EEN RAADSEL MET PRIJZEN
Uandeïdu-g^tigdui^erbd (ktantett pek dag, t I
IS ZOEK
Een Rooms-Katholieke
stem over Evanston
KERKELIJK LEVEN
j In het grootste warenhuis ter wereld
is alles zes pereent goedkoper maar
men moet contant Ibetalen, al laat men
een hotel met vijftig kamers inrichten
„Kunnen we Sint?" vroeg de oudste
Pieterbaas en hij hield de tros van de
boot al in zijn hand.
„Gooi maar los, die tros", riep Sint
vrolijk, maar opeens hief hij zijn hand
op: „Nee, nee, we kunnen niet. Wacht
even! Waar is de schimmel?"
De schimmel? Niemand had de schim
mel het laatste uur gezien. „Misschien
is hij al aan boord", zei er één en ze
zochten vlug het schip door. Nee, de
schimmel was er niet.
„Dan allemaal zoeken", riep Sint.
„Maak het schip maar weer vast, Piet.
Zonder mijn paard vertrek ik niet".
Een beetje boos kwamen de Pieterba
zen van boord. Nu was alles klaar en
daar moesten ze voor dat paard het vol
geladen schip weer in de steek laten.
„Ik was juist zo graag in Holland ge
weest", zei er één.
„Laat dat paard dan ook niet weglo
pen!" mopperde een ander. Maar wat
Sint wilde, gebeurde natuurlijk. Ieder
een ging er op uit. Een naar het paleis
van Sint om te zien of de schimmel mis
schien in de stal was achtergebleven.
Eén naar het weiland waar hij 's zomers
graasde. Eén naar de rivier waar hij wel
eens dronk en één naar de winkel van
de kruidenier waar het paard wel eens
klontjes kreeg.
Maar waar ze ook zochten, ze vonden
hem niet. Hoofdschuddend kwamen ze
bij Sint terug.
„Dan ga ik zelf", riep die en hij ging
nog eens heel goed kijken op alle plek
jes waar de anderen al hadden gezocht.
Maar de schimmel vond hij niet. Hij
vroeg er alle mensen naar, maar nie
mand had hem gezien.
„Misschien is hij naar de paardenren
nen", zei een man en Sint holde zo hard
zijn oude benen hem dragen konden
naar de paardenrennen om te zien of de
schimmel het in zijn hoofd had gekre
gen om te gaan hardlopen. Maar nee,
tussen al die glanzende zwarte en bruine
paarden was er niet eentje, dat maar een
beetje op zijn trouwe schimmel leek.
Treurig liep Sint verder. Opeens hoorde
hij kinderen lachen en al was hij nóg
zo bedroefd, daar moest hij wel naar
luisteren. Eerst zag hij niets, maar op
eens ontdekte hij een groot wit circus.
„Even kijken", zei Sint, „want ik zie
niets liever dan lachende kinderen".
„Komt u gauw binnen", zei de portier,
„het grote nummer gaat net beginnen".
„Ja maar", zei Sint, „ik heb helemaal
geen tijd om naar een circusnummer te
kijken. Ik wou alleen maar even de kin
deren zien."
„Maar u hoeft niets te betalen. Ik laat
er wel voor niets in".
Voor Sint het wist zat hij op de mooi
ste plaats in' het circus. Wat had hij
graag willen meelachen met al die kin
deren maar ja, hij moest telkens aan
zijn trouwe schimmel denken, die opeens
helemaal niet trouw meer was.
De trompetten schetterden en de di
recteur van het circus kwam in zijn
schitterende pak naar voren. Hij maakte
een diepe buiging.
„Dames en heren", riep hij, „bijna
was deze voorstelling niet doorgegaan,
omdat al mijn paarden verkouden zijn.
We hadden de tent vandaag moeten
sluiten. En dat was heel erg. Als we de
tent sluiten, komen er geen mensen en
als er geen mensen komen, komt er geen
geld. En als er ge geld komt, komt en
ook geen eten en hebben alle dieren en
mensen in het circus honger".
Niemand lachte meer. Alle kinderen
keken met heel ernstige gezichten naar
die directeur in zijn mooie pak.
„Maar....", zei hij op het ogenblik
dat ik de tent sluiten wou, gebeurde er
een wonder. Een echt wonder. Ik zat
heel treurig in mijn circuswagen toen er
op mijn deur werd geklopt. Drie keer.
Ik dacht dat het één van de clowns was,
die me kwam opvrolijken of één van de
stalknechten, die kwam vertellen hoe
het nu met de zieke paarden was. Bin
nen, riep ik. En toen, jongens en meis
jes, toen zag ik het wonder. Het mooiste,
het liefste en het knapste paard van de
wereld kwam zijn kunsten vertonen! Ik
zal jullie niet langer laten wachten.
Hier komt hij!" Meteen draafde de
schimmel van Sinterklaas de piste in.
Hij kon alles. Hij danste, hij lachte, hij
telde met zijn hoeven de uren van
de klok en hij maakte zulke mooie
kunsten als nog nooit iemand van een
paard had gezien. Je begrijpt dat Sint
zijn ogen uit keek. En toen de schimmel
eindelijk terugdraafde naar de circus
stal en de kinderen nog niet uitgelachen
waren, stond Sint hem op te wachten.
De schimmel schrok.
„Bent u erg boos, Sint?" vroeg hij met
zijn grote zwarte ogen. Sint streelde zijn
manen en lachte. „Je had natuurlijk
medelijden met de circusmensen", zei hij
vriendelijk. De schimmel knikte verle
gen van ja. „Zullen we dan maar wach
ten met vertrekken tot de zieke paarden
Voor goede inzendingen van deze
rebus hebben wij een paar aardige kin
derboekjes als prijzen beschikbaar. De
oplossingen moeten uiterlijk Dinsdag
morgen 15 November in ons bezit zijn.
Op de enveloppe vermelden: „Kinder-
puzzle". Een inzending per briefkaart is
natuurlijk ook goed. De adressen zijn:
Haarlem, Grote Houtstraat 93 of Soen-
daplein: in IJmuiden: Kennemerlaan 180.
beter zijn?" vroeg Sint, „of wil je liever
altijd in het circus blijven?"
„Nee nee", schudde de schimmel ver
schrikt, maar met zijn ogen vroeg hij
weer: „Kan dat nou wel? Kunt u heus
op mij wachten?"
„Wat dacht je?" lachte Sint. „Ik heb
liever een schimmel die de mensen
helpt, dan één die alleen maar om zich
zelf denkt".
De directeur kwam aangelopen met
een zak klontjes. Hij lachte ook, want de
paarden voelden zich al een stuk beter.
„Moi-gen mag je met je baas mee", zei
hij, „maar als je me vanavond nog hel
pen wilt, dolgraag!"
En zo kwam het dat alle Pieterbazen
die avond in het circus zaten op de
mooiste plaatsen en zich op de knieën
sloegen van het lachen.
„Had je dat ooit gedacht van die
schimmel?" zei er één.
„Wat ben ik ik blij dat we een dagje
later weggaan".
„Dat halen we best weer in", zei Sint,
die net als alle mensen in zijn handen
klapte voor de kunsten van zijn paard.
MIES BOUHUYS
EEN NIEUW ROODKAPJE
Bij plaatjes van de Amerikaanse teke-
nares Elizabeth Orton Jones heeft An
nie M. G. Schmidt van „De spin
Sebastiaan" en van „Abeltje" het
bekende sprookje van Roodkapje op
nieuw verteld. Het is in vele kleuren
gedrukt en uitgegeven door De Bezige
Bij in Amsterdam, als een der nieuwe
deeltjes in de serie „Gouden boekjes".
Het verhaal is hetzelfde als altijd, maar
de woorden zijn nieuw, behalve de eer
ste en de laatste, want die zullen bij
ieder sprookje blijven „Er was eens.."
en heel gelukkig!"
Vanmorgen kwam er op de krant
een briefkaart uil een vreemd, ver land.
Omdat hij zo belangrijk was
kwam iedereen er aan te pas.
Het hele Haarlems postkantoor:
de hoogste baas natuurlijk voor,
de bodes met hun tas en pet
en de meneren van 't loket,
juffrouwen van de telefoon
schoven als was het doodgewoon
hun post en telefoon aan kant
en stapten mee naar onze krant.
„Het Haarlems Dagblad? Is dat hier?"
„Jawel, jawel", zei de portier.
Hij holde naar de directeur:
„De hele post staat voor de deur!"
Meteen schoof ied'reen op de krant,
net als de post, het werk aan kant.
De hoogste baas kwam dichterbij,
hij droeg een kussentje van zij,
waarop, dat iedereen het zag,
een stuk papier te blikken lag.
De hele krant stond op zijn kop:
„Toe lees dan toch! Wat staat er op?"
De directeur poetste zijn bril
en nam de kaart. Toen werd het stil.
Hij las: „Wij komen. Sint en Piet.
Dat staat erop en anders niet."
De mensen van de post en krant
dansten van blijdschap hand in hand.
Alleen de drukker drukte door.
Diè had het druk. Weet je waarvoor?
Omdat hij 't grote nieuws heel gauw
aan alle mensen brengen wou.
Ja hoor, de drukker kreeg zijn zin.
De boodschap kon er net nog in.
xoorrrxxKrcr*xnYicoocc<xxxxxxx*xxxMotx)ixxx)ooaxxxy-<ry~roncx*xxxcx>XKooccoaxrrvxxxxxxK> «ro'oooonCTiocxxxxxxxïraoooorxxxxocxxwoooooooooooooooooooooooooooooooooooooocyooococoao
Over de tweede Assemblée van de We
reldraad van Kerken is heel wat geschre
ven. Ook wü besteedden er enige keren
aandacht aan. Ditmaal willen we een ge
luid van Rooms-Kalitolieke zijde over deze
samenkomst doen horen.
Vooraf is het goed om vast te stellen,
dat het in het algemeen gesproken slechts
toe te juichen is, dat er over deze belang
rijke bijeenkomst zoveel is geschreven. In
onze rubriek hebben wij meer dan eens
toelichtingen gegeven op allerlei werk
zaamheden, die als gevolg van de Assem
blée worden of zullen worden uitgevoerd.
Zoals te verwachten was staat de R.K.
Kerk critisch ten aanzien van dit alles.
Om de zaak aan alle kanten te belich
ten lijkt het ons goed en redelijk, dat wij
iets weergeven van wat Charles Boyer S.J.
(professor aan de Gregoriana te Rome)
over de conferentie in Evanston heeft ge
schreven. Het „Katholiek Archief" heeft
een artikel van hem hierover opgenomen.
Het is hieruit, dat wij enkele gedachten
weergeven.
De belangrijkste vraag, die prof. Boyer
wil beantwoorden is of wat in Evanston
heeft plaats gehad de hereniging der Chris
tenen dichterbij heeft gebracht. Een der
commissies heeft een rapport doen uitgaan,
waarin een oproep tot eenheid klonk en
waarin verder enkele middelen worden
aangegeven tot bevordering hiervan. Prof.
Boyer stelt naar aanleiding hiervan vast,
dat men in feite de eenheid laat op het
punt waar zij zich bevindt. Men stelt zich
naar zijn mening tevreden met onder woor
den brengen van wat de Raad zelf denkt
over eenheid. De Kerk is één omdat Chris
tus één is. Toch zijn de Christenen ver
deeld. Het verschil lusen de kerken, die
alle behoren tot de éne Kerk van Christus,
maakt de eenheid onvolmaakt, maar zij
doet haar niet teniet. De door Evanston
uitgezonden boodschap heeft overigens,
waar zij over de eenheid spreekt, termen
gebruikt, die, naar prof. Boyer's mening,
wel hoop wettigen.
Er waren sprekers in Evanston die on
herroepelijk de opvatting van Rome over
de eenheid veroordeelden. Er werd een
adres voorgelezen van de theoloog Rein-
hold Niebuhr, die op dat ogenblik ziek was.
Hij wees op de zonde van de mensheid,
die geen verdiensten kan vergaren. Slechts
het geloof in Christus kan hem redden.
Volgens Niebuhr moet de Kerk van Rome
haar eenheid bekopen met het toestaan van
dwalingen op straffe van anders haar een
heid te verliezen. Dat juist Niebuhr het
eindadres van de vergadering moest sa
menstellen, verwondert prof. Boyer, omdat
deze eigenlijk niet accoord gaat met de
grondslag, waarop de Raad steunt.
Samen handelen
Prof. Boyer stelt vervolgens vast, dat de
kwestie van de eenheid te Evanston niet
op het eerste plan stond. Het heeft er de
schijn van, dat de minder theologische
tendens afkomstig van de beweging
„Life and work" op het ogenblik in de
Raad de overhand heeft. Men wil vooral
samen handelen. Bij een samen denken
doen zich zeer grote verschillen voor.
Het bezwaar van prof. Boyer is, dat men
naar zijn oordeel eigenlijk een vereniging
van honderdzeventig millioen mensen heeft
opgericht: inplaats van alle krachten in te
niegt men er eerder toe over om bij het
heid in het geloof in het leven te roepen,
neigt men er eerder toe over om bij het
geschapen instituut te blijven staan en dit
te gebruiken voor practische doeleinden.
Als voorbeelden hiervan worden ge
noemd: beïnvloeding van de regeringen,
hulp aan uitgewekenen, ondersteuning van
missies en noodlijdende gemeenschappen en
bescherming van de leden van de Raad.
Sommige van deze acties kunnen slechts
gevoelens van bijval en edele wedijver op
roepen. In feite wijdt de R.K. Kerk zich,
op een parallel plan, aan dezelfde taken.
Er worden echter ook acties ondernomen,
die krachtens hun aard in strijd met de be
langen van de Kerk van Rome zijn. Zou
men kunnen begrijpen dat Rome samen
werkte met de Raad waar het gaat om de
protestantse missie te ontwikkelen, of om
een Waldenzer school te onderhouden, of
om een Methodistische tempel in Spanje
te bouwen? Dit alles leidt er toe, dat de
R.K. Kerk zich buiten de Oecumenische
Raad heeft te houden.
Prof. Boyer besluit zijn artikel met er
op te wijzen, dat het zijn bedoeling was
oni „vrijuit te wijzen op wat ons in de ge
beurtenis van Evanston, van het Katholiek
standpunt uit gezien, gelukkig of aan
vechtbaar leek".
„Of men wilde of niet, de smart van de
verdeeldheid, het verlangen naar de een
heid werd sterk gevoeld. Buiten de ver
gaderingen zullen deze gevoelens hun in
werking op de gewetens niet missen, zul
len zij studies, conferenties en gebed ten
gevolge hebben. Moge anderzijds de lei
ding van de Wereldraad de klip vermij
den van een welbewuste, tegen Rome ge
richte actie".
12 NOVEMBER 1955
iljlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllil
L I fl f) L Het machtige warenhuis van 1
reportage is gewijd.
ER ZIJN DAGEN, dat door de grote
draaideuren van Macy's warenhuis in New
York even veel mensen binnengaan als er
thans in Haarlem wonen. Gemiddeld krijgt
deze grootste winkel ter wereld per dag
honderdvijftigcliizend klanten te verwer
ken. In de dagen voor Kerstmis zijn het er
vaak driehonderdduizend. Een omzet van
meer dan een millioen dollar op één dag is
geen uitzondering en per jaar worden er
aan de toonbanken van Macy's een kleine
vijftig millioen kopen gesloten, die twee
honderd millioen dollar in de kasregisters
brengen.
Ge kunt in het gebouw van twintig ver
diepingen aan Herald Square meer dan
vierhonderdduizend artikelen krijgen (vele
in verschillende kleuren en maten) waar
onder kanariepietjes, schildpadden, vlieg
tuigen en „prefabricated" huizen. In één
jaar verkoopt Macy's zevenhonderdduizend
boeken en een millioen kuikens. In één dag
worden er twaalfduizend dassen en negen
honderdtachtig bontmantels verhandeld. En
al deze dingen kosten bij Macy's zes per
cent minder dan in welke andere winkel in
New York.
Dat is waar. We hebben zelf een jaar of
vier geleden een bezoek aan Macy's ge
bracht en de proef op de som genomen met
een vulpen, een paar sokken en een tube
tandpasta. Dezelfde artikelen waren in
andere winkels zes a tien percent duurder.
Macy's kan zo goedkoop zijn, aldus be
weert de directie, omdat iedereen er con
tant moet betalen. Ook al hebt ge 'n bank
rekening met zes nullen „poffen" is bij
Macy's onmogelijk. De president van
Liberia, die zijn huis door Macy's liet in
richten, Truman, die bij Macy's een luxe-
jacht kocht en de Syriër, die door Macy's
een hotel van vijftig kamers liet meubi
leren zij allen moesten boter bij de vis
geven.
Om te voorkomen, dat de slagzin „Zes
percent goedkoper dan overal elders" door
een andere zaak tegengesproken zou wor
den, heeft Macy's een klein legertje win
kelende dames in dienst, die onder leiding
van juffrouw Hertha I. Hanssen staan.
Juffrouw Hanssen's dames doen de hele
dag niets anders dan winkelen in de zaken,
die binnen een straal van honderd kilo
nieter rond Macy's liggen. Gemiddeld
kopen ze per week veertigduizend artikelen
en jaarlijks geven ze op kosten van hun
baas een kwartmillioen dollar uit. Daar
door is Macy's één van de belangrijkste
klanten van de New Yorkse kleinhandel
geworden.
Als gevolg van de ervaringen, die deze
Reliëfwerk door Hildo Krop aan de
gevel van het nieuwe gebouw van de
Plaatselijke Telefoondienst Amsterdam,
waarvan men op pagina 3 een beschrij
ving in woord en beeld kan vinden.
„spionnen" iq andere winkels opdoen, wor
den wekelijks bij Macy's op advies van juf
frouw Hanssen een kleine zeshonderd arti
kelen in prijs verlaagd. Er was eens een
bakker, die een appeltaart verkocht voor
één dollar en tien cent. Macy's appeltaart
kostte twintig dollarcent meer. Macy's
belde direct de bakkerij op, die de appel
taart voor het warenhuis maakte. „Ons ge
bak is beter," protesteerde de leverancier.
Zorg, dat je in het vervolg taarten maakt,
die wij verkopen kunnen voor vierennegen
tig cent." „Maar ze kosten mij al vijfen
negentig cent," jammerde de bakker. „In
het vervolg moeten ze bij ons in de winkel
vierennegentig cent kosten of we verkopen
geen appeltaart meer." De volgende dag
kostten de appeltaarten bij Macy's vieren
negentig cent.
SOMMIGE fabrikanten van merkartike
len weigeren aan Macy's te leveren, omdat
zij niet accoord wensen te gaan met de zes
percent lagere verkoopsprijzen. Daarom is
Macy's er toe overgegaan een heleboel
artikelen van gelijke kwaliteit onder een
eigen merk in de handel te brengen. Som
mige cosmetica en patentgeneesmiddelen
kosten bij Macy's nu het vierde deel van
hetgeen men er in een gewone „drugstore"
voor betalen moet.
Natuurlijk komen er bij Macy's, zoals bij
elke winkel, ook klachten binnen ge
middeld tweehonderdzestigduizend per jaar.
Men maakt er steeds bijzonder veel werk
van. Zo "was er eens een man in Californië,
die een Kerstpresentje bestelde voor zijn
kleinkind, dat de Boston woonde. Op de
dag voor Kerstmis belde de klant op en zei
woedend, dat door een fout bij de expeditie
het speelgoedje bij hem en niet bij zijn
kleinkind in Boston was bezorgd. Nu moest
dat arme kind het zonder Kerstcadeau van
opa stellen. Macy's beloofde, dat de zaak
in orde zou komen. Er werd een haastig
onderzoek ingesteld onder de elfduizend
employé's van de zaak en daarbij werd ge
lukkig iemand gevonden, die dezelfde
avond naar Boston zou vliegen om zijn
familie te bezoeken. Een tweede, geheel ge
lijksoortig speelgoedje werd keurig inge
pakt en nog net op tijd ten huize van het
kleinkind van de Californische grootvader
bezorgd.
DIT LIEP dus nog goed af, maar anders
ging het met de heer Frederik van de
Water, een Nederlands emigrant, die in de
staat Vermont op een boerderij woont. Als
u bij Macy's de naam Van de Water noemt
krijgt iedereen een rood hoofd van schaam
te en als u bij Van de Water over Macy's
begint te praten krijgt hij een rood hoofd
van woede. Het begon er mee, dat Van de
Water twaalf jaar geleden een fruitmand
bestelde voor een zieke vriend. De mand
werd bezorgd, maar de volgende dag eiste
Macy's om een onnaspeurlijke reden, dat
het ding onmiddellijk geheel compleet zou
worden teruggezonden. Het duurde lang
voordat dit pijnlijke misverstand was op
gelost. Enige tijd later bestelde Van de
Water een verjaarsgeschenk voor een
andere kennis. Het moest natuurlijk een
verrassing zijn, maar iemand bij Macy's
belde drie dagen vóór de verjaardag Van de
Waters kennis op om iets te vragen over
de gewenste kleur van het artikel. Weg
was het element van verrassing woedend
was Van de Water, maar toch bleef hij
klant. Hij bestelde een fikse partij wijn,
die op zijn boerderij bezorgd moest worden.
Macy's schreef terug, dat dit niet kon
omdat het in strijd met de wetten van de
staat Vermont zou zijn. Macy had ongelijk.
Met Kerstmis bestelde Van de Water een
serie boeken voor een vriend. De boeken
werden niet bij de vriend, maar bij hem
zelf bezorgd. Na veel heen en weer ge
schrijf ontving de vriend tenslotte twéé
series boeken. Nu was iedereen bij Macy's
zo langzamerhand dol geworden van mijn
heer Van de Water.
De directeur schreef persoonlijk een
lange brief vol nederige excuses aan de
Nederlandse boer, waarin hij aan het slot
mededeelde: „Om misverstanden te voor
komen hebben wij de heer C. A. Brown
van onze verkoopafdeling belast persoonlijk
uw opdrachten uit te voeren. U gelieve uw
correspondentie dus in het vervolg steeds
tot de heer Brown te richten. Voor uw ge
mak sluiten we hierbij een aantal gefran
keerde en aan de heer Brown geadresseer
de enveloppen in."
Van de Water bekeek de enveloppen eens
goed. Er stond niet „Brown" maar zijn
eigen naam op.... Sindsdien is mijnheer
Van de Water geen klant meer van Macy's.
ZULKE DINGEN zijn in het bijna hon
derdjarig bestaan van dit geweldige waren
huis gelukkig uiterst zelden voorgekomen.
Macy's werd in 1858 gesticht door Rowland
H. Macy, een ex-zeekapitein, die aan Sixth
Avenue een zaak in manufacturen, kleden,
zeildoek en matten begon. De zaak werd
echter groot gemaakt door Isidor en Nathan
Strauss, die in 1896 Macy's winkel geheel
in hun bezit kregen. Zij verhuisden in
1901 naar Herald Square, waar zij in een
splinternieuw pand binnen twee jaar een
omzet van tien millioen bereikten. Nathan
trok zich later uit het bedrijf terug om de
aardewerkfabriek van zijn vader voort te
zetten. Isidor is met zijn vrouw in 1912 bij
de ramp van de „Titanic" verdronken.
Maar zijn zoon Jesse Isidor bouwde verder
aan het geweldige winkelbedrijf, dat nu
ook filialen heeft in Toledo, Atlanta, Ne
wark, San Francsico en Kansas City.
Eén ding heeft men Macy's de laatste tijd
wel eenskwalijk genomen: het embleem
van de zaak is een rode, vijfpuntige ster,
gelijk aan die van het Rode Leger. Maar
één van de directieleden zei hierover
„Macy's koos dit embleem in 1S62, de Rus
sen pas in 1918. Wij waren de eersten, die
het gebruikten en wij denken, dat we ook
wel de laatsten zullen zijn."
Prof. dr. S. Ilofstra. Prof. dr. S. Hofstra
te Amsterdam zal op uitnodiging van de
universiteit van Delhi van December tot
April als gasthoogleraar aan deze universi
teit werkzaam zijn, in het bijzonder in de
kortgeleden opgerichte afdeling voor Afri
kaanse studiën. De universiteit van Delhi
is de eerste universiteit van India, die met
de beoefening der Afrikanistiek in uitge
breide zin een aanvang heeft gemaakt.