Ierse Legende - gezon gen mysteriespel SYSTEEM INGKlü Mijn dochter en het zakenleven Dierbare vrienden De oegenMuizen^ Kort verhaal door JVynca Loos In het vorige nummer van „Erbij' publiceerden wij de eerste reacties op de opera „Ierse legende" van de com ponist Werner Egk uit München, als het hoogtepunt van de Festspiele te Salzburg van deze zomer beschouwd. Hieronder volgt de opinie van profes sor Nico Greitemann, onze correspon dent in Wenen, over dit nieuwe werk, voor de première waarvan honderden buitenlanders naar dit muziekcentrum waren gekomen. Egk schreef zelf het libretto, waarvoor hij de stof ontleen- de aan het toneelstuk „Countess Cath- 1 leen' van de Ierse dichter William Butler Yeats, dat voor de oorlog reeds door dr. A. Roland Holst in het Ne- 1 derlands werd vertaald De Nederlandse zanger Théo Bayle als een der herders AMSTERDAM, Augustus. U moet het toe komt er nog een brief binnen van een me maar niet euvel duiden, maar ik wilde blijkbaar wat vergeetachtige verzekerings- u nóg een keer vertellen over mijn kind. man, van een matig-geïnteresseerde luier- Het kind, u zult het misschien nog weten, koning en van een waarschijnlijk ronduit is nu zestien dagen ond. Een betrekkelijk luie veiligheidsspeldenbaron. De speelgoe- geringe leeftijd, zelfs als men toepasselijke deren hebben nog niet van zich laten horen vergelijkingen met de eeuwigheid eens misschien hebben die een advertentie- achterwege laat. Het is nog in alle opzich- archief, waar zij pas zes of negen maanden ten jong en ondanks haar gerimpeld later op handelen. Maar de consumptie- levenswijs, Ome-Jan-van-Zutphen-gezicht goederen zijn al present. Zo zijn daar de is zij gespeend van bijna iedere ervaring speciaal geprepareerde baby-voedingsmid- of kennis. Niettemin wilde ik dit opstel delen in zeker vijfentwintig verschillende wijden aan: „Mijn dochter en business". soorten. Er is een rijke variëteit aan zalven Zij hebben al een nauw contact gehad, mijn dochter en het Nederlandse zaken leven. Het was een wat eenzijdig contact, maar niettemin is het een levensverzeke- ringenbedrijf geweest, dat mijn dochter haar eerste persoonlijke brief heeft ge schreven. Met haar correcte initialen, ach ternaam en „mejuffrouw" daarvoor. Ik heb en poeders en aan wat ik begrijp, dat een soort krachtvoer moet zijn. Maar omdat alleen de zaken die in het baby-boek ver meld staan mijn vrouws vertrouwen heb ben, is er voor anderen niet veel business meer te doen. En terwijl zich hier een belangrijke sec- IERSE LEGENDE" is een vrij korte opera en in die zin ook een typisch modern werk. Al het overbodige bijwerk uit de tradi tionele opera is met opzet vermeden. Wat er in gezongen dient te worden, komt kort en bondig tot uitdrukking. Het is harde, intellectualistische muziek, die het „verwende oor" niet spaart, maar die toch niet atonaal genoemd kan worden en nog minder een knieval voor de twaalftonen-techniek, waarvan de compo nist geen aanhanger is. Een groep onverbeterlijke optimisten en geestdriftigen vindt het werk als geheel prachtig. Voor de rest zijn de meningen sterk verdeeld. Het gunstigt oordeelt men over het tekstboek. Een kleinere groep vindt de zwaar geïnstrumenteerde muziek buitengewoon expressief. Weer anderen zijn van mening dat deze niet bij de tekst past, maar dat de regie van Schuh en Neher, die zich bewust door schilderijen van Hyronymus Bosch en Brueghel lieten inspireren, voortreffelijk moeten worden ge noemd. Tenslotte komt men tot de ontdekking, dat practisch niemand een afwijzend oordeel durft uit te spreken. Misschien is het inderdaad nog te vroeg, zowel voor een positieve als voor een negatieve beoordeling. Werner Egk, die in 1901 werd geboren, is een bekende com ponist, die naam heeft gemaakt door een aantal gelijksoortige composities zoals „Die Zaubergeige" en „Peer Gynt" of het ballet „Abraxas', waarin eveneens legendarische gegevens wer den verwerkt. Hij heeft bijna vijf jaar gewerkt aan dit gezongen mysteriespel, dat men een compromis tussen „Elckerlyc" en „Faust" zou kunnen noemen, maar dan zonder al te grote drama tische spanningen. In het eerste bedrijf nemen de duivels (in de gestalten van een tijger, een gier en twee uilen) het besluit om de mensen door honger en angst tot wanhoop te brengen, zodat zij hun zielen verkopen. Zij doen van het dierbaarste en heiligste afstand om hun honger te stillen. Ondanks de bezwering der engelen blijken toch allen voor deze verlokkingen te bezwijken, met één uit zondering: de mooie en rijke Cathleen vat tezamen met Aleel, een dichter en tevens haar geliefde, het plan op om de mensen van deze lichamelijke en vooral geestelijke ondergang te redden. Cathleen biedt daarvoor al haar rijkdommen aan, maar ook dat baat niet. De dichter wordt haar en haar roeping onttrouw door de vlucht te nemen. Dan brengt Cathleen men het grootste offer door haar eigen ziel te koop aan te bieden om haar land met al zijn bewoners en hun zielen vrij te kopen. De duivels gaan op dit voorstel in. Maar toch komen zij niet in het bezit van Cathleen's ziel, omdat de engelen deze ruil voor ongeldig verklaren, met andere woor den: omdat echte, onbaatzuchtige liefde sterker is dan het gekochte „recht" en de macht van de demonen. Cathleen heeft dus de anderen gered en wordt zelf in de hemel der zaligen opgenomen. De dichter blijft alleen achter en ontdekt nu pas de waarde van dit offer. Het slot van dit werk is ongetwijfeld in drukwekkend, vooral door de bijna in een zucht gezongen laatste woorden, op een melodie die met de zin van de woorden overeenstemt. Een grote verdienste is de poging tot het laten uitkomen, door het alternatief van „ja" en „neen" ten opzicnte van de genade, van een nieuwe Christelijke tragiek. Maar het neemt niet weg, dat in dit werk vrijwel alle spanning ontbreekt. Cathleen strijdt niet: al haar offers worden zonder een spoor van een innerlijk con flict, zonder aarzeling en in een ommezien volbracht. Met andere woorden, het is geen drama, doch veeleer een soort epos, waar in zelfs de duivelse figuren geen spanning tor van het Nederlandse zakenleven op- hem haar voorgelezen en omdat zij aan het windt over de noden van mijn dochter, einde drie maal ernstig hikte, hebben wij slaapt zij. Zij slaapt de slaap der naar ik ervan afgezien haar nog nauwelijks be- aanneem. onschuldigen. En iedere dag wuste leven bij dit kantoor te verzekeren, betreur ik het, dat de mens zich niets her- Dit was no« slechts de eer«te brief Er innert van zijn eigen allereerste dagen. Het veroorzaken, zijn er dozijnen op gevolgd. Soms geadres- z°u ons zoveel bfgrip geven voor de pro- Toegegeven en vooropgesteld, dat men seerd aan mijn vrouw, soms aan mij, maar blemeri vfn e^n baby. Nu sta ik met vol- meestal toch aan haar, die het over zestien strekt onbegrip in de wieg te kijken en jaar bepaald niet meer op prijs zal stellen, kan aJleen met verstand en inzicht de brie als we haar post openmaken. Het valt niet ve"» ^00^, Nederlandse industrie aan te ontkennen, dat de levensverzekeringen dochter verstuurd, bekijken, aan het de overhand hebben. Al hun epistels ken- baby-boek toetsen en vrijwel onverander- merkten zich door een diepe bezorgdheid J weggooien. A. S. H. voor de toekomst van mijn dochter, wier leven door de afschuwelijkste gevaren lijkt bedreigd. Trouwens ook in de toekomst van ons, haar ouders, schuilen de verraderlijk- ste voetangels en klemmen dit, aldus de levensverzekeringspropagandisten. Wij hebben er ook een aan de deur gehad, die er toch voor terugdeinsde ons mondeling en zo persóónlijk de toekomst al te zwart af te schilderen, maar die toch ook fijntjes wees op de kwalijke mogelijkheden, die het leven in zich herbergt. Als waarzegger zou een verzekeringsagent, neem ik aan, een pover figuur slaan. Tussen de levensverzekeringen door kwam de hoogst persoonlijke correspon dentie van de verzamelde Nederlandse in dustrie van wiegen, flessen, luiers en an dere baby-artikelen. Nu hebben wij het volste begrip voor de moeilijkheden, waar deze zakenlieden in verkeren. Zij kunnen ons tenslotte moeilijk de folders voor der gelijke zaken gaan sturen, alleen omdat een spion mijn echtgenote „in kennelijke staat" cp straat heeft zien lopen. Zij doen dat tenminste niet. Maar omdat alle boeken ons en andere toekomstige ouders aanra den twee maanden voor de geboorte alle benodigde materialen voorhanden te heb ben, kunnen de industriëlen toch niet op veel succes rekenen, wanneer zij ons hun waar aanbieden als (vergeeft u mij de ver gelijking) mosterd na de maaltijd. Dat alles is nu een beetje geluwd. Af en De onheilspellende slang, voorgesteld door de danseres Maria Litio kronkelende bewegingen werkelijk de tastbare en onheilspellende suggestie wekte van het betoverende en wellustige gevaar. Deze prestatie van de danseres Naria Litto was dé grote sensatie van deze première, waarmede niets ten nadele gezegd of be doeld is jegens Inge Borkh als Cathleen of Kurt Böhme als de dichter. Als een der beide herders konden wij onze landgenoot Theo Baylé als een zanger van formaat be wonderen. Het feit échter, dat iedereen na afloop over de „slang" sprak, wekt het vermoe den, dat deze „opera" misschien als ballet veel beter tot haar recht zou kunnen ko- Boeken. Nederland is een van de ruim twintig landen, die bijdragen hebben ge leverd voor de vijfde internationale ten toonstelling van boekontwerpen, die op 1 September in Londen wordt geopend. Tot de mooiste inzendingen behoren een Zweedse gezinsbijbel met ruim tweehon derd tekeningen van Rembrandt en een Italiaanse uitgave van de sprookjes van Andersen met illustraties door kinderen uit de gehele wereld. Jeugdtheater. De toneelgroep „De Witte Vogel" neemt op 7 September de schouw burg „De Lantaren" te Rotterdam als jeugdtheater in gebruik. Gespeeld Vvordt „De gouden draagkoets" van de pas van een ernstige ziekte herstelde directeur Rolf Petersen. In October opent dit ensemble ook een jeugdtheater in Den Haag.De even tuele tekorten op de exploitatie zullen uit particuliere fondsen worden gedekt. ook in een gezongen mysteriespel de krach ten van het kwaad door symbolen dient weer te geven, is toch de vraag gewettigd of het teruggrijpen naar laat-middeleeuwse voorbeelden gelukkig moet worden ge noemd. De enige figuur in deze hele opera, die ontegenzeggelijk indruk maakte en waarover iedereen het eens was, bleek de slang te zijn, die geen woord sprak en geen toon zong, maar die in haar glijdende en Overleden. Een van de meest vooraan staande Amerikaanse deskundigen op mu zikaal gebied, Olin Downes, criticus van de New York Times, is deze week op 69-jarige leeftijd gestorven. Hij is dertig jaar voor genoemd blad werkzaam geweest. Zangersweekeinde. Op 3 en 4 September houdt het Koninklijk Nederlands Zangers verbond, dat is de Nederlandse Bond van Mannenkoren, zijn jaarvergadering en zangersweekeinde op „Drakenburg" te Baarn. Er zal een concert worden gegeven door Utrechts' Byzantijns Koor. Een koe en een kalf en een heel paard half. MAAR VANDAAG was Ingrid voor het eerst in het bad. Ingrid is een leuk, blond kind uit Peters klas: ze heeft twee vlassige vlechtjes en grote, blauwe, lieve ogen. Ze ligt in een vuurrood zwempakje in het pierenbad en oefent beenslag in het pril ste stadium. Ze heeft nét haarbalans ge vonden en duwt met kleine, Voorzichtige slagen, ernstig en toegewijd een bus voor zich uit. „Strék die benen!" roept de juffrouw. „Benen strekken", souffleert Peter, dié naast zijn vriendin staat en haar ijverige pogingen nauwlettend volgt. „Sluit!" „Je benen sluiten. Doe maar kalm-an, het gaat best." Heel het verplichte nummer van een kwartier les, staat Peter haar trouw ter zijde en geeft de commando's van de juf frouw nauwgezet door. Daarna slaat hij een arm om Ingrids natte schouder en leidt haar galant uit het pierenbad. „Je leert het gauw", zegt hij bemoedigend. „Je beenslag is goed, dat is het voornaam ste. Je armen komen vanzelf, niks an. Wil „Spring je al?" informeert hij stoer. „Welnee", zegt Ingrid kleintjes, „dat mag ik nog helemaal niet". „Nóóit in het ondiepe springen", adviseert Peter, „dan bezeer je je voeten, heb ik ook gehad. Als je springtmeteen het diepe in. En je hoeft niet bang te zijn, dat je zinkt, je komt altijd weer boven. Dat komt door de lucht, de lucht ineh in je buik. Nóóit bang zijn, dat je zinkt. Even voordoen? Moet je kijken, hoor." „Oi, oi, oidoet Ingrid weer, „dat je dat durft, Peter." „Bést", zegt Peter, zet een voet over de rand en stapt pardoes het diepe in. Snui vend komt hij weer boven. „Zie je zegt hij, happend naar lucht, „zie je weldat je niet zinkt?" Ik hijs hem op de kant en beklop zijn natte schouder. „Nu met een aanloop!" hijgt Peter. Zijn ogen zien helemaal rood. „Moet je kijken, hoor." Hij drukt zich tegen de kleedhokjes, maar het betegelde perron .langs het bad is hem niet breed genoeg, hij rukt een deur open en verdwijnt in één van de hokjes. „Moet je kijken", roept hij nog, „moet je kijken hoe ik spanker!" en vliegt dan in volle vaart het hokje uit, de tegels over, met een geweldige sprong het bad „Oioi, oiroept Ingrid verrukt. Ik sta lichtelijk ontzet naar de kringen <v staren, waarin mijn zoon verdween, maar heb niet eens. de tijd me te verbazen, want Peter zwemt al naar het trapje. „Nu van de plank!" roept hij wild. „Oioi, oidenk ik angstig. Maar Peter rent al over het perron. „Moet je kijken, Ingrid, moet jc kijken hoe ik van de plank spring!" „Tjongejongejonge!", denk ik, als hij klein en schrieltjes in zijn strakke zwembroekje op het puntje van de plank staat en even weifelend de diepte peilt. „Dat doet-ie nooit." Maar Peter springt, met wijde benen en wijde armen, een soort ver twijfelde sprong. De beloning is zoet. Ingrid juicht en klapt in haar handen, haar blonde vlechtjes dansen op en neer. „Wat jij allemaal durft!" „Bést", zegt Peter en klimt snuivend langs het trapje omhoog, zijn gezicht bijkans paars van opwinding, ik durf best met een óanloop van de plank." Nu niet meer, denk ik, de rest kan alleen een anti-climax zijnMaar Peter maait al een paar jongens van zijn baan: „Opzij, opzij! Ik moet van de planken neemt zijn aanloop al bij het hekje van de in gang. Weifelt geen ogenblik op de lange matten plankbekleding, schreeuwt: „Kij ken!" terwijl hij springt en komt in een wirwar van spatten en kringen in een wild draaiende spiraal weer boven. Toegegeven, hij sprong niet fraai, maar hij spróng. Als een jonge Griekse god klimt hij uit het bad, slaat zijn haren met een ruk achterover en laat het water uit zijn oren lopen. En dóór is Ingrid. Als een kleine, blonde Venus komt ze toegelopen om de held te begroeten en te belauweren. Ik hoor er helemaal niet meer bij, ik ben maar een heel prozaïsch volwassen mens als ik nuchter denk: ik wou dat ze hem vroeg de rugslag voor te doen. Maar Peter kent zijn grenzen. „Nu ga ik me aankleden", zegt hij en loopt voor me uit met een héél recht, zelfvol daan ruggetje. „Goed iedere middag oefenen", zeg ik Pharizeeërig en trek Ingrid aan haar vlechtjes, „iedere middag", herhaal ik me' nadruk. Als het éven wil stoomt Pelei meteen door voor z'n B. Systeem Ingrid. Das ewig weibliche Ronde tafel. De bekende Russische schrijver Michael Sjolokov heeft in eer open brief in het tijdschrift „Buitenlandse litteratuur" een ronde tafelconferenti van schrijvers uit alle landen voorgestelc Radio Moskou heeft hieraan in een nieuw; uitzending ruimere bekendheid gegevc MET PETERS eerste zwemdiploma wil het nog niet erg vlotten. Iedere middag trouw trekken we naar het bad met zwempak ken en handdoeken en boterhammen, een heel seizoen lang. Ik heb er al verschei dene abonnementen tegenaan gegooid, zo als dat heet in Peters vrij krasse voca bulaire. Zijn zusje Brigitte is al in volle glorie afgezwommen, maar met Peter blijft het zeuren. Brigitte oefent al voor B en doet serieuze pogingen tot startduik en onder-water-zwemmen, maar Peter klun gelt nog steeds aan zijn A en verspeelt zijn tijd. Het liefst drijft hij rond op een sliert kurken en oefent met volkomen voorbijzien van schoolslag en watertrap pen crawl. „Trol" noemt hij dat. Hij slingert daarbij manhaftig zijn armen naar voren en beweegt zijn hoofd regelmatig heen en weer, maar wat zijn benen doen weet ik niet. Vooraf in het kleedhokje geef ik nu al maandenlang de instructies van de dag: twee baantjes schoolslag en één baantje rug. Ik ben al zo'n habituée in het zwem bad geworden, dat ik zelf met hengels en lijnen langs de kant loop, want het is meestal druk tussen de middag en er zijn veel kinderen, die les moeten hebben. Als het me gelukt een juffrouw bereid te vinden Peter aan de lijn te nemen, drijft mijn zoon op twee bussen midden in het diepe, luid zingend van de orgelman, die óók maar een mens is. Want zoals mannen geacht worden in de badkamer te zingen, werkt Peter z'n repertoire in het zwem bad af. Van de kant af is hij eenvoudig niet te beschreeuwen. Ik stuur Brigitte het water in om hem te waarschuwen: en zeg dat de juffrouw wacht". „Rel-de-dèl, del, del, del!" zingt Peter en gaat er eens gemakkelijk bij liggen. Hij spat naar Brigitte, die hem te dicht be nadert en onverrichterzake terugkeert. „Komen!" brul ik en tracht de juffrouw te lijmen. „Eerst even in-oefenen!" roept Peter terug. Hij draait op zijn buik en knelt de bussen onder zijn armen, .onverstoorbaar met lange uithalen verder galmend. Tegen de tijd, dot hij uitgeoefend is, is de juf frouw verdwenen. „Hou je snater en duik in het water", dicht ik geestig. „Ik loof een prijs uit, ik heb tompoucen. Hupsa, daar gaat-ie, één twee-drie, klaar, af." Ik begin al onmiddellijk langs de kant te coachen met „Hup, Peter", als een Varsity- supporter, maar na twee ampele slagen hijst mijn zoon zich op aan de rand van het bad en klimt er uit. „Valse start", zegt hij enkel. „Wat heb ik nou, ga je het overdoen?" vraag ik verwonderd. „Welnee", zegt Peter, „die Knul heeft nog kurken om, daar zwem ik niet tegen. Valse start." „Liefje", zeg ik vanwege de mama's, hoe wel ik hem zo langzamerhand door elkaar kan rammelen, „liefje, de bedoeling is, dat je één baantje schoolslag zwemt." „Ik kijk wel uit", zegt Peter, „tegen wié. Siffen loonlie dee-éé-s „Wat doen we nu met de Donald-Duck'en?" vraagt Brigetten en het duurt even vóór het tot me doordringt, dat ze daarmee de tompoucen bedoelt. „Geen fighting spirit", concludeert de har kerige juffrouw. Trouwens; met het eergevoel, waarmee de moeder van zes kinderen zoveel succes oogstte, is het bij Peter ook maar treurig gesteld. „Kijk eens", jubel ik, „kijk eens hoe ge wéldig dat jongetje al zwemt!" „Nou laat 'em", zegt hij en kijkt amper op. „Hij is vast niet ouder dan jij." „Traint zeker voor de vier-achtsten", zegt Peter, om toch nog enige interesse te tonen. ......Moet je dat kleine meisje zien!" doe ik enthousiast. „Is me dat even een flin kerd!" „Ja, a-a-ach", zegt Peter, helemaal aan gedaan, „en wat een schatje, hè, met al die natte krulletjes. IK VERDENK PETER sterk van enige op zet in die richting, want hij heeft wat hij in dezelfde krasse vocabulaire noemt „het mier" aan les. Bovendien heeft hij uitge sproken antipathieën. Als ie hem geloven mag, spuwt de ene juffrouw als ze spreekt, komt van de ander de stem uit haar buik, hetgeen hij, in het water althans, èng vindt en trekt de derde hem te pijnlijk aan zijn arm. Tlij heeft een bepaald aan doenlijke sympathie voor de badmeester, maar die zit tussen de middag meestal in zijn bureautje en eet zijn boterham of ver zorgt de administratie, of schrijdt in sier lijke krulletters diploma's uit. Ondertus sen kosten al die vieren en vijven van Peter mij en de baddames een goed deel van onze zenuwen en het vervelende is, dat zo langzamerhand iedereen er zich mee bemoeien gaat. De mama's aan de kant trekken strijk en zet partij vour het arme kleine jongentje, dat zo opgejut wordt door zijn aggressieve moeder en vinden mij rnet m'n héngel en m'n touw maar een haaierig mens. „Geduld", zeggen ze. „De één leert het nu eenmaal vlugger dan de ander." Er is een harkerige, lange juffrouw, die me „spor tieve animositeit" aanraadt en een moeder van zes kinderen, die het in het eergevoel gezocht heeft. Vanwege de mama's sta ik dan geduldig toe te zien hoe peter het hele pierenbad leegruimt, stuk voor stuk de bussen en kurken naar de kant slepend, voor zijn éne baantje rug. Als hij dan eindelijk mid den in het maagdelijk schoongeruimde bad achterovergebogen klaar staat met zijn handen in zijn zij, komt hij nog éénmaal overeind en roept: „Nou, Mam, Nou?! Wat krijg ik als ik op m'n rug ga liggen?" Dit als uitwas van mijn systeem: beloning ha geleverde prestatie. Vanwege de sportieve animositeit tracht ik hem te combineren met het neefje van de harkerige juffrouw. „Hè ja", zegt de badjuffrouw, „kijken wie het eerst bij het trapje is". En ze gordt een snoer kurken om neefjes middel. Peter is doende zich schommelende langs de ketting naar de rode ton te enteren, luid zingend van „Siffen loonlie dee-éé-s!" Hij laat zich van de ton glijden en beweegt zich in mijn richting. „Weet u, Mam", roept hij, „dat speelde die clown in het circus op die snater". Hij komt er apart voor naar de kant ge-trold om me te vertellen van de clown in het circus, die Seven Lonely Days op een saxofoon speelde. Het is een mooie gelegenheid hem meteen aan zijn rivaal voor te stellen. en wie het eerst bij het trapje is." „Goed", zegt hij terloops en toen o nam-ie die snater en toen brak-ie een stukje...." Spring er maai in", zegt de juffrouw met de buikstem flink. „Ja, ik ben gék, vlak naast die ti-ap zeker." „Kom nou, joh, spring erin." „Waarom bouwen jullie dan een trap?" „Je durft natuurlijk niet", hoont de juf frouw, „je durft het niet." „Nee", zegt Peter, „en daarom neem ik de trap". Een dikbuikige mijnheer, die iedere dag, waarschijnlijk voor zijn lijn, komt zwem men en aldus mijn hele moeizame strijd zogezegd voet voor voet heeft gevolgd en mijn diverse systemen als het ware onder zijn ogen heeft zien stranden, zegt ferm en met vaderelijk vermaan: „Wie niet zwemmen kan, verdrinkt. Wil jij verdrin ken, als je het ongeluk hebt in het water te vallen?" „Naa-a-ahzegt Peter schutterig. „Zeg es, jongetje, wil jij verdrinken?" „Neu-eü-eh", variëert Peter. „Leer dan zwemmen! Al de moeite, die jouw moeder doet, hebben ze aan mij vroeger niet gespendeerd, ik heb het me zelf maar moeten leren." Het klinkt een beetje spijtig. Hij zegt het niet met zoveel woorden, denk ik, maar ook deze man propageert een systeem: werken op de na tuurlijke drang tot zelfbehoud. ik het je eens voordoen? Moet je hier op de rand gaan zitten. Zit je goed?" Hij spreekt tegen haar als tegen een jong hondje of, in een onbespied gewoond mo ment, tegen één van Brigitte's poppen. „Moet je kijken, kan je het zien? Intrek ken, spreidt, sluit! Die armen komen van zelf, zie je wel. Ja, nu moet je opstaan en meelopen langs de kant en goed kijken hoe ik m'n benen sluit, met een klap, zie je wel? Je hoeft niet bang te zijn, het doet geen pijngewóón met een klap: sluit! Dat schiet op, zie je!" Ingrid knikt en loopt mee langs de kant. „Wat kan jij het al goéd, Peter!" „O jajahij heeft nu een diepe, mannelijke bromstem, „o ja...., dat gaat al bestZie je, ik zwem hélemaal dóórover de ketting heen „In het diepe? Durf je al in het diepe?!" „O ja, ik zwem bést tot.... tot aan het trapje bij de hoge plank." „Oi, oi, oi", doet Ingrid en slaat een ang stig handje voor haar mond. Maar Peter zwemt met rustige, beheerste slagen langs de hele lengte van het diepe bad, telkens een tersluikse blik schuin omhoog wer pend naar de, in diepe bewondering hem volgende, Ingrid. Langs het trapje bij de hoge plank klimt hij eruit.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1955 | | pagina 15