Dwaasheden en misdaden uit liefde voor het boek
Nederland bekeken door
een Franse bril
Paradijs voor een mïllïoen messen
MUZIEK EN SNOBISME
Zelfs een Heilige Vader vergreep
zich eens als jonge geestelijke
aan andermans boeken
WELIGE DRUIVENCULTUUR IN
AUSTRALISCHE VALLEIEN
Onze Puzzle
ER IS GEEN LIEFDE zonder zotheid,
zeggen de wijsgeren en dat geldt voor
alle soorten van liefde waartoe de mens
capabel is. De een bemint een mooie vrouw,
die ander misschien postZbgels, parkieten of
paarden, maar allen hebben zij één ding
gemeen: als hun liefde tot blinde passie
ontaardt, zijn zij tot alles in staat tot de
grootste dwaasheden en tot de ergerlijkste
misdaden.
Ook de minnaar van het schone of zeld
zame bock wordt licht door zijn liefde zo-
voor het incident met het boek, „zwart zou
maken" (in de ban doen). „Dat zal mij
oprecht plezier doen," antwoordde de
kunstschilder, „want mijn haar is al veel
te wit geworden."
Diezelfde Moustier echter beroemde zich
er een andere keer op, uit de Nationale
Bibliotheek in Parijs een boek te hebben
gestolen, dat hij al lang wenste te bezit
ten.
Een andere Italiaanse geestelijke, Dome-
nico Passionei, bijna eveneens Paus gewor-
zeer meegesleept, dat hij zijn hoofd en zijn
bezinning verliest. Ontelbare mensen die
liever „dood zouden blijven" dan de melk
boer een dubbeltje tekort te doen, stelen
zonder enig gewetensbezwaar andermans
boeken vraagt u coar de antiquairs, de
bibliothecarissen en.uw vrienden maar
eens naar! En, met c'e hand op het hart:
wie durft met stelligheid te verklaren dat
hij thuis nog niet een paar „vergeten"
romans, lang-geleden van een kennis ge
leend, op zijn boekenplank heeft staan?
IN DE SERIE boekjes die de N.V. Druk
kerij Trio in Den Haag enkele jaren ge
leden onder de verzameltitel „Typografi
sche Kruidtuin" voor haar relaties beschik
baar stelde, is er een waarin F. Kerdijk de
„minnaars en dwazen in boekenland" aan
de kaak stelt. „Onder de Engelse boeken
vrienden van de veertiende eeuw," zo lezen
wij daarin, „nam Richard de Bury, bis
schop van Durham, wel een zeer bijzondere
plaats in. Hij bezat niet alleen meer boe
ken dan de rest van het episcopaat tezamen
(in zijn studeervertrek, zijn slaapkamer en
de gangen van zijn woning kon men zich
nauwelijks bewegen tussen de overal op
gestapelde folianten en boekdelen), maar
hij had ze ook op een zeer bijzondere
manier verworven, zoals hij zelf met grote
trots getuigde: „Aangezien Wij, dank zij d'e
goedheid van onze vorst, de groten en de
kleinen konden schaden en dienen, be
schermen of afstoten, lieten wij ons door
kloosters en particulieren alle handschrif
ten schenken, die ons aanstonden
MEN SCHAT de bibliotheek die Zijne
Eminentie op deze wijze „bijeengebracht"
heeft, op ongeveer 12.000 delen net zo
veel als de befaamde verzameling van de
Amerikaanse bankier John Pierpont Mor
gan in onze eeuw, d'ie in zijn collectie vele
millioenen dollars geïnvesteerd had. Mor
gan was het prototype van een verstandige
boekenvriend: bij hem geen wilde, roman
tische verzamelpa'ïsie, maar een welover
wogen, koel-zakelijk bieden van de hoog
ste prijs op iedere veiling waar iets van
belang te verwerven viel. Dikwijls betaal
de hij schatten gel'dis voor een" zeldzaam
exemplaar, maar zelfs die schijnbaar fan
tastische bedragen getuigden later van een
juist commercieel inzicht. Hij vormde
doelbewust een unieke bibliotheek, welker
rijkdom aan wiegedrukken en andere zeld
zaamheden, alleen door die van het British
Museum overtroffen schijnt te worden.
Ook de hebbelijkheid, geleende boeken
niet terug te geven, schijnt al van oudsher
de schrik van alle boekenvrienden geweest
te zijn. De befaamde Leidse hoogleraar
Sealiger, telg uit het geslacht der heersers
van Verona, plaatste boven zijn boeken
kast in vergulde sierletters de aanbeveling:
„Ite ad vendentes" (Ja, ga ze kopen en
laat mij de mijne.")
Een grote verzamelaar, De Pontchateau,
beklaagde zich als volgt: „Het hindert mij
meer, een boek van een paar kwartjes te
verliezen dan tien gulden. Dat getuigt van
een kleine geest en dat ben ik nu een
maal."
DAT OOK vele overigens dood-eerlijke
hoogwaardigheidsbekleders zich aan der
gelijke praktijken schuldig maakten, be
wijst de „misstap" van mgr. Pamfilio, de
latere Paus Innoccntius X, toen die eens
als begeleider van de pauselijke gezant in
Parijs, kardinaal Berberini. een bezoek
bracht bij de Franse kunstschilder Daniel
du Moustier. Deze Du Moustier had in zijn
salon een exemplaar van de „Geschiedenis
van het Concilie van Trente" op tafel lig
gen in de fraaie Londense uitgave een
uitgave die monseigneur Pamrilio zo boei
de dat hij hem op een .gegeven ogenblik
vaardig onder zijn soutane wegmoffelde.
Maar de schilder die zijn ogen niet in zijn
zak had, zag best wat de hoge heer had
gedaan en richtte zich woedend tot de ge
zant: „Het is een buitengewone eer die
Uwe Eminentie mij aandoet door mij te
bezoeken, maar het is een schande, dat zij
dieven in haar gezelschap heeft." En met
een pakte hij Pamfilio in zijn kraag, ont
rukte hem het boek en smeet hem zonder
pardon de deur uit, terwijl hij hem „bur
gemeester van Sodom" naschreeuwde.
Toen Pamfilio in 1644 paus werd, plaag
den vrienden Du Moustier, dat de nieuwe
Heiliige Vader hem nu wel, uit weerwraak
den, was erin geslaagd, op even geraffi
neerde wijze als Innocentius X zijn boeken
bezit uit te breiden. Bij zijn bezoeken aan
Duitse kloosters toonde hij zoveel hinder
lijke belangstel Ling voor de daar aanwezige
zeldzame folianten, dat de arme klooster
broeders tenslotte niets anders overbleef,
dan ze hem tandenknersend, cadeau te
doen.
IN PARIJS zwierf jarenlang een Brit
rond, berucht bij de boekhandelaars,vendu
houders en bibliothecarissen, omdat hij
overal op slinkse wijze bijzonder fraaie
werken trachtte te bemachtigen. Een telg
uit het befaamde geslacht Fitzgerald, met
verwanten in beide huizen van het parle
ment, een oom als eerste minister, en zelf
aanvankelijk gezantschapssecretaris, had
zijn manie voor zeldzame boeken hem ver
leid, zelfs bij zijn beste vrienden diefstal
len te plegen. Door zijn eigen vrouw m het
kasteel Northumberlaoid op heterdaad be
trapt en aangebracht, en door de woedende
eigenaar smadelijk weggejaagd, was hij
naar Parijs gevlucht, waar zijn ziekelijke
boekenmanie ongeneeslijk bleek. Hoewel
hij aan geld en kostbaarheden geen gebrek
had, kon hij geen weerstand bieden aan de
verleiding, steeds maar weer boeken weg
te grissen, tenslotte zelfs werken van zeer
geringe waarde. Hij stierf tenslotte in een
Parijse gevangenis.
HET MEEST krasse geval van ontaarde
boekenliefde is dat van de Spanjaard Vi
cente uit Barcelona, die zijn misdaden-uit-
bibliophilie in 1836 zelfs met de dood be
kopen moest. Deze Vicente had als broeder
in het Cistercienser klooster van Poblet in
de provincie Tarragona geleefd totdat de
plundering der kloosters hem vandaar ver
dreven had. Ook de prachtige bibliotheek
van de orde was bij die gelegenheid naar
alle windstreken verspreid, maar Vicente
had kans gezien, een aantal fraaie exem
plaren te redden en daarmee begon hij in
Barcelona een boekenstalletje, naast een
andere boekverkoper, Paxtot geheten. Deze
Paxtot maakte de nieuweling uit broodnijd
op alle mogelijke wijzen het leven zuur,
o.a. door de andere boekhandelaars tegen
hem op te zetten en hem dan gezamenlijk
op veilingen te overbieden. Bij zulk een
gelegenheid ontging Vicente daardoor een
zeer zeldzaam werk, waarop hij zijn zin
nen had gezet en dat nu in het bezit kwam
van zijn concurrent Paxtot.
Enkele dagen later ging diens magazijn
in vlammen op, waarbij Paxtot zelf om het
leven kwam. Nog dacht niemand aan een
misdaad, maar ongeveer ter zelf dertij d viste
men uit de haven het lijk van een Duitse
schrijver op, met negen dolksteken door
boord. Enkele dagen tevoren had men in
een greppel het lichaam van een geworgde
pastoor gevonden, zonder dat er in beide
gevallen van enig redelijk motief bleek.
Nog negen van zulke moorden volgden en
steeds waren de slachtoffers bekende ge
leerden en boekenvrienden. Tenslotte ont
dekte men in Vicente's winkel enkele kost
bare boeken die tot het bezit van de ver
moorden behoord hadden; de ex-klooster
broeder werd gearresteerd en bekende vol
mondig nadat hij de toezegging had geëist
en verkregen dat zijn boekenrij ongedeeld
in stand gehouden zou wonden.
Voor de rechtbank beschreef hij omstan
dig hoe hij de moorden gepleegd had en
hoe zijn beweegreden steeds weer de
begeerte naar een bepaald boek geweest
was. En toen hem gevraagd werd, of hij
dan geen berouw over zijn afschuwelijke
daden had, riep hij uit: „Waarom zou ik
boeken zijn toch immers Gods glorie!"
Een van de gestolen werken, waarvoor
hij de pastoor om het leven gebracht had,
heette een uniek exemplaar te zijn. Vicen
te's verdediger had echter ontdekt dat een
Parijse antiquair nog een exemplaar van
het werk bezat en toen de beklaagde dit
ter terechtzitting hoorde, barstte hij in
tranen uit.
De rechter die goed mens was, zei streng
maar wel voldaan: „Zo, dus eindelijk toont
gij dan iets van wroeging over uw afschu
welijke misdaden!"
Maar Vincente hoorde hem niet eens. Hij
jammerde slechts: „Mijn exemplaar was
dus toch niet het enige!"
H. C.
André Maurois en zijn zoon Gerald in ons land.
(Van onze correspondent te Parijs)
HOLLAND is niet alleen een natie
maar ook een geestesgesteldheid. Er be
staat een Nederlandse levensfilosofie,
die misschien nooit op schrift werd ge
steld, maar die dagelijks in praclijk
wordl gebracht en welke de Hollanders
werd ingegeven door de voorwaarden
van hun paradoxaal bestaan.
ZO BEGINT een bijzonder boeiend op
stel van dertig pagina's over ons land
van de hand van de vermaarde schrij
ver André Maurois, dat als inleiding
dient voor een zestigtal foto's, waaron
der enkele in kleuren, die 's schrijvers
zoon Gerald enkele maanden geleden in
Nederland heeft gemaakt. Het boek
verscheen in de bekende serie der „Gui
des bleus" van de uitgever Hachette en
het richt zich speciaal tot de Fransen,
die Nederland bezoeken willen en tevo
ren iets meer van land en volk wensen
te weten. De tekst is eerlijk gezegd
wel veel beter dan de platen,
Zoals alle buitenlanders wordt ook
Maurois natuurlijk door tal van eigen
schappen en verschijnselen gefrappeerd,
waardoor wij ons nu
eenmaal van andere
volken onderscheiden:
de Hollandse proper
heid, het rustige fami
lieleven, de nationale
zuinigheid, de kalmte
(die hij intussen niet voor flegmatiek
verslijt) en de ondernemingsgeest. Zon
der dat we direct van idealiseren zouden
willen spreken, winnen bij Maurois de
positieve en zelfs ronduit voortreffelijk
genoemde kwaliteiten van ons volk het
verre van de minder gunstige karakter
trekken.
Zijn boekje biedt zo, in kort bestek,
een levendige kijk op het dagelijkse
doen en laten van ons volk en tevens
een voortreffelijke omschrijving van
het Nederlandse geestesmerk. Maurois
toont zich opnieuw een scherp zij het
welwillend waarnemer en een niet
minder scherp psycholoog.. Hij heeft
met waterbouwkundigen, economen,
ministers, boeren en zakenlieden ge
sproken, hij is bij Nederlandse vrienden
thuis op visite geweest en schetst met
het veelzijdige materiaal dat hij zo ver
gaarde, een beeld, waarin de Nederland
se lezer graag zijn land en volk herkent,
omdat er zoveel hartelijke genegenheid
uit spreekt. Nieuwe, opzienbarende ge
gevens zal men hier uiteraard niet moe
ten zoeken. Maar Maurois weet zrjn
feilen te laten spreken. En ook zrjn ci
taten en cijfers zijn met niet minder
overleg gekozen. Hij merkt natuurlijk
op, dat het water de hele geschiedenis
en het hele leven van de Hollander nog
altijd beheerst. De zee heeft haar zilte
sporen ook in de Nederlandse taal na
gelaten. Het ls een taal van bootslieden,
Calvinisme bracht
vergeestelijkt realisme
vissers en zeevaarders. Een Fransman
die voor de Duitse bezetter moest vluch
ten „koos de maquis". De Nederlander
„dook onder".
De Fransen verrijkten hun nationale
expansiemogelijkheden door energie te
onttrekken aan het water, dat zich van
de bergen stort. De Hollanders verze
kerden hun veiligheid door het water
weg te pompen. Een strijd van dag op
dag en uur op uur, die akkers heeft op
geleverd en het volk staalde. De Hol
landse deugden zijn talrijk en Maurois
somt er vele op. De Hollanders zijn
overleggend, vlijtig, moedig en ze heb
ben, zo vindt hij, een sterk gevoel voor
eendracht en broederschap. Misschien
zijn ze iets te direct en te vrijmoedig in
hun conversatie? Leve de Benelux: Van
de Belgische humor kunnen wij, zo
merkt de schrijver op, nog wel wat le
ren. Verder zijn we vrijheidslievend en
verdraagzaam, zonder dat onze toleran
tie op gebrek aan belangstelling berust.
We zijn overtuigde democraten en Mau
rois heeft tot zijn verrassing geconsta
teerd, dat vakbondleiders en groot-indu
striëlen elkander zelfs tutoyeerden. De
klassestryd heeft in
Holland afgedaan. We
zijn in alle dingen stipt
en streven naar perfec
tie. We gaan een half
uur eerder van huis
om zeker te zijn niet
te laat te komen. Onze wat strenge
ernst komt ook in het Nederlandse gees
tesleven tot uiting: een pastoor houdt
in Holland een preek, die men in Frank
rijk nauwelijks van een dominee ver
wachten zou. De algemene toon wordt
in Nederland door het Calvinisme be
paald. Die toon vindt Maurois ook in de
schilderkunst uit de zeventiende eeuw
terug. Hij spreekt hier van: een vergees
telijkt realisme.
WAT DE SCHRIJVER verder in het
dagelijkse leven is opgevallen De kat-
tenbakkencentrales als symbool van
Hollandse zindelijkheid, de brievenbus
sen aan de achterbalcons van de trams,
de omvangrijke broodmaaltijden hij ont
bijt en lunch, de echtelijke trouw en de
afkeer van misdaad en bloed, waarvoor
in de Hollandse kranten bijna geen
plaats wordt ingeruimd. Verder noemt
hij de vermetele wederopbouw van Rot
terdam en de Zuiderzeewerken als voor
beelden van ondernemingsgeest.. We
kunnen het er, zoals u ziet, best mee
doen. Na de schrifturen van een Des
cartes, een Taine, een Duhamel een
Verlaine en vele anderen over ons land
onder wie onze pers-attaché in Pa
rijs, de heer Sadi de Gorter, die in het
Frans een savoureus „zelfportret van
een Nederlander" geschreven heeft
is dit boek van Maurois een aanwinst.
8
oc°CCOCCOCOOOCOOCCC<^XC<XCC«C<X)OOCXXXX>XCOOCCCCCCCCOXOCClOOOOOOOOClOf<XXXX«X<»C<XXX)OOCX>OOOOOOOOOOOOCOOOOOOCXX)OTO
(Van onze correspondent in Australië)
Er is onlangs in Engeland enige deining geweest
ónder de aldaar wonende Australiërs, toen een toneel
speler in een der theaters Van het West End in Lon
den een denigrereiule opmerking maakte over de jg
Australische wijn. Dat kwam zo in de tekst van het
stuk te pas. Niemand zou er over gevallen zijn, indien J
de lloge Commissaris van Australië te Londen er geen
kennis van had gekregen. Deze nodigde de toneel
speler en een aantal collga's te zijnen huize uit om
enkele glazen wijn te drinken, allemaal van verschil- g
lende herkomst. De gasten zouden dan mogen raden g
ivelke wijn uit Australië kwam. De toneelspelers zijn
gekomen. Zij hebben de wijnen gedronken, maar zij
hebben geen van allen kunnen zeggen of wat zij M
dronken Australisch of Frans was. Daaruit blijkt dat
de ktvalitcit van de Australische wijn alleen maar de g
reputatie heeft minderwaardigte zijn, omdat zij Ig
feen exotische Franse naam draagt en daardoor geen
ekendheid heeft gekregen. Maar wist u dat er
Australische wijnen worden uitgevoerd naar Frankrijk,
daar gebotteld en dan naar Engeland doorgezonden
als.Franse wijn? Ik heb dit niet officieel bevestigd
gehoord, maar niemand heeft het feit ontkent.
Ik wou dat u eens naar hier kon overwippen om
zo'n Australisch wijntje te proeven. U zoudt er zeer
beslist uw glaasje oude jenever voor laten staan.
Australië kent verscheidene streken, waar prima
wijnen worden geproduceerd van druiven, die hier in
overvloed groeien. Het is helemaal niet vreemdals u
ergens op bezoek komt en achter het huis, in de tuin,
onder de druivenranken wandelt. Ik trof bij één
mijner kennissen een idyllisch aan de oevers van een
rivier gelegen druivenboomgaard aan. Maar de wer
kelijke grote druivencentra liggen elders, meer naar
het Noorden, dus naar de evenaar toe, of meer naar
hel Zuid-Westen, in het warmere binnenland.
DAT DE KWALITEIT van de Australi
sche wijnen weinig te wensen laat, bewijst
he feit dat Koningin Elizabeth II van Enge
land zij is ook Koningin van Australië,
een titel die haar voorgangers nooit hebben
gedragen) gedurende haar reis door dit
werelddeel alleen Australische wijnen ge
presenteerd heeft gekregen. Als er ook
maar iets op aan te merken ware geweest,
zou de regering ongetwijfeld Franse wijnen
voor dit doel hebben laten overkomen.
Hoewel de wijnlijst gedurende de konin
klijke reis geheim is gehouden, is toch be
kend geworden dat één tafelwijn van 1952
is geserveerd. Dit zou niet in overeen
stemming zijn met de algemene opinie, dat
ouderdom en kwaliteit van wijn synoniem
zijn. In Zuid-Australië heeft men echter
een proef genomen, waarbij bleek dat ge
routineerde wijnproevers geen duidelijk
onderscheid hebben kunnen maken tussen
twee wijnen, waarvan de ene veertig dagen
en de andere veertig jaar tevoren gebot
teld was!
Eén van de wijnstreken is de Hunter-
vallei, in het Noorden van Nieuw Zuid-
Wales, waar de beste lichte droge wijn:
Hoeks, Chablis, Claret en Bourgogne wordt
geleverd. De gemiddelde jaarlijkse regen
val is er 285 milimeter, iets minder dan
in. Nederland dus.
Het is er niet buitengewoon heet, althans
njet gedurende lange perioden. Andere
wijncentra zijn onder meer Corowa en
Rutherglen in Victoria, meer naar het
Zuid-Westen, waar het seizoen iets later
valt. Daar komen de zwaardere wijnen
vandaan.
Een van de ook buiten Australië bekende
wijndistricten is de Barossa-vallei in
Zuid-Australië, waar jaïirlijks een druiven-
koningin wordt gekozen. Men maakt er
Sherrywijnen, zoete witte wijn, port en
muskaatwijn. Het is de streek van Orlando
en Penfold, twee wijnen, die in geheel
Australië beroemd zijn. En dit zegt heel
wat, want de Australiërs zijn eigenlijk in
hoofdzaak bierdrinkers. Wijn komt pas in
dè tweede plaats, maar het gebruik er van
is sedert de oorlog sterk toegenomen. Het
is zelfs verdubbeld en bedraagt nu meer
dan acht liter per persoon per jaar, ofwel
totaal tussen de zestig en zeventig millioen
liter. In vergelijking met het verbruik van
wijn in sommige Europese landen is dit
niet veel, want zelfs als het honderdtwintig
millioen liter was, zou het nog minder zijn
clan de Fransen door hun dorstige kelen
laten glijden. Maar de Fransen drinken dan
cok veel minder biet
De secretaris van de vereniging van wijn-
pi oducenten, Arthur Critchley, vertelde mij
dat de wijn van de Humber-vallei door
geen enkele andere wijn ter wereld wordt
geëvenaard, behalve door de allerbeste
Franse wijnen. Die worden in slechts ge
ringe hoeveelheden gemaakt en zijn duur:
„Gewone mensen" drinken die wijnen toch
niet". De wijn, die de Fransen dagelijks
drinken, is zuur en scherp. Australische
wijn, hoe goedkoop ook. is dat nooit. Men
koopt hier een goede kwaliteit voor niet
meer dan een rijksdaalder, ja zelfs voor
minder, voor niet meer clan de prijs van
een doosje sigaretten.
Het zijn dan ook heus niet alleen lege
bierflessen, die men hier elke dag in de
goot aantreft, of op een hoop langs de weg,
voor het huis, waar ze blijven liggen tot de
jeugd ze stuklrapt, of de „bottle-oh" (fles-
senophaler) ze komt halen. Erg vlot zijn
die flessenophalers niet. Tientallen, ja zeifs
honderden lege flessen liggen heel dikwijls
ender de huizen. Talloze huizen zijn op
pieren gebouwd van ongeveer drie voet
hoogte. Daardoor is er ruimte genoeg om
van overtollige flessen te worden verlost.
Lege flessen worden nooit in huis bewaard.
WIE DOOR de Barossa-vallei reist
zoals schrijver dezes heeft gedaan komt,
ziende de uitgestrekte lichtglooiende hel
lingen met de onafzienbare druivenranken,
onder de indruk van de geweldige arbeid,
die er verricht is. Deze streek is. met de
Murray-vallei, verder naar het Oosten, de
draagster van ongekende weelde, waar
plaatsnamen als Renmark, Mildura en
Sunraysia al lang geen onbekende klanken
meer zijn onder Nederlandse immigranten.
Velen hebben zich hier gevesligd, honder
den anderen verdienen er in het oogst-
seizoen goed geld.
De Murray-vallei staat aan het begin van
een gigantische ontwikkeling. Onze West
landers kunnen hier hun bewonderend oog
laten glijden over een weelde, die zomaai
uit de grond spruit, zonder dat er ook maar
één broeikas aan te pas komt. En er be
hoeft niet het minste gevecht te worden
geleverd tegen de grijparmen der steden.
groententeler in het verleden een moeizame
strijd moeten leveren tegen de droogte.
De irrigatie was en is nog steeds daarin
hun betrouwbaarste bondgenoot.
Talrijke irrigatiekanalen doorkruisen
reeds het gebied en vele zullen nog volgen.
F.en commissie voor de ontwikkeling van
de Murray-vallei heeft grote plannen ont
wikkeld om deze streek, waar thans vijftig
duizend mensen een goed bestaan vinden,
te doen uitgroeien tot een agrarisch cen
trum van tenminste één millioen zielen
Anders dan in het Westland, waar Den
Haag -de vruchtbare gronden opslokt,
worden in de Murray-vallei steeds meer
dode gronden tot nieuw leven gewekt.
Er is ruimte in overvloed. Daarentegen
hebben de Australische druivenkweker en
Hier is de trombonist uit „Hoffnungs Or
chestra'- een verzameling tekeningen, die
bij Dennis Dobson Ltd. te Londen is
verschenen.
Horizontaal: 1. kathedraal, 4.
beestenvoeder, 6. eiland in de Aegeïsche
Zee, 9. dominee (afk.), 11. gemalin van
Satumus, 12. thans, 13. voortzetsel, 15. mu
zieknoot, 16. groot meer op de grens van
de Ver. Staten en Canada, 17. deel van de
mast, 18 bijwoord, 19 lidwoord, 20. bundel,
22. muzieknoot, 24. eendengroen, 26.
meisjesnaam, 27. voorvoegsel.
Verticaal: 1. plant, waterkolf, 2.
deel van het jaar (afk.), 3. bekende pot
plant met vergiftige knol, 4. vaartuig
(afk.), 5. plaats aan de voet van de Py
reneeën, 7. en omstreken, 8. rund, 10. zon
nescherm, 12. water in Limb., 14. Bijb.
figuur, 15. bijwoord, 19. schraal, 20. bruto
(afk.), 21. vergissingen voorbehouden
(afk.),23. onbep. voornaamwoord, 24. dam
langs een water, 25. welaan.
Om in aanmerking te komen voor een
van de drie geldprijzen ad f 7.50, f 5,en
f2,50, dient men uiterlijk Dinsdag 17 uur
de oplossing in te zenden aan een van onze
bureaux; in Haarlem: Grote Houtstraat 93
en Soenadplein; in IJmuiden: Kennemer-
laan 186.
Oplossing van de vorige puzzle:
Horizontaal: 1. pater, 5. Polen, 9.
era. 10. aal. 12. Eli, 13. kordaat, 17. leest,
19 Nijl, 21 som, 23 olm, 24 rok of sok, 25 pil,
28. ink, 30. Doorn, 35. portaal, 38. are, 40.
Dan, 41. een, 43. Lente, 44. kroes.
Verticaal: 1. pet, 2. ar, 3. tak, 4.
rare, 5. plas, 6. Let, 7 el, 8. nis, 11. ader,
14. o.l., 15. At, 16. bij, 18. no, 19, nop., 20.
lol, 21. ski, 22. mak, 26. ik, 27. nota, 29.
nu, 30. do, 31, orde, 32. rank,, 33. na, 34.
dal, 35. pen, 36. Leo, 37. ons. 39. re, 42. Ee.
De prijswinnaars van de vorige puzzle
zijn: W. de Wit, Zaanenlaan 136, Haarlem
(f 7.50); M. Deel, Gevers van Endegeest
straat 35. Hoofddorp (f 5,en A. Verwijs,
Raamvest 3, Haarlem (f 2,50).
IS HET MOGELIJK, in een tijd als de
onze, waarin zoveel muziek wordt gepro
duceerd die problemen oproept, onbekend
aan vorige generaties, een definitie te
geven van goede en daartegenover een
van slechte muziek? Op deze vraag trachtte
de Oostenrijkse componist Ernst Toch een
antwoord te geven in
een voordracht, die
hij voor Amerikaanse
studenten hield en
waarvan hij een ré
sumé deed opnemen
in de Januari-afleve-
ring van de öster-
reichische Musikzeit-
schrift.
Ernst Toch, die in
1887 in Wenen werd
geboren, maar die al
meer dan twintig jaar
in Amerika woont, zegt in zijn beschou
wingen vele dingen, waarvan het uitspie
ken eigenlijk overbodig moest zijn, ware
het niet. dat ze zo dikwijls vergeten wor
den. Enkele daarvan zijn: goede muziek
wortelt in de eeuwig oude, eeuwig nieuwe,
immer tijdeloze menselijke ziel. Hier is het
rijk, waarin geen cijfers en getallen ge
dijen, geen formules, voorschriften, kunst
grepen, technieken, systemen, theorieën en
modes. Goecle muziek ontspringt in de
diepten der ziel.... Slechte muziek ont
staat nergens, begint op het papier, be
weegt zich over het papier, houdt op het
papier op en belandt nergens.
Wat Toch hier zegt, is nauw verwant aan
de gedachte die Beethoven als motto aan
de partituur van zijn Missa Solemn is toe
voegde: „Von Herzen moge es zu Her
zen gehen". In al zijn directheid en al zijn
eenvoud duidt de meester van de Missa en
de Negende Symphonie hier aan. dat zijn
muziek haar aanzijn dankte aan de leven-
verwekkende kracht die Liefde heet, aan
de deugd der deugden, waarvan Paulus ge
tuigde: „Zo ik de Liefde niet heb, het dient
mij tot niets".
Dat grote kunst in zo diepe bronnen als
het menselijk zïeleleven haar oorsprong
vindt, het is geen nieuwe ontdekking. Maar
dat Toch geen ongelijk had, deze waarheid
nog eens onder de aandacht van zijn toe
hoorders te brengen, zal menig kunstzin
nig mens toegeven. Hij illustreerde zijn
betoog met het volgende voorval. Onge
veer dertig jaar geleden stelde een inter
nationaal beroemde virtuoos hem voor: „Ik
wil u de opdracht geven een sonate voor
mij te schrijven. Ik zal clie op al mijn con
certen spelen. Slechts één voorwaarde:
niemand mag er ook maar een maat van
begrijpen".
Het klinkt ongelofelijk, maar een derge
lijk snobisme bestaat. Ernst Toch reageert
hierop met de spottende woorden: „Het
uitgangspunt, het zakelijke beginsel, is een
voudig genoeg: men heeft het genie nooit
begrepen. Ergo: het genie moet onbegrij
pelijk zijn. Ergo; wat onbegrijpelijk is, be
rust op genieDaarom, jonge compo
nisten. houdt u aan de slimmerds. Wees
vooruitstrevend, wees super-vooruitstre
vend, vindt de stijl van morgen, neen, lie
ver die van overmorgen, want wie weet,
of die van morgen niet al door een ander
is gevonden. Vindt de super-atoomstijl, de
Mars-stijl en denkt er om: niemand mag
ook maar een maat van uw muziek begrij
pen".
Schrijver dezes heeft
eens een lezing over
een muzikaal on
derwerp gehouden,
waarna een der aan
wezigen, een kunst
minnende dame. hem
volkomen uit het veld
sloeg met de mede
deling: „Eerlijk ge
zegd vond ik het niet
zo interessant, ik kon
het allemaal begrij
pen." Zij ha'' er dus
niets van begrepen, want de bedoeling was
geweest niet zozeer interessante, dan wel
verstaanbare taal te spreken. Neen, het
snobisme is nog springlevend en de be
stelling van een onverstaanbare sonate zal
dan ook wel echt gebeurd zijn.
Wat Toch overigens te weinig laat uit
komen is, dat het volkomen verklaarbaar
is. als de mens ook in de kunst nieuwe
wegen zoekt, als kunstenaars de paden ver
laten die hun voorgangers hebben platge
treden. Verstarring is afsterven, leven is
zich voortdurend vernieuwen. Men zou zich
een kunstenaar kunnen denken, die zich
zijn leven lang aan de vernieuwing zijner
kunst wijdt en die de onbegrepenheid te
delen krijgt met de snobs, die nonsens
schrijven. Schönberg was zulk een idealist.
Hem moge verweten zijn, dat in zijn mu
ziek het intellect domineert en dat zijn taal
moeilijk te verstaan is: het is een taal en
geen onzin.
Ernst Toch heeft in zijn beschouwingen
een citaat uit de bekende roman ..Die Auf-
zeichnungen des Malte Laurids Briggea"
van Rilke. Een verrukkelijk stuk proza,
waarin Rilke uitspreekt, hoe na lange le
venservaringen men misschien eindelijk
„tien regels zou kunnen schrijven, die goed
zijn". Het fragment-zelf is al zuivere poë
zie. Maar. met alle bewondering voor de
sensitieve dichter, de eis die hier gesteld
wordt, is zo hoog, dat ze onvervulbaar
wordt. Het leven gaat vaak andere wegen
dan de grootste idealist zich dromen mocht.
Mozart schreef als knaap dingen, waarop
geen oud man zich had kunnen bazinnen
en de zeventienjarige Mendelssohn, die
toen armoede noch tegenslagen had ge
kend, componeerde een orkestwerk, dat
een meesierworp werd.
De inzichten van Toch zijn die van een
man. wie de zuiverheid zijner kunst en de
integriteit der kunstenaars in hoge mate
ter harte gaat. Misschien zouden zijn be
schouwingen nog gewonnen hebben aan
volledigheid, als hij naast de menselijkheid
ook de kracht van de persoonlijkheid,
waarin die menselijkheid tot uitdrukking
komt. als belangrijke factor bad gerele
veerd.
WILLEM ANDR1 ESSEN