. hem volkomen uit het veld sloeg met de mede deling: „Eerlijk ge zegd vond ik het niet zo interessant, ik kon het allemaal begrij pen." Zij ha'' er dus niets van begrepen, want de bedoeling was geweest niet zozeer interessante, dan wel verstaanbare taal te spreken. Neen, het snobisme is nog springlevend en de be stelling van een onverstaanbare sonate zal dan ook wel echt gebeurd zijn. Wat Toch overigens te weinig laat uit komen is, dat het volkomen verklaarbaar is. als de mens ook in de kunst nieuwe wegen zoekt, als kunstenaars de paden ver laten die hun voorgangers hebben platge treden. Verstarring is afsterven, leven is zich voortdurend vernieuwen. Men zou zich een kunstenaar kunnen denken, die zich zijn leven lang aan de vernieuwing zijner kunst wijdt en die de onbegrepenheid te delen krijgt met de snobs, die nonsens schrijven. Schönberg was zulk een idealist. Hem moge verweten zijn, dat in zijn mu ziek het intellect domineert en dat zijn taal moeilijk te verstaan is: het is een taal en geen onzin. Ernst Toch heeft in zijn beschouwingen een citaat uit de bekende roman ..Die Auf- zeichnungen des Malte Laurids Briggea" van Rilke. Een verrukkelijk stuk proza, waarin Rilke uitspreekt, hoe na lange le venservaringen men misschien eindelijk „tien regels zou kunnen schrijven, die goed zijn". Het fragment-zelf is al zuivere poë zie. Maar. met alle bewondering voor de sensitieve dichter, de eis die hier gesteld wordt, is zo hoog, dat ze onvervulbaar wordt. Het leven gaat vaak andere wegen dan de grootste idealist zich dromen mocht. Mozart schreef als knaap dingen, waarop geen oud man zich had kunnen bazinnen en de zeventienjarige Mendelssohn, die toen armoede noch tegenslagen had ge kend, componeerde een orkestwerk, dat een meesierworp werd. De inzichten van Toch zijn die van een man. wie de zuiverheid zijner kunst en de integriteit der kunstenaars in hoge mate ter harte gaat. Misschien zouden zijn be schouwingen nog gewonnen hebben aan volledigheid, als hij naast de menselijkheid ook de kracht van de persoonlijkheid, waarin die menselijkheid tot uitdrukking komt. als belangrijke factor bad gerele veerd. WILLEM ANDR1 ESSEN

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1955 | | pagina 13