WERK IN UITVOERING Plezierige Engelse comedie Joyeuze Pravda Hans Moser is vijfenzeventig VELE ZWARTKIJKERS IN DUITSLAND De weg van de kerk in de twintigste eeuw „TO PARIS WITH LOVE" Nederlandse kunst in Oostenrijk Geestelijke armoede Regisseur Ad. Hooykaas naar de Antillen GELUK IN HET SPEELSPEL ALS DE ZAKEN zich blijven ontwikke len zoals tot dusverre, zal het officiële or gaan van de Sovjet-Russische communis tische partij spoedig een redacteur voor de uitgaande wereld nodig hebben, zo merkt Clifton Daniel, de Moskouse correspondent van de New York Times" op. Het anders zo plechtstatige en leerstellige blad, dat de hogepriesterlijke bazuin van de partij is, heeft het gezelligste artikel opgenomen dat wellicht ooit zijn voorpagina heeft ge sierd. De gelegenheid, waarbij dit uitstap je in de luchtiger vormen der journalistiek werd ondernomen, was de picnic, die pre mier Boelganin onlangs aan de diplomaten te Moskou gaf. Het partijtje was iets onge hoords en dat was ook het verslag van het officiële persbureau Tass in de Pravda. AFGEZIEN van de uitwerking dit dit betoon van kameraadschap kan hebben op de internationale toestand, zal het zijn in vloed op de houding van Sovjet-burgers jegens de buitenlanders en in het bij zonder jegens vreemdelingen uit het Wes ten niet missen. Sommige burgers toon den zich vex-heugd over de goede sfeer op Boelganins partij en vatten het op als een goed voorteken voor vrede en vriendschap. Foto's en tekst besloegen bijna de helft van de voorpagina van de Pravda. ISlili (Van onze correspondent in Wenen) EEN PAAR DAGEN geleden zagen wij hem toevallig in de De Neubaugasse staan met zijn vrouw en een jonge vriend. Ze hadden in een comestibleszaak ham, spek en kaas gekocht en wilden naar een wijn lokaal even buiten Wenen gaan om nog vóór de verjaarsdrukte even gezellig onder elkaar uit te gaan. Hans Moser viel daar ternauwernood op. Hij ziet er uit als een heel gewoon mannetje, die blij is, wanneer hij 's avoi v's eens kan uitgaan. De wagen van de jonge vriend stond klaar. „Waar wil je zitten, moeder, voorin of achterin?", vroeg Moser aan zijn vrouw. Zij beslist over alles. Dat merkten we ook, toen we Moser vroegen of we hem in dat wijnlokaal even mochten interviewen. Het antwoord luidde: „Dat moet u aan mijn vrouw vra gen". En omdat zij het goed vond, gingen wij op eigen gelegenheid naar Grinzing, waar de familie onopvallend in een hoekje zat en zoals in Wenen gebruikelijk is de meegebrachte comestibles uitpakte en be gon te eten alvorens met de wijn te be ginnen. MOSER IS NU een man van vijfenzeven tig, maar hij ziet er niet als een oudje uit. BESEFT U eigenlijk wel, geachte lezer en lieve lezeres, hoe heerlijk het is zo'n vaste wekelijkse rubriek te verzorgen? Zo'n kolom is prima voor de geestelijke gezond heid, want de schrijver kan er al zijn complexen in uitvieren en dagresten in wegwerken. Zo wil ik u wel opbiechten, dat ik op mijn dertiende of veertiende jaar (het zal het dertiende wel zijn geweest, want ik was heel erg ongelukkig) een in tense liefde koesterde voor een meisje, dat een concurrerende middelbare school be zocht. Iedere morgen reed ik op de fiets achter haar aan, op een veilige afstand en zo dat zij het niet als een opzettelijke toe naderingspoging zou opvatten, want hoe wel ik 's avonds in bed de rooskleurigste ingevingen van mijn sluimerende kwalitei ten kreeg, had ik in het nuchtere licht van de vroege ochtend onvoldoende voorstel lingsvermogen en zelfvertrouwen om een aanleiding tot een kwasi-toevallig gesprek te enscèneren. Maar zelfs als jongen is de man een veroveraar en daarom bedacht ik een list. Voortaan bond ik op mijn bagage drager een fraai verchroomde pomp. Kreeg zij nu een lekke band met bijbehorende angstvisioenen van te laat in de klas komen, dan zou ik haar als de reddende cavalier te hulp kunnen schieten. Zij zou mij eeuwig dankbaar blijven en oh! de angstaanjagende zaligheid van haar hand te mogen vasthouden en haar blik te voe len neerdalen op het zweet mijns aan- schijns. Zij moet een rijwiel van eerste kwaliteit hebben gehad, want er mankeerde nooit iets aan. Na een paar maanden kwam ik haar tegen met een knul, hem aanstellerige lonken toewerpend. Meer dan een zeventje vond ik haar niet waard in die tijd gaven wij de meisjes cijfers voor haar uiterlijk. Mijn behoefte aan adoratie had trouwens intussen een andere wending ge nomen: ik probeerde de adressen te ach terhalen van beroemde personen, speciaal voetballers, want behalve Jopie Koopman woonden er in deze omgeving slechts wei nig filmsterren. Het was een hele opspo- ringsax-beid, omdat de meeste van die heren destijds nog geen telefoon plachten te hebben. Het werd iets gemakkelijker, toen sommigen van hen, de bekendsten, zich plotseling als sigarenwinkelier ontpopten. Dat was in die bloeiperiode van het ama teurisme een veel voorkomende combinatie. Ik had te weinig zakgeld om als premie op de aankoop van een pakje cigaretten het voorrecht te verwerven van een paar over de toonbank gewisselde woorden en slen terde daarom eerbiedig langs de étalages om de hoofden te zien, die iedere Zondag zoveel ballen de lat lieten scheren. Waarom ik dit vertel? Misschien een kwestie van ijdelheid. Want als u iets met deze neiging gemeen hebt, dan zult u allang uit de gids van P.T.T. of het adresboek de wetenschap hebben gevist, dat ik ergens vredig buiten de rand van Haarlem woon. In een huis met een tuin, net als iedereen in mijn buurt, want schrijvers zijn een voudige mensen. Dat „vredig" slaat intus sen alleen op de winter. In dat seizoen genieten wij volstrekte rust. Zolang de bomen kaal zijn en onze woning dus goed zichtbaar is, weet niemand ons te vinden. Dat is geen klacht, want ik vind het heer lijk. In de zomer echter pleegt ons weelde rig begroeide erf te veranderen in een kosteloze fietsenstalling ten behoeve van luie zonnebaders, badgasten en luchtige aanlopers, die meestal kennissen zijn van kennissen van iemand, waarmee ik eens een kwartier heb staan praten omdat ik hem voor een ander aanzag. Misschien was hij ook wel een ander. Maar hoe dit zij, deze week hebben twee mensen, die bewe ren aangetrouwde familieleden uit Utrecht te zijn, hun zoontje bij ons gestald. Niet voor lang, want zij blijven maar een halve maand aan de Rivièra. HET IS EEN aardig ventje. Dat wel. Hij heet Henkie en we hebben echt geen kind aan hem. Hij heeft namelijk bezigheden buitenshuis. De eerste dag was hij erg on rustig en liep hij schijnbaar doelloos wat door de omgeving te schooieren. Maar nu heeft hij het gevonden. Aan het ontbijt besmeert en belegt hij twaalf onwezenlijk dikke extra-boterhammen, die hij vervol gens in een verschoten theedoek knoopt. Dan vult hij een blauwe kruik van ik weet niet wat voor metaal met weinig koffie en veel melk. Hierna zucht hij diep en neemt afscheid met een groet, die tussen nors en onverschillig zweeft. Hij komt niet eerder thuis dan om een uur of half zes, uitgeput maar kennelijk voldaan. Na het eten, als hij denkt dat wij het niet zien, scharrelt hij nog even heel intens met een pop of ander meidenspeelgoed. Wij moeten hem meestal de trap opdragen, omdat hij loopt te tollen van vermoeidheid. De eerste dag werden wij zenuwachtig, toen hij zomaar verdwenen was en na uren nog niet kwam opdagen. Heimwee, dachten wij, want zijn ouders zullen hem heus wel ingeprent hebben dat hij niet met vreemde mannen mag meelopen. Dat doen alle ouders. En dus gingen wij zoeken. Want meteen de politie inschakelen achten wij te melodramatisch. Ik vond hem aan de grens van de gemeente, sjouwend met ste nen door het vuile zand van een opgebro ken rijweg. Op een afstand bleef ik staan kijken. Na een kwartier spandiensten aan de arbeiders te hebbben verleend, mocht hij even meerijden op de stoomwals. Van zijn hoge positie werd hij mij gewaar. Hij keek mij aan met een uitdrukking, waaruit ik het volgende begreep: „Als je aan mijn vrienden durft te vei'raden, dat ik nog maar een kind van negen jaar ben, dan vind ik je een schoft". Als iemand, die nergens mee te maken heeft, heb ik onopvallend gepoogd mij een indruk te vormen van het werk dat in uit voering was, zoals op een bord, dat aan een rood-witte zebra deed denken, stond aangegeven. Mijn onnadrukkelijke belang stelling werd overigens door niemand ge deeld. Geen mens scheen interesse te heb ben voor het ovei-naads aanbrengen van klinkers, als dat zo heet. In dat opzicht deed het verrichte karwei mij denken aan het Concertgebouw: als daar een nieuw werk in uitvoering is, komt er ook geen stervelingEnfin, zonder van de tijde lijke macht van de mij opgedrongen voog dij blijk te geven, ben ik naar huis terug gekeerd. Die jongen zal later wel ingenieur worden, dacht ik gerustgesteld. Het is goed dat hij al vroeg met de practijk in aan raking komt. Hiermede heb ik Henkie's vriendschap gewonnen. Diezelfde avond heeft hij mij zijn geheim geopenbaard, toen hij rozig in bed lag: hij wil stratenmaker worden. „Dat is wat link, johIn één ademtocht kwam de rest van zijn toekomstdroom: „De hele dag buiten, mannen onder elkaar, zon der wijvengeklets. En als je geen zin hebt, laat je een houweel vallen en dan ga je in de ongevallenwet lopen en soms gebeurt het in een stille wijk dat een deftige me vrouw vraagt of je geen zin hebt om een kopje thee te komen dx-inken en daar blijft het dan niet bij, zegt RinusIk heb verklaard, dat ik het een mooi bei'oep vond. Hij heeft het niet eens meer gehoord, want de kleine stratenmaker sliep als een onschuldig kind. De volgende morgen vroeg hij, of hij niet eens een paar sigaren voor zijn kameraden mocht meenemen, om wat terug te doen. Ze hadden er echt niet om gevraagd, voeg de hij eraan toe, kennelijk indach tig wat zijn moeder hem voorhield als hij om snoepgoed bedelde. Ik heb een hele doos bolknaks ge kocht. Bij een winkelier, die ik mij nog herinnerde van vroeger, toen hij midvoor was KO BRUGBIER Hij is gezond en krachtig en treedt nog steeds op, hetzij in de schouwburg hetzij in de film. Alleen zorgt zijn vrouw ervoor, dat hij zich niet te veel inspant en dat hij niet wordt lastig gevallen. Zij beslist of hij bezoek zal ontvangen, of hij op reis kan gaan en of hij een rol aanneemt. Wij zaten dus tegenover Hans Moser, een kunstenaar met internationale naam. Ieder een kent hem van de film of beter nog: iedereen denkt hem te kennen als de ko mische figuur, de kruier die zich geen raad weet met zijn koffers, als de Ween se con cierge of als de bescheiden en schichtige kellner met zijn linkse bewegingen, die tel kens iets vergeet en dan weer wegschiet, die onder het spreken even zijn neus op haalt en daarbij zoals men hier zegt „muschelt" (door zijn neus spreekt). Met zulke kleine rollen is Moser begonnen in een tijd, toen hij nog armoede leed en bij zijn collega's geld moest lenen. Als zoon van een beeldhouwer is hij geboren. Na de middelbare school is hij in de leer geweest bij een handelaar in galanteriewaren, maar het toneelspelen zat hem zo diep in het bloed dat hij zich bij een rondtrekkend ge zelschap aansloot. Op onze vraag naar zijn mooiste herinne ringen, antwoordt hij: „Bij voorbeeld het bericht, dat mijn familie uit Hongarije, die door Hitier en consorten werd vervolgd, veilig en wel in Amerika was aangeko men". Daarvoor heeft Moser heel wat geld moeten overhebben en dat wil wat zeggen. Want al helpt hij zijn familie en ai-me col lega's graag, hij is en blijft zuinig. Geld uitgeven doet hij nog altijd met een gevoel van angst voor slechte dagen, die hij zo goed heeft gekend. Een tweede hoogtepunt in zijn leven is de dag geweest, waarop hij als lid van het Bux-gtheater werd aangenomen. Met dit gezelschap is hij in „Liebelei" van Arthur Schnitzler dit jaar in Pax-ijs en verleden jaar in het Holland Festival opgetreden. EEN VAN DE benauwendste verschijn selen van onze tijd is de uittocht uit de kerken. Bij alle matex-iële welvaart valt allerwege een geestelijke vex-schraling waar te nemen. De Goddelijke boodschap schijnt slecht verstaan te wox-den in een wereld waarin de kerk geen uitsluitende taak meer heeft bij het lenigen van stof felijke nood. Zij is gaandeweg terugge drongen binnen de mui-en van haar bede huizen, waar een wereldvreemde taal wordt gesproken. De kerk dreigt haar in vloed op het volle leven te verliezen en wordt aangewezen op de levenskringen van huis en gezin. „De wereld is anders geworden" zo luidt de veelzeggende titel van een boekje, waarin de Evangelisch Lutherse predi kant Eberhax'd Müller een poging doet zich rekenschap van „de weg van de kerk in de twintigste eeuw" te geven, zoals de onder titel aangeeft. Het is bij T. Wever in Fra- neker verschenen. Ds. Müller stelt niet al leen een diagnose, hij doet ook een ge neeswijze aan de hand. Prof. dr. W. F. de Gaay Fox-tman, hoogleraar aan de Vrije Universiteit te Amsterdam, beveelt lezing van dit boekje aan voor de leden van alle Nederlandse kerken en in het bijzonder van de Gereformeerde gezindte, waartoe hij zelf behoort. De oorzaak van de geestelijke armoede moet volgens de Duitse schrijver niet ge zocht worden in de hedendaagse wereld, maar in de kerkmensen, die niet meer be zield zijn door een heilig vuur dat hen drijft hun overtuiging uit te dragen en de wereld te hervormen. De geestelijke lei ders zijn vervreemd van de alledaagse problemen, waarmee hun gemeenteleden worstelen. Zij staan buiten de sfeer van het moderne arbeisdproces. Het werk en de organisatie van de kerkelijke arbeid zijn op de oude structuur van de samen leving ingericht. Zeer vele mensen wor den door de stichtelijke preken van de oude stijl geestelijk overschat. Het gaat om de vraag of het vormend beginsel van de levensverbanden in de ax-beiders- wereld en in de maatschapppij de techni sche machtsgedachte blijft, dan wel of het de Christelijk gemeenschapsgedachte wordt, aldus de Duitse pastoiv In dit boekje is een oprecht Christen aan het woord, die een scherpe kijk heeft op de kwalen van kerk en wex-eld en vooral cp die van de werkende mens in onze tijd. Zijn denkbeelden mogen niet volledig uitgewerkt zijn, zijn gedachten doen den ken aan die van voorlopers van grote her vormingen in de geschiedenis. Zij paarden een groot medeleven met de sociaal-ont rechten aan een diep geloof en veri-ichtten in beperkte kring voorbereidend werk, waai-op de grote hervormei-s later voort bouwden. A. B. de rollen inderdaad had omgedraaid, want dat verwachtten wij in stilte en dat moet men niet verwaarlozen: geen scenario schrijver en geen regisseur. De bioscoop bezoeker voelt wel waar de schoen wringt. Scenarioschrijver en regisseur vonden die ontknoping niet oorspronkelijk genoeg. Ze wilden een laatste verrassing. En met die verrassing drukken zij het effect. ENFIN, MEN KOMT er wel overheen, zoals men ook voor lief neemt, dat met een nauwkeurigheid als van een tijdschema alle gebeurtenissen nauwlettend worden gere gistreerd en de diverse paren op hun soms niet zo belangrijke paden gevolgd. Die evenwichtige verdeling van het tempo maakt de toeschouwer op den duur onge durig. Gelukkig staat daar tegenover, dat er een grote dosis fijngeestige dwaasheden over de film is uitgestrooid met steeds weer die bijna nare manier van reageren, die ons soms als de hoogste wijsheid der En gelsen wordt voorgeschoteld: kalm blijven en altijd heer. De Engelse heren in de film reageren aldus en wekken daarmee onze lachlust op. Wij gaan ze bewonderen. Wij zouden altijd wel zo heel verschrikkelijk kalm willen blijven. En wanneer, om het contrast te vervolmaken, daar nog een serie ondeugendheden op de luchtige wijze van la douce Fx-ance aan toe wordt gevoegd en wij zien hoe in het keurslijf der wel levendheid de Engelsman grimmig zijn lach probeert te onderdrukken, is het beeld helemaal af. Steeds zijn er dan situaties te over, die op zichzelf heus niet zo vermake lijk zijn, maar het worden door de reacties der hoofdpersonen. Steeds schiet men dan in een lach. Zo ziet men lachend „To Paris wtih love" en beveelt de film in de be langstelling van ieder, die zorgeloos een uurtje heeft te verdoen. Hetgeen bij deze geschiedt. P. W. FRANSE (Van onze correspondent in Wenen) In Linz, het grootste Oostenrijkse in dustriecentrum, een moderne stad, waar veel geld wordt verdiend, maar ook royaal voor culturele doeleinden uitgegeven, is een tentoonstelling van moderne Neder landse kunst geopend, die sterk de aan dacht trekt. De keuze is door de directeu ren van de stedelijke musea te Amsterdam en Eindhoven met grote zorg geschied. De expositie omvat een kleine honderd schil derstukken, vele grafische werken en plastieken. Onder de expressionisten valt Herman Kruyder op, maar het is toch vooral Jan Sluyters die men bewondert en die alge meen als „een kunstenaar van grote bete kenis" wordt aangeduid. De „Gebombar deerde fabriek 1945" van Charles Eyck vindt men overal gereproduceerd. Het Oostenrijkse publiek kan maar nauwelijks geloven dat „De haven van Rotterdam" van Charley Toorop door een vrouw is geschilderd. H. Werkman wordt algemeen als de begaafdste graficus beschouwd. De „abstracten" zijn door Appel, Stekelenburg, Benner, Frieda Hunziker, Lataster en Cor- neille vertegenwoordigd. Bij de beeldhou wers valt Marl Andriessen het meest op. Dan volgen Wezelaar en Couzijn. De regisseur Ad Hooykaas zal in opdracht van de Sticusa op 12 September naar Curagao vertrekken om daar en op Aruba' gedurende twee jaar leiding te geven aan het amateurtoneel. Zijn eerste werk zal zijn het regisseren van een stadionspel ter gelegenheid van het Koninklijk bezoek aan de Antillen. „TO PARIS WITH LOVE" is de aan lokkelijke titel van een film, die reeds op een looptijd van dertien weken in het Am sterdamse theater „De Uitkijk" kan bogen. „To Paris with love". Wie deze plezierige Engelse comedie aanschouwt, kan niet anders dan constateren, dat het al liefde is wat de klok slaat. Zoals in zovele Britse verstrooiïngsfilms zijn de geestige situaties en woordspelingen er rijkelijk in gezaaid. Het is een klucht der vergissingen, waarbij de nadruk valt op de vergissingen, want voor een klucht is de film te beheerst ge maakt, te gentlemanlike en in typische En gelse stijl van een waardigheid, die u geen daverende lachsalvo's ontlokt. Ze heeft eerder iets van de sfeer, waarin ze zich beweegt ovei'genomen: ze is soms bepaald Frans ondeugend. Al die eigenschappen maken haar tot een waarlijk succes. Een groot succes in de oi'de van de filmkunst is zij niet. Men kan het haar regisseur Robert Hamer nogal eens verwijten, dat hij de zaak bi'eed uitspint erx er de tijd voor neemt om zijn verwikkelingen tot een goed einde te brengen. De traagheid, waarmee hij te werk gaat, irriteert. Evenzeer valt het nodige aan te merken op het slot. Dat is bepaald onbevredigend, vermoedelijk omdat men vreesde niet ox-gineel te zijn. Maar wie „To Paris with love" heeft gezien zal toch beslist de heugenis overhouden Zo begonnen de verwikkelingen in „To Paris with love". Het aardige meisje (Odile Versois) is van de scooter van haar vriend gevallen. Papa (Alex Guiness) en zoonlief (Vernon Gray) ontfermen zich over haar. aan een paar uur plezier, gemêleerd met binnenpretjes. Om de droog ironische manier waarop men in Engeland komedies filmt. Om de grapjes en toespelingen. Om de rake typeringen en de goed gehand haafde sfeer. HET THEMA VAN DE FILM is wel eens meer gebruikt. Een vader en zoon gaan naar Parijs. Ze vereenzelvigen Parijs met de liefde: papa zoekt voor zoonlief een vrouw, zoonlief voor papa evenzeer. Dat althans zijn hun geheime bedoelingen. Natuurlijk komen de dames opdagen, maar het loopt heel anders dan gedacht of ge arrangeerd was. Zoonlief wordt verliefd op een „gerijpte" vrouw, papa op een jong meisje. Wie nu zou denken, dat aan het slot van de film de rollen precies zijn om gedraaid, heeft het mis, want al wordt voor de vader iets in die richting gesuggereerd, voor de zoon gaat dat helemaal niet op. Hij gaat hals over kop overstag naar een be vallig wezentje, dat we in de film maar vijf minuten krijgen te zien en het jonge meisje, dat papa's gunsten verwierf, keert toch maar terug naar haar vroegere aan bidder, die nu niet bepaald een hartver- overende indruk heeft gemaakt. Dat is een voor het gevoel niet overtuigend slot. In de lijn der logica, die ook voor comedies op gaat, ware het beter geweest, wanneer men ZWARTKIJKERS duld ik niet! heeft omstreeks het begin var. deze eeuw de toenmalige Duitse keizer Wilhelm II gezegd met betrekking tot de Pruisische rol in de wereldgeschiedenis. Ge durende het Hitler-régime waren zwartkijkers degenen, die niet aan de „heilige missie" van het nationaal-socialisme of aan de Duitse overwinning in de tweede wereldooxTog geloofden. Zij waren staatsvijanden, die in concentratiekampen hoorden en daarin meestal ook terecht kwamen. Balke, de ijverige West- Duitse minister van Posterijen, heeft nu de woorden van keizer Wilhelm overgenomen. Met „zwartkijkers" bedoelt hij echter niet sceptici ten aanzien van de rol van het nieuwe West- Duitsland op het wereldtoneel, evenmin welke soort pessimisten dan ookVoor deze minister zijn zwartkijkers lieden, die zonder vergunning naar de over het algemeen zeer goede Duitse televisieprogramma's kijken en daarvoor hun maandelijkse kijk- bijdrage van vijf mark niet betalen. Minister Balke heeft ook naar de woorden van keizer Wilhelm gehandeld. Met een apparaat, dat in vakkringen „S" (voor Such- gerat) „55" heet, zijn dezer dagen in tien van de twintig post- districten tweehonderdveertig zwartkijkers opgespoord en met zachte dwang sti'affen zijn nog niet uitgedeeld in de ge lederen der kijkbijdragen-betalende televisietoestellen-bezitters binnengevoerd. Hiermede zal dan tevens wel een einde zijn ge komen aan de mening van de „zwartkijkers" dat „S. 55" maar bluf van het ministerie der Posterijen was. Tot 1 Juli was hun gelegenheid gegeven om uit vrije wil hun televisietoestellen bij de posterijen aan te melden. Zij zouden dan niet worden beboet voor de tijd gedurende welke zij zonder vex'gunning en zonder betaling (misschien vonden ze de pro gramma's nog niet goed genoeg en geen vijf mark in de maand waardnaar de uitzendingen hadden zitten kijken. De uiterste datum van 1 Juli kon worden gesteld, nadat de West- Duitse P.T.T. een peilapparaat had geconstrueerd, waarmee zij „zwarte" televisietoestellen kon opsporen. Speciale opsporings brigades werden ingesteld en togen aan het wei-k. „Trappen- terriers" heetten ze al gauw. Met hun peilapparaat behoeven de „trappen-teiTiers" slechts door de straten van een stad te lopen om op honderd meter afstand door middel van een zoemtoon een ingeschakeld tele visietoestel te horen. Zij hebben lijsten van aangemelde toestel len bij zich en kunnen dan gauw genoeg nagaan, of de zoemtoon wordt veroorzaakt door een „wit" dan wel een „zwart" toestel. Zelfs als men de „trappen-terrier" niet zou opendoen voor een nadere vaststelling van de begane overtreding van het zwart kijken, maakt dat geen verschil. De electx-ische leiding van de bel of de huistelefoon voert de magnetische stralen, die een televisietoestel blijkt uit te zenden, met onmiskenbare zekerheid naar het peil-apparaat, welks bevindingen als bewijsmateriaal gelden. Het opsporingswerk is voor de „trappen-terriers" gemakkelijk, aangezien televisie-uitzendingen ook in West-Duitsland maar op bepaalde uren van de namiddag en avond plaats hebben. Hoe veel „zwai'tkijkers" er zijn, zal zelfs voor de West-Duitse P.T.T. een verrassing zijn. Hun aantal wordt in de duizenden geschat. In Juni waren in.de Bondsrepubliek, inclusief West-BexTijn, honderdvijftigduizend televisietoestellen geregistreerd. Deskun digen menen dat er bovendien nog tenminste tussen de twintig en veertig pex-cent „zwartkijkers" zijn. NEW YORK (Un. Press) Een twaalfjarig negerinnetje uit Baltimore, Maryland, heeft deze week achtduizend dollar ge wonnen in het televisievragenspel, door een woord van achten twintig letters juist te spellen. Gloria Lockerman spelde „anti- disestablishmentarianism" zonder met de ogen te knippen. Eer der in het spel had zij woorden gespeld als: coyote, chincilla, dinosaur, hippopotamus, gingham, taffeta, minuet en waltz. Ceremoniemeester Hal March zeide, dat het geld, dat zij ge wonnen heeft en eventueel nog zal winnen, op een bank zal wodden gezet tot zij ouder is. De grootmoeder van Gloria, mrs. Key, vergezelde het meisje, omdat het naar haar mening te jong is beslissingen te nemen waarbij het om geld gaat. Voordat zij tot de volgende vraag die telkens de geldprijs verdubbelde overging, ontving Gloria de toestemming van oma. Gloria heeft tot volgende week tijd om te beslissen of zij het op de achtduizend dollar zal houden, of een kans op de zestienduizend 3 dollar zal wagen. De hoofdprijs, die gewonnen kan worden, is viex-enzestigduizend dollar. (Overgenomen uit „The New Yorker")

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1955 | | pagina 15