BEELDENDE KUNST AAN EN IN HET NIEUWE GEBOUW VAN DE PLAATSELIJKE TELEFOONDIENST AMSTERDAM 1 Joris Ivens ziet wei perspectief voor filmkunst in ons land VINDINGRIJKE MENSEN Over jongetjes in Amerika FRANSE PARAGRAAF Veertig theaters Onze Puzzle PARIJS „Gaarne zou ik weer eens in Nederland werken. Ik heb wel eens voor stellen in die richting gekregen, maar die waren zo vaag, dat ik er niet op kon in gaan. Ik zou blij zijn, als ik er weer eens kon werken, ik ben in Nederland begon nen en voel mij nog altijd nauw verbonden met mijn land, de mensen, de taal, het licht. Misschien kan de film over Tijl Uilenspiegel, die ik weldra ga maken, een overgang vormen naar werken in Neder land." DAT ZEGT Joris Ivens, de befaamde cineast, die ik in een Parijs'café ontmoette. Deze filmer van Nederlandse origine, die nu al tientallen jaren lang in het buiten land heeft gewoond en gewerkt, maar zijn moedertaal nog zonder enig accent spreekt, is thans bezig met de voorbereidingen voor zijn film over Tijl Uilenspiegel, waarin Gerard Philips de titelrol zal spelen. Jqn de Hartog schrijft het scenario. De bedoe ling is geen verfilming van het boek van Charles de Coster diens karakters wor den gebruikt, maar overigens gaat men terug tot de oorspronkelijke legenden, die ook voor hem het materiaal vormden. Het plan is, de studio-opnamen voor deze kleu renfilm in Frankrijk te maken en veel bui tenopname in België en wellicht ook in Zeeland. ,.Dan kom ik dus eindelijk weer eens in Nederland werken," zegt hij en natuurlijk raken we dan meteen aan het praten over de Nederlandse films. Joris Ivens meent, dat Nederland enorme mogelijkheden voor de film kan bieden, maar dat men dat voor de speelfilms nog steeds niet heeft ontdekt. „Onze litteratuur ligt nog vrijwel braak," zegt hij. „Er schuilen voor de film moge lijkheden zowel in de historische als in de hedendaagse litteratuur. De toekomst van de film in kleine landen als Nederland ligt in een zuiver-nationale productie, waarin het volksleven en de volkscultuur tot uit drukking komen." Joris Ivens heeft, sinds hij in het midden van de dertiger jaren naar het buitenland ging, in alle delen van de wereld gewerkt. Eerst voornamelijk in de Sovjet-Unie, daarna gedurende de oorlog in de Verenigde Staten waar hij met Frank Capra samen werkte aan de serie „Waarom wij vechten" en na de oorlog onder meer in Polen, Australië en (Oost-) Duitsland. De laatste jaren was hij artistiek supervisor voor speelfilms in Polen en Duitsland. „Ik blijf in de eerste plaats trouw aan de documentaire," vertelt hij verder. „De filmkunst heeft grote mogelijkheden als zij zich verbindt met het gewone leven. In zijn lange documentaires verwerk ik ook kleine persoonlijke acties, dus ik breng er een soeeifilm-element in. Anderzijds geef ik speelfilms een documentair karakter door een direct verband met de werkelijkheid." „Hoe verklaart u, dat zoveel na-oorlogse Russische films zo conventioneel en zo „monumentaal" zijn, zo traag ook, dat ze voor ons in het Westen onverteerbaar zijn? Er lijkt overigens in de laatste tijd ver andering te komen. Waarvan kan dat een gevolg zijn?" „Ja," zegt Joris Ivens, „er is een periode geweest, dat de Russische filmkunst wel iswaar grote producten voortbracht, maar dat daar veel bij was, dat men in het bui tenland moeilijk kon appreciëren. Het land heeft door de oorlog zo geleden, dat men er behoefte aan had monumentale werken te maken, films die aan de nationale trots vorm gaven, zoals dat ook wel gebeurt in triomfbogen, welke misschien ook niet alle maal mooi zijn. Die periode is thans voor bij. Er wordt nu heel veel over de film kunst gediscussiëerd en er zijn nieuwe, jongere regisseurs naar voren gekomen. De kunst maakt de veranderingen in het sociale en economische leven mee, maar soins ook komt zij er achteraan." Het gesprek komt op het gebruik van kleur in de film, mede omdat men in Oost- Europa tegenwoordig vrijwel alieen kleu renfilms maakt. Ivens aanvaardt de kleur volkomen. Maar men moet het onderwerp en de atmosfeer in aanmerking nemen. „De kleuren zijn nog steeds moeilijk voor ons," zegt hij. „Zij betekenen een verrijking van de technische en de artistieke midde len, maar ons ontglippen nog wel eens de begrenzingen van onze kunstuitingen. Wij zullen spaarzamer moeten worden met de kleuren. Een hemel bijvoorbeeld is meestal in de films tè blauw en zo is het dikwijls, dat men een teveel geeft. Wij moeten de kleuren ook meer functioneel toepassen, ze moeten als het ware een dramatische rol spelen. We kunnen, wat dit betreri, van ce schilderkunst leren, maar daarvan mogen we dan niet het meditatieve element over nemen een film moet, anders dan een schilderstuk, direct pakken." Horizontaal: 1. gesteente, 4. eind, 6. tap met een sleutel, 7. afnemend getij, 9. munt in China, 10. geslacht, 15. oude lap, 16. huwelijksgift, 17. liniëren, 20. en (Frans), 21. deel van een schip, 22. grote deur, 24, ik (Latijn), 25. achting. Verticaal: 1. niet gevuld, 2 pers. voornaamwoord, 3. tweetal, 4. voegwoord, 5. telwoord, 8. verhindering, 9. inhouds maat, 11. bijwoord, 12, eer, 13. vaarwel, 14. kever, 17. verstand, 18. salaris, 19. akelig, 22. rivier in Italië, 23. voorzetsel. Om in aanmerking te komen voor een van de drie geldprijzen ad f 7.50, f 5,en f2,50 dient men uiterlijk Dinsdag 17 uur de oplossing in te zenden aan een van onze bureaux: in Haarlem, Grote Houtstraat 93 en Soendaplein; in IJmuiden: Kennemer- laan 186. Op de enveloppe vermelden: „Puzzle". Oplossing van onze vorige puzzle: Horizontaal: 1. want, 3. glas, 5. oor, 7. strop, 9. den, 11. knaap, 13. eed, 15. dal, 16. snert, 18. rem, 20 koord, 22. oma, 23. krom, 24. mees. Verticaal: 1. wild, 2. tot, 3. grond, 4. stop, 6 ork, 7, Sneek, 8. paard, 10. een. 12. ale, 14. droom, 16. stok, 17. Tom, 19. Maas, 21. ram. Prijswinnaars van de vorige keer: H. Mulder, Nijlstr. 17, Haarlem (ƒ7.50); J. H. Hogewcg, Voorhoutstraat 16, Haar lem (ƒ5) en mevrouw H. G. Veldman Mol, Bloemstraat 16, IJmuiden (ƒ2,50). OOK HET BEZOEK aan de tweede In ternationale Tentoonstelling van Uilvin dingen in de Amsterdamse Apollohal heeft mij de indruk gegeven, dat allerlei dingen toch weer veel handiger en efficiënter kunnen worden gedaan, dan wij gewoon zijn van het snijden van uien tot het inrichten van kernsplitsingscentrales toe. De vindingrijkheid van weinigen bepaalt er wel een fabriek, die het patent niet koopt maar het zo nabootst, dat je hele maal niet hoeft te gaan procederen." ,,'t Is vaak een kwestie van termino logie", vervolgde hij. „En dan zijn er altijd van die uitgekookte jongens, die precies tussen de mazen doorkruipen. Toen in Amerika de auto's allang reden, kwam er een keer een man octrooi aanvragen op de vooruitgang van velen. Dat het er maar weinigen zijn heeft natuurlijk zekere na delen, maar in elk geval het voordeel dat de tentoonstelling betrekkelijk klein en overzichtelijk blijft. Men heeft er de ruim te, zóveel zelfs, dat ik tot mijn verbazing werd tegemoet gefietst door twee jonge dames op een klein merkwaardig rijwiel. Toen ik naar de bijzondere voordelen er van informeerde, deelden zij mede, dat dit hét rijwiel voor krap-behuisden was. Het bevreemdde mij, omdat ik niet de ge woonte heb binnenshuis te fietsen, maar het bleek om de opberging ervan te gaan. Zij togen aan het werk. De één trok de hele zadelstang met het zadel er uit en de ander schoof een palletje om en draaide de hele stuurstang over het voorwieltje heen, zodat die parallel met de kettingkast onder de fiets kwam te zitten. Zo bleef er een bundeltje fiets over, dat men gewoon in de parapluiebak kan zetten. Het patent bleek inmiddels al door een fabriek gekocht te zijn. „Nou, dat valt me mee", zei een om stander, „want meestal doe je al je moeite voor niks." Het bleek een uitvinder te zijn, die al zoveel keer teleurgesteld was, dat hij de laatste jaren nauwelijks meer uitvond. „Eerst al die moeiten en kosten voor het octrooi en als je dat voor elkaar hebt komt OPNIEUW KOMT tenslotte het gesprek op de film in Nederland met wie zou men daarover beter kunnen praten dan met de man die de grondlegger is van de Neder landse documentaire school? „De kunstcritici in het buitenland zeggen dikwijls, dat in mijn films de visuele tra ditie van ons volk tot uiting komt. Daar zal wel iets van waar zijn. Het geldt in elk geval ook voor het werk van Van der Horst en Haanstra, waarvoor ik heel veel waar dering heb. Het is eigenlijk ook logisch, dat men in Nederland met zijn schilderkunstig verleden talent heeft voor een visuele kunst als de cinematografie is. Hoewel de econo mische moeilijkheden voor de opbouw van een speelfilm-industrie in Nederland na tuurlijk groot zullen zijn, kan men daarom tcch optimistisch zijn voor haar toekomst." JAN KOOMEN een vierwielig voertuig, voortbewogen door een motor. En het gekke was, dat hij er nog een heel redelijke kans mee maakte, alleen door deze manier van formuleren." VAN EEN ANDER uitvinder hoorde ik een verhaal, dat een bijna tegengestelde, maar eveneens nogal ontmoedigende mo raal had: een kennis van hem had een postzegel uitgevonden, die men niet be hoefde af te stempelen, omdat hij nooit voor de tweede keer gebruikt zou kunnen worden. Ieder, die de postzegel van de brief zou trachten te halen, zou deze auto matisch vernietigen, omdat de drukinkt bij de geringste aanraking met water of stoom verdween. Afgezien van het feit, dat de posterijen er niet voor voelden, al was het alleen maar, omdat het in ons land veel vuldig regent, kon dit idee niet geoctro- yeerd worden, aangezien er een halve eeuw geleden in Oostenrijk al iemand op ge komen was. De uitvinder zou eigenlijk een duidelijk overzicht moeten hebben van alles wat nog niet uitgevonden is, maar dat kan hem uiteraard moeilijk verschaft worden. Er zijn ongetwijfeld van die uitzonderlijke geesten, die er zeker van kunnen zijn, dat hun vinding uniek is, zoals de heer Ger hard Kellberg in Augsburg, die een bord met een schuine bodem heeft geconstru eerd. Dit bord maakt, zoals hij in punc tueel Duits uiteenzet, het gedeeltelijk op heffen van het bord voor het uitlepelen der laatste soep overbodig! Tientallen ja ren lang heb ik mijn bord gedeeltelijk moeten opheffen om de laatste soep er uit te kunnen lepelen en nooit ben ik er mij van bewust geweest hoe uitermate hinder lijk dit was. Maar thans zijn gelukkig mijn ogen daarvoor opengegaan. Eureka. Niet alleen mijn ogen maar ook mijn mond is opengegaan: van verbazing, toen ik een man met een dubbelgevouwen fiets zag staan, van zinsverrukking toen ik de frivole wasdroogmolen van een firma uit Zeist zag draaien. Afgezien van alle voor delen op de conventionele waslijnen, zoals ruimtebesparing en snellere droging want de molen draait op de wind be looft dit apparaat een ongekende verleven diging van het huizenbeeld. PARIJS, November Er zijn in Parijs ongeveer veertig theaters voor ge wone toneelstukken, die voor revues en operettes en de musichalls niet meegere kend. Wat een stad moet opbrengen om een wereldstad te zijn wordt daar des te beter door aangegeven als men vermeldt dat de goede plaatsen in bijna alle geval len duizend francs kosten, tien gulden. De uitzonderingen zijn de enkele gesubsidieer de theaters, die met wat minder toe kun nen, of de zeer kleine, die zoveel niet dur ven te vragen. De aanduiding goede plaat sen is hier niet in enge zin gebruikt: alle plaatsen in de zaal, tot die in de loges toe, benevens de voorste rijen van het balcon, zijn pas voor tien gulden beschikbaar. Op de minder dure plaatsen is het meestal scheef zitten, wringen met de nek en zelfs opstaan als het spel zich naar bepaalde hoeken van het toneel verplaatst. Wie niet fanatiek is, noch tot een vereniging be hoort waarvan de lidmaatschapskaart hem recht geeft op reductie en ook geen rela ties heeft die hem aan vrijkaarten helpen, besteedt aan een aardig avondje in het theater met z'n tweeën ruim vijfentwintig gulden. Het programma immers kost ge middeld honderdtwintig francs, waar een fooi van dertig francs als minimum bij komt. De garderobe vraagt dertig francs per voorwerp en een fooi. Als de juffrouw, die de plaatsen aanwijst met honderd francs beloond wordt, ziet zij daar niets ongewoons in. Dan komt de pauze, soms zijn er zelfs twee pauzes: sommige van de ouvreuses hebben bakken met choco-ijs en snoeperij voor. andere geven luid roepend de weg naar de bar van het theater aan, waar de eenvoudigste consumpties op ne gentig francs geprijsd zijn en nooit koffie te krijgen is. Vele van de bezoekers gaan dan naar buiten. Er is altijd wel een kroegje aan de overkant. Aan de bars is het zelden druk in de pauze, hoewel er toch altijd meer belangstelling voor is dan voor de boekenstalletjes, die vaak in de hall zijn aangelegd en waar een juffrouw, die de waardigheid van haar artikel met lofgerocp zou schaden, onbeklant om zich heen staart. Nu en dan wordt een van de kleine theaters gesloten wegens financiële moei lijkheden, maar het duurt meestal niet lang of er is weer iemand'gevonden die de moed heeft om er een opvoering te proberen lang genoeg toch om berichten dat ook an dere theaters over sluiting denken zorg wekkend té maken en wellicht een discus sie in enkele bladen te inspireren over de vraag of er niet teveel theaters zijn in Pa rijs. Zulke discussies lopen nooit ergens op uit. Wie zou er aan denken om theaters te gaan verbieden? Er blijven er altijd zo veel, dat zeker de helft alleen in leven ge houden wordt dóór de hoop dat hun vol gende stuk eindelijk weer eens volle zalen zal trekken. De critieke vraag is niet of dat wenselijk is, maar of er voldoende acteurs zijn die alles willen riskeren als zij maar weer iets te doen hebben en die zijn er altijd. Vaste gezelschappen met jaarcon tracten zijn schaars. De meeste acteurs staan in het geval van een msilukt stuk na drie weken op straat en moeten, als zij geen reputatie hebben die hun grote let ters op een affiche waard maakt, hun rela ties aflopen en nieuwe relaties maken op zoek naar iets anders. Maar er wordt ncoit een schouwburg gesloten omdat teveel ac teurs besloten hebben een vrediger werk kring op te zoeken. De toestand, zoals die nu is, zou op twee manieren ondenkbaar zijn als Parijs niet gewoon was de Franse provincie leeg te zuigen: de acteurs van enige kwaliteit zou den dan niet in zo ruime mate voorhanden zijn en er zou niet genoeg geld zijn bij het publiek, dat trouwens ook nog uit het bui tenland verstrekt wordt, het duidelijkst door de ambtenaren van de internationale bureaux (vervolgens voedt Parijs dan ook de provincie met toneel: stukken die in de stad succes gehad hebben besluiten hun carrière meestal met een tournée, in de gunstigste gevallen ook buiten de gren zen). Dan zou ook hier alles van subsi dies afhankelijk zijn en men kan zich moei lijk een regering voorstellen die veertig hoofdstedelijke theaters onderhoudt. Dat de mogelijkheden en de behoeften overi gens ook hier niet met elkaar overeenko men, blijkt wel bij het Théatre National Populaire van Jean Vilar, het enige dat werkelijk veel goedkoper is (vierhonderd francs): dat trekt telkens enorme zalen vol met stukken waar geen vrije ondernemer het welzijn van zijn theater aan zou durven wagen. Het is voor alle uitvinders te hopen, dat hun bedenksels spoedig de weg naar de productieve en consumptieve sfeer zullen vinden, al zijn er enige bij, die elkaar helaas zullen opheffen. Want er was een man uit Valkenswaard met een ketting- kast, die door een handige sluiting direct afneembaar is, maar er was ook een man uit Amsterdam met een geheel kettingloos rijwiel. KO BRUGBIER O (J|||||||||||||lllllll!lllllllllllllllllllllll!llllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll lüllülllllliilllllllllllllllllllllllllllllllIIIHIIIIIIIIIIIHIIHIIIII'HI Het is bepaald niet waar dat alles in Amerika groter en beter is. Ik kwam onlangs door Amsterdam, Ohio. Er staan twaalf huizen. Het prettigste dat ik mij kan voorstellen is om een jongetje te zijn in Amerika. Indië heeft heilige koeien, en de oude Egypte- naren hadden diep ontzag voor de kat. Maar in Amerika moet men niet koe, of kat, maar jongetje zijn, tussen zes en twaalf jaar. De jongetjes dragen blue jeans en witte onderhemdjes, hebben een passie voor honkbal (de nationale sport; voor de Euro peaan een sloom, veel te ingewikkeld spel), lezen gespierde beeldromannen óver dito mannen die zich per raket in de interstel laire ruimte wagen, rijden op het trottoir op vuurrode fietsen met enorme sturen, dikke banden en sirenes, verdienen dub beltjes met het rondbrengen van kranten (het volstaat om de honderd pagina's vanaf de fiets in het open voorportaal te gooien) en eten zoveel ijs dat men het zelfs weigert te geloven als men het ziet. En alles mag. De jongetjes zijn dan ook geheel onbe vreesd voor grote mensen, en zeggen zo nu en dan de pijnlijkste dingen. Inmiddels kan men toch niet goed van verwennen spre ken. Zij mogen weliswaar alles, maar zij kunnen zichzelf bezig houden, en als zij ijs eten is dat dikwijls van de dubbeltjes die zij zelf verdienen. En dat geldt beslist niet alleen voor kinderen uit sloppen. Eén van mijn beste vrienden in Amerika is een vooraanstaande professor; hij woont in een keurig dorp. Maar ook zijn zoontje supple- menteert zijn zakcenten met een baantje. De Amerikaan heeft diep respect voor zijn kinderen. Hij gelooft dat zijn kin deren hierdoor ook respect voor anderen zulen hebben, en in het algemeen blijkt dat zo uit te komen. Daarom stoppen de auto's bij de oversteekplaatsen en wordt men in queues niet geduwd. Geruststellend Dolblij was ik toen ik in de Lebanon „Western Star" (oplaag 6000, komt eens per week uit) las: „Wij zullen altijd kran ten nodig hebben om uit te leggen wat wij op het televisiescherm zien." S. v. d. O. AAN HET NIEUWE, voor de oorlog al begonnen gebouw van de Plaatselijke Tele foondienst Amsterdam, heeft een aantal beeldende kunstenaars en kunstnijveren mogen meewerken. Ter gelegenheid van een door de Nederlandse Kunststichting georganiseerde tentoonstelling van vrij en ander werk dezer artisten voor het perso neel van de P.T.D. is de pers uitgenodigd het intérieur eens nader te bekijken. Om te beginnen moet ik het werk noe men van Hildo Krop aan de buitenkant van dit gebouw, ontworpen door de archi tect Leupen van de Dienst van Publieke Werken in de hoofdstad. Krop maakte een sculptuur voor het plantsoen voor het ge bouw, die zich voortreffelijk verhoudt ten opzichte van de omringende ruimte en de deze afsluitende gevel. Hij hakte voorts groepen boven de hoofdingang en bewees daarmee wederom zijn ervaring in de ver deling der massa's in deze, ik zou haast zeggen: grotere gevelstenen. Duidelijk is ook, dat Krop en de architecten in Amster dam gewend zijn samen te werken om te komen tot een werkelijk geheel en niet een gebouw waaraan versieringen geplakt zit ten. De sierhekken aan de hoofdingang zijn van Nico Witteman en doen ook goed mee. Direct binnen vindt men dan in de vloer van de hal een monogram in tegels van W. Molin. Voor het intérieur is in de eerste plaats de architect C. Feitkamp, ook van Publieke Werken, verantwoordelijk. De verdere sa menwerking om tot een schoon geheel te komen blijkt dan niet meer ideaal geweest te zijn. De vertraging in de bouw van dit vóór de oorlog opgezette gebouw en mis schien voorheen gemaakte afspraken, kun nen een handicap geweest zijn bij het uit voeren van inmiddels meer gerijpte ideeën. Een feit is bijvoorbeeld, dat men zich ge bonden achtte aan een reeds bestaand ge denkraam van J. C. Weijand, dat als uit gangspunt diende voor de verdere door hem ontworpen en door wijlen Bogtman uitgevoerde ramen in het hoofdtrappenhuis. De op iedere verdieping liggende hal aan dat trappenhuis wordt gekleurd door deze naar boven toe steeds lichter wordende ramen. In deze hallen bevinden zich dan dubbele deuren omlijstende wandschilde ringen. De eerste, die men tegenkomt, is van Henk Broer, een geschenk van het perso neel en daarom aangebracht rond de in gang van de vergaderzaal, waar directie en vertegenwoordigers van het personeel samenkomen. Het is Broer's eerste wand schildering en het gebrek aan ervaring op dit gebied van deze zo aantrekkelijke teke naar en schilder is wel duidelijk. De kleur gaat niet erg best met die van het op deze hoogte nog niet zo lichte raam van Weij and samen. De tekening der figuren heeft iets knulligs. Er is iets ontroerends echter in de argeloosheid, de naïeveteit bijna, waarmee Broer dit werk aanpakte, hetgeen zijn bijdrage misschien toch sympathieker maakt dan die van J. Bouhuys op de vol gende verdieping. Op het eerste gezicht is diens verbeelding van de vier jaargetijden (waarom dat?) wel aangenaam van kleur. Rekening met het nabije glas-in-lood hield hij niet in het minst. Deze twee zaken zijn samen te zien en ze vloeken met elkaar. Bouhuys' schildering heeft een vormgeving, die ontstaan is uit de door hem beoefende wandtapijtkunst en vertoont een modieus modernisme. Peter Alma, maker van de schilderingen in het Amstelstation en de weinig bevre digende zaken in de Gemeentelijke Univer siteit, schiep hier één van zijn beste wer ken, nu hij zich alleen bezig hield met de verbeelding van de apparatuur van de tele communicatiedienst. Goed is ook de wand schildering van J. S. Sjollema, die zelf niet tevreden is over het eenvoudige ornament van de tot de directiekamer toegang geven de deuren, maar naar mijn smaak juist uit stekend slaagde met de afwisseling in de richting der hoofdlijnen van deze versie ring. In de directiekamer vindt men intar- sias, hout-inlegwerk, van M. C. Escher, de bekende graficus, wiens kunst mij altijd geschikter leek als een toegepaste dan een als een vrije uiting. In dezelfde kamer zijn naaldwerk van mevrouw Ernée van der Linden-'t Hooft en radiatorschermen van de edelsmid Kees van der Horst. Tenslotte moeten nog vermeld worden het aantrekkelijke groepje kabeltrekkers in de vergaderzaal en een beeldje in de hal beneden van J. W. Havermans, wijzerpla ten van klokken van J. Eissenloeffel, het feit dat mevrouw K. Fischer-Van der Mijll Dekker gordijnen voor het gebouw ontwierp, Nel Klaassen deurversieringen en W. L. Wagemans en A. D. Copier ge- etste ramen in dit als pogen zo te waar deren maar nog niet zo geslaagde geheel. BOB BUYS. Eind October werd in het nieuw gebouw van de Plaatselijke Tclefoo dienst Amsterdamgelegen tussen d, Pieter de Hoochstraat en de Hobbema- kade een tentoonstelling geopend van werk van de kunstenaars, die een aan deel bijdroegen in de versiering daar van. Het complex, dat men hiernaast tweemaal ziet afgebeeld, werd door de Dienst der Publieke Werken in de hoofdstad gebouwd in de jaren 1940- 1942 en 194S—1954. Op deze pagina ziet men verder afgebeeld: de entree van het hoofdtrappenhuis, een vergader zaal en tenslotte een koffiekamer. tón.éV.Vv..-. o

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1955 | | pagina 17