Historische gevel aan Donker
Spaarne in verregaand verval
HOENDERDOS
KOLEN
PMflD*
TAXI 18000
JOH. L SUYKERBUYK n.v.
Het werk van F» FL Abbinf
„Een wilde vogel" van Anouilh
Restauratie van patriciërshuis - nu
schamel pakhuis - dringende eis
Tweede N.Ph.O.-concert
voor scholieren
Toneelgroep Theater in Haarlem
SLEUTEL WEGf
15
WASSERIJ DUYN
Onderhandse aanbesteding
van 114 woningen
Geen subsidie voor
Nationaal Rheumafonds
„T R A D I N G"
HAARDBRANDOLIE
„Auberge Bon Verre
Tijdstip van begin
aanleg onzeker
F. Jansen veertig jaar
lid van Concordia
Herdenkingstentoonstelling in Huis van Looy
LEERT GOED TYPEN
Tel. 18441
DE SLEUTELSPECIALIST
ZATERDAG 19 NOVEMBER 1955
HAARLEMS DAGBLAD
OPRECHTE HAARLEMSCHE COURANT
Terwijl Haarlem zich intens
bezig: hield met allerlei vra-
gen van architectonische en JlMlf
aesthetische verantwoordelijk
heid betreffende moderne
feestversieringen in historisch
kader, de Vishal, enzovoort, is
aan het Donker Spaarne 56
een deel van het achterhuis
achter een historische gevel
ingestort. Het stond toen reeds
op de gemeentelijke monu
mentenlijst en het staat er nu
nog op, maar daar is het bij
gebleven. Wij concentreren
onze aandacht op de Grote
Markt en zeker niet zonder
reden maar intussen raakt
dat patriciërshuis uit de twee
de helft van de achttiende
eeuw steeds verder in verval.
De mooie trapgevel van dit
perceel „vliegt," zoals dat
heet, wanneer een gevel voor
over helt. En zolang die gevel
nog niet valt, is er alle reden
voor ons om ons ook daar
eens druk over te maken. En
liever niet daarna, want dan
heeft het weinig zin meer.
Donker Spaarne 56 de
prachtige hoofdvorm van deze
gevel verraadt nog de voor
name oorsprong van dit huis,
maar wanneer men een stapje
nader doet, ziet men de naar
geestige bestemming, die het
huis sinds de oorlog heeft; het
is een pakhuis van oude, dicht
opeengestapelde meubelen.
Een stoffige wirwar van ma
honiehouten stoelen en tafels
verspert de blik naar binnen.
Naast de deur met de vlakke
pilasters en de kroonlijst er
boven is een grote andere deur
in de gevel binnengedrongen,
een breed, zakelijk geval, dat Deze reeds voorover hellende gevel moet gered worden!
ADVERTENTIE
,\MSr»:Ki>,\Msr.v \akt20 rx i.iiqsj
MANGELWAS KANT EN KLAAR.
Binnen 4 dagen retour.
Nu de nieuw aangelegde wegen ten Oos
ten van de Glipperweg zijn aangelegd kan
worden overgegaan tot de aanbesteding van
de aldaar te bouwen 114 woningen, waar
over wij kort geleden nog uitvoerig schre
ven.
Burgemeester en Wethouders stellen aan
de gemeenteraad voor deze aanbesteding
ondershands te doen geschieden.
Tot deze 114 huizen behoren 68 z.g.
maandwoningen, die centrale verwarming
zullen krijgen. De aanleg van deze instal
laties vergt een bedrag van 187.000.
In October van dit jaar heeft de Stichting
„Het Nationaal Rheumafonds" de Haarlemse
raad verzocht om toekenning van een sub
sidie ten behoeve van het overkoepelend
werk van deze stichting voor het verbeteren
van de mogelijkheden voor behandeling van
rheumapatiënten, uitbreiding van het weten
schappelijk onderzoek van de rheumatische
ziekten en propaganda en voorlichting bij het
Nederlandse volk. Het college van B. en W.
is van mening, dat hier geen gemeentelijke
taak is weggelegd en stelt daarom voor, op
het verzoek afwijzend te beschikken.
NATÜ
Bij het gemeentebestuur van Haarlem is
binnengekomen een brief van het hoofdbe
stuur van de Nederlandse Amateur Toneel
Unie en het bestuur van het Werkverband
Katholiek Amateurtoneel, waarin wordt ver
zocht om subsidie over 1956 ten behoeve van
het werk van de provinciale toneeladviseurs.
B. en W. stellen voor, dat zij de raad hier
over van prae-advies zullen dienen.
ADVERTENTIE
KINDERHUISSINGEL 2 - TELEFOON 11979
ADVERTENTIE
er in het begin van deze eeuw
ingebouwd werd om toegang te verschaf
fen aan het huis ernaast. Aan de achter
kant van het huis vliegen de postduiven
van de huurder in en uit, de zolders „stof
ferend" op een manier die verrotting nog
bevordert. Aan de voorkant, op de stoep,
stappen een paar kraaien gewichtig als
aanzeggers heen en weer: het is bijna sym
bolisch voor deze opzichtige vergankelijk
heid.
Op de lijst
Reeds in het begin van vorig jaar werd
in opdracht van B. en W., door de heer J.
Voogel, secretaris van de Schoonheids
commissie, een lijst opgesteld van objecten,
die als monumenten aanspraak kunnen
maken op erkenning, bescherming en waar
dering. Daarbij was ook dit oude patriciërs
huis. De restauratiekosten van dergelijke
oude panden zijn bijzonder hoog, zodat vele
eigenaren, die er overigens wel voor zou
den voelen, het historisch schoon te doen
bewaren voor het nageslacht, daartoe een
voudig de mogelijkheden niet hadden.
Daarom was het zo belangrijk, dat zowel de
gemeente als rijksmonumentenzorg bereid
werden gevonden om in gevallen als deze
subsidiërend op te treden om althans het
onrendabele deel der restauratiekosten ge
heel voor hun rekening te nemen. De heer
Voogel richtte toen een brief aan de eige
naars van dit perceel, waarin hij de moge
lijkheden tot restauratie uiteenzette en
reeds duidelijk stelde, dat de bestemming
van het gebouw, dat na restauratie ook
voor de eigenaars natuurlijk van veel gro
ter waarde zou worden, zou moeten worden
aangepast. Er waren toen nog twee eige
naars. De één voelde wel voor deze restau
ratie en de ander niet. Iemand, die er óók
sterk achterheen zat was de makelaar en
beheerder, de heer S. L. Mok. Deze slaagde
er zelfs in de eigenaar, die er niet voor
voelde, er te doen uitkopen door de man,
die er wél oren naar had, zodat deze nu
de enige eigenaar is. De zaak leek dus hele
maal voor elkaar te zijn en gebrek aan
belangstelling van gegadigden, die dit huis
voor een betere bestemming zouden willen
huren, hoefde men zeker niet te vrezen.
Maar er was óók nog een huurder. En
deze bleef erin met zijn meubeltjes en zijn
duiven. Nog altijd vervult het deftige
koopmanshuis van voorheen de functie van
opslagplaats, zonder dat er iets aan gedaan
wordt. Op 21 Februari werd hem de huur
opgezegd met ingang van 1 September
jongstleden, zodat hem was verzocht vóór
die datum het pand te ontruimen, maar er
kwam niets van. Hij stelde de eis, dat men
hem een andere ruimte zou aanbieden of
ADVERTENTIE
Frans Restaurant
JANSWEG 20 TELEFOON 17630
ADVERTENTIE
PRODUITS DE BEAUTÉ
D'HELENA RUBINSTEIN, PARIS
In Zandvoort alleen verkrijgbaar bij:
Coiffures - Creations
Thorbeckestraat 11 - Zandvoort - Tel. 3382
IVegen om Haarlem
een som gelds daartoe, die natuurlijk enorm
hoog was. Als dat niet gebeurde, bleef hij
zitten. De man zit er nu nóg en maakt,
helemaal geen aanstalten om weg te gaan.
Ingrijpen nodig
Er is alle reden om zich af te vragen of
de gemeente in dit geval niet moet ingrij
pen omdat toch de toestand van dit pand
ook Bouw- en Woningtoezicht moet ver
ontrusten.
„Moet er mL eerst weer een winter met
regen, sneeuw en vorst overheen gaan,
voordat men eindelijk eens inziet, dat het
zo niet langer kan? Ik begrijp er niets van.
Eerst maakt de gemeente je enthousiast
voor dit restauratie-object, zodat je alles
doet wat op je weg ligt, om eraan mee
te werken en als er dan een punt komt,
ivaarop zijzelf dient in te grijpen dan ge
beurt er nietszo verzuchtte de ma
kelaar.
Tijdens de ledenvergadering van de gym
nastiekvereniging Concordia uit Haarlem is
de heer F. Jansen gehuldigd wegens zijn
40-iarig lidmaatschap.
Namens de leden sprak het ere-lid, de heer
F. G. J. van den Berg, die vele herinneringen
ophaalde en als stoffelijke herinnering een
fraaie vulpen en een bloemstuk aanbood.
Namens het bestuur werd de heer Jansen k-T^nd^ha
toegesproken door mej. T. Beek, die hem het rnessentxekkende bandiet en intussen staat
„Tijdbom" (R o x y). Achter deze angst
aanjagende titel gaat een film schuil
waarvan het verhaal niet bijzonder ori
gineel is, doch die wel andere goede
kwaliteiten bezit. Een saboteur plaatst
ergens in een goederentrein, die geladen
is met zeemijnen, een tijdbom. De politie
ontdekt dit, laat de trein op een dood
spoor rijden, evacueert de bevolking en
geeft een jong ingenieur (Glenn Ford) op
dracht de ontploffing te voorkomen. Dat
gelukt dan op het laatste nippertje na
tuurlijk en de film is uit.
De kwaliteiten van deze film zijn echter
niet in het verhaal gelegen, maar in het
uitzonderlijk goede camerawerk, waarbij
men misschien iets te veel met lichteffec
ten speelde, maar waarin men ook voor
treffelijke vondsten heeft verwerkt. Slechts
zelden is de camera langer dan beslist
noodzakelijk is op een bepaald punt gericht
en zo is deze film een aaneenschakeling
geworden van elkaar snel opvolgende
situaties, die tezamen zeker de moeite
waard zijn om een uur naar te kijken.
Van Maandag af draait in deze bioscoop
„Op weg naar Singapore" met Clark Gable,
Wallace Beery en Jean Harlow.
H. de G.
„Detective Calaghan grijpt in" (Frans
Hals). Deze detectivefilm van Peter Chey-
ney speelt zich in hoofdzaak af in een Frans
speelhol en op Franse wegen, waar de de
tective en een troep schurken elkaar ijselijk
snel achterna zitten. De als heren vermom
de bandieten proberen een aanzienlijk be
drag van de levensverzekering van een
oud-kolonel, die zijn geluk in hun speelhol
is komen beproeven, in handen te krijgen.
Veel geluk heeft de kolonel niet, want hij
verliest niet alleen zijn geld, maar ook zijn
leven. Dan is het ogenblik gekomen, waar
op detective Callaghan krachtdadig gaat in
grijpen, hetgeen zich onder meer hierin
openbaart, dat deze hoogblonde speurder
een groot aantal geldschrapende boeven op
de speeltafel slingert. Bij wijze van verfris
sing levert hij vervolgens een paar meter
onder de zeespiegel een gevecht met een
ere-speldje van 40-jarig lidmaatschap over
handigde.
De heer A. J. Fortgens, voorzitter van de
Kennemer Turnkring, sprak namens het be
stuur van het K.N.G.V. en huldigde hem met
het overhandigen van het diploma van Ver
dienste van het K.N.G.V. Van de K.T.K.
ontving hij een bloemstuk.
Onder aanbieding van enige nuttige her
inneringen sprak verder nog de heer J. M.
Berrevoets, oud-leider van Concordia en
enige jongere leden, waarna de heer Jansen
de gelegenheid kreeg allen dank te brengen.
zijn auto al weer klaar om hem in duize
lingwekkende vaart langs' steile afgronden
te voeren achter een stel schurken aan.
Wanneer de laatste boef ontmaskerd is,
breekt voor de detective eindelijk weer een
rustige episode in zijn leven aan.
Het is een vrij verwarde film, die even
wel vooral door haar vele humoristische
scènes toch wel te waarderen valt N. R. K.
„De Pickwick-club" (Studio) De
Pickwick-club, bestaande uit de heren Sa
muel Pickwick, Tracy Tupman, Augustus
Snodgrass en Nathaniël Winkle, wordt in
deze film ten aanschouwe gebracht op
illustratieve wijze: elk beeld uit de film is
geschikt om als plaatje in het gelijk
namige boek van Charles Dickens geplakt
te worden. Hiermee is dus tevens de film
als film veroordeeld, want de tekst waar
de plaatjes tussen staan is niet verfilmd,
niet tot leven gebracht op het witte doek.
De regisseur heeft in deze film de illustra
ties die Phiz bij het boek maakte „letter
lijk" gevolgd. De figuren van de Pickwick-
club-leden zijn volmaakte nabootsingen
van de creaties van Robert Seymour, die
onsterfelijk zijn geworden (Seymour pleeg
de zelfmoord in 1836, het jaar waarin de.
eerste afleveringen van De Pickwick-club
verschenen als maandfeuilleton; Phiz nam
toen het tekenen over, maar hield zich aan
de creaties, die Seymour van de toen reeds
in het verhaal voorkomende®personen had
gemaakt). Ook de filmdécors werden tot in
de kleinste details naar Phiz' tekeningen
gemaakt, tot in bijzonderheden als gor
dijnen en kamerindelingen, binnenplaatsen
en gebouwen. De film is het bewegend ge
worden illustratiemateriaal van Phiz. De
spelers waren dan ook geen filmspelers
maar toneelspelers. Van het verhaal bleef
uiteraard alleen een reeks voorvallen over,
die elke samenhang behalve die der
Pickwick-club-leden mist. Om zoveel
mogelijk voorvallen in de film te krijgen
moest de regisseur de film een haast geven,
die niets met het tempo van het boek te
maken heeft.
„De Pickwick-club" is niet zo goed als
de films naar „Oliver Twist" en „Grote
Verwachtingen". Dit alles betekent niet,
dat deze film geen aantrekkelijk kijkspel
zou zijn. Integendeel, men geniet van deze
illustrattiefilm. omdat hij het beeld dat de
lezer van het boek heeft, en ook het boek
zelf onaangetast laat. En de illustraties zijn
uitstekend. Wij betwijfelen echter of de-
geen, die het boek niet kent, de film zal
kunnen op prijs stellen, tenzij hij het ge
brek aan samenhang accepteert. A. N.
„Meisjes voor Tanger" (L i d 0) Een
matige Franse film over de handel in
meisjes waarin Raymond Pellegrin als
Mario weer eens een (boeven)hoofdrol op
zich genomen heeft. De pas uit de gevan-
ADVERTENTIE
dig weer verzeild in affaires welke zijn
vroegere bendegenoten nog onderhanden
hebben: het Verhandelen van meisjes die
ergens in Tanger terechtkomen.
Mario raakt al direct verliefd op zijn
eerste slachtoffer, tengevolge waarvan zich
nogal trieste gebeurtenissen gaan ontwik»
kelen als hij pogingen doet haar uit de
handen van zijn „vrienden" te redden. Dit
lukt wel maar hij verliest er zijn leven
door al heeft hij daarmee tegelijk zijn lief
de gered. H. S.
H. 3.
„De mooiste vrouw van de wereld"
(Cinema Palace) Deze romantische
Italiaanse kleurenfilm schijnt voornamelijk
ten doel te hebben, de bioscoopbezoeker
een grondig inzicht te geven in de fraaie
anatomische détails, waaruit de tempera
mentvolle Gina Lollobrigida is samenge
steld. Twee uur achtereen is „La Lollo"
bijna geen ogenblik uit het beeldvenster
en dat men al die tijd met genoegen naar
haar blijft kijken is geen gering compli
ment voor de vaardigheid, waarmee zij haar
uitgebreide bekoorlijkheden ten toon
spreidt. In de rol van de legendarische
operadiva Lina Cavalieri verschijnt zij eerst
als een gras-groen volkskind in Rome's
schilderachtige Trastevere-wijk anno 1890,
waar zij met de belangeloze hulp van een
Russische prins carrière maakt als cabaret
zangeres. In de hoop, haar onbekende wel
doener terug te vinden, gaat Lina naar Pa
rijs waar ze, als gevierde revuester, haar
sprookjesprins weer ontmoet om hem, na
een stormachtige amourette vol misver
standen, opnieuw te verliezen. Om haar
verdriet te vergeten, omhelst zij tenslotte
de grote Kunst en slaagt er zowaar in, nu
als koningin van het bel canto, Parijs ten
tweede male aan haar voeten te brengen.
Ondanks haar triomfen in de Opéra is zij
echter ook nu niet gelukkig totdat zij ten
langen leste aan het hof van de Tsaar aller
Russen, haar geliefde droomprins voorgoed
in de armen kan sluiten.
Het nogal zoetelijke verhaaltje zit overi
gens niet slecht in elkaar en het wordt vlot
in spectaculaire beelden verteld. De pom
peuze scenes stijl fin-de-siëcle in de
revuepaleizen, op de mondaine renbaan en
aan het Tsaristische hof doen nauwelijks
voor Hollywood onder. De mooie Gina le
vert tenslotte, vooral in de smart-aria uit
„Tosca", vocale pi'estaties die bijna even
redig zijn aan haar oogverblindende char
mes. H. C.
„French cancan" (Lux or) Nog een
week blijft deze oppervlakkige schildering
van de Moulin Rouge en de cancan, amu
sant, niet verbijsterend.
„A star is born" (Minerva) Over
deze film hebben wij al de loftrompet ge
stoken. Behoudens enige sentimentele af
wijkingen slaagt zij erin de carrière van
een zangeres overtuigend te tekenen. Judy
Garland viert er haar come-back mee.
Voor de liefhebber van moderne muziek
valt er zeker evenveel te genieten als voor
wie graag een goede film ziet.
„Ciske de rat" (Rembrandt) Weer
geprolongeerd. Men moet deze Nederlandse
film niet verzuimen als men wil consta-
Tot 12 December wordt in „het Huis Van
Looy" te Haarlem een tentoonstelling ge
houden van werk van de deze zomer over
leden schilder F. H. Abbing.
Van Abbing werd al eerder werk geëxpo
seerd, tezamen met dat van Ot'tö B. de Kat
in het Frans Halsmuseum. Voorts heeft
Abbing met de tentoonstellingen van de
Hollandse Aquarellistenkring in „Het Huis
Van Looy" meegedaan. Hij was bij de op
richtingsbijeenkomst van deze vereniging
in Haarlem en bleef er tot zijn dood be
stuurder van.
Abbing was nog maar voor in de vijftig
toen hij overleed. Zijn laatste werk, een
ontwerp voor een mozaïek van de Amster
damse Bank, dat misschien nu uitgevoerd
zal worden door de schilder Jan Groene-
stein, heeft zijn vrienden even verbaasd.
Vroeger gemaakte glas-in-lood-ramen hiel
de beloften in, waren vaak vol interessante
stukken, vooral wanneer hij eenvoudige
onderwerpen uitbeeldde. Die van de Ne
derlandse Handelmaatschappij te Djakarta
(1933) hebben volgens J. S. Sjollema
behalve schilder soms ook kunstcriticus
bewonderenswaardige kwaliteiten. Het
nieuwe mozaïek overtrof echter de ver
wachtingen, die men zou hebben kunnen
koesteren, getuige het hier getoonde ont
werp.
Abbing, hoewel maatschappelijk voldoen
de veiliggesteld, heeft het niet gemakkelijk
gehad. Misschien had dit ook te maken met
die zekerheid. Spanningen, zo bevorderlijk
voor een veelzeggende kunst, moest hij in
zich zelf zoeken. Hij was te onpartijdig om
ze van buiten af naar hem toe te doen ko
men. Er was in hem een hang naar de een
voud van het bestaan van de landman, een
..Het overleg omtrent de grootte van de hang naar de arbeidsvreugde van de hand-
bijdrage van het rijk in de kosten van
aanleg van de aan de Westzijde en aan
de Zuidkant van Haarlem aan te leggen
wegen is nog gaande", aldus delen Gede
puteerde Staten van Noordholland mee in
de toelichting op de begroting wegenfonds
1956. Het betreft de wegen die bij besluit
van 3 Augustus j.l. door de Provinciale
Staten toegevoegd zijn aan het plan van
bij de provincie in beheer en onderhoud
zijnde wegen.
Daarom hebben Gedeputeerde Staten de
wegen op de kapitaaldienst pro memorie
vermeld. Na afloop van het overleg met
het rijk zullen Gedeputeerde Staten nadere
voorstellen doen. Het is de vraag of met
de tenuitvoerlegging van het wegenplan
om Haarlem kan worden begonnen.
werker, een hang naar bewondering van
het werken van de geschoolde arbeider. Hij
probeerde daarvan te getuigen in de keuze
zijner onderwerpen, maar in deze zat hij
er vaak naast, omdat contact door onpar
tijdigheid niet altijd bevorderd wordt. Ook
picturaal gedacht was het hem moeilijk
partij te kiezen. Men zie de verscheiden
heid in de wijze van uitdi'ukken bij het
tentoongestelde, een verscheidenheid, die
niet het gevolg is van een ontstaan in ver
schillende tijden. Dit gebrek aan zin tot
partijkiezen van Abbing, die onder meer
een uitstekend en van groot begrip getui
gend artikel over het zo vreemde werk van
Paul Klee schreef, maakte ook dat het hem
moeilijk was lang op één werk door te
wroeten. Zijn het vlotst geschilderde zaken
(en met name de aquarellen) lijken mij
dan ook het beste deel van zijn werk. Het
is werk dat hij op reis maakte of in het
intérieur bij zich zelf of een vriend thuis,
daar waar hij zich zonder preoccupatie kon
laten gaan en zijn zelfvertrouwen niet werd
geraakt.
Tot grotere zekerheid dwingt de opdracht
voor een monumentaal werk. Ik sprak al
van een beter slagen in het van eenvoudig
leven getuigende onderwerp. In het beste
werk mij bekend, het mozaïek, is eigenlijk
maar weinig sprake van verbeelding. Het
is een optelsom van de een beeld van de
haven samenstellende onderdelen als kra
nen, boten, loodsen, meeuwen enzovoorts.
Uit dit werk blijkt bij Abbing begrip voor
primaire waarden van de schilderkunst:
vorm, kleur en lijn, compositie en bewe
ging. Hij erkende de noodzaak van deze
kennis voor een dergelijke opdracht, be
schouwde deze echter enigszins als een hin
derlijke ballast bij een wil tot eerlijk uiten
in vrijer werk.
In zijn ontwerpen voor monumentale za
ken steunde Abbing op principes, opgedaan
aan de Academie onder Roland Holst in die
tijd, dat men nog zo'n grote afstand
zag tussen vrije en gebonden schilderkunst.
Een afstand, die veel te nadrukkelijk be
stond en die door Abbings tijdgenoot J. S.
Sjollema na lang zwoegen in eigen werk
werd verkleind en ten slotte te niet is ge
daan voor zover de te bewerken materie
niet aanleiding tot verschillende behande
ling geeft. Mogelijk dat Abbing dit pro
bleem van werken in twee stijlen wel heeft
gehinderd. Zijn zozeer op het picturale ge-
richtzijn kon dan een gemakkelijker wer
ken mogelijk maken in het mozaïek, waar
van de steentjes als het ware werken als
toets en kleur. Men is geneigd zich af te
vragen of dit laatste werk Abbing niet een
stuk verder gevoerd zou hebben tot een
eenheid in zijn werken, daar hij zelve dit
gebrek daaraan wel als een bezwaar zag.
BOB BUYS
Onder grote belangstelling is de expositie
Vrijdag geopend. De hierboven reeds ge
noemde schilder Sjollema dankte het ge
meentebestuur voor de verleende gastvrij
heid. Kees Verwey hield een voortreffelijke
inleiding, waarin hij vooral op de menselijk
heid en de hartelijke gevoelens in leven en
werk van Abbing wees. Hij was een man,
aldus spreker, die heensprong over de mu
ren die kunstenaars soms rond zich optrek
ken. Ook Verwey toonde zich onder de in
druk van het decoratieve werk.
ADVERTENTIE
Wilhelminastraat 47
Onder leiding van Marinus Adam had
Vrijdag (des middags en avonds) het twee
de concert onder auspicieën van de com
missie voor de aesthetische en culturele
vorming van de schoolgaande jeugd uit
Haarlem en omgeving door het Noord
hollands Philharmonisch Orkest plaats. Er
werden twee werken gespeeld die zich uit
nemend leenden voor het paedagogische
doeleinde: de Suite in b voor fluit, strijk
orkest en clavecimbel van Johann Sebas
tian Bach en de drie orchestrale fragmen
ten uit „La Damnation de Faust" van
Berlioz.
Het eerste stuk gaf aanleiding om de
suite-vorm te verklaren als een reeks dan
sen, voorafgegaan door een driedelige
ouverture (langzaam - snel - langzaam)
waarin het nabootsend contrapunt een
grote rol speelt. Uiteraard zijn de dansen
eenvoudiger van zetting, maar Bach kon
toch niet nalaten hierbij ook kunststukjes
uit te halen die tot het strenge contra
punt behoren: zo is bijvoorbeeld de Sara
bande een canon in de onderkwint. Het zou
wel eens aardig geweest zijn daarop te
wijzen en ook bij de Polonaise de aan
dacht te vestigen op het thema in de bas,
waarbij de fluit een speelse variatie uit
voert. Ondertussen kon men door het vaar
dige spel van de solo-fluitist Marius Ruy-
sink een goed idee krijgen van wat Bach
aan de fluit destijds nog een zeer primi
tief instrument met één klepje toever
trouwde. En men leerdé tevens de rol
kennen, die het clavecimbel in de muziek
van de baroktijd speelde en die meestal
zoals hier ook slechts aanvullend is.
Marinus Adam, die op het vorige paeda
gogische concert beloofd had dit keer de
instrumenten te demonstreren, loste deze
belofte in met de behandeling van de hobo,
de klarinet en de fagot, die hij ook afzon
derlijk liet horen. Met de drie fragmenten
uit „La Damnation de Faust" werden daar
na de wonderen van orchestratie, waarvan
Hector Berlioz het geheim bezat, op het
publiek losgelaten.
Hier is de oi'kestkleur van uitzonderlijk
belang; het geheimzinnige effect van twee
gc-nis ontslagen Mario raakt wel zeer spoe, teren, dat in ons land een film op behoor-
„Zo gaat ze weg: heel klein, hard ex\ geworden, steeds nieuwe variaties beden-
bewust, om zich overal in de wereld te kend op een thema dat in de smaak viel,
stoten". Met deze ietwat pathetische zin
eindigt het toneelstuk „Een wilde vogel"
(oorspronkelijke titel: „La Sauvage") van
Jean Anouilh, waarvan „Theater" uit Arn-
hem gisteravond een opvoering in de Haar
lemse Schouwburg heeft gegeven. Het is
één van de twee „pièces noires" waarmee
de sindsdien snel populair geworden auteur
in 1934 debuteex-de. Georges en Ludmilla
Pitoëff hebben het ten doop gehouden.
Het is een merkwaardige ervaring ach
teraf geconfronteerd te worden met de
eersteling van een schrijver, wiens ontwik
keling men vrij goed heeft kunnen volgen,
zelfs in ons land, waar het Franse réper
toire nog altijd zeer onvoldoende vertegen
woordigd wordt. De vele vorige kennis
makingen met Anouilh overdenkende zal
het menigeen vermoedelijk net zo vergaan
als mij: men kan er zich eigenlijk nog maar
heel weinig van herinneren. Doch één
beeld zal men toch hebben overgehouden,
een telkens terugkerend: of hij zijn stukken
nu „zwart" of „rose" noemde, al naar ge
lang de grondstemming van humor of tra
giek, steeds ontmoette men het „witte"
meisje, dat hij* op een gegeven moment
Colombe noemde de belichaming van de
innerlijke zuiverheid, draagster van een
illusie, die tegen de aanraking met de harde
wei-kelijkheid van het leven niet bestand is.
Ook de titelheldin van dit stuk is zo'n
figuur, waar jongemannen van dromen op
de leeftijd dat zij zich dichters wanen: een
ten ondergang gedoemde schoonheid, die
men redden wil en beschermen tegen het
kwaad. Misschien is Anouilh de aange
haalde slotzin bewijst dat ook hier een
droom van volmaakt geluk niet voor ver
wezenlijking vatbaar blijkt een verbit
terde romanticus. Zijn cynisme, ben ik ge
neigd te denken, is de pose van iemand die
het geloof in de idealen van zijn puberteit
heeft verloren en daar geen andei-e voor in
de plaats kan stellen. Maar hoe dan ook,
hij is als het ware de epigoon van zichzelf
ADVERTENTIE
7?
ff
LANGE VEERSTRAAT 10
TEL. 11493
piccolo's in het Menuet der dwaallichten,
de etherische klanken van de gedempte
strijkers met geraffineerde begeleiding van
de harp in de Sylphendans, de éclatante
rol van het koper, dat zijn macht ontplooit
in de Hongaarse mars en zelfs het gedx-eun
van het kanon, weergegeven door de grote
trom dit zijn zo enkele markante staal
tjes van wat Berlioz ruim honderd jaar
geleden als iets geheel nieuws met zijn
orchestratiekunst presteerde. Het heeft nog
niets van zijn verrasseixde karakteristiek
verloren.
De uitvoering van beide programma
nummers voldeed aan de eisen die men
tegenwoordig aan het Noordhollands Phil
harmonisch Orkest stellen mag. Het vol
gende jeugdconcert, op 20 Januari, wordt
een Mozart-herdenking. Daar zit stof in
voor een manifestatie van bijzonder paeda
gogische waarde, temeer door de gelegen
heid composities van een kind (Mozart
schreef al muziek op zijn vijfde jaar!) voor
een publiek van kinderen ten gehore te
brengen! JOS DE KLERK
zijn techniek verfijnend om daarmee mo
dieus te kunnen behagen.
Zo bezien is „Een wilde vogel" één van
zijn onvolkomenste maar ook eerlijkste
proeven. Men voelt de zwakte van zijn
uitgangspunt: het indienen van een onaan
vaardbaar ultimatum, het aannemen van
een louter negatieve houding. Anouilh lijkt
op een kind, dat zijn speelgoed vernielt als
het niet tot het onmogelijke in staat is. Men
doorziet zijn latere werk nu veel scherper
als de geraffineerde exploitatie van een tot
niets verplichtende gril. Het gaat hier om
de dochter, Thérèse, van de leider van een
derderangs strijkje in een restaurant, die al
vroeg te horen kreeg dat de liefde een
manier is om het nuttige met het aange
name te verenigen. Hoewel zij reeds een
„verleden" heeft in een periode, waarin
meisjes verondersteld worden schuchter
over een toekomst te mediteren, koestert zij
hoge verwachtingen en pux-e gevoelens. De
aanleiding daartoe wordt haar verschaft
door de succesrijke pianist en componist
Florent, die haar meeneemt naar zijn voor
vaderlijk kasteel. In dit luxueuze, gesoig-
neex-de milieu komt zij in opstand door het
versterkte besef van wat zij aan liefde en
begrip tekort is gekomen. De wetenschap,
dat wie niet als Zondagskind is geboren het
nooit zal worden, drijft haar op de vlucht
terug naar de pijnlijke vulgariteit.
In de opvoering door „Theater" liet dit
stuk een onbevredigende indruk na. Dat is
niet alleen de schuld van de schrijver, die
bij veel „kitsch" en goedkope romantiek (de
omkering in de titelheldin bij het zien van
de ene traan in het oog van haar minnaar)
enkele waarlijk treffende, althans aandoen
lijke scènes leverde en zich reeds in dit
vroege stadium een meester toonde in de
tegenwoordig zo schaax-s beoefende of aan
gedurfde kunst van de lyrische monoloog.
Het is heel gemakkelijk om allerlei critiek
op individuele prestaties te leveren. Maar
•de oorzaak van de ondervonden teleurstel
ling ligt naar mijn mening elders: het was
een fout om dit stuk, een typisch mannelijk
bedenksel, door een vrouw te laten ver
talen en regisseren. Ik heb grote bewonde
ring voor de reeds meermalen bewezen
intelligentie als zodanig van Elise Hoomans,
maar zij was er nu steeds net naast. Er
deden zich voortdurend accentverschuivin
gen voor, waardoor het gewaagde onhoud
baar werd. Er heerste vaak een ongewenste
krampachtigheid, een starheid, die herhaal
delijk ook uit de mise-en-scène bleek. En
daardoor ging juist het „spel"-element
verloren.
Aan deze algemene opmerking behoeft
weinig te woi-den toegevoegd. Mia Goossen
kon met al haar onmiskenbaar talent de
handicap niet overwinnen, dat zij geenszins
het gewenste type werd. De afstand tot de
rol van Thérèse werd nog vergroot doordat
zij teveel in de ban van het voorbeeld van
haar regisseuse bleef. Frans van der Lingen
was als Florent beslist te vlak. Hij leek op
niets zozeer als op Frans van der Lingen in
alle vroegere rollen, die ik van hem zag.
Van de vele andere medewerkers moet
Hans Tiemeyer als de tot parasiet gedegra
deerde bohémien, de liederlijk-armzalige
violist Tarde, met grote waardering worden
genoemd. Ook Fientje Berghegge en Diny
Sprock leverden verdienstelijke bijdragen
tot het karakteriseren van de verdorven
omgeving, waarin Thérèse werd grootge
bracht, waarmee de décors van Johan Gre-
ter wel ongeveer op de gewenste wijze
contrasteerden.
DAVID KONING.