Yïlufyiek in u-Lnyiitt
Vloeibaar potlood
Muziek bij het ontbijt
TONEELMARATHON IN DE
TOREN VAN BABEL
Gesprek met een Hongaarse schrijfster
Zomerse cultuurspreiding
J
Kort verhaal door Noud van den Eerenbeemt
Dagboek van Christine Arnothy over het beleg vat\ Boedapest verschijnt
binnenkort ook in een Nederlandse vertaling
HOLLA,YD FESTIVAL 1955
DE BIJNA tweehonderd bladzijden om
vattende opsomming van langspeelplaten
met serieuze muziek in de zojuist bij de
Haarlemse uitgeverij „De Toorts" versche
nen „Discopedié" heeft ons een plezierige
Zondag bezorgd, welke zelfs niet vergald
werd door het besef, dat we er om econo
mische redenen wel nooit in zullen slagen
ook maar een tiende deel van dit domein
van vinylite tot het onze te maken. Maar
dit jaarboek van klassieke langspeelplaten
heeft ons weer eens te meer geconfron
teerd met het fascinerende raadsel van de
artistieke productie van de mensheid. Juist
voor de muziek geldt een voortdurend
„opgaan" en „verzinken" waarvan het
bekendste voorbeeld wel is, dat Mendels
sohn Bach's passiemuziek uit het stof moest
opdelven. Het zoeken naar oude schoonheid
is door radio en gramofoon ten zeerste aan
gewakkerd, toen de programmachefs een
keer begrepen hadden, dat ze niet altijd
het vioolconcert van Van Beethoven of het
tweede pianoconcert van Rachmaninoff
konden geven. Nadat Corelli en Vivaldi,
Rameau en Couperin, Purcell en Pergolesi
in ere waren hersteld, kwam de beurt ook
aan Pleyel en Albi-
S x noni, aan Boyce en
Byrd, aan Soler en
Scheidt.... Men ex
ploreerde alle sym-
phonieën van Haydn,
men sleepte de par
tituren van romanti
sche negentiende-eeuwers uit een hele of
halve vergetelheid: Delius en Chausscn,
Sibelius en Skrjabien bijvoorbeeld. En
toen de rekeningen van de muzikale ccn-
servenindustrie wel wat konden lijden,
werden de tijdgenoten niet vergeten, niet
alleen de algemeen-erkenden als Milhaud
en Poulenc, Prokofiev en Khatsjatoerian,
Bliss en Britten, maar zelfs Nederlanders
als Andriessen en Pijper, Dopper en Dres
den en nog tal van anderen. Nog nimmer
was muziek zo in het bereik van iedereen,
muziek van allp tijden en alle scholen, in
alle toonaarden en vertolkingen. Dit doet
intussen de vraag rijzen of juist de breed
heid van het terrein, waarover onze muzi
kale belangstelling zich kan uitstrekken,
Voor de
microfoon
niet ten koste zal gaan van de verdieping
van onze kennis en onze ontroeringen.
Een andere reflectie, waartoe de „Disco-
pedie" ons aanleiding gaf, had betrekking
op de wel wonderbaarlijke overschakeling
van de gramofoonplatenindustrie van de
standaard-schellakplaat naar de langspeel-
techniek. We hebben er nog eens zo'n ge
zellige His-Master's-Voice-catalogus van
vóór de oorlog op nageslagen. Ook die be
vatte reeds een respectabel aantal waarde
volle werken in veelal voortreffelijke uit
voeringen. Die zijn en dat geldt natuur
lijk voor alle merken zonder meer waar
deloos geworden. Dat is niet alleen een
materiële zaak. Want dan zou het zo zijn,
dat alle wei ken, die vroeger op standaard
platen bestonden, nu in langspeelvorm te
rug te vinden zouden zijn. Met een andere
techniek kwamen er ook andere solisten
en dirigenten. In plaats van een Frederic
Lamond, een Mark Hambourg, een Harold
Samuel, een Alfred Cortot treft men nu
een Mewton Wood, een Ellen Ballon, een
Monique Haas, een Cor de Groot in de
catalogi aan, om alleen pianisten te noemen.
Wat de samenstelling van dit naslagwerk
in engere zin betreft, kan men de beide
redacteuren, R. N. Degens en N. B. M.
Dankelman, zeker geen erge omissies ver
wijten. Er komen jaarlijkse aanvullingen.
De redacteuren hebben zich consequent
beperkt tot de langspeelplaten, hetgeen hier
en daar onvolledigheden schept, die wij
betreuren. Zo staat Hendrik Andriessen in
het geheel niet vermeld, omdat zijn Kuh-
nauvariaties en Ricercare op standaardpla
ten zijn verschenen. Datzelfde geldt voor
de Zes Adagio's van Pijper. Wel is van deze met Les discophiles frangais en Chant du
Rotterdammer de Derde Symphonie op monde, op prijs stellen. Vooral bij som
langspeelplaat verkrijgbaar. Bij Alexander mige moderne componisten, waarbij de op-
Voormolen ontbreekt een verwijzing naar gave van vastgelegde werken vaak ook een
een opname van Theo van der Pas, die on- ontwikkelingsgang aanduidt, is het beiang-
öer meer een aria uit diens sonate speelde, rijk dat elke plaat wordt vermeld. Zo mis-
Voorts heeft men alleen merken genomen, ten wij van Poulenc het orgelconcert, dat
HIJ stond voor het raam en luisterde naar de geluiden van de nieuwe dag en keek
naar kleine kinderen, die hand in hand naar school liepen, hij hoorde verre honden
blaffen en zag zonlicht weerspiegeld in de ramen der huizenrij. „Het wordt mooi
weer", zei zijn vrouw. Hij knikte en opende het raam en stak zijn handen buiten en
voelde wind, lauwe ochtendwind langs zijn vingers strijken. „Moet je vanavond weer
overwerken?" vroeg zijn vrouw. Hij haalde zijn schouders op. „Gisteren was het ook
al laat", zei ze. Hij antwoordde niet. Ver weg reden trams. Opeens hield hij van de
stad, de wereld en alle mensen die er woonden.
„Ga nu eten", zei zijn vrouw, „anders kom je weer
te laat. Je moet de krant ook nog lezen".
Hij knikte en draaide zich om en ging aan tafel
zitten. Zijn vrouw schonk thee en zette de radio
aan en hij luisterde naar de nieuwsberichten.
„Het wordt mooi weer vandaag", zei zijn vrouw.
„Ja", zei hij.
„Neem nog wat brood", zei ze. „Je
welke in Nederland verkrijgbaar zijn. Of
dat ook geldt voor Contrepoint, Ducretet
Thomson, Pathé en Westminster lijkt ons
een open vraag. Intussen waarderen wij
het ten zeerste, dat ook minder gangbare
labels genoemd zijn en we zouden bij een
aanvulling een uitbreiding, bijvoorbeeld
(door Power Biggs gespeeld) werd opge
nomen en zijn concert voor twee piano's
en orkest.
We verwachten, dat de Discopedie, die
ook een aantal artikelen over enige aspec
ten van de gramofoonmuziek bevat, neei
wat discofielen zal voldoen. J. H. B.
(Van onze correspondent in Parijs)
CHRISTINE ARNOTHY is een jonge vrouw, die nog een
kind was, toen in 1944 de Russen haar vaderstad Boedapest van
de Duitsers bevrijdden, al heeft dat laatste woord dan intussen
ook een wat bittere bijsmaak gekregen. In de meer dan twee
maanden, dat het beleg duurde, heeft ze in de kelders van
haar huis samen met de andere bewoners en binnenvallende
vluchtelingen en voorbijgangers een leven geleid, dat die naam
l§yen nauwelijks meer verdiende. Een leven dat elk uur en
êlké seconde van de dag en de nacht door bommen werd be
dreigd, zoals honderdduizenden, zo geen millioenen, in heel
Europa dat hebben meegemaakt millioenen, die deze her
inneringen als littekens met zich zullen blijven meedragen en
er weinig meer over spreken willen. Maar zij heeft haar er
varingen te boek gesteld. Dat boek is een internationale „best-
hebt weinig gegeten".
Hij schudde zijn hoofd en zei: „Ik
heb geen honger".
„Ik zal je een boterham meegeven"
zei zijn vrouw. „Op kantoor krijg je
wel trek".
De nieuwsberichten waren afgelopen
en uit de radio kwam vrolijke mu
ziek.
„Zet de radio maar af", zei hij.
„Waarom?" vroeg zijn vrouw. „Het
is toch gezellig? Muziek bij het ont
bijt!"
Hij haalde zijn schouders op en
staarde naar buiten.
„Wat is er?" vroeg zijn vrouw. „Ben
je bang?"
„Ik heb zo vreemd gedroomd", zei
hij. „Wanneer?" vroeg ze.
„Vannacht", zei hij. „Over de oorlog".
„Weer over de hongerwinter?" vroeg zijn
vrouw.
Hij schudde zijn hoofd. „Over een andere
oorlog".
„De Russen?" vroeg zijn vrouw. „Waren
de Russen gekomen?"
„Dat weet ik niet", zei hij. „Het waren
Chinezen, geloof ik. Ja, het waren Chine
zen. Dat was allemaal niet zo erg."
Hij luisterde naar de vrolijke muziek en
zei: „Er werd al lang niet meer gevochten,
toen ze de bommen gooiden".
„Atoombommen?" vroeg ze.
Hij haalde zijn schouders op. „Dat zal wel.
Er werden grote kuilen gegraven voor
ieder een kuil en daarin gingen de mensen
liggen en dan werden er regenjassen over
hen gelegd en daarover deden de Chinezen
zand. Zo kon niemand worden getroffen.
Wat zou dat betekenen?"
„Dat weet ik niet", zei zijn vrouw. „Wat
gebeurde er nog meer?"
„Alle mensen begonnen in hun kuilen te
graven en langzaam groeven ze zich steeds
dieper in de aarde. Eerst tien kilometer
diep en toen vijftig en tenslotte honderd.
Maar dat duurde duizenden jaren en nie
mand wist toen nog wat er boven de grond
seller" geworden. „Ik ben vijftien jaar en ik wil niet sterven" was geweest. Er kwam een hele wereld on-
was de welsprekende titel, die ze aan haar dagboek gaf. Een der de grond,
paar jaar geleden verwierf ze er een grote Franse prijs „De
la vérité" mee en sedertdien is het boek al in negen talen ver
taald. Bij de Rotterdamse uitgever Ad. Donker verschijnt dezer
dagen de Nederlandse vertaling.
Christine Arnothy is geen vrouw van grote woorden. We
hebben haar ontmoet in de lounge van haar Parijse hótel en „En later", vroeg zijn vrouw, „wat gebeur-
daar heeft ze ons in simpele, onopgesmukte woorden \erteld de er later?"
hoe ze schrijfster was geworden. We hadden haar verslag ge- „Eerst ging er een hele tijd voorbij", zei
lezen en vonden dit een boek, dat aiie sporen der oprechtheid hij. „We moesten alles opnieuw leren. En
droeg, een oprecht, ontroerend en soms aangrijpend verhaal, toen gingen we een ruimteschip bouwen.
Maar over de wederwaardigheden in die kelder van Boedapest Het was een hele grote raket, zoals ze wel
wil de schrijfster liever niet meer spreken. Dat is, gelukkig, een eens in Amerikaanse bladen slaan. We wil-
afgesloten hoofdstuk, zegt ze. „Bovendien ben ik bezig aan een
roman, die in het najaar moet verschijnen en ook daardoor heb
ik me van mijn eerste boek geestelijk losgemaakt".
Hoe zij schrijfster werd? „Zoals de titel aangeeft, was ik
dus vijftien toen ik die notities in mijn dagboek schreef. Of
juister: in dat oude schoolschrift. Een paar jaar later begon
Hongarije er steeds minder bevrijd uit te zien. Mijn ouders
besloten toen te vluchten, eerst naar Oostenrijk, waar we in
een gevangenkamp werden ondergebracht. In 1949 ik be-
„Was jij daar ook?" Hij knikte.
„Was jc blij?" vroeg ze. „Ik bedoel, was je
er gelukkig? Was het er niet erg donker?"
„Ja," zei hij. „We liepen door lange, don
kere gangen, maar dat was niet erg.'
den ermee.
..Naar de maan?" vroeg zijn vrouw. „Naar
de sterren?"
„Dat denk ik", zei hij. „Ja, dat zal wel. We
waren met zijn zessen en we hadden
vreemde glazen helmen op ons hoofd, van
wege de zuurstof. We stapten in het ruim
teschip en vlogen honderden kilometers
recht omhoog en dwars door de aarde, voor
spaar u de détails wist ik naar Parijs uit te wijken. Daar we wcer aan de oppervlakte kwamen."
j i_ i. -i i i- TTii Inpn'" vrnpff 7Ïin vrmiw
„En toen?" vroeg zijn vrouw.
„Toen niets", zei hij. „Daar leefden ook nog
mensen. Gek hè? Daar leefden toch nog
mensen en ze waren erg ongelukkig, want
overal om hen heen brandde het en vielen
nog steeds bommen."
„Was er weer oorlog?" vroeg ze.
„Ik geloof van niet", zei hij. „Nee, er was
geen oorlog. Het hoorde erbij, denk ik. Ze
wilden ons gevangen nemen, maar we ren-
ALS ZE ZO terugziet, is haar faam als schrijfster nog tame- den naar ons ruimteschip en toen was het
lijk snel gegroeid en in zeker opzicht dankt ze die faam aan een uit
werd ik hulp in de huishouding, schoonmaakster en kamer
meisje in een hótel het bestaan van zovele Centraal-Euro-
pese emigranten, dat er voornamelijk vrolijk uitziet, wanneer
men het achteraf nog kan navertellen. Een lichtpunt niettemin:
mijn kennismaking met een landgenoot, die werkte als chauf
feur, met een diploma internationaal recht op zak en vijf talen
in het hoofd. Wij trouwden spoedig en nu wonen wij in Brussel,
waar ik schrijf en mijn man vertaalt. We hebben ook een
zoontje, dat nu al weer vijf jaar is."
toeval. Op een ochtend had ze haar baby op de po gezet. Toen
ze even later terug kwam uit de keuken, had dat joch een
Franse krant in snippers gescheurd. Terwijl ze die opruimde,
viel haar oog op een half verscheurd bericht over een concours
voor een Parijse litteraire prijs, waarvoor de inzendingstermijn
bijna afliep. Ze herinnerde zich nu plotseling haar beduimelde
schoolschrift. Binnen twee weken had ze het verhaal overgetikt
en verzonden, met dat gevoel van „je kunt toch nooit weten".
De prijsvraag geschiedde onder het motto „Vérité" en zo
sprak ze zichzelf moed in „als het woord waarheid tegen
woordig nog iets betekent, dan maak ik misschien een kleine
kans". Het woord betekende inderdaad blijkbaar voor de jury
nog iets, want Christine kreeg een paar weken later een tele
gram om spoorslags naar Parijs te komen. Uit handen van nie
mand minder dan Georges Duhamel ont-
Christine Arnothy ving ze toen de chèque met een bedrag
nam haar „Prijs van van vele nullen. En van dat moment
de waarheid" pit han- af was haar weg naar de internationale
den van George Dn- roem gebaand. Een weg, die haar nu
hamel in ontvangst. dus ook naar Holland zal brengen.
Zijn vrouw knikte.
„Vind je het geen vreemde droom?"
„Ja" zei ze. „Het was een vreemde droom."
Hij ging voor het raam staan en keek naar
kleine kinderen, die hand in hand naar
school liepen en luisterde naar het blaffen
van verre honden.
„Wat zou het betekenen?" vroeg hij.
„Dat weet ik niet," zei zijn vrouw. „Je
moet het maar vergeten." Zij pakte zijn
brood in en vroeg: „Wil je de krant nog
lezen?"
MUZIEK VOOR „HERODES"
In overleg met Albert van Dalsum, die
de regie voert over „Herodes" van mr.
Abel J. Herzberg, dat als onderdeel van
het Holland Festival door de toneelgroep
„Theater" zal worden opgevoerd, compo
neerde Max Vredenburg de muziek.
haarlem
amstfrdam
deventer
•gouda
delft
arnhem
rotterdam
nijmegei
DOELBURG
KAMER
MUZIEK
ORKEST
FILM
OPERA
BALLET
MUSEA
heerlen
S53nltfPt.LT
LEEUWAROC*
naaröènV
hilversum
scheveningen
foen haag
utrecht
otterloo
•hertogenbosch
KOOR-
COHCER ÏEN
TONEEL
George Cooper in de rol van
Volpone.
Molière of hoe de Joegoslaven op
hun manier „King Lear" van Sha
kespeare plegen te vertonen. Mis
schien kunnen de Franse en de
Engelse acteurs en regisseurs daar
zelfs nog wel iets van leren, of
schoonDoch hoe dat zij: in
ieder geval kan hier, via de tekst,
nog een zekere relatie van begrip
worden gelegd. Want die stan
daardwerken kunnen vaklieden
,uit hun hoofd desnoods van ach
teren naar voren opzeggen. Maai
de vraag is: rechtvaardigt die
eventuele winst voor een zeker
gering aantal experts de massale
organisatie van een internationaal
.festival op deze schaal?
Nu kan men natuurlijk opmer
ken, dat er toch heel wat namen
van vrijwel of totaal onbekende
buitenlandse werken op het pro
gramma prijken. Zeker. En ter-
wille van de documentatie is het
ongetwijfeld interessant voor de
Parijzenaar eens met een „Elker-
lyck" uit Vlaanderen of een Pools
stuk als de „Wraak" van Fredo
kennis te.maken. Een Strindberg,
een Björnson, een Benavente of'
een Schnitzler alle door lands
lieden gespeeld zijn in Frank
rijk voor velen niet zo heel veel
meer dan namen.. Maar die wer
ken hebben dan toch wel hun kan
sen gehad om ook tot Frankrijk
door te dringen. Gezien het feit
dat dit niet, of maar ten dele is
gebeurd, zou men durven afleiden
dat door een hernieuwde kennis
making vermoedelijk toch ook
geen zeer wijde perspectieven zul
len worden geopend.
Hoe men het dus ook wendt of
keert: een internationaal theater
festival blijft, qua principe, een
aangelegenheid waarvoor zich
maar weinig lieden oprecht kun
nen interesseren. De eerste avon
den is dat trouwens ook al wel
gebleken. De Ieren speelden, bij
de inauguratie, voor een nog niet
eens volle zaal, waarvan de meer
derheid uit de leden van hun Pa
rijse kolonie bestond. De Engelsen
waren er wat gelukkiger aan toe:
er wonen vele Britten in de Fran-
J re hoofdstad. Maar de Belgen
HET FESTIVAL werd door de
Ieren ingezet, die twee werken
speelden van het eigen répertoire:
„The plough and the stars" van
Sean o' Casey en „An Posadh"
van Hyde, die het respect in com
missie afdwongen voor een verto
ning, waarvan niemand buiten
de Ieren iets begreep en die al
dus geen onvergankelijke indruk
ken heeft achtergelaten. De Vla
mingen speelden „De Ghekroonde
Leersse" eveneens goeddeels voor
dovemansoren. De opvoering door
de Koninklijke Nederlandse
Schouwburg uit Antwerpen mocht
er overigens wel wezen, al zou het
woord „evenement" in dit verband
dan ook een nuance overdreven
zijn.
Verreweg het beste toneel heb
ben tot dusver zeker wel de En
gelsen te zien gegeven. Londen
had de Theatre Workshop van het
East End naar Parijs gestuurd.
Jet Mansens en Hector Camerlinck in „De ghecroonde leersse"
van Michiel de Swaen.
Men speelde de zeer oude klucht
„Arden of Faversham" en met dit
warmbloedige volksstuk was de
kennismaking ongetwijfeld lonend,
volgende avond stond „Volpone"
van Bea Jonson op het répertoire,
dat de Franse toneelminnaar kent
van Charles Dullin, Harry Baur
en Jean Louis Barrault, die het
beroemde stuk onlangs eveneens
tot vertoning heeft gebracht. De
Engelsen hadden „Volpone" in
modern gewaad gestoken en het
streven om het klassieke spel in
onze eigen tijd te plaatsen naar
mijn smaak wel iets te ver door
gedreven. Zo kan men twisten
over de zin of zelfs het nut van
een overigens volmaakt over
bodige telefoon in zo'n klassiek
werk. En fietsen of invalidewa
gentjes behoren in Venetië, de
plaats van handeling, voorzover
mij bekend, beslist niet tot de ge
bruikelijke vervoermiddelen. Dit
soort attracties „pour épater le
bourgeois" hadden de leden van
Theatre Workshop overigens best
achterwege kunnen laten, want
deze troep, die in Engeland nog
maar nauwelijks tot de officiële
gezelschappen schijnt te worden
gerekend, bleek uit voortreffelijke
spelers te bestaan. Deze troep
heeft het sterrensysteem conse
quent afgezworen. Ieder lid kon
het zich inderdaad permitteren
van tijd tot tijd op het voorplan
te tredxen, omdat niemand in
stijl, talent of kwaliteit voor een
collega onderdeed.
TOT DUSVER staan de Engel
sen onbetwistbaar aan de spits en
intussen gaan we onverdroten
verder met deze toneelmarathon
in de toren van Babel, waarover
ik u later nog wel eens meer hoop
te berichten. FRANK ONNEN
WANNEER MEN een potlood
ter hand neemt en een lijst van
producten opstelt, die werkelijk
universeel genoemd kunnen wor
den, als eerste het potlood zelf
vermeldend, merkt men al gauw
dat deze lijst niet erg lang zal
worden.
Vreemd genoeg zijn juist die
algemene, meest gebruikte hulp
middelen de eeuwen door prac-
tisch onveranderd gebleven. Het
potlood is hiervan een klassiek
voorbeeld. Het heeft in de loop
der jaren geen wezenlijke ver
anderingen ondergaan. Als ele
mentair en goedkoop schrijf
instrument wordt het door naar
schatting een milliard mensen
gebruikt. Dit is iets minder dan
de helft der totale wereldbevol
king, maar dit aantal omvat wel
iedereen, die in staat is begrijpe
lijke krabbeltjes op papier te zet
ten. Arbeiders, huisvrouwen en
zakenlieden, staatshoofden en in
genieurs, journalisten en kunste
naars, kellners en kinderen ge
bruiken potloden. Russen zowel
als Chinezen, Arabieren evengoed
als Canadezen kennen en gebrui
ken het traditionele wonder-
instrument, dat slechts enkele
centen kost. Sinds de achttiende
eeuw is het potlood steeds het
zelfde gebleven: lang, cylindrisch
en goedkoop.
De herkomst van het potlood
is erg interessant. Het begon met
een hevige storm, die in het
Engelse graafschap Cumberland
een eik uit de grond rukte. Daar
door kwam een stuk zwart mine
raal bloot, dat slechts een uit
steeksel van een enorme hoeveel
heid grafiet bleek te zijn. Dat was
in 1564. De echo's van die vallen
de eik waren: spionnage, smok
kel, kanonskogels en uiteindelijk
het potlood. De schaapherders
gaven allerlei namen aan de
zwarte stof. Pas twee eeuwen la
ter noemde iemand het „grafiet".
De herders gebruikten stukken
van bijna zuiver grafiet (93%)
om merktekens aan te brengen
op de schapenvachten. Maar be
langrijk werd het nieuwe mine
raal pas in dienst van... de ver
nietiging. Want vrijwel onmid
dellijk ontdekte iemand in Bor-
rowdale, dat men van het nieuwe
„zwarte lood" prima gietvormen
voor kanonskogels kon maken.
Kort daarna brak er een Frans-
Engelse oorlog uit. Export van
grafiet een belangrijk stra
tegisch materiaal was ten
strengste verboden. George II
vaardigde een proclamatie uit,
waarbij met strenge straffen
werd gedreigd tegen diefstal van
zwart lood. De levering van deze
stof aan de strijdkrachten van
Zijne Majesteit mocht immers
niet in gevaar komen. Allerlei
maatregelen werden genomen om
te voorkomen, dat zwervende
benden zich van grafiet meester
zouden maken. Aangezien de
Engelsen de enige bekende gra-
fietmijnen in hun bezit hadden,
zochten de Fransen onder Napo
leon koortsachtig naar een ver
vangingsmiddel. De Keizer gaf
zijn adviseur Nicolas Conté op
dracht om naar een vervangings
materiaal voor Borrowdale-gra-
fiet te zoeken. En men kan er
zeker van zijn dat het Napoleon
niet om potloden, doch om ka
nonskogels ging....
Conté experimenteerde met
grafiet, dat gemengd was met
verschillende kleisoorten en stel
de tenslotte een mengsel samen,
dat, gebakken in een oven, vol
komen bruikbaar bleek te zijn.
Bovendien kwam hij tot de ont
dekking dat hij door meer of
minder klei bij te voegen de
zachtheid van het mengsel kon
bepalen. Bij toeval had hij een
bruikbaar schrijfmateriaal gevon
den en het Engelse monopolie ge
broken. Schrijf graf iet kon nu
goedkoop en in grote hoeveelhe
den gemaakt worden. Zelfs Na
poleons kanonnen hebben de loop
der dingen minder beïnvloed dan
de ontdekking van de nieuwe toe
passing van grafiet.
De Zwitserse oudheidkundige
Conrad Gesner was de eerste, die
in zijn geschriften de mogelijk
heid van de vervaardiging van
een cylindrisch potlood noemt,
maar het duurde nog een eeuw
tot 1761 voordat een echt
potlood van grafiet, in hout ge
vat, vervaardigd werd. Het was
de Duitser Faber, die in dat jaar
de eerste potloden maakte en
verkocht.
SINDS 1761 heeft de ontwik
keling va.n het potlood stilge
staan. De potloden, die heden-
tendage gemaakt worden, ver
schillen niet wezenlijk van de
Duitse potloden uit de achttiende
eeuw. Alleen de fabricagetech
nieken worden verbeterd.
Toch is het potlood ontzaglijk
populaire geworden èn gebleven:
een goedkoop, bruikbaar instru
ment dat op de meest economi
sche wijze de menselijke schrijf
behoefte bevredigde. De Ameri
kaanse uitvinding van het „vloei-
baar-grnfiet"-potlood is de eer
ste fundamentele verandering in
de ontwikkeling van het potlood
sinds 1761. Al lang bestond er
vraag naar een onbreekbare
stift, die nimmer geslepen hoeft
te worden. Het schrift van het
potlood met vloeibaar grafiet kan
uitgeradeerd worden, net als dat
van gewoon potlood. En men kan
er desgewenst een lijn van vijf
kilometer mee trekken.
HET TWEEDE internationale
theaterfestival waarvoor dertig
landen hebben ingeschreven, is in
Parijs aan de gang. Het is een
feest van lange adem, dat pas
medio Juli zijn eindpunt zal vin
den. Er wordt van de feestgan
gers hier echter nog meer dan en
kel uithoudingsvermogen sub
sidiair: een diepe en niet aflatende
passie voor alles wat des theaters
is verlangd. Die feestganger
zou namelijk ook een soort uni
verseel talenwonder moeten we
zen Want van heinde en verre,
tot uit Tokio, Mexico, Moskou en
Uruguay, zijn de actrices en ac
teurs nar Parijs gesneld om in
hun moedertaal hun nationale
stukken te komen spelen. Zonder
nu als spelbreker roet in het
feestmaal te willen gooien, moet
men toch erkennen dat hier stel
lig de wonde plek ligt in de opzet,
waarvoor ge overigens alleen
maar diep ontzag kunt koesteren.
Ik bedoel dit: het is voor specia
listen natuurlijk instructief eens
waar te nemen hoe, laat ons zeg
gen, de Finnen „De Vrek" van
hadden meer met naargeestig lege
stoelen te kampen. En met de an
dere „kleine volken" zal dat, naar
te duchten is, ook wel weer zo
v/orden.
Nu bestaat er natuurlijk ook
nog atijd die verzameling van Pa-
rijzenaars die „overal bij willen
zijn" en die onder het hoofd „Tout
Paris" worden aangeduid en waar
onder zich gelukkig ook wel vol
doende snobs bevinden om meer
theaterzalen ruimschoots mee te
kunnen vullen Maar „Tout Pa
ris" heeft het deze weken erg
druk, en de Fransman is van na
ture bovendien bepaald geen po
lyglot. Het valt dan ook te vrezen
dat het merendeel het er bij zal
laten zitten, wanneer men een
paar avonden onbegrijpelijke Fin
se, Spaanse, Poolse, Nederlandse,
Duitse en Engelse klanken heeft
gehoord. Dat zou jammer zijn. En
niet eens in de eerste plaats voor
de recettes. Over de kosten be
hoeft men zich naar het schijnt
het hoofd niet te breken. Die
zijn wel gedekt door de betrokken
regeringen, die hun nationale troe
pen as prestatiedeputatiés be
schouwen. In dat opzicht heeft
men voor directeur Julien van
het gemeentelijke Théatre Sarah
Bernhardt, die het initiatief ge
nomen heeft, geen fiasco of ban
kroet te vrezen.
Maar toch lijkt het wel verstan
dig het festival in de toekomst op
iets bescheidener leest te schoei
en. Er zijn al stemmen opgegaan
om in Parijs een permanent inter
nationaal theater op te richten,
waar dan, bij toerbeurt, de beste
buitenlandse troepen zouden kun
nen optreden. Wanneer dit twee
de festival in zo'n instituut zou
uitmunten, dan mag men de pro
motor èn Parijs gelukkig prijzen.
Een vast internationaal theater-
centrum zou zeker een nuttig
platvorm en ontmoetingspunt voor
alle acteurs en minnaars van het
toneel kunnen vormen.
Op 15 Juni begint er wederom een Holland Festival, dat zich -
al hebben de voornaamste evenementen er plaats - niet alleen
afspeelt in Amsterdam en Den Haag/Scheveningen, zoals velen
denken. Dit kaartje geeft een aardig beeld van de doorvoering
der cultuurspreidingsgedachte, ook in de zomer.