Bekroonde documentaires Sonate in Brussel
RINUS EN ALPHONSE
Zwier en opgetogenheid in
de Weense Feestweken
GEVAAR IN DE RUIMTE
fomeïfruAen
Compromis van
oud en nieuw
Humoristische boeken
Gothische graven
te Maastricht
Onze Puzzle
DE FAMILIE Bormans had in onze
woonplaats een zomeroptrekje gehuurd. Ze
hadden daarvoor een verkeerde maand ge
kozen, al viel deze maand in een seizoen
dat volgens de officiële klimatologische
waarnemingen zomerse allures behoort te
hebben. Er ligt echter blijkbaar een aan
zienlijke afstand tussen hetgeen officiële
zintuigen waarnemen en die, waarmee
gewone stervelingen behept zijn. Hoe het J
ook zij, de zomer, die reeds vóór het aan
breken van de bewuste maand alle teke
nen van voortvluchtigheid had vertoond,
liet zich door de komst van de familie
Bormans niet vermurwen.
Nu hadden wij teveel met onze eigen zor
gen te stellen om ons diep bekommerd te
voelen om het noodlot, dat zich in de ge
daante van wind en regen over d,e familie
Bormans ontlaadde. Wij kenden deze men
sen niet, wij wilden hen eventueel wel be
klagen, zoals wij te allen tijde bereid zijn
iemand te beklagen, van wie wij in de
krant lezen dat hem enigerlei tegenspoed
is wedervaren, maar niets in onze boezem
maande ons deze familie Bormans tot iets
te noden, dat ook maar uit de verte op ver
trouwelijke omgang leek.
Het toeval evenwel had hun een onder
komen verschaft in een aan de onze gren
zende woning. Het was een echtpaar met
drie kleine jongens, die waarschijnlijk tot
heldentenoren zouden uitgroeien. Zij deel
den met deze beroepsklasse althans de ge
neigdheid en het vermogen om een ont
zagwekkend aantal decibels het luchtruim
in te slingeren. En daar dit luchtruim, ge
zien de weersomstandigheden, hardnekkig
beperkt bleef tot een op de zomerverhuur
gebouwde en dus naar het benepene zwe
mende woonkamer, bleven wij niet onkun
dig van de vocale prestaties der kleine
Bormansjes.
Ik behoor tot het uitstervende mensen
soort, dat op rust in huis en tijdens de
arbeid gesteld is. Vandaar dat ik mij op
een middag in enigszins geprikkelde stem
ming aan de deur mijner tijdelijke buren
vervoegde met het oogmerk om matiging
bij het teweegbrengen van geluiden te ver
zoeken. Een dame, wier uiterlijk aan een
ernstige graad van slordigheid ten prooi
was, stond mij te woord. Haar gezicht
drukte terstond begrip uit, ja een mede
leven, dat mijn hart verwarmde. Zij kon
het zich zo verschrikkelijk goed voorstel
len, want ook zij en haar man leden onder
het rumoer. Maar de jongens waren onge-
zeggelijk. Als ik het eens wilde proberen
Ofschoon ik nooit aan paedagogische ei
gendunk heb geleden, lachte dit voorstel
mij wel toe. Wat drommel!, als die knapen
niet naar hun ouders wilden luisteren,
moesten ze het maar eens van een vreemde
horen'. Ik volgde mevrouw Bormans dus
naar de huiskamer, waar ik te midden van
een schilderachtige ruïne het luidruchtige
trio aantrof. Op mijn komst verstomde het,
een effect dat mij met vertrouwen beziel
de. Ik schraapte mijn keel, maar eer de
openingswoorden van mijn speech mij over
de lippen waren geweld, begonnen de drie
knapen als bij afspraak mij te bekogelen
met verschillende voorwerpen, waarschijn
lijk van hout of metaal, maar zeker niet
van fluweel en aanverwante stoffen.
De moeder trok mij haastig mee en ik
liet mij meetrekken, eensklaps verstandig
overwegend, dat het opvoeden van ander
mans kinderen niet mijn taak was en dat
bovendien de lastposten over enige weken
verdwenen zouden zijn. Mevrouw Bormans
was zelfs zo vriendelijk mij naar mijn huis
te begeleiden, niet uit vrees dat haar na
kroost mij nogmaals zou molesteren, maar
omdat zij op de verhelderde inval was ge
komen, dat haar in de keuken een ei ont
brak. Zij wilde dat nu graag van mijn
vrouw lenen.
Voorzien van het verlangde levensmid
del keerde zij terug en wanneer ik mocht
oordelen naar het tumult, waarmee zij
werd verwelkomd, bestond er weinig kans,
dat het ei ooit heelhuids de keuken zou
bereiken. Inmiddels zette ik mij mismoe
dig neer, staarde naar de beregende ruiten
en wijdde onvriendelijke gedachten aan
mijn jeugdige buren.
Die avond is mevrouw Bormans de ken
nismaking nog komen verstevigen door een
lepel te lenen. De volgende dag had zij het
op de regenmantel van mijn vrouw ge
munt, maar deze was, in dit onmisbare
kledingstuk verpakt, naar de stad. Me
vrouw Bormans volstond toen naar met
om een schepje kolen te vragen,
TOEN DE MAAND bijna om was, had
ik alle reden het te betreuren, dat ik geen
lijst had aangelegd van de geleende voor
werpen en artikelen. Ofschoon ik niet weet
of het mij zou hebben geholpen, want me
vrouw Bormans vertoonde nooit enige nei
ging om ons weer in het genot te stellen
van onze eigendommen. Wel verzocht zij,
op de dag van de verhuizing, haar spruiten
enige uren bij ons te mogen onderbrengen.
Ik heb het botweg geweigerd en wanneer
ik aan haar verbijsterde gelaatsuitdrukking
denk, vraag ik mij nog steeds af of ik haar
niet deerlijk heb gekwetst. M. MOK.
In zijn bespreking van een der concerten
in de Amsterdamse Kunstmaand herinner
de onze medewerl f Jos. de Klerk naar
aanleiding van de uitvoering van een sym
phonic van de Duits-Nederlandse compo
nist Graaf of Graf eraan, dat deze muziek
meester aan het stadhouderlijke hof te
's-Gravenhage ook enige sonates voor twee
violisten op één instrument heeft geschre
ven. Hoe een dergelijk dubbelconcert ge
speeld werd, is door Gerard Hoffnung op
bovenstaande wijze in beeld gebracht (uit
„The Hoffnung Orchestra" - Dennis
Dobson Ltd. te Londen).
..THEEHUIS VOOR TOBIKI"
20.000 BEZOEKERS.
TROK
In de Koninklijke Schouwburg te 's Gra-
venhage zijn in 1954 in totaal 376 voorstel
lingen gegeven, waarvan 253 door de
Haagse Comedie werden verzorgd. Het
hoogste aantal voorstellingen (37) werd
gegeven van „Een Theehuis voor Tobiki",
dat ruim twintigduizend toeschouwers trok.
(Van onze correspondent in Wenen)
TERWIJL DE bijna traditioneel ge
worden festivals in andere steden reeds
zijn begonnen of nog worden voorbereid,
heeft de hoofdstad van Oostenrijk haar
feestweken geopend met een royaal ge
baar, met een zwier en een opgetogen
heid, die alleen in de politieke ontspan
ning hun verklaring vinden. Op de grote
pleinen voor de schouwburgen en rond
de twee concertgebouwen heeft men een
grote letter „W" in de stadskleuren ge
monteerd. Aan weerszijden van de bou
levards en langs de hoofdstraten ziet men
lange rijen van masten, die met kleine,
vinnig wapperende
wimpeltjes zijn ver
sierd. De trams
zijn opgetuigd met
vlaggetjes, grote
vaandels en sier
lijke wimpels wap
peren van de da
ken. Voor de eerste keer presenteert We
nen zich in dit festival werkelijk als een
wereldstad in volle feestdos.
Niet minder feestelijk en royaal is het
artistieke programma, waarop de bevol
king en de gasten uit het buitenland wor
den getracteerd. Wie het muziekleven
van Wenen kent, weet dat deze stad de
enige is, waar men het gehele jaar door in
de loop van één week ten minste drie of
vier opera's kan zien. Wat Wenen echter
in dit festival presteert, grenst aan het
onwaarschijnlijke, want gedurende de drie
weken van dit festival wordt er iedere
dag een andere opera opgevoerd.
Dit programma is een bont palet van
oud en nieuw. Het omvat zowel drie ope
ra's van Mozart (Figaro, Toverfluit en
Ontvoering uit het Sérail) als „Penelope"
van de moderne componist R. Liebermann.
De Russen Moessorgsky, Borodin en Tsjai-
kowsky zijn er evengoed vertegenwoor
digd als Wagner (met Tristan, Vliegende
Hollander en Lohengrin) of Puccini (met
Bohème en Tosca).
In de Volksopera viert dan intussen de
klassieke operette hoogtij met werken van
Offenbach, Zeiler (Vogelkoopman) en
vooral van de meest Weense componist:
Johan Strauss, van wie men nu Wiener
Blut, Duizend-en-èèn nacht, Zigeunerba
ron en Fledermaus kan bewonderen. Men
blijft echter niet bij de traditie staan en
brengt daarom ook het moderne werk
„Bernauerin" van Carl Orff voor het
voetlicht. Juist deze verbinding van oud
en nieuw, van klassiek en modern, geeft
dit festival zijn bijzonder karakter. Ook
het Weense toneel draagt dit stempel,
want het Burgtheater speelt niet alleen
drama's van Goethe, Schiller en Calderon,
maar daarnaast ook nieuwere stukken,
van Eliot en Morgan bijvoorbeeld.
HET IS ECHTER geen feest dat zich
alleen in de concertzalen en in de
schouwburgen afspeelt, want de gehele
bevolking neemt er aan deel. Bij de ope
ning waren duizenden Wieners op het
Raadhuisplein verzameld om voor de zo
veelste keer en nooit verveeld te genieten
van de vlotte melodieën en het meesle
pende rhythme, die het geheim van de
walsen van Strauss zijn. Enkele dagen
later speelde een groot orkest van jon
gens en meisjes opnieuw werken van deze
Weense componist. Dit concert had plaats
in het bloeiende „Stadtpark" met het
standbeeld van „Meister Johann" op de
achtergrond. Maar 's avonds trekken
honderden naar de
verschillende za
len, waar de pia
nist Alexander-
Brailowski, de vio
list Nathan Mil-
stein en de onover
troffen bariton Die
trich FischerDieskau als solisten op
treden. Wie voor afwisseling voelt, be
zoekt een balletavond, gegeven door ge
zelschappen uit Japan, Belgrado of Berlijn.
Een van de grootste aantrekkelijkheden
van de feestweken bestaat daarin, dat ze
al sinds enkele jaren gecombineerd zijn
met het internationale festival voor mo
derne muziek. Ondanks de voorliefde voor
het moderne dragen ook deze uitvoeringen
het typisch Weense stempel van het com
promis, zodat het nieuwe en gewaagde
toch nog altijd in een traditionele omge
ving ten gehore wordt gebracht. Vooral
de eerste concerten vertoonden dit ver
zoenende karakter. Na de suite „Romeo
en Julia" van Prokovjev en het verbulf-
fende pianoconcert (opus 11) van Chopin,
door Brailowski meesterlijk vertolkt,
vormden de „Gebeden van Kierkegaard"
in de compositie van Samuel Barber de
geleidelijke overgang naar het drastische
en soms oorverdovende Concerto voor
symphonisch orkest en jazz van Lieber
mann.
Ondanks een zeker innerlijk verzet
komt de toehoorder toch tot de ontdek
king, dat ook zijn smaak in de loop der
jaren radicaal, veranderd is, want al kan
hij zich mischien niet verenigen met deze
poging om ook de jazz voor de concert
zaal geschikt te maken, toch is hij al spoe
dig verzoerfd met het werk van Barber en
kan hij zich zelfs in grote stukken uit de
opera „Christoph Columbus" van Werner
Egk verdiepen.
Tussen al die muziek worden er in deze
stad van de gezonde en beschaafde smaak
ook nog modeshows gehouden. En tevens is
hier het P.E.N.-congres, waarop letterkun
digen uit de gehele wereld van gedachten
zullen wisselen over de betekenis van het
drama, een vraagstuk van actueel belang.
(Van onze correspondent in Brussel)
DE VOOR DE ingewijden veelbelovende, maar voor het grote
publiek vrij onbekende jonge Vlaamse cineast Emiel Degelin
heeft dezer dagen voor zijn „Sonate in Brussel" de eerste prijs
gekregen van de „Mannheimer Filmwoche".
De jury zat er een beetje mee verlegen om aan Degelin en de
Vlaamse componist Josse Mertens de eerste prijs van de twee
honderd en veertig ingezonden documentaire films te geven.
Want deze documentaire, waarbij niet één woord commentaar
wordt gesproken, is meer een dichterlijke evocatie van bekende
en ook vrij onbekende aspecten van de Belgische hoofdstad dan
een zuiver documentair beeld. En dit is op zichzelf een kracht-
Fajereeltje op de Parijse vlooienmarkt, waaraan „Sonate in Brussel" even doet denken
toer. De muziek bij de dynamische of dromerige scènes maakt
commentaar overbodig.
Brussel, met zijn van neonflitsen daverende De Brouckereplein,
bij regen, of met enkele kaarters in een impasse of steegje, de
duiven en vogels van de Grote Markt, de amateurhandelaren
van de oude markt (een tegenhanger van de Parijs Marche Aux
Puces) Brussel komt uit deze beelden naar voren als een
zeer levendige en folkloristisch rijke stad. Welvaart en armoe
de naast en door elkaar: de statige historische gevels van de
middeleeuwse gildehuizen en de foeilelijke bourgeoisstijl la
negentienhonderd. Men voelt hoe Degelin geduldig urenlang
heeft zitten wachten, ergens op het dak van een historisch ge
bouw, om de zon een straal licht en warm
te te zien toveren rond het torentje van
een kapel.
Maar van één uur 's nachts af heerst er
in het centrum een ander klimaat: de ca
barets en clubs lokken met neonreclame
één of andere late toerist of wandelaar,
's Ochtends vermengt zich de muziek met
het schetterend stemgeluid der spelende
kinderen. Duizenden auto's glijden over de
brede boulevards of door de smalle stra
ten van de binnenstad.
Degelin en Mertens, die een kleurenfilm
over Brugge maakten en een film over
het slepen van een reusachtig droogdok
door de Sechelde, naar de haven van Ant
werpen, werken op eigen kracht. Degelin,
die pas acht en twintig is geworden, stu
deerde aan de Parijse Ecole de Cinéma-
tographie en werkte als assistent bij Sir
Arthur Elton en later bij John Grierson,
de vermaarde Engelse pionier van de do
cumentaire film. Deze te Diest in Belgisch
Brabant geboren cineast tracht klaarblij
kelijk een eigen, scherp originele stijl te
ontwikkelen. Met „Sonate in Brussel" is
hij er in geslaagd een overtuigend bewijs
te leveren van zijn artistiek filmgevoel en
vakmanschap. Het zou ons niet verwon
deren, wanneer deze bewonderaar van
De Sica en andere grote meesters zich aan
korte speelfilms zou wagen. Hij heeft er
het formaat, de verbeelding en het door
zettingsvermogen voor.
HET ZOU mij in dit kort bestek te ver
voeren om tot in détails te beschrijven, wat
de Nationale Manifestatie van Energie, de
E 55, ons allemaal te bieden heeft. Zij heeft
de bedoeling te tonen, wat er in Nederland
gedurende de tien jaren na de bevrijding
allemaal tot stand is gebracht. Maar al
zouden de Nederlanders in deze tien jaar
niets anders gedaan hebben dan deze ten
toonstelling opbouwen, dan nog kan men
met bewondering spreken van de energie,
welke zij hebben opgebracht. Dat neemt
overigens niet weg, dat wij er nog lang niet
zijn. Men kan bijvoorbeeld in de vee- en
pluimvee-afdeling met tevredenheid vast
stellen, dat wij thans in redelijke mate be
schikken over volledige pluimveekorrels
ert zelfs over mestkorrels voor piepkuikens,
maar even verderop wordt men toch ook
weer opeens geconfronteerd rnet strepto-
coccen. Eindelijk hebben wij ze gezien. Ze
zitten in melk, die ontleend is aan vee,
dat een of andere ontsteking heeft. Het
lijken net kleine draadjes, die streptococ-
cen. wanneer men er door een microscoop
naar kijkt. Verder valt er niet veel van te
2eggen. Alleen, dat het goed is, zijn tegen
standers eens gezien te hebben. En dat wij
het nationaal nooit al te best kunnen ma
ken. indien onze koeien onwel zijn.
O neen, wij zijn er nog niet. Dat onder
vinden ook diegenen, die er nog altijd op
uit zijn zich zo ver mogelijk van de aarde
te verwijderen, het liefst naar de maan.
Ook zij zijn er nog lang niet, maar dat ont
neemt hun niet het recht om in een aan
tal tenten op de E 55 te tonen, hoe zij er
denken te komen. Voor een paar kwartjes
kan men dat allemaal meemaken. Men
treedt een donkere tent binnen, waar een
menselijke silhouet met een onmiskenbare
technische knobbel vele verlichte ontwer
pen laat zien van raketten, die als inter
planetaire voertuigen in aanmerking ko
men. Daarbij is ook de kogel, waarin Jules
Verne een zijner hoofdpersonen derwaarts
deed schieten. Zij is aan de binnenzijne
zacht bekleed, want reeds deze schrijver
besefte, dat er een grens gepasseerd moest
worden, waaromtrent de wet van de zwaar
tekracht niet langer opgaat. De eenparige
beweging zou anders in deze kogel zwaar
lichamelijk letsel veroorzaken.
Om een voorbeeld te geven van de
vreemde situatie, die op deze grens ont
staat, zei de schim van onze begeleider,
Horizontaal: 1. bezoldiging; 7. lidwoord;
8. voornaamwoord, 10 slede; 12. boom; 14.
uitroep; 15. meisjesnaam; 17. spoedig; 18.
rivier in Frankrijk; 19. latwerk; 21. zuster;
23. namelijk (afkorting); 24. Europeaan;
26. soort onderwijs; 27. voornaamwoord;
28. voorvoegsel; 30. water in Noordhol-
lónd.
Verticaal: 2. in het jaar onzes Heren (afkor
ting); 3. jongensnaam; 4. richel, rand; 5.
pers. voornaamwoord; 6. stad aan de West
kust van Italië; 9. rivier in Ierland; 11.
muzieknoot; 13. linkerbijrivier van de Al
ler: 14. slede; 16. zwemvogel; 17. boom;
20. lengtemaat; 22. aardrijkskundige aan
duiding; 24. bijb. figuur; 25. kever; 27. mi
litaire politie (afk.); 29. onbekende.
Om in aanmerking te komen voor een
van de drie geldprijzen ad f 7.50, f 5.en
f 2.50, dient men uiterlijk Dinsdag 17 uur
de oplossing in te zenden aan een van onze
bureaux in Haarlem: Grote Houtstraat 93
en Soendaplein; in IJmuiden. Kennemer-
laan 186.
Oplossing van de vorige puzzle:
Horizontaal: 1. dom, 4. sop, 6. Delos, 9.
Ds., 11. Ops, 12. nu, 13. te, 15. mi, 16. Bo-
venmeer, 17. ra, 18 er, 19. de, 20 bos, 22.
si, 24. kroos, 26. Ria, 27. ant.
Verticaal: 1. dod, 2. md., 3. alpenroos, 4.
s.s., 5. Paul, 7. e.o., 8. s, 10. store, 12. Niers,
14. Eva, 15. mee, 19. dor, 20. br., 21. s.o.,
23. iet, 24. ka, 25. sa.
dat men hier weliswaar een bord soep kan
optillen, maar dat bij het stilhouden van
het bord de soep gewoon doorgaat. Het is
dus wel duidelijk voor welke problemen de
kellners van de Raket-Lits op deze hoogte
gesteld zullen worden. Om niet te spreken
van ae consumenten, want hoe zal de soep
in ons moeten afdalen? Dat vervulde mij
ook met enige twijfel voor een plotseling
oplichtende reclame, waarin werd mede
gedeeld. dat er geen ruimtevaart mogelijk
is zonder cognac van een bepaald merk.
Immers, van een „afzakkertje" kan men
bij het vervallen van de wet van de zwaar
tekracht immers niet meer spreken? Alco
hol wordt daarentegen wel als brandstof
voor de raketten gebruikt, dus meer als
„opschietertje". De genoemde problemen
worden des te lastiger, omdat zij zich juist
voordoen op het tussenstation, dat in deze
zóne vrij rondcirkelt als een kunstmatige
satelliet van de aarde. Het is ontworpen
door de heer Werner von Braun, zélf satel
liet van de Anglo-Amerikanen, tegen wie
hij eens in naam van het nieuwe Europa
zijn V II smeedde.
MEN KAN al dit gevaar in de ruimte ge
trouw nagebootst meemaken in een ruimte
schip waarvan de stewardessen in elk ge
val niet denkbeeldig zijn. Het begint met
een ontploffing waarbij men uit de pa
trijspoorten rondom dikke wolken vaneen
ziet wijken. Het trillen van de grond geeft
de passagiers het gevoel steeds hoger te
gaan. Inderdaad blijkt de aarde als een
armetierig bolletje onder weg te zakken,
getuige althans het beeld door de patrijs
poorten. Dat het ingebouwde beeldvensters
van televisietoestellen zijn, maakt de er
varing niet minder geloofwaardig. Hulde
voor de bemanning van het ruimteschip,
die bij elke tocht opnieuw een plotseling
opduikende meteoriet moet zien te ont
duiken! Na de landing op een van de manen
van de planeet Saturnus kan men zich daar
wat vertreden hetgeen na zo'n snelheid van
20.000 mijl per uur wel verkwikkend lijkt.
Men loopt daarbij over windkussens, om
dat men hier wel aanvoelt, dat het met de
krachtwetten daar ook heel anders gesteld
zal zijn en de stap niet zo zwaar op de
grond drukt als bij ons op aarde. Na een
wandeling temidden van het maagdelijke
papier-maché van de gebergten op deze
maan. wordt men met een „loop naar de
aarde" de tent uitgelaten.
De ruimtevaarders hebben alles in ieder
geval zó ingericht, dat niemand last van
hoogtevrees behoeft te hebben. En dat kan
niet gezegd worden van een nabijslaande
hijsinstallatie, waarvan de exploitanten
veel lagere pretenties hebben, maar onmid
dellijk doen wat ze zeggen. Men wordt in 'n
vergrote kanariekooi, welke stevig ver
grendeld is, hoog boven de Maasstad ge
hesen. En als men dan helemaal tot vlak
onder de oksel van de kraanarm is gehesen,
zit er altijd ook een man in de kooi, die
verklaart stel dat nou de draad breekt. En
dan is er ook altijd een vrouw uit het ge
zelschap, die de man toevoegt: waarom zeg
je nu altijd zulke rare dingenDaarna
is het dan een hele tijd stil en in de diepte
van de Maas tuffen popperige bootjes voor
bij. De kooi wiegelt zachtjes in de wind. Als
wij Pietjes waren, zou dit het moment ge
weest zijn voor enige fraaie trillers. Maar
wij zijn mensen en vragen ons af of Fie
ons zou kunnen zien. En zolang wij ons dat
afvragen zijn wij niet rijp voor wezenlijke
ruimtevaart. KO BRUGBIER
Colin St. Andrew Mac Throckle Glen-
cannon volgens het gelijknamige boekje,
uitgegeven bij de Spaarnestad in Haarlem
en geschreven door Guy Gilpatric een
„Scheve Schot" vult vrijwel al zijn tijd
met het verzwelgen van enorme hoeveel
heden whiskey. In de uren, die hij dan nog
over heeft schenkt hij zijn aandacht aan
de machiixes van de stokoude Engelse
vrachtrijder Inchcliffe Castle of hij zoekt
de wal op om zich daar weer vol te gieten
met alcoholhoudende dranken.
Gilpatric heeft gemeend van vrijwel
elke braspartij een apart verhaaltje te moe
ten maken, zodat dit boekje een aaneen
schakeling is van de dronkemansfeesten,
die meestal eindigen in een gezellig ge
vecht, waaruit Glencannon voortdurend,
met de boksbeugel nog in de hand, als
overwinnaar te voorschijn komt. De scha
mele uren, dat de Schotse machinist niet
dronken is, besteedt hij met het bij elkaar
schrapen van geld om nog meer whiskey
te kunnen kopen. En bij het beschrijven
van deze gedeelten uit het leven van Glen
cannon laat Gilpatric zijn fantasie de vrije
loop en daarbij bewijst de schrijver, dat
hij toch nog wel oog heeft voor werkelijk
humoristische situaties.
In „Een snufje van dat" (uitgegeven bij
Elsevier in Amsterdam) heeft Ina van der
Beugel ongeveer dertig korte schetjes ver
zameld, die echter geen van alle zo aardig
zijn, dat men het boekje in één ruk uit
leest. Bovendien springt de schrijfster van
de hak op de tak, waardoor de aandacht
nu ook niet bepaald onafgebroken aan de
tekst is gekluisterd. De kostelijke illustra
ties en het aardige bandontwerp van
A. Siegenbeek van Heukelom hadden wer
kelijk beter verdiend. H. de G.
In de kloostergang van de St. Servaes-
kerk te Maastricht hee-ft men na het ver
wijderen van een dikke kalklaag op twee
grafsteenen fraai Gothisch beeldhouwwerk
ontdekt. Prof. dr. J. Timmers beschouwt
deze vondst kunsthistorisch van grote
waarde, aangezien is gebleken dat het zeer
zeldzame ornamenten uit de vijftiende
eeuw betreft.
De grafstenen vertonen verscheidene
figuren en groepen personen, familie van
een overledene. Bij het afnemer; van de
dikke kalklagen bleek, dat er nog goed en
gaaf bewaarde kleuren op het beeldhouw
werk aanwezig waren. Wel is het beeld
houwwerk beschadigd met kapsteken, die
waarschijnlijk tijdens de beeldenstorm zijn
toegebracht.
De prijzen werden na loting als volgt
toegekend: M. Pot-De Vries, Spaarnelaan
20. Haarlem (ƒ7.50); J. Koppen-Haagsma,
Delftlaan 183, Haarlem (ƒ5) en M. W.
Kooijmans, Kamerl. Onnesstraat 49, Haar-
lem (ƒ2.50).
IK BEN eraan gaan twijfelen
of er ooit wel soldaten hebben
bestaan, zoals een vage herin
nering die voorschrijft. Solda
ten die vochten als ze niet
dronken en dronken als ze niet
vochten en hun leven verder
kleur gaven door opgewekte
soldatenliederen te zingen,
oorlogstijd of vredestijd. De
soldaten, die ik ken, vechten
weieens, maar zelden anders
dan voor de lol. Er zijn er ook
wel die drinken, maar die
dronken al voordat ze soldaat
werden. De soldaten, die ik
ken, herinneren aan de solda
ten van de herinnering zoals
een straathond herinnert aan
de wolf. Er is wat uiterlijke
gelijkenis.
Sedert enige tijd ken ik een
jongen, die een typische uit
drukking op zijn gezicht heeft.
En typisch misschien wel al
leen omdat hij dat gezicht in
een willekeurige plooi kan
trekken, zonder dat aan de uit
drukking wezenlijk iets veran
dert. Het is niet eenvoudig een
treffende omschrijving te ge
ven. Maar na enig zoeken heb
ik het volgende gevonden
waarmee ik hopelijk duidelijk
bon: wie wil er niet vechten
met de beer. In geval ik nog
té persoonlijk ben, vul ik aan
met wat uiterlijke gegevens:
ruig haai-, brede, vrij vlezige
kaak en een zware iets ge
schonden neus. Nog een nood
zakelijke notitie van vlak voor
het in bed gaan: spierenbun
dels en een ruime uiteraard be
groeide borst. Deze jongen heet
Rinus en is soldaat
Aan de binnenzijde van Rinus'
kast hangt een stel veren van
staal. De veren zijn aan de uit
einden verbonden met hand
grepen. Voordat Rinus naar
bed gaat. maakt hij de kast
open neemt de veren voorzich
tig van een spijker, plaats de
handen met zorg in de grepen
en gaat dan trekken. Uit en in
en weer uit en weer in. Bij
deze gelegenheid is hij alleen
beneden de gordel gekleed.
Het is een fascinerend gezicht.
Vermoedelijk terwille van het
evenwicht in een samenleving
zijn zulke Rinussen opvallend
vaak ongevaarlijker dan zij
zouden kunnen zijn. Zij be
schikken over een bolwerk
van kracht, maar deze staat zo
zelden onder bezielende lei
ding. Ik vind Rinus iemand om
in een vermoeid moment naar
te kijken. Dat werkt ongeveer
als een sterke kop koffie en dan
herinnert hij even, heel even
maar, aan die vage herinne
ring.
ALPHONSE is heel anders.
Met hem heeft het leven be
slist een andere bedoeling. Al-
phonse is opgewekt soldaat ge
worden, maar iedere dag een
beetje uitgedoofd. Want zijn
grootste gevoel van zekerheid
onder bescherming van een
zeer strict genomen geloofsop
vatting is langzaam maar heel
zeker beledigd. In het begin
stond hij op voor iedere vloek
en zei aangedaan: .Maar zoiets
mag je toch niet zeggen". La
ter deed hij het alleen nog
voor de hele erge vloeken,
maar ook dat is hem te veel
geworden. Nu droomt hij wat
onzeker door het gebouw en
wast opvallend vaak zijn han
den. Dit laatste kan natuurlijk
toeval of met Freud te verkla
ren zijn.
Onlangs kwam hij naar me
toe, terwijl ik op mijn bed zat
te lezen. Hij ging voorzichtig
naast me zitten en vroeg kij
kend naar mijn lectuur; "Is dat
een mooi boek?" Ik haalde
mijn schouders op omdat ik er
net in begonnen was. Hij draai
de mijn boek met de voorzijde
naar zich toe, keek me wat te
leurgesteld aan en knikte na
denkend.
„Hou je van zulke boeken?"
vroeg hij, waarop ik weer mijn
schouders optrok om een iets
andere reden. Het was even
stil geweest, toen Alphonse
zacht maar beslist zei: „Ik niet.
Mensen, die vinden, dat zij al
tijd gelijk hebben, zulke men
senhij aarzelde en
zuchtte „die hebben gebro
ken met Onze Lieve Heer".
„Kom kom", zei ik. Niet zo
somber".
„Dat word je hier wel", zei
Alphonse treurig. „Ik geloof,
dat jullie hier allemaal met
Onze Lieve Heer gebroken
hebben". Het was weer even
stil. „Maar als ik uit dienst
kom, dan ga ik naar Lourdes
en mijn bedevaart zal ook
voor jullie zijn". Met deze
woorden bleef Alphonse in een
wat vermoeide, maar plotse
ling gelukkige glimlach voor
zich uitkijken. Niet goed we
tend wat hierop te zeggen keek
ik de kamer rond en zag dat
Rinus zijn veren had laten
zakken. Hij keek duister naar
Alphonse en hij kwam lang
zaam op ons af de veren in een
hand slingerend. Voor Alphon
se bleef hij staan.
„Lourdes?" vroeg hij ..Hoor
de ik je Lourdes zeggen?"
Alphonse zweeg. Hij leek me
bang.
„Nou, zeg 's wat? Je zei Lour
des hè? Je wil naar Lourdes.
Voor wie wou jij naar Lour
des? Nou, toe dan. Zeg 't
nog 's".
Toen keek Alphonse dapper
op. „Voor jou", zei hij.
Rinus keek naar zijn veren,
zwabberde ze wat heen en
weer en zei: „O, ik dacht
soms". Hij draaide zich om,
ging voor zijn bed staan en
begon weer te trekken. J. V.