Ierse Legende - gezon gen mysteriespel
SYSTEEM INGKlü
Mijn dochter en het zakenleven
Dierbare vrienden
De oegenMuizen^
Kort verhaal door JVynca Loos
In het vorige nummer van „Erbij'
publiceerden wij de eerste reacties op
de opera „Ierse legende" van de com
ponist Werner Egk uit München, als
het hoogtepunt van de Festspiele te
Salzburg van deze zomer beschouwd.
Hieronder volgt de opinie van profes
sor Nico Greitemann, onze correspon
dent in Wenen, over dit nieuwe werk,
voor de première waarvan honderden
buitenlanders naar dit muziekcentrum
waren gekomen. Egk schreef zelf het
libretto, waarvoor hij de stof ontleen-
de aan het toneelstuk „Countess Cath-
1 leen' van de Ierse dichter William
Butler Yeats, dat voor de oorlog reeds
door dr. A. Roland Holst in het Ne-
1 derlands werd vertaald
De Nederlandse zanger Théo Bayle als een der herders
AMSTERDAM, Augustus. U moet het toe komt er nog een brief binnen van een
me maar niet euvel duiden, maar ik wilde blijkbaar wat vergeetachtige verzekerings-
u nóg een keer vertellen over mijn kind. man, van een matig-geïnteresseerde luier-
Het kind, u zult het misschien nog weten, koning en van een waarschijnlijk ronduit
is nu zestien dagen ond. Een betrekkelijk luie veiligheidsspeldenbaron. De speelgoe-
geringe leeftijd, zelfs als men toepasselijke deren hebben nog niet van zich laten horen
vergelijkingen met de eeuwigheid eens misschien hebben die een advertentie-
achterwege laat. Het is nog in alle opzich- archief, waar zij pas zes of negen maanden
ten jong en ondanks haar gerimpeld later op handelen. Maar de consumptie-
levenswijs, Ome-Jan-van-Zutphen-gezicht goederen zijn al present. Zo zijn daar de
is zij gespeend van bijna iedere ervaring speciaal geprepareerde baby-voedingsmid-
of kennis. Niettemin wilde ik dit opstel delen in zeker vijfentwintig verschillende
wijden aan: „Mijn dochter en business". soorten. Er is een rijke variëteit aan zalven
Zij hebben al een nauw contact gehad,
mijn dochter en het Nederlandse zaken
leven. Het was een wat eenzijdig contact,
maar niettemin is het een levensverzeke-
ringenbedrijf geweest, dat mijn dochter
haar eerste persoonlijke brief heeft ge
schreven. Met haar correcte initialen, ach
ternaam en „mejuffrouw" daarvoor. Ik heb
en poeders en aan wat ik begrijp, dat een
soort krachtvoer moet zijn. Maar omdat
alleen de zaken die in het baby-boek ver
meld staan mijn vrouws vertrouwen heb
ben, is er voor anderen niet veel business
meer te doen.
En terwijl zich hier een belangrijke sec-
IERSE LEGENDE" is een vrij korte opera en in die zin ook een
typisch modern werk. Al het overbodige bijwerk uit de tradi
tionele opera is met opzet vermeden. Wat er in gezongen dient
te worden, komt kort en bondig tot uitdrukking. Het is harde,
intellectualistische muziek, die het „verwende oor" niet spaart,
maar die toch niet atonaal genoemd kan worden en nog minder
een knieval voor de twaalftonen-techniek, waarvan de compo
nist geen aanhanger is.
Een groep onverbeterlijke optimisten en geestdriftigen vindt
het werk als geheel prachtig. Voor de rest zijn de meningen
sterk verdeeld. Het gunstigt oordeelt men over het tekstboek.
Een kleinere groep vindt de zwaar geïnstrumenteerde muziek
buitengewoon expressief. Weer anderen zijn van mening dat
deze niet bij de tekst past, maar dat de regie van Schuh en
Neher, die zich bewust door schilderijen van Hyronymus Bosch
en Brueghel lieten inspireren, voortreffelijk moeten worden ge
noemd. Tenslotte komt men tot de ontdekking, dat practisch
niemand een afwijzend oordeel durft uit te spreken. Misschien
is het inderdaad nog te vroeg, zowel voor een positieve als voor
een negatieve beoordeling.
Werner Egk, die in 1901 werd geboren, is een bekende com
ponist, die naam heeft gemaakt door een aantal gelijksoortige
composities zoals „Die Zaubergeige" en „Peer Gynt" of het
ballet „Abraxas', waarin eveneens legendarische gegevens wer
den verwerkt. Hij heeft bijna vijf jaar gewerkt aan dit gezongen
mysteriespel, dat men een compromis tussen „Elckerlyc" en
„Faust" zou kunnen noemen, maar dan zonder al te grote drama
tische spanningen.
In het eerste bedrijf nemen de duivels (in de gestalten van een
tijger, een gier en twee uilen) het besluit om de mensen door
honger en angst tot wanhoop te brengen, zodat zij hun zielen
verkopen. Zij doen van het dierbaarste en heiligste afstand om
hun honger te stillen. Ondanks de bezwering der engelen blijken
toch allen voor deze verlokkingen te bezwijken, met één uit
zondering: de mooie en rijke Cathleen vat tezamen met Aleel,
een dichter en tevens haar geliefde, het plan op om de mensen
van deze lichamelijke en vooral geestelijke ondergang te redden.
Cathleen biedt daarvoor al haar rijkdommen aan, maar ook dat
baat niet. De dichter wordt haar en haar roeping onttrouw door
de vlucht te nemen. Dan brengt Cathleen men
het grootste offer door haar eigen ziel te
koop aan te bieden om haar land met al
zijn bewoners en hun zielen vrij te kopen.
De duivels gaan op dit voorstel in. Maar
toch komen zij niet in het bezit van
Cathleen's ziel, omdat de engelen deze ruil
voor ongeldig verklaren, met andere woor
den: omdat echte, onbaatzuchtige liefde
sterker is dan het gekochte „recht" en de
macht van de demonen. Cathleen heeft dus
de anderen gered en wordt zelf in de hemel
der zaligen opgenomen. De dichter blijft
alleen achter en ontdekt nu pas de waarde
van dit offer.
Het slot van dit werk is ongetwijfeld in
drukwekkend, vooral door de bijna in een
zucht gezongen laatste woorden, op een
melodie die met de zin van de woorden
overeenstemt. Een grote verdienste is de
poging tot het laten uitkomen, door het
alternatief van „ja" en „neen" ten opzicnte
van de genade, van een nieuwe Christelijke
tragiek. Maar het neemt niet weg, dat in
dit werk vrijwel alle spanning ontbreekt.
Cathleen strijdt niet: al haar offers worden
zonder een spoor van een innerlijk con
flict, zonder aarzeling en in een ommezien
volbracht. Met andere woorden, het is geen
drama, doch veeleer een soort epos, waar
in zelfs de duivelse figuren geen spanning
tor van het Nederlandse zakenleven op-
hem haar voorgelezen en omdat zij aan het windt over de noden van mijn dochter,
einde drie maal ernstig hikte, hebben wij slaapt zij. Zij slaapt de slaap der naar ik
ervan afgezien haar nog nauwelijks be- aanneem. onschuldigen. En iedere dag
wuste leven bij dit kantoor te verzekeren, betreur ik het, dat de mens zich niets her-
Dit was no« slechts de eer«te brief Er innert van zijn eigen allereerste dagen. Het veroorzaken,
zijn er dozijnen op gevolgd. Soms geadres- z°u ons zoveel bfgrip geven voor de pro- Toegegeven en vooropgesteld, dat men
seerd aan mijn vrouw, soms aan mij, maar blemeri vfn e^n baby. Nu sta ik met vol-
meestal toch aan haar, die het over zestien strekt onbegrip in de wieg te kijken en
jaar bepaald niet meer op prijs zal stellen, kan aJleen met verstand en inzicht de brie
als we haar post openmaken. Het valt niet ve"» ^00^, Nederlandse industrie aan
te ontkennen, dat de levensverzekeringen dochter verstuurd, bekijken, aan het
de overhand hebben. Al hun epistels ken- baby-boek toetsen en vrijwel onverander-
merkten zich door een diepe bezorgdheid J weggooien. A. S. H.
voor de toekomst van mijn dochter, wier
leven door de afschuwelijkste gevaren lijkt
bedreigd. Trouwens ook in de toekomst van
ons, haar ouders, schuilen de verraderlijk-
ste voetangels en klemmen dit, aldus
de levensverzekeringspropagandisten. Wij
hebben er ook een aan de deur gehad, die
er toch voor terugdeinsde ons mondeling
en zo persóónlijk de toekomst al te zwart
af te schilderen, maar die toch ook fijntjes
wees op de kwalijke mogelijkheden, die het
leven in zich herbergt. Als waarzegger zou
een verzekeringsagent, neem ik aan, een
pover figuur slaan.
Tussen de levensverzekeringen door
kwam de hoogst persoonlijke correspon
dentie van de verzamelde Nederlandse in
dustrie van wiegen, flessen, luiers en an
dere baby-artikelen. Nu hebben wij het
volste begrip voor de moeilijkheden, waar
deze zakenlieden in verkeren. Zij kunnen
ons tenslotte moeilijk de folders voor der
gelijke zaken gaan sturen, alleen omdat een
spion mijn echtgenote „in kennelijke staat"
cp straat heeft zien lopen. Zij doen dat
tenminste niet. Maar omdat alle boeken ons
en andere toekomstige ouders aanra
den twee maanden voor de geboorte alle
benodigde materialen voorhanden te heb
ben, kunnen de industriëlen toch niet op
veel succes rekenen, wanneer zij ons hun
waar aanbieden als (vergeeft u mij de ver
gelijking) mosterd na de maaltijd.
Dat alles is nu een beetje geluwd. Af en
De onheilspellende slang, voorgesteld door
de danseres Maria Litio
kronkelende bewegingen werkelijk de
tastbare en onheilspellende suggestie wekte
van het betoverende en wellustige gevaar.
Deze prestatie van de danseres Naria Litto
was dé grote sensatie van deze première,
waarmede niets ten nadele gezegd of be
doeld is jegens Inge Borkh als Cathleen of
Kurt Böhme als de dichter. Als een der
beide herders konden wij onze landgenoot
Theo Baylé als een zanger van formaat be
wonderen.
Het feit échter, dat iedereen na afloop
over de „slang" sprak, wekt het vermoe
den, dat deze „opera" misschien als ballet
veel beter tot haar recht zou kunnen ko-
Boeken. Nederland is een van de ruim
twintig landen, die bijdragen hebben ge
leverd voor de vijfde internationale ten
toonstelling van boekontwerpen, die op 1
September in Londen wordt geopend. Tot
de mooiste inzendingen behoren een
Zweedse gezinsbijbel met ruim tweehon
derd tekeningen van Rembrandt en een
Italiaanse uitgave van de sprookjes van
Andersen met illustraties door kinderen uit
de gehele wereld.
Jeugdtheater. De toneelgroep „De Witte
Vogel" neemt op 7 September de schouw
burg „De Lantaren" te Rotterdam als
jeugdtheater in gebruik. Gespeeld Vvordt
„De gouden draagkoets" van de pas van
een ernstige ziekte herstelde directeur Rolf
Petersen. In October opent dit ensemble
ook een jeugdtheater in Den Haag.De even
tuele tekorten op de exploitatie zullen uit
particuliere fondsen worden gedekt.
ook in een gezongen mysteriespel de krach
ten van het kwaad door symbolen dient
weer te geven, is toch de vraag gewettigd
of het teruggrijpen naar laat-middeleeuwse
voorbeelden gelukkig moet worden ge
noemd. De enige figuur in deze hele opera,
die ontegenzeggelijk indruk maakte en
waarover iedereen het eens was, bleek de
slang te zijn, die geen woord sprak en geen
toon zong, maar die in haar glijdende en
Overleden. Een van de meest vooraan
staande Amerikaanse deskundigen op mu
zikaal gebied, Olin Downes, criticus van de
New York Times, is deze week op 69-jarige
leeftijd gestorven. Hij is dertig jaar voor
genoemd blad werkzaam geweest.
Zangersweekeinde. Op 3 en 4 September
houdt het Koninklijk Nederlands Zangers
verbond, dat is de Nederlandse Bond van
Mannenkoren, zijn jaarvergadering en
zangersweekeinde op „Drakenburg" te
Baarn. Er zal een concert worden gegeven
door Utrechts' Byzantijns Koor.
Een koe en een kalf en een heel paard half.
MAAR VANDAAG was Ingrid voor het
eerst in het bad. Ingrid is een leuk, blond
kind uit Peters klas: ze heeft twee vlassige
vlechtjes en grote, blauwe, lieve ogen. Ze
ligt in een vuurrood zwempakje in het
pierenbad en oefent beenslag in het pril
ste stadium. Ze heeft nét haarbalans ge
vonden en duwt met kleine, Voorzichtige
slagen, ernstig en toegewijd een bus voor
zich uit.
„Strék die benen!" roept de juffrouw.
„Benen strekken", souffleert Peter, dié
naast zijn vriendin staat en haar ijverige
pogingen nauwlettend volgt.
„Sluit!"
„Je benen sluiten. Doe maar kalm-an, het
gaat best."
Heel het verplichte nummer van een
kwartier les, staat Peter haar trouw ter
zijde en geeft de commando's van de juf
frouw nauwgezet door. Daarna slaat hij
een arm om Ingrids natte schouder en
leidt haar galant uit het pierenbad.
„Je leert het gauw", zegt hij bemoedigend.
„Je beenslag is goed, dat is het voornaam
ste. Je armen komen vanzelf, niks an. Wil
„Spring je al?" informeert hij stoer.
„Welnee", zegt Ingrid kleintjes, „dat mag
ik nog helemaal niet".
„Nóóit in het ondiepe springen", adviseert
Peter, „dan bezeer je je voeten, heb ik
ook gehad. Als je springtmeteen het
diepe in. En je hoeft niet bang te zijn, dat
je zinkt, je komt altijd weer boven. Dat
komt door de lucht, de lucht ineh
in je buik. Nóóit bang zijn, dat je zinkt.
Even voordoen? Moet je kijken, hoor."
„Oi, oi, oidoet Ingrid weer, „dat je
dat durft, Peter."
„Bést", zegt Peter, zet een voet over de
rand en stapt pardoes het diepe in. Snui
vend komt hij weer boven. „Zie je
zegt hij, happend naar lucht, „zie je
weldat je niet zinkt?"
Ik hijs hem op de kant en beklop zijn
natte schouder.
„Nu met een aanloop!" hijgt Peter. Zijn
ogen zien helemaal rood. „Moet je kijken,
hoor." Hij drukt zich tegen de kleedhokjes,
maar het betegelde perron .langs het bad
is hem niet breed genoeg, hij rukt een
deur open en verdwijnt in één van de
hokjes. „Moet je kijken", roept hij nog,
„moet je kijken hoe ik spanker!" en vliegt
dan in volle vaart het hokje uit, de tegels
over, met een geweldige sprong het bad
„Oioi, oiroept Ingrid verrukt.
Ik sta lichtelijk ontzet naar de kringen <v
staren, waarin mijn zoon verdween, maar
heb niet eens. de tijd me te verbazen, want
Peter zwemt al naar het trapje.
„Nu van de plank!" roept hij wild.
„Oioi, oidenk ik angstig. Maar
Peter rent al over het perron. „Moet je
kijken, Ingrid, moet jc kijken hoe ik van
de plank spring!"
„Tjongejongejonge!", denk ik, als hij klein
en schrieltjes in zijn strakke zwembroekje
op het puntje van de plank staat en even
weifelend de diepte peilt. „Dat doet-ie
nooit." Maar Peter springt, met wijde
benen en wijde armen, een soort ver
twijfelde sprong.
De beloning is zoet. Ingrid juicht en klapt
in haar handen, haar blonde vlechtjes
dansen op en neer. „Wat jij allemaal
durft!"
„Bést", zegt Peter en klimt snuivend langs
het trapje omhoog, zijn gezicht bijkans
paars van opwinding, ik durf best
met een óanloop van de plank."
Nu niet meer, denk ik, de rest kan alleen
een anti-climax zijnMaar Peter maait
al een paar jongens van zijn baan: „Opzij,
opzij! Ik moet van de planken neemt
zijn aanloop al bij het hekje van de in
gang. Weifelt geen ogenblik op de lange
matten plankbekleding, schreeuwt: „Kij
ken!" terwijl hij springt en komt in een
wirwar van spatten en kringen in een
wild draaiende spiraal weer boven.
Toegegeven, hij sprong niet fraai, maar hij
spróng.
Als een jonge Griekse god klimt hij uit
het bad, slaat zijn haren met een ruk
achterover en laat het water uit zijn oren
lopen.
En dóór is Ingrid. Als een kleine, blonde
Venus komt ze toegelopen om de held te
begroeten en te belauweren.
Ik hoor er helemaal niet meer bij, ik ben
maar een heel prozaïsch volwassen mens
als ik nuchter denk: ik wou dat ze hem
vroeg de rugslag voor te doen. Maar Peter
kent zijn grenzen.
„Nu ga ik me aankleden", zegt hij en loopt
voor me uit met een héél recht, zelfvol
daan ruggetje.
„Goed iedere middag oefenen", zeg ik
Pharizeeërig en trek Ingrid aan haar
vlechtjes, „iedere middag", herhaal ik me'
nadruk. Als het éven wil stoomt Pelei
meteen door voor z'n B.
Systeem Ingrid. Das ewig weibliche
Ronde tafel. De bekende Russische
schrijver Michael Sjolokov heeft in eer
open brief in het tijdschrift „Buitenlandse
litteratuur" een ronde tafelconferenti
van schrijvers uit alle landen voorgestelc
Radio Moskou heeft hieraan in een nieuw;
uitzending ruimere bekendheid gegevc
MET PETERS eerste zwemdiploma wil het
nog niet erg vlotten. Iedere middag trouw
trekken we naar het bad met zwempak
ken en handdoeken en boterhammen, een
heel seizoen lang. Ik heb er al verschei
dene abonnementen tegenaan gegooid, zo
als dat heet in Peters vrij krasse voca
bulaire. Zijn zusje Brigitte is al in volle
glorie afgezwommen, maar met Peter blijft
het zeuren. Brigitte oefent al voor B en
doet serieuze pogingen tot startduik en
onder-water-zwemmen, maar Peter klun
gelt nog steeds aan zijn A en verspeelt
zijn tijd. Het liefst drijft hij rond op een
sliert kurken en oefent met volkomen
voorbijzien van schoolslag en watertrap
pen crawl. „Trol" noemt hij dat. Hij
slingert daarbij manhaftig zijn armen naar
voren en beweegt zijn hoofd regelmatig
heen en weer, maar wat zijn benen doen
weet ik niet.
Vooraf in het kleedhokje geef ik nu al
maandenlang de instructies van de dag:
twee baantjes schoolslag en één baantje
rug. Ik ben al zo'n habituée in het zwem
bad geworden, dat ik zelf met hengels en
lijnen langs de kant loop, want het is
meestal druk tussen de middag en er zijn
veel kinderen, die les moeten hebben. Als
het me gelukt een juffrouw bereid te
vinden Peter aan de lijn te nemen, drijft
mijn zoon op twee bussen midden in het
diepe, luid zingend van de orgelman, die
óók maar een mens is. Want zoals mannen
geacht worden in de badkamer te zingen,
werkt Peter z'n repertoire in het zwem
bad af. Van de kant af is hij eenvoudig
niet te beschreeuwen. Ik stuur Brigitte
het water in om hem te waarschuwen:
en zeg dat de juffrouw wacht".
„Rel-de-dèl, del, del, del!" zingt Peter en
gaat er eens gemakkelijk bij liggen. Hij
spat naar Brigitte, die hem te dicht be
nadert en onverrichterzake terugkeert.
„Komen!" brul ik en tracht de juffrouw
te lijmen.
„Eerst even in-oefenen!" roept Peter
terug. Hij draait op zijn buik en knelt de
bussen onder zijn armen, .onverstoorbaar
met lange uithalen verder galmend. Tegen
de tijd, dot hij uitgeoefend is, is de juf
frouw verdwenen.
„Hou je snater en duik in het water",
dicht ik geestig. „Ik loof een prijs uit, ik
heb tompoucen. Hupsa, daar gaat-ie, één
twee-drie, klaar, af."
Ik begin al onmiddellijk langs de kant te
coachen met „Hup, Peter", als een Varsity-
supporter, maar na twee ampele slagen
hijst mijn zoon zich op aan de rand van
het bad en klimt er uit.
„Valse start", zegt hij enkel.
„Wat heb ik nou, ga je het overdoen?"
vraag ik verwonderd.
„Welnee", zegt Peter, „die Knul heeft nog
kurken om, daar zwem ik niet tegen. Valse
start."
„Liefje", zeg ik vanwege de mama's, hoe
wel ik hem zo langzamerhand door elkaar
kan rammelen, „liefje, de bedoeling is, dat
je één baantje schoolslag zwemt."
„Ik kijk wel uit", zegt Peter, „tegen wié.
Siffen loonlie dee-éé-s
„Wat doen we nu met de Donald-Duck'en?"
vraagt Brigetten en het duurt even vóór
het tot me doordringt, dat ze daarmee de
tompoucen bedoelt.
„Geen fighting spirit", concludeert de har
kerige juffrouw.
Trouwens; met het eergevoel, waarmee de
moeder van zes kinderen zoveel succes
oogstte, is het bij Peter ook maar treurig
gesteld.
„Kijk eens", jubel ik, „kijk eens hoe ge
wéldig dat jongetje al zwemt!"
„Nou laat 'em", zegt hij en kijkt amper op.
„Hij is vast niet ouder dan jij."
„Traint zeker voor de vier-achtsten", zegt
Peter, om toch nog enige interesse te
tonen.
......Moet je dat kleine meisje zien!" doe
ik enthousiast. „Is me dat even een flin
kerd!"
„Ja, a-a-ach", zegt Peter, helemaal aan
gedaan, „en wat een schatje, hè, met al
die natte krulletjes.
IK VERDENK PETER sterk van enige op
zet in die richting, want hij heeft wat hij
in dezelfde krasse vocabulaire noemt „het
mier" aan les. Bovendien heeft hij uitge
sproken antipathieën. Als ie hem geloven
mag, spuwt de ene juffrouw als ze spreekt,
komt van de ander de stem uit haar buik,
hetgeen hij, in het water althans, èng
vindt en trekt de derde hem te pijnlijk
aan zijn arm. Tlij heeft een bepaald aan
doenlijke sympathie voor de badmeester,
maar die zit tussen de middag meestal in
zijn bureautje en eet zijn boterham of ver
zorgt de administratie, of schrijdt in sier
lijke krulletters diploma's uit. Ondertus
sen kosten al die vieren en vijven van
Peter mij en de baddames een goed deel
van onze zenuwen en het vervelende is,
dat zo langzamerhand iedereen er zich
mee bemoeien gaat. De mama's aan de
kant trekken strijk en zet partij vour het
arme kleine jongentje, dat zo opgejut
wordt door zijn aggressieve moeder en
vinden mij rnet m'n héngel en m'n touw
maar een haaierig mens.
„Geduld", zeggen ze. „De één leert het nu
eenmaal vlugger dan de ander." Er is een
harkerige, lange juffrouw, die me „spor
tieve animositeit" aanraadt en een moeder
van zes kinderen, die het in het eergevoel
gezocht heeft.
Vanwege de mama's sta ik dan geduldig
toe te zien hoe peter het hele pierenbad
leegruimt, stuk voor stuk de bussen en
kurken naar de kant slepend, voor zijn
éne baantje rug. Als hij dan eindelijk mid
den in het maagdelijk schoongeruimde bad
achterovergebogen klaar staat met zijn
handen in zijn zij, komt hij nog éénmaal
overeind en roept: „Nou, Mam, Nou?! Wat
krijg ik als ik op m'n rug ga liggen?" Dit
als uitwas van mijn systeem: beloning ha
geleverde prestatie. Vanwege de sportieve
animositeit tracht ik hem te combineren
met het neefje van de harkerige juffrouw.
„Hè ja", zegt de badjuffrouw, „kijken wie
het eerst bij het trapje is". En ze gordt
een snoer kurken om neefjes middel.
Peter is doende zich schommelende langs
de ketting naar de rode ton te enteren,
luid zingend van „Siffen loonlie dee-éé-s!"
Hij laat zich van de ton glijden en beweegt
zich in mijn richting. „Weet u, Mam", roept
hij, „dat speelde die clown in het circus
op die snater". Hij komt er apart voor
naar de kant ge-trold om me te vertellen
van de clown in het circus, die Seven
Lonely Days op een saxofoon speelde.
Het is een mooie gelegenheid hem meteen
aan zijn rivaal voor te stellen.
en wie het eerst bij het trapje is."
„Goed", zegt hij terloops en toen
o nam-ie die snater en toen brak-ie een
stukje...."
Spring er maai in", zegt de juffrouw
met de buikstem flink.
„Ja, ik ben gék, vlak naast die ti-ap zeker."
„Kom nou, joh, spring erin."
„Waarom bouwen jullie dan een trap?"
„Je durft natuurlijk niet", hoont de juf
frouw, „je durft het niet."
„Nee", zegt Peter, „en daarom neem ik de
trap".
Een dikbuikige mijnheer, die iedere dag,
waarschijnlijk voor zijn lijn, komt zwem
men en aldus mijn hele moeizame strijd
zogezegd voet voor voet heeft gevolgd en
mijn diverse systemen als het ware onder
zijn ogen heeft zien stranden, zegt ferm
en met vaderelijk vermaan: „Wie niet
zwemmen kan, verdrinkt. Wil jij verdrin
ken, als je het ongeluk hebt in het water
te vallen?"
„Naa-a-ahzegt Peter schutterig.
„Zeg es, jongetje, wil jij verdrinken?"
„Neu-eü-eh", variëert Peter.
„Leer dan zwemmen! Al de moeite, die
jouw moeder doet, hebben ze aan mij
vroeger niet gespendeerd, ik heb het me
zelf maar moeten leren." Het klinkt een
beetje spijtig. Hij zegt het niet met zoveel
woorden, denk ik, maar ook deze man
propageert een systeem: werken op de na
tuurlijke drang tot zelfbehoud.
ik het je eens voordoen? Moet je hier op
de rand gaan zitten. Zit je goed?"
Hij spreekt tegen haar als tegen een jong
hondje of, in een onbespied gewoond mo
ment, tegen één van Brigitte's poppen.
„Moet je kijken, kan je het zien? Intrek
ken, spreidt, sluit! Die armen komen van
zelf, zie je wel. Ja, nu moet je opstaan en
meelopen langs de kant en goed kijken
hoe ik m'n benen sluit, met een klap, zie
je wel? Je hoeft niet bang te zijn, het doet
geen pijngewóón met een klap: sluit!
Dat schiet op, zie je!"
Ingrid knikt en loopt mee langs de kant.
„Wat kan jij het al goéd, Peter!"
„O jajahij heeft nu een diepe,
mannelijke bromstem, „o ja...., dat gaat
al bestZie je, ik zwem hélemaal
dóórover de ketting heen
„In het diepe? Durf je al in het diepe?!"
„O ja, ik zwem bést tot.... tot aan het
trapje bij de hoge plank."
„Oi, oi, oi", doet Ingrid en slaat een ang
stig handje voor haar mond. Maar Peter
zwemt met rustige, beheerste slagen langs
de hele lengte van het diepe bad, telkens
een tersluikse blik schuin omhoog wer
pend naar de, in diepe bewondering hem
volgende, Ingrid. Langs het trapje bij de
hoge plank klimt hij eruit.