Bekroonde documentaires Sonate in Brussel RINUS EN ALPHONSE Zwier en opgetogenheid in de Weense Feestweken GEVAAR IN DE RUIMTE fomeïfruAen Compromis van oud en nieuw Humoristische boeken Gothische graven te Maastricht Onze Puzzle DE FAMILIE Bormans had in onze woonplaats een zomeroptrekje gehuurd. Ze hadden daarvoor een verkeerde maand ge kozen, al viel deze maand in een seizoen dat volgens de officiële klimatologische waarnemingen zomerse allures behoort te hebben. Er ligt echter blijkbaar een aan zienlijke afstand tussen hetgeen officiële zintuigen waarnemen en die, waarmee gewone stervelingen behept zijn. Hoe het J ook zij, de zomer, die reeds vóór het aan breken van de bewuste maand alle teke nen van voortvluchtigheid had vertoond, liet zich door de komst van de familie Bormans niet vermurwen. Nu hadden wij teveel met onze eigen zor gen te stellen om ons diep bekommerd te voelen om het noodlot, dat zich in de ge daante van wind en regen over d,e familie Bormans ontlaadde. Wij kenden deze men sen niet, wij wilden hen eventueel wel be klagen, zoals wij te allen tijde bereid zijn iemand te beklagen, van wie wij in de krant lezen dat hem enigerlei tegenspoed is wedervaren, maar niets in onze boezem maande ons deze familie Bormans tot iets te noden, dat ook maar uit de verte op ver trouwelijke omgang leek. Het toeval evenwel had hun een onder komen verschaft in een aan de onze gren zende woning. Het was een echtpaar met drie kleine jongens, die waarschijnlijk tot heldentenoren zouden uitgroeien. Zij deel den met deze beroepsklasse althans de ge neigdheid en het vermogen om een ont zagwekkend aantal decibels het luchtruim in te slingeren. En daar dit luchtruim, ge zien de weersomstandigheden, hardnekkig beperkt bleef tot een op de zomerverhuur gebouwde en dus naar het benepene zwe mende woonkamer, bleven wij niet onkun dig van de vocale prestaties der kleine Bormansjes. Ik behoor tot het uitstervende mensen soort, dat op rust in huis en tijdens de arbeid gesteld is. Vandaar dat ik mij op een middag in enigszins geprikkelde stem ming aan de deur mijner tijdelijke buren vervoegde met het oogmerk om matiging bij het teweegbrengen van geluiden te ver zoeken. Een dame, wier uiterlijk aan een ernstige graad van slordigheid ten prooi was, stond mij te woord. Haar gezicht drukte terstond begrip uit, ja een mede leven, dat mijn hart verwarmde. Zij kon het zich zo verschrikkelijk goed voorstel len, want ook zij en haar man leden onder het rumoer. Maar de jongens waren onge- zeggelijk. Als ik het eens wilde proberen Ofschoon ik nooit aan paedagogische ei gendunk heb geleden, lachte dit voorstel mij wel toe. Wat drommel!, als die knapen niet naar hun ouders wilden luisteren, moesten ze het maar eens van een vreemde horen'. Ik volgde mevrouw Bormans dus naar de huiskamer, waar ik te midden van een schilderachtige ruïne het luidruchtige trio aantrof. Op mijn komst verstomde het, een effect dat mij met vertrouwen beziel de. Ik schraapte mijn keel, maar eer de openingswoorden van mijn speech mij over de lippen waren geweld, begonnen de drie knapen als bij afspraak mij te bekogelen met verschillende voorwerpen, waarschijn lijk van hout of metaal, maar zeker niet van fluweel en aanverwante stoffen. De moeder trok mij haastig mee en ik liet mij meetrekken, eensklaps verstandig overwegend, dat het opvoeden van ander mans kinderen niet mijn taak was en dat bovendien de lastposten over enige weken verdwenen zouden zijn. Mevrouw Bormans was zelfs zo vriendelijk mij naar mijn huis te begeleiden, niet uit vrees dat haar na kroost mij nogmaals zou molesteren, maar omdat zij op de verhelderde inval was ge komen, dat haar in de keuken een ei ont brak. Zij wilde dat nu graag van mijn vrouw lenen. Voorzien van het verlangde levensmid del keerde zij terug en wanneer ik mocht oordelen naar het tumult, waarmee zij werd verwelkomd, bestond er weinig kans, dat het ei ooit heelhuids de keuken zou bereiken. Inmiddels zette ik mij mismoe dig neer, staarde naar de beregende ruiten en wijdde onvriendelijke gedachten aan mijn jeugdige buren. Die avond is mevrouw Bormans de ken nismaking nog komen verstevigen door een lepel te lenen. De volgende dag had zij het op de regenmantel van mijn vrouw ge munt, maar deze was, in dit onmisbare kledingstuk verpakt, naar de stad. Me vrouw Bormans volstond toen naar met om een schepje kolen te vragen, TOEN DE MAAND bijna om was, had ik alle reden het te betreuren, dat ik geen lijst had aangelegd van de geleende voor werpen en artikelen. Ofschoon ik niet weet of het mij zou hebben geholpen, want me vrouw Bormans vertoonde nooit enige nei ging om ons weer in het genot te stellen van onze eigendommen. Wel verzocht zij, op de dag van de verhuizing, haar spruiten enige uren bij ons te mogen onderbrengen. Ik heb het botweg geweigerd en wanneer ik aan haar verbijsterde gelaatsuitdrukking denk, vraag ik mij nog steeds af of ik haar niet deerlijk heb gekwetst. M. MOK. In zijn bespreking van een der concerten in de Amsterdamse Kunstmaand herinner de onze medewerl f Jos. de Klerk naar aanleiding van de uitvoering van een sym phonic van de Duits-Nederlandse compo nist Graaf of Graf eraan, dat deze muziek meester aan het stadhouderlijke hof te 's-Gravenhage ook enige sonates voor twee violisten op één instrument heeft geschre ven. Hoe een dergelijk dubbelconcert ge speeld werd, is door Gerard Hoffnung op bovenstaande wijze in beeld gebracht (uit „The Hoffnung Orchestra" - Dennis Dobson Ltd. te Londen). ..THEEHUIS VOOR TOBIKI" 20.000 BEZOEKERS. TROK In de Koninklijke Schouwburg te 's Gra- venhage zijn in 1954 in totaal 376 voorstel lingen gegeven, waarvan 253 door de Haagse Comedie werden verzorgd. Het hoogste aantal voorstellingen (37) werd gegeven van „Een Theehuis voor Tobiki", dat ruim twintigduizend toeschouwers trok. (Van onze correspondent in Wenen) TERWIJL DE bijna traditioneel ge worden festivals in andere steden reeds zijn begonnen of nog worden voorbereid, heeft de hoofdstad van Oostenrijk haar feestweken geopend met een royaal ge baar, met een zwier en een opgetogen heid, die alleen in de politieke ontspan ning hun verklaring vinden. Op de grote pleinen voor de schouwburgen en rond de twee concertgebouwen heeft men een grote letter „W" in de stadskleuren ge monteerd. Aan weerszijden van de bou levards en langs de hoofdstraten ziet men lange rijen van masten, die met kleine, vinnig wapperende wimpeltjes zijn ver sierd. De trams zijn opgetuigd met vlaggetjes, grote vaandels en sier lijke wimpels wap peren van de da ken. Voor de eerste keer presenteert We nen zich in dit festival werkelijk als een wereldstad in volle feestdos. Niet minder feestelijk en royaal is het artistieke programma, waarop de bevol king en de gasten uit het buitenland wor den getracteerd. Wie het muziekleven van Wenen kent, weet dat deze stad de enige is, waar men het gehele jaar door in de loop van één week ten minste drie of vier opera's kan zien. Wat Wenen echter in dit festival presteert, grenst aan het onwaarschijnlijke, want gedurende de drie weken van dit festival wordt er iedere dag een andere opera opgevoerd. Dit programma is een bont palet van oud en nieuw. Het omvat zowel drie ope ra's van Mozart (Figaro, Toverfluit en Ontvoering uit het Sérail) als „Penelope" van de moderne componist R. Liebermann. De Russen Moessorgsky, Borodin en Tsjai- kowsky zijn er evengoed vertegenwoor digd als Wagner (met Tristan, Vliegende Hollander en Lohengrin) of Puccini (met Bohème en Tosca). In de Volksopera viert dan intussen de klassieke operette hoogtij met werken van Offenbach, Zeiler (Vogelkoopman) en vooral van de meest Weense componist: Johan Strauss, van wie men nu Wiener Blut, Duizend-en-èèn nacht, Zigeunerba ron en Fledermaus kan bewonderen. Men blijft echter niet bij de traditie staan en brengt daarom ook het moderne werk „Bernauerin" van Carl Orff voor het voetlicht. Juist deze verbinding van oud en nieuw, van klassiek en modern, geeft dit festival zijn bijzonder karakter. Ook het Weense toneel draagt dit stempel, want het Burgtheater speelt niet alleen drama's van Goethe, Schiller en Calderon, maar daarnaast ook nieuwere stukken, van Eliot en Morgan bijvoorbeeld. HET IS ECHTER geen feest dat zich alleen in de concertzalen en in de schouwburgen afspeelt, want de gehele bevolking neemt er aan deel. Bij de ope ning waren duizenden Wieners op het Raadhuisplein verzameld om voor de zo veelste keer en nooit verveeld te genieten van de vlotte melodieën en het meesle pende rhythme, die het geheim van de walsen van Strauss zijn. Enkele dagen later speelde een groot orkest van jon gens en meisjes opnieuw werken van deze Weense componist. Dit concert had plaats in het bloeiende „Stadtpark" met het standbeeld van „Meister Johann" op de achtergrond. Maar 's avonds trekken honderden naar de verschillende za len, waar de pia nist Alexander- Brailowski, de vio list Nathan Mil- stein en de onover troffen bariton Die trich FischerDieskau als solisten op treden. Wie voor afwisseling voelt, be zoekt een balletavond, gegeven door ge zelschappen uit Japan, Belgrado of Berlijn. Een van de grootste aantrekkelijkheden van de feestweken bestaat daarin, dat ze al sinds enkele jaren gecombineerd zijn met het internationale festival voor mo derne muziek. Ondanks de voorliefde voor het moderne dragen ook deze uitvoeringen het typisch Weense stempel van het com promis, zodat het nieuwe en gewaagde toch nog altijd in een traditionele omge ving ten gehore wordt gebracht. Vooral de eerste concerten vertoonden dit ver zoenende karakter. Na de suite „Romeo en Julia" van Prokovjev en het verbulf- fende pianoconcert (opus 11) van Chopin, door Brailowski meesterlijk vertolkt, vormden de „Gebeden van Kierkegaard" in de compositie van Samuel Barber de geleidelijke overgang naar het drastische en soms oorverdovende Concerto voor symphonisch orkest en jazz van Lieber mann. Ondanks een zeker innerlijk verzet komt de toehoorder toch tot de ontdek king, dat ook zijn smaak in de loop der jaren radicaal, veranderd is, want al kan hij zich mischien niet verenigen met deze poging om ook de jazz voor de concert zaal geschikt te maken, toch is hij al spoe dig verzoerfd met het werk van Barber en kan hij zich zelfs in grote stukken uit de opera „Christoph Columbus" van Werner Egk verdiepen. Tussen al die muziek worden er in deze stad van de gezonde en beschaafde smaak ook nog modeshows gehouden. En tevens is hier het P.E.N.-congres, waarop letterkun digen uit de gehele wereld van gedachten zullen wisselen over de betekenis van het drama, een vraagstuk van actueel belang. (Van onze correspondent in Brussel) DE VOOR DE ingewijden veelbelovende, maar voor het grote publiek vrij onbekende jonge Vlaamse cineast Emiel Degelin heeft dezer dagen voor zijn „Sonate in Brussel" de eerste prijs gekregen van de „Mannheimer Filmwoche". De jury zat er een beetje mee verlegen om aan Degelin en de Vlaamse componist Josse Mertens de eerste prijs van de twee honderd en veertig ingezonden documentaire films te geven. Want deze documentaire, waarbij niet één woord commentaar wordt gesproken, is meer een dichterlijke evocatie van bekende en ook vrij onbekende aspecten van de Belgische hoofdstad dan een zuiver documentair beeld. En dit is op zichzelf een kracht- Fajereeltje op de Parijse vlooienmarkt, waaraan „Sonate in Brussel" even doet denken toer. De muziek bij de dynamische of dromerige scènes maakt commentaar overbodig. Brussel, met zijn van neonflitsen daverende De Brouckereplein, bij regen, of met enkele kaarters in een impasse of steegje, de duiven en vogels van de Grote Markt, de amateurhandelaren van de oude markt (een tegenhanger van de Parijs Marche Aux Puces) Brussel komt uit deze beelden naar voren als een zeer levendige en folkloristisch rijke stad. Welvaart en armoe de naast en door elkaar: de statige historische gevels van de middeleeuwse gildehuizen en de foeilelijke bourgeoisstijl la negentienhonderd. Men voelt hoe Degelin geduldig urenlang heeft zitten wachten, ergens op het dak van een historisch ge bouw, om de zon een straal licht en warm te te zien toveren rond het torentje van een kapel. Maar van één uur 's nachts af heerst er in het centrum een ander klimaat: de ca barets en clubs lokken met neonreclame één of andere late toerist of wandelaar, 's Ochtends vermengt zich de muziek met het schetterend stemgeluid der spelende kinderen. Duizenden auto's glijden over de brede boulevards of door de smalle stra ten van de binnenstad. Degelin en Mertens, die een kleurenfilm over Brugge maakten en een film over het slepen van een reusachtig droogdok door de Sechelde, naar de haven van Ant werpen, werken op eigen kracht. Degelin, die pas acht en twintig is geworden, stu deerde aan de Parijse Ecole de Cinéma- tographie en werkte als assistent bij Sir Arthur Elton en later bij John Grierson, de vermaarde Engelse pionier van de do cumentaire film. Deze te Diest in Belgisch Brabant geboren cineast tracht klaarblij kelijk een eigen, scherp originele stijl te ontwikkelen. Met „Sonate in Brussel" is hij er in geslaagd een overtuigend bewijs te leveren van zijn artistiek filmgevoel en vakmanschap. Het zou ons niet verwon deren, wanneer deze bewonderaar van De Sica en andere grote meesters zich aan korte speelfilms zou wagen. Hij heeft er het formaat, de verbeelding en het door zettingsvermogen voor. HET ZOU mij in dit kort bestek te ver voeren om tot in détails te beschrijven, wat de Nationale Manifestatie van Energie, de E 55, ons allemaal te bieden heeft. Zij heeft de bedoeling te tonen, wat er in Nederland gedurende de tien jaren na de bevrijding allemaal tot stand is gebracht. Maar al zouden de Nederlanders in deze tien jaar niets anders gedaan hebben dan deze ten toonstelling opbouwen, dan nog kan men met bewondering spreken van de energie, welke zij hebben opgebracht. Dat neemt overigens niet weg, dat wij er nog lang niet zijn. Men kan bijvoorbeeld in de vee- en pluimvee-afdeling met tevredenheid vast stellen, dat wij thans in redelijke mate be schikken over volledige pluimveekorrels ert zelfs over mestkorrels voor piepkuikens, maar even verderop wordt men toch ook weer opeens geconfronteerd rnet strepto- coccen. Eindelijk hebben wij ze gezien. Ze zitten in melk, die ontleend is aan vee, dat een of andere ontsteking heeft. Het lijken net kleine draadjes, die streptococ- cen. wanneer men er door een microscoop naar kijkt. Verder valt er niet veel van te 2eggen. Alleen, dat het goed is, zijn tegen standers eens gezien te hebben. En dat wij het nationaal nooit al te best kunnen ma ken. indien onze koeien onwel zijn. O neen, wij zijn er nog niet. Dat onder vinden ook diegenen, die er nog altijd op uit zijn zich zo ver mogelijk van de aarde te verwijderen, het liefst naar de maan. Ook zij zijn er nog lang niet, maar dat ont neemt hun niet het recht om in een aan tal tenten op de E 55 te tonen, hoe zij er denken te komen. Voor een paar kwartjes kan men dat allemaal meemaken. Men treedt een donkere tent binnen, waar een menselijke silhouet met een onmiskenbare technische knobbel vele verlichte ontwer pen laat zien van raketten, die als inter planetaire voertuigen in aanmerking ko men. Daarbij is ook de kogel, waarin Jules Verne een zijner hoofdpersonen derwaarts deed schieten. Zij is aan de binnenzijne zacht bekleed, want reeds deze schrijver besefte, dat er een grens gepasseerd moest worden, waaromtrent de wet van de zwaar tekracht niet langer opgaat. De eenparige beweging zou anders in deze kogel zwaar lichamelijk letsel veroorzaken. Om een voorbeeld te geven van de vreemde situatie, die op deze grens ont staat, zei de schim van onze begeleider, Horizontaal: 1. bezoldiging; 7. lidwoord; 8. voornaamwoord, 10 slede; 12. boom; 14. uitroep; 15. meisjesnaam; 17. spoedig; 18. rivier in Frankrijk; 19. latwerk; 21. zuster; 23. namelijk (afkorting); 24. Europeaan; 26. soort onderwijs; 27. voornaamwoord; 28. voorvoegsel; 30. water in Noordhol- lónd. Verticaal: 2. in het jaar onzes Heren (afkor ting); 3. jongensnaam; 4. richel, rand; 5. pers. voornaamwoord; 6. stad aan de West kust van Italië; 9. rivier in Ierland; 11. muzieknoot; 13. linkerbijrivier van de Al ler: 14. slede; 16. zwemvogel; 17. boom; 20. lengtemaat; 22. aardrijkskundige aan duiding; 24. bijb. figuur; 25. kever; 27. mi litaire politie (afk.); 29. onbekende. Om in aanmerking te komen voor een van de drie geldprijzen ad f 7.50, f 5.en f 2.50, dient men uiterlijk Dinsdag 17 uur de oplossing in te zenden aan een van onze bureaux in Haarlem: Grote Houtstraat 93 en Soendaplein; in IJmuiden. Kennemer- laan 186. Oplossing van de vorige puzzle: Horizontaal: 1. dom, 4. sop, 6. Delos, 9. Ds., 11. Ops, 12. nu, 13. te, 15. mi, 16. Bo- venmeer, 17. ra, 18 er, 19. de, 20 bos, 22. si, 24. kroos, 26. Ria, 27. ant. Verticaal: 1. dod, 2. md., 3. alpenroos, 4. s.s., 5. Paul, 7. e.o., 8. s, 10. store, 12. Niers, 14. Eva, 15. mee, 19. dor, 20. br., 21. s.o., 23. iet, 24. ka, 25. sa. dat men hier weliswaar een bord soep kan optillen, maar dat bij het stilhouden van het bord de soep gewoon doorgaat. Het is dus wel duidelijk voor welke problemen de kellners van de Raket-Lits op deze hoogte gesteld zullen worden. Om niet te spreken van ae consumenten, want hoe zal de soep in ons moeten afdalen? Dat vervulde mij ook met enige twijfel voor een plotseling oplichtende reclame, waarin werd mede gedeeld. dat er geen ruimtevaart mogelijk is zonder cognac van een bepaald merk. Immers, van een „afzakkertje" kan men bij het vervallen van de wet van de zwaar tekracht immers niet meer spreken? Alco hol wordt daarentegen wel als brandstof voor de raketten gebruikt, dus meer als „opschietertje". De genoemde problemen worden des te lastiger, omdat zij zich juist voordoen op het tussenstation, dat in deze zóne vrij rondcirkelt als een kunstmatige satelliet van de aarde. Het is ontworpen door de heer Werner von Braun, zélf satel liet van de Anglo-Amerikanen, tegen wie hij eens in naam van het nieuwe Europa zijn V II smeedde. MEN KAN al dit gevaar in de ruimte ge trouw nagebootst meemaken in een ruimte schip waarvan de stewardessen in elk ge val niet denkbeeldig zijn. Het begint met een ontploffing waarbij men uit de pa trijspoorten rondom dikke wolken vaneen ziet wijken. Het trillen van de grond geeft de passagiers het gevoel steeds hoger te gaan. Inderdaad blijkt de aarde als een armetierig bolletje onder weg te zakken, getuige althans het beeld door de patrijs poorten. Dat het ingebouwde beeldvensters van televisietoestellen zijn, maakt de er varing niet minder geloofwaardig. Hulde voor de bemanning van het ruimteschip, die bij elke tocht opnieuw een plotseling opduikende meteoriet moet zien te ont duiken! Na de landing op een van de manen van de planeet Saturnus kan men zich daar wat vertreden hetgeen na zo'n snelheid van 20.000 mijl per uur wel verkwikkend lijkt. Men loopt daarbij over windkussens, om dat men hier wel aanvoelt, dat het met de krachtwetten daar ook heel anders gesteld zal zijn en de stap niet zo zwaar op de grond drukt als bij ons op aarde. Na een wandeling temidden van het maagdelijke papier-maché van de gebergten op deze maan. wordt men met een „loop naar de aarde" de tent uitgelaten. De ruimtevaarders hebben alles in ieder geval zó ingericht, dat niemand last van hoogtevrees behoeft te hebben. En dat kan niet gezegd worden van een nabijslaande hijsinstallatie, waarvan de exploitanten veel lagere pretenties hebben, maar onmid dellijk doen wat ze zeggen. Men wordt in 'n vergrote kanariekooi, welke stevig ver grendeld is, hoog boven de Maasstad ge hesen. En als men dan helemaal tot vlak onder de oksel van de kraanarm is gehesen, zit er altijd ook een man in de kooi, die verklaart stel dat nou de draad breekt. En dan is er ook altijd een vrouw uit het ge zelschap, die de man toevoegt: waarom zeg je nu altijd zulke rare dingenDaarna is het dan een hele tijd stil en in de diepte van de Maas tuffen popperige bootjes voor bij. De kooi wiegelt zachtjes in de wind. Als wij Pietjes waren, zou dit het moment ge weest zijn voor enige fraaie trillers. Maar wij zijn mensen en vragen ons af of Fie ons zou kunnen zien. En zolang wij ons dat afvragen zijn wij niet rijp voor wezenlijke ruimtevaart. KO BRUGBIER Colin St. Andrew Mac Throckle Glen- cannon volgens het gelijknamige boekje, uitgegeven bij de Spaarnestad in Haarlem en geschreven door Guy Gilpatric een „Scheve Schot" vult vrijwel al zijn tijd met het verzwelgen van enorme hoeveel heden whiskey. In de uren, die hij dan nog over heeft schenkt hij zijn aandacht aan de machiixes van de stokoude Engelse vrachtrijder Inchcliffe Castle of hij zoekt de wal op om zich daar weer vol te gieten met alcoholhoudende dranken. Gilpatric heeft gemeend van vrijwel elke braspartij een apart verhaaltje te moe ten maken, zodat dit boekje een aaneen schakeling is van de dronkemansfeesten, die meestal eindigen in een gezellig ge vecht, waaruit Glencannon voortdurend, met de boksbeugel nog in de hand, als overwinnaar te voorschijn komt. De scha mele uren, dat de Schotse machinist niet dronken is, besteedt hij met het bij elkaar schrapen van geld om nog meer whiskey te kunnen kopen. En bij het beschrijven van deze gedeelten uit het leven van Glen cannon laat Gilpatric zijn fantasie de vrije loop en daarbij bewijst de schrijver, dat hij toch nog wel oog heeft voor werkelijk humoristische situaties. In „Een snufje van dat" (uitgegeven bij Elsevier in Amsterdam) heeft Ina van der Beugel ongeveer dertig korte schetjes ver zameld, die echter geen van alle zo aardig zijn, dat men het boekje in één ruk uit leest. Bovendien springt de schrijfster van de hak op de tak, waardoor de aandacht nu ook niet bepaald onafgebroken aan de tekst is gekluisterd. De kostelijke illustra ties en het aardige bandontwerp van A. Siegenbeek van Heukelom hadden wer kelijk beter verdiend. H. de G. In de kloostergang van de St. Servaes- kerk te Maastricht hee-ft men na het ver wijderen van een dikke kalklaag op twee grafsteenen fraai Gothisch beeldhouwwerk ontdekt. Prof. dr. J. Timmers beschouwt deze vondst kunsthistorisch van grote waarde, aangezien is gebleken dat het zeer zeldzame ornamenten uit de vijftiende eeuw betreft. De grafstenen vertonen verscheidene figuren en groepen personen, familie van een overledene. Bij het afnemer; van de dikke kalklagen bleek, dat er nog goed en gaaf bewaarde kleuren op het beeldhouw werk aanwezig waren. Wel is het beeld houwwerk beschadigd met kapsteken, die waarschijnlijk tijdens de beeldenstorm zijn toegebracht. De prijzen werden na loting als volgt toegekend: M. Pot-De Vries, Spaarnelaan 20. Haarlem (ƒ7.50); J. Koppen-Haagsma, Delftlaan 183, Haarlem (ƒ5) en M. W. Kooijmans, Kamerl. Onnesstraat 49, Haar- lem (ƒ2.50). IK BEN eraan gaan twijfelen of er ooit wel soldaten hebben bestaan, zoals een vage herin nering die voorschrijft. Solda ten die vochten als ze niet dronken en dronken als ze niet vochten en hun leven verder kleur gaven door opgewekte soldatenliederen te zingen, oorlogstijd of vredestijd. De soldaten, die ik ken, vechten weieens, maar zelden anders dan voor de lol. Er zijn er ook wel die drinken, maar die dronken al voordat ze soldaat werden. De soldaten, die ik ken, herinneren aan de solda ten van de herinnering zoals een straathond herinnert aan de wolf. Er is wat uiterlijke gelijkenis. Sedert enige tijd ken ik een jongen, die een typische uit drukking op zijn gezicht heeft. En typisch misschien wel al leen omdat hij dat gezicht in een willekeurige plooi kan trekken, zonder dat aan de uit drukking wezenlijk iets veran dert. Het is niet eenvoudig een treffende omschrijving te ge ven. Maar na enig zoeken heb ik het volgende gevonden waarmee ik hopelijk duidelijk bon: wie wil er niet vechten met de beer. In geval ik nog té persoonlijk ben, vul ik aan met wat uiterlijke gegevens: ruig haai-, brede, vrij vlezige kaak en een zware iets ge schonden neus. Nog een nood zakelijke notitie van vlak voor het in bed gaan: spierenbun dels en een ruime uiteraard be groeide borst. Deze jongen heet Rinus en is soldaat Aan de binnenzijde van Rinus' kast hangt een stel veren van staal. De veren zijn aan de uit einden verbonden met hand grepen. Voordat Rinus naar bed gaat. maakt hij de kast open neemt de veren voorzich tig van een spijker, plaats de handen met zorg in de grepen en gaat dan trekken. Uit en in en weer uit en weer in. Bij deze gelegenheid is hij alleen beneden de gordel gekleed. Het is een fascinerend gezicht. Vermoedelijk terwille van het evenwicht in een samenleving zijn zulke Rinussen opvallend vaak ongevaarlijker dan zij zouden kunnen zijn. Zij be schikken over een bolwerk van kracht, maar deze staat zo zelden onder bezielende lei ding. Ik vind Rinus iemand om in een vermoeid moment naar te kijken. Dat werkt ongeveer als een sterke kop koffie en dan herinnert hij even, heel even maar, aan die vage herinne ring. ALPHONSE is heel anders. Met hem heeft het leven be slist een andere bedoeling. Al- phonse is opgewekt soldaat ge worden, maar iedere dag een beetje uitgedoofd. Want zijn grootste gevoel van zekerheid onder bescherming van een zeer strict genomen geloofsop vatting is langzaam maar heel zeker beledigd. In het begin stond hij op voor iedere vloek en zei aangedaan: .Maar zoiets mag je toch niet zeggen". La ter deed hij het alleen nog voor de hele erge vloeken, maar ook dat is hem te veel geworden. Nu droomt hij wat onzeker door het gebouw en wast opvallend vaak zijn han den. Dit laatste kan natuurlijk toeval of met Freud te verkla ren zijn. Onlangs kwam hij naar me toe, terwijl ik op mijn bed zat te lezen. Hij ging voorzichtig naast me zitten en vroeg kij kend naar mijn lectuur; "Is dat een mooi boek?" Ik haalde mijn schouders op omdat ik er net in begonnen was. Hij draai de mijn boek met de voorzijde naar zich toe, keek me wat te leurgesteld aan en knikte na denkend. „Hou je van zulke boeken?" vroeg hij, waarop ik weer mijn schouders optrok om een iets andere reden. Het was even stil geweest, toen Alphonse zacht maar beslist zei: „Ik niet. Mensen, die vinden, dat zij al tijd gelijk hebben, zulke men senhij aarzelde en zuchtte „die hebben gebro ken met Onze Lieve Heer". „Kom kom", zei ik. Niet zo somber". „Dat word je hier wel", zei Alphonse treurig. „Ik geloof, dat jullie hier allemaal met Onze Lieve Heer gebroken hebben". Het was weer even stil. „Maar als ik uit dienst kom, dan ga ik naar Lourdes en mijn bedevaart zal ook voor jullie zijn". Met deze woorden bleef Alphonse in een wat vermoeide, maar plotse ling gelukkige glimlach voor zich uitkijken. Niet goed we tend wat hierop te zeggen keek ik de kamer rond en zag dat Rinus zijn veren had laten zakken. Hij keek duister naar Alphonse en hij kwam lang zaam op ons af de veren in een hand slingerend. Voor Alphon se bleef hij staan. „Lourdes?" vroeg hij ..Hoor de ik je Lourdes zeggen?" Alphonse zweeg. Hij leek me bang. „Nou, zeg 's wat? Je zei Lour des hè? Je wil naar Lourdes. Voor wie wou jij naar Lour des? Nou, toe dan. Zeg 't nog 's". Toen keek Alphonse dapper op. „Voor jou", zei hij. Rinus keek naar zijn veren, zwabberde ze wat heen en weer en zei: „O, ik dacht soms". Hij draaide zich om, ging voor zijn bed staan en begon weer te trekken. J. V.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1955 | | pagina 14