Historische gevel aan Donker Spaarne in verregaand verval HOENDERDOS KOLEN PMflD* TAXI 18000 JOH. L SUYKERBUYK n.v. Het werk van F» FL Abbinf „Een wilde vogel" van Anouilh Restauratie van patriciërshuis - nu schamel pakhuis - dringende eis Tweede N.Ph.O.-concert voor scholieren Toneelgroep Theater in Haarlem SLEUTEL WEGf 15 WASSERIJ DUYN Onderhandse aanbesteding van 114 woningen Geen subsidie voor Nationaal Rheumafonds „T R A D I N G" HAARDBRANDOLIE „Auberge Bon Verre Tijdstip van begin aanleg onzeker F. Jansen veertig jaar lid van Concordia Herdenkingstentoonstelling in Huis van Looy LEERT GOED TYPEN Tel. 18441 DE SLEUTELSPECIALIST ZATERDAG 19 NOVEMBER 1955 HAARLEMS DAGBLAD OPRECHTE HAARLEMSCHE COURANT Terwijl Haarlem zich intens bezig: hield met allerlei vra- gen van architectonische en JlMlf aesthetische verantwoordelijk heid betreffende moderne feestversieringen in historisch kader, de Vishal, enzovoort, is aan het Donker Spaarne 56 een deel van het achterhuis achter een historische gevel ingestort. Het stond toen reeds op de gemeentelijke monu mentenlijst en het staat er nu nog op, maar daar is het bij gebleven. Wij concentreren onze aandacht op de Grote Markt en zeker niet zonder reden maar intussen raakt dat patriciërshuis uit de twee de helft van de achttiende eeuw steeds verder in verval. De mooie trapgevel van dit perceel „vliegt," zoals dat heet, wanneer een gevel voor over helt. En zolang die gevel nog niet valt, is er alle reden voor ons om ons ook daar eens druk over te maken. En liever niet daarna, want dan heeft het weinig zin meer. Donker Spaarne 56 de prachtige hoofdvorm van deze gevel verraadt nog de voor name oorsprong van dit huis, maar wanneer men een stapje nader doet, ziet men de naar geestige bestemming, die het huis sinds de oorlog heeft; het is een pakhuis van oude, dicht opeengestapelde meubelen. Een stoffige wirwar van ma honiehouten stoelen en tafels verspert de blik naar binnen. Naast de deur met de vlakke pilasters en de kroonlijst er boven is een grote andere deur in de gevel binnengedrongen, een breed, zakelijk geval, dat Deze reeds voorover hellende gevel moet gered worden! ADVERTENTIE ,\MSr»:Ki>,\Msr.v \akt20 rx i.iiqsj MANGELWAS KANT EN KLAAR. Binnen 4 dagen retour. Nu de nieuw aangelegde wegen ten Oos ten van de Glipperweg zijn aangelegd kan worden overgegaan tot de aanbesteding van de aldaar te bouwen 114 woningen, waar over wij kort geleden nog uitvoerig schre ven. Burgemeester en Wethouders stellen aan de gemeenteraad voor deze aanbesteding ondershands te doen geschieden. Tot deze 114 huizen behoren 68 z.g. maandwoningen, die centrale verwarming zullen krijgen. De aanleg van deze instal laties vergt een bedrag van 187.000. In October van dit jaar heeft de Stichting „Het Nationaal Rheumafonds" de Haarlemse raad verzocht om toekenning van een sub sidie ten behoeve van het overkoepelend werk van deze stichting voor het verbeteren van de mogelijkheden voor behandeling van rheumapatiënten, uitbreiding van het weten schappelijk onderzoek van de rheumatische ziekten en propaganda en voorlichting bij het Nederlandse volk. Het college van B. en W. is van mening, dat hier geen gemeentelijke taak is weggelegd en stelt daarom voor, op het verzoek afwijzend te beschikken. NATÜ Bij het gemeentebestuur van Haarlem is binnengekomen een brief van het hoofdbe stuur van de Nederlandse Amateur Toneel Unie en het bestuur van het Werkverband Katholiek Amateurtoneel, waarin wordt ver zocht om subsidie over 1956 ten behoeve van het werk van de provinciale toneeladviseurs. B. en W. stellen voor, dat zij de raad hier over van prae-advies zullen dienen. ADVERTENTIE KINDERHUISSINGEL 2 - TELEFOON 11979 ADVERTENTIE er in het begin van deze eeuw ingebouwd werd om toegang te verschaf fen aan het huis ernaast. Aan de achter kant van het huis vliegen de postduiven van de huurder in en uit, de zolders „stof ferend" op een manier die verrotting nog bevordert. Aan de voorkant, op de stoep, stappen een paar kraaien gewichtig als aanzeggers heen en weer: het is bijna sym bolisch voor deze opzichtige vergankelijk heid. Op de lijst Reeds in het begin van vorig jaar werd in opdracht van B. en W., door de heer J. Voogel, secretaris van de Schoonheids commissie, een lijst opgesteld van objecten, die als monumenten aanspraak kunnen maken op erkenning, bescherming en waar dering. Daarbij was ook dit oude patriciërs huis. De restauratiekosten van dergelijke oude panden zijn bijzonder hoog, zodat vele eigenaren, die er overigens wel voor zou den voelen, het historisch schoon te doen bewaren voor het nageslacht, daartoe een voudig de mogelijkheden niet hadden. Daarom was het zo belangrijk, dat zowel de gemeente als rijksmonumentenzorg bereid werden gevonden om in gevallen als deze subsidiërend op te treden om althans het onrendabele deel der restauratiekosten ge heel voor hun rekening te nemen. De heer Voogel richtte toen een brief aan de eige naars van dit perceel, waarin hij de moge lijkheden tot restauratie uiteenzette en reeds duidelijk stelde, dat de bestemming van het gebouw, dat na restauratie ook voor de eigenaars natuurlijk van veel gro ter waarde zou worden, zou moeten worden aangepast. Er waren toen nog twee eige naars. De één voelde wel voor deze restau ratie en de ander niet. Iemand, die er óók sterk achterheen zat was de makelaar en beheerder, de heer S. L. Mok. Deze slaagde er zelfs in de eigenaar, die er niet voor voelde, er te doen uitkopen door de man, die er wél oren naar had, zodat deze nu de enige eigenaar is. De zaak leek dus hele maal voor elkaar te zijn en gebrek aan belangstelling van gegadigden, die dit huis voor een betere bestemming zouden willen huren, hoefde men zeker niet te vrezen. Maar er was óók nog een huurder. En deze bleef erin met zijn meubeltjes en zijn duiven. Nog altijd vervult het deftige koopmanshuis van voorheen de functie van opslagplaats, zonder dat er iets aan gedaan wordt. Op 21 Februari werd hem de huur opgezegd met ingang van 1 September jongstleden, zodat hem was verzocht vóór die datum het pand te ontruimen, maar er kwam niets van. Hij stelde de eis, dat men hem een andere ruimte zou aanbieden of ADVERTENTIE Frans Restaurant JANSWEG 20 TELEFOON 17630 ADVERTENTIE PRODUITS DE BEAUTÉ D'HELENA RUBINSTEIN, PARIS In Zandvoort alleen verkrijgbaar bij: Coiffures - Creations Thorbeckestraat 11 - Zandvoort - Tel. 3382 IVegen om Haarlem een som gelds daartoe, die natuurlijk enorm hoog was. Als dat niet gebeurde, bleef hij zitten. De man zit er nu nóg en maakt, helemaal geen aanstalten om weg te gaan. Ingrijpen nodig Er is alle reden om zich af te vragen of de gemeente in dit geval niet moet ingrij pen omdat toch de toestand van dit pand ook Bouw- en Woningtoezicht moet ver ontrusten. „Moet er mL eerst weer een winter met regen, sneeuw en vorst overheen gaan, voordat men eindelijk eens inziet, dat het zo niet langer kan? Ik begrijp er niets van. Eerst maakt de gemeente je enthousiast voor dit restauratie-object, zodat je alles doet wat op je weg ligt, om eraan mee te werken en als er dan een punt komt, ivaarop zijzelf dient in te grijpen dan ge beurt er nietszo verzuchtte de ma kelaar. Tijdens de ledenvergadering van de gym nastiekvereniging Concordia uit Haarlem is de heer F. Jansen gehuldigd wegens zijn 40-iarig lidmaatschap. Namens de leden sprak het ere-lid, de heer F. G. J. van den Berg, die vele herinneringen ophaalde en als stoffelijke herinnering een fraaie vulpen en een bloemstuk aanbood. Namens het bestuur werd de heer Jansen k-T^nd^ha toegesproken door mej. T. Beek, die hem het rnessentxekkende bandiet en intussen staat „Tijdbom" (R o x y). Achter deze angst aanjagende titel gaat een film schuil waarvan het verhaal niet bijzonder ori gineel is, doch die wel andere goede kwaliteiten bezit. Een saboteur plaatst ergens in een goederentrein, die geladen is met zeemijnen, een tijdbom. De politie ontdekt dit, laat de trein op een dood spoor rijden, evacueert de bevolking en geeft een jong ingenieur (Glenn Ford) op dracht de ontploffing te voorkomen. Dat gelukt dan op het laatste nippertje na tuurlijk en de film is uit. De kwaliteiten van deze film zijn echter niet in het verhaal gelegen, maar in het uitzonderlijk goede camerawerk, waarbij men misschien iets te veel met lichteffec ten speelde, maar waarin men ook voor treffelijke vondsten heeft verwerkt. Slechts zelden is de camera langer dan beslist noodzakelijk is op een bepaald punt gericht en zo is deze film een aaneenschakeling geworden van elkaar snel opvolgende situaties, die tezamen zeker de moeite waard zijn om een uur naar te kijken. Van Maandag af draait in deze bioscoop „Op weg naar Singapore" met Clark Gable, Wallace Beery en Jean Harlow. H. de G. „Detective Calaghan grijpt in" (Frans Hals). Deze detectivefilm van Peter Chey- ney speelt zich in hoofdzaak af in een Frans speelhol en op Franse wegen, waar de de tective en een troep schurken elkaar ijselijk snel achterna zitten. De als heren vermom de bandieten proberen een aanzienlijk be drag van de levensverzekering van een oud-kolonel, die zijn geluk in hun speelhol is komen beproeven, in handen te krijgen. Veel geluk heeft de kolonel niet, want hij verliest niet alleen zijn geld, maar ook zijn leven. Dan is het ogenblik gekomen, waar op detective Callaghan krachtdadig gaat in grijpen, hetgeen zich onder meer hierin openbaart, dat deze hoogblonde speurder een groot aantal geldschrapende boeven op de speeltafel slingert. Bij wijze van verfris sing levert hij vervolgens een paar meter onder de zeespiegel een gevecht met een ere-speldje van 40-jarig lidmaatschap over handigde. De heer A. J. Fortgens, voorzitter van de Kennemer Turnkring, sprak namens het be stuur van het K.N.G.V. en huldigde hem met het overhandigen van het diploma van Ver dienste van het K.N.G.V. Van de K.T.K. ontving hij een bloemstuk. Onder aanbieding van enige nuttige her inneringen sprak verder nog de heer J. M. Berrevoets, oud-leider van Concordia en enige jongere leden, waarna de heer Jansen de gelegenheid kreeg allen dank te brengen. zijn auto al weer klaar om hem in duize lingwekkende vaart langs' steile afgronden te voeren achter een stel schurken aan. Wanneer de laatste boef ontmaskerd is, breekt voor de detective eindelijk weer een rustige episode in zijn leven aan. Het is een vrij verwarde film, die even wel vooral door haar vele humoristische scènes toch wel te waarderen valt N. R. K. „De Pickwick-club" (Studio) De Pickwick-club, bestaande uit de heren Sa muel Pickwick, Tracy Tupman, Augustus Snodgrass en Nathaniël Winkle, wordt in deze film ten aanschouwe gebracht op illustratieve wijze: elk beeld uit de film is geschikt om als plaatje in het gelijk namige boek van Charles Dickens geplakt te worden. Hiermee is dus tevens de film als film veroordeeld, want de tekst waar de plaatjes tussen staan is niet verfilmd, niet tot leven gebracht op het witte doek. De regisseur heeft in deze film de illustra ties die Phiz bij het boek maakte „letter lijk" gevolgd. De figuren van de Pickwick- club-leden zijn volmaakte nabootsingen van de creaties van Robert Seymour, die onsterfelijk zijn geworden (Seymour pleeg de zelfmoord in 1836, het jaar waarin de. eerste afleveringen van De Pickwick-club verschenen als maandfeuilleton; Phiz nam toen het tekenen over, maar hield zich aan de creaties, die Seymour van de toen reeds in het verhaal voorkomende®personen had gemaakt). Ook de filmdécors werden tot in de kleinste details naar Phiz' tekeningen gemaakt, tot in bijzonderheden als gor dijnen en kamerindelingen, binnenplaatsen en gebouwen. De film is het bewegend ge worden illustratiemateriaal van Phiz. De spelers waren dan ook geen filmspelers maar toneelspelers. Van het verhaal bleef uiteraard alleen een reeks voorvallen over, die elke samenhang behalve die der Pickwick-club-leden mist. Om zoveel mogelijk voorvallen in de film te krijgen moest de regisseur de film een haast geven, die niets met het tempo van het boek te maken heeft. „De Pickwick-club" is niet zo goed als de films naar „Oliver Twist" en „Grote Verwachtingen". Dit alles betekent niet, dat deze film geen aantrekkelijk kijkspel zou zijn. Integendeel, men geniet van deze illustrattiefilm. omdat hij het beeld dat de lezer van het boek heeft, en ook het boek zelf onaangetast laat. En de illustraties zijn uitstekend. Wij betwijfelen echter of de- geen, die het boek niet kent, de film zal kunnen op prijs stellen, tenzij hij het ge brek aan samenhang accepteert. A. N. „Meisjes voor Tanger" (L i d 0) Een matige Franse film over de handel in meisjes waarin Raymond Pellegrin als Mario weer eens een (boeven)hoofdrol op zich genomen heeft. De pas uit de gevan- ADVERTENTIE dig weer verzeild in affaires welke zijn vroegere bendegenoten nog onderhanden hebben: het Verhandelen van meisjes die ergens in Tanger terechtkomen. Mario raakt al direct verliefd op zijn eerste slachtoffer, tengevolge waarvan zich nogal trieste gebeurtenissen gaan ontwik» kelen als hij pogingen doet haar uit de handen van zijn „vrienden" te redden. Dit lukt wel maar hij verliest er zijn leven door al heeft hij daarmee tegelijk zijn lief de gered. H. S. H. 3. „De mooiste vrouw van de wereld" (Cinema Palace) Deze romantische Italiaanse kleurenfilm schijnt voornamelijk ten doel te hebben, de bioscoopbezoeker een grondig inzicht te geven in de fraaie anatomische détails, waaruit de tempera mentvolle Gina Lollobrigida is samenge steld. Twee uur achtereen is „La Lollo" bijna geen ogenblik uit het beeldvenster en dat men al die tijd met genoegen naar haar blijft kijken is geen gering compli ment voor de vaardigheid, waarmee zij haar uitgebreide bekoorlijkheden ten toon spreidt. In de rol van de legendarische operadiva Lina Cavalieri verschijnt zij eerst als een gras-groen volkskind in Rome's schilderachtige Trastevere-wijk anno 1890, waar zij met de belangeloze hulp van een Russische prins carrière maakt als cabaret zangeres. In de hoop, haar onbekende wel doener terug te vinden, gaat Lina naar Pa rijs waar ze, als gevierde revuester, haar sprookjesprins weer ontmoet om hem, na een stormachtige amourette vol misver standen, opnieuw te verliezen. Om haar verdriet te vergeten, omhelst zij tenslotte de grote Kunst en slaagt er zowaar in, nu als koningin van het bel canto, Parijs ten tweede male aan haar voeten te brengen. Ondanks haar triomfen in de Opéra is zij echter ook nu niet gelukkig totdat zij ten langen leste aan het hof van de Tsaar aller Russen, haar geliefde droomprins voorgoed in de armen kan sluiten. Het nogal zoetelijke verhaaltje zit overi gens niet slecht in elkaar en het wordt vlot in spectaculaire beelden verteld. De pom peuze scenes stijl fin-de-siëcle in de revuepaleizen, op de mondaine renbaan en aan het Tsaristische hof doen nauwelijks voor Hollywood onder. De mooie Gina le vert tenslotte, vooral in de smart-aria uit „Tosca", vocale pi'estaties die bijna even redig zijn aan haar oogverblindende char mes. H. C. „French cancan" (Lux or) Nog een week blijft deze oppervlakkige schildering van de Moulin Rouge en de cancan, amu sant, niet verbijsterend. „A star is born" (Minerva) Over deze film hebben wij al de loftrompet ge stoken. Behoudens enige sentimentele af wijkingen slaagt zij erin de carrière van een zangeres overtuigend te tekenen. Judy Garland viert er haar come-back mee. Voor de liefhebber van moderne muziek valt er zeker evenveel te genieten als voor wie graag een goede film ziet. „Ciske de rat" (Rembrandt) Weer geprolongeerd. Men moet deze Nederlandse film niet verzuimen als men wil consta- Tot 12 December wordt in „het Huis Van Looy" te Haarlem een tentoonstelling ge houden van werk van de deze zomer over leden schilder F. H. Abbing. Van Abbing werd al eerder werk geëxpo seerd, tezamen met dat van Ot'tö B. de Kat in het Frans Halsmuseum. Voorts heeft Abbing met de tentoonstellingen van de Hollandse Aquarellistenkring in „Het Huis Van Looy" meegedaan. Hij was bij de op richtingsbijeenkomst van deze vereniging in Haarlem en bleef er tot zijn dood be stuurder van. Abbing was nog maar voor in de vijftig toen hij overleed. Zijn laatste werk, een ontwerp voor een mozaïek van de Amster damse Bank, dat misschien nu uitgevoerd zal worden door de schilder Jan Groene- stein, heeft zijn vrienden even verbaasd. Vroeger gemaakte glas-in-lood-ramen hiel de beloften in, waren vaak vol interessante stukken, vooral wanneer hij eenvoudige onderwerpen uitbeeldde. Die van de Ne derlandse Handelmaatschappij te Djakarta (1933) hebben volgens J. S. Sjollema behalve schilder soms ook kunstcriticus bewonderenswaardige kwaliteiten. Het nieuwe mozaïek overtrof echter de ver wachtingen, die men zou hebben kunnen koesteren, getuige het hier getoonde ont werp. Abbing, hoewel maatschappelijk voldoen de veiliggesteld, heeft het niet gemakkelijk gehad. Misschien had dit ook te maken met die zekerheid. Spanningen, zo bevorderlijk voor een veelzeggende kunst, moest hij in zich zelf zoeken. Hij was te onpartijdig om ze van buiten af naar hem toe te doen ko men. Er was in hem een hang naar de een voud van het bestaan van de landman, een ..Het overleg omtrent de grootte van de hang naar de arbeidsvreugde van de hand- bijdrage van het rijk in de kosten van aanleg van de aan de Westzijde en aan de Zuidkant van Haarlem aan te leggen wegen is nog gaande", aldus delen Gede puteerde Staten van Noordholland mee in de toelichting op de begroting wegenfonds 1956. Het betreft de wegen die bij besluit van 3 Augustus j.l. door de Provinciale Staten toegevoegd zijn aan het plan van bij de provincie in beheer en onderhoud zijnde wegen. Daarom hebben Gedeputeerde Staten de wegen op de kapitaaldienst pro memorie vermeld. Na afloop van het overleg met het rijk zullen Gedeputeerde Staten nadere voorstellen doen. Het is de vraag of met de tenuitvoerlegging van het wegenplan om Haarlem kan worden begonnen. werker, een hang naar bewondering van het werken van de geschoolde arbeider. Hij probeerde daarvan te getuigen in de keuze zijner onderwerpen, maar in deze zat hij er vaak naast, omdat contact door onpar tijdigheid niet altijd bevorderd wordt. Ook picturaal gedacht was het hem moeilijk partij te kiezen. Men zie de verscheiden heid in de wijze van uitdi'ukken bij het tentoongestelde, een verscheidenheid, die niet het gevolg is van een ontstaan in ver schillende tijden. Dit gebrek aan zin tot partijkiezen van Abbing, die onder meer een uitstekend en van groot begrip getui gend artikel over het zo vreemde werk van Paul Klee schreef, maakte ook dat het hem moeilijk was lang op één werk door te wroeten. Zijn het vlotst geschilderde zaken (en met name de aquarellen) lijken mij dan ook het beste deel van zijn werk. Het is werk dat hij op reis maakte of in het intérieur bij zich zelf of een vriend thuis, daar waar hij zich zonder preoccupatie kon laten gaan en zijn zelfvertrouwen niet werd geraakt. Tot grotere zekerheid dwingt de opdracht voor een monumentaal werk. Ik sprak al van een beter slagen in het van eenvoudig leven getuigende onderwerp. In het beste werk mij bekend, het mozaïek, is eigenlijk maar weinig sprake van verbeelding. Het is een optelsom van de een beeld van de haven samenstellende onderdelen als kra nen, boten, loodsen, meeuwen enzovoorts. Uit dit werk blijkt bij Abbing begrip voor primaire waarden van de schilderkunst: vorm, kleur en lijn, compositie en bewe ging. Hij erkende de noodzaak van deze kennis voor een dergelijke opdracht, be schouwde deze echter enigszins als een hin derlijke ballast bij een wil tot eerlijk uiten in vrijer werk. In zijn ontwerpen voor monumentale za ken steunde Abbing op principes, opgedaan aan de Academie onder Roland Holst in die tijd, dat men nog zo'n grote afstand zag tussen vrije en gebonden schilderkunst. Een afstand, die veel te nadrukkelijk be stond en die door Abbings tijdgenoot J. S. Sjollema na lang zwoegen in eigen werk werd verkleind en ten slotte te niet is ge daan voor zover de te bewerken materie niet aanleiding tot verschillende behande ling geeft. Mogelijk dat Abbing dit pro bleem van werken in twee stijlen wel heeft gehinderd. Zijn zozeer op het picturale ge- richtzijn kon dan een gemakkelijker wer ken mogelijk maken in het mozaïek, waar van de steentjes als het ware werken als toets en kleur. Men is geneigd zich af te vragen of dit laatste werk Abbing niet een stuk verder gevoerd zou hebben tot een eenheid in zijn werken, daar hij zelve dit gebrek daaraan wel als een bezwaar zag. BOB BUYS Onder grote belangstelling is de expositie Vrijdag geopend. De hierboven reeds ge noemde schilder Sjollema dankte het ge meentebestuur voor de verleende gastvrij heid. Kees Verwey hield een voortreffelijke inleiding, waarin hij vooral op de menselijk heid en de hartelijke gevoelens in leven en werk van Abbing wees. Hij was een man, aldus spreker, die heensprong over de mu ren die kunstenaars soms rond zich optrek ken. Ook Verwey toonde zich onder de in druk van het decoratieve werk. ADVERTENTIE Wilhelminastraat 47 Onder leiding van Marinus Adam had Vrijdag (des middags en avonds) het twee de concert onder auspicieën van de com missie voor de aesthetische en culturele vorming van de schoolgaande jeugd uit Haarlem en omgeving door het Noord hollands Philharmonisch Orkest plaats. Er werden twee werken gespeeld die zich uit nemend leenden voor het paedagogische doeleinde: de Suite in b voor fluit, strijk orkest en clavecimbel van Johann Sebas tian Bach en de drie orchestrale fragmen ten uit „La Damnation de Faust" van Berlioz. Het eerste stuk gaf aanleiding om de suite-vorm te verklaren als een reeks dan sen, voorafgegaan door een driedelige ouverture (langzaam - snel - langzaam) waarin het nabootsend contrapunt een grote rol speelt. Uiteraard zijn de dansen eenvoudiger van zetting, maar Bach kon toch niet nalaten hierbij ook kunststukjes uit te halen die tot het strenge contra punt behoren: zo is bijvoorbeeld de Sara bande een canon in de onderkwint. Het zou wel eens aardig geweest zijn daarop te wijzen en ook bij de Polonaise de aan dacht te vestigen op het thema in de bas, waarbij de fluit een speelse variatie uit voert. Ondertussen kon men door het vaar dige spel van de solo-fluitist Marius Ruy- sink een goed idee krijgen van wat Bach aan de fluit destijds nog een zeer primi tief instrument met één klepje toever trouwde. En men leerdé tevens de rol kennen, die het clavecimbel in de muziek van de baroktijd speelde en die meestal zoals hier ook slechts aanvullend is. Marinus Adam, die op het vorige paeda gogische concert beloofd had dit keer de instrumenten te demonstreren, loste deze belofte in met de behandeling van de hobo, de klarinet en de fagot, die hij ook afzon derlijk liet horen. Met de drie fragmenten uit „La Damnation de Faust" werden daar na de wonderen van orchestratie, waarvan Hector Berlioz het geheim bezat, op het publiek losgelaten. Hier is de oi'kestkleur van uitzonderlijk belang; het geheimzinnige effect van twee gc-nis ontslagen Mario raakt wel zeer spoe, teren, dat in ons land een film op behoor- „Zo gaat ze weg: heel klein, hard ex\ geworden, steeds nieuwe variaties beden- bewust, om zich overal in de wereld te kend op een thema dat in de smaak viel, stoten". Met deze ietwat pathetische zin eindigt het toneelstuk „Een wilde vogel" (oorspronkelijke titel: „La Sauvage") van Jean Anouilh, waarvan „Theater" uit Arn- hem gisteravond een opvoering in de Haar lemse Schouwburg heeft gegeven. Het is één van de twee „pièces noires" waarmee de sindsdien snel populair geworden auteur in 1934 debuteex-de. Georges en Ludmilla Pitoëff hebben het ten doop gehouden. Het is een merkwaardige ervaring ach teraf geconfronteerd te worden met de eersteling van een schrijver, wiens ontwik keling men vrij goed heeft kunnen volgen, zelfs in ons land, waar het Franse réper toire nog altijd zeer onvoldoende vertegen woordigd wordt. De vele vorige kennis makingen met Anouilh overdenkende zal het menigeen vermoedelijk net zo vergaan als mij: men kan er zich eigenlijk nog maar heel weinig van herinneren. Doch één beeld zal men toch hebben overgehouden, een telkens terugkerend: of hij zijn stukken nu „zwart" of „rose" noemde, al naar ge lang de grondstemming van humor of tra giek, steeds ontmoette men het „witte" meisje, dat hij* op een gegeven moment Colombe noemde de belichaming van de innerlijke zuiverheid, draagster van een illusie, die tegen de aanraking met de harde wei-kelijkheid van het leven niet bestand is. Ook de titelheldin van dit stuk is zo'n figuur, waar jongemannen van dromen op de leeftijd dat zij zich dichters wanen: een ten ondergang gedoemde schoonheid, die men redden wil en beschermen tegen het kwaad. Misschien is Anouilh de aange haalde slotzin bewijst dat ook hier een droom van volmaakt geluk niet voor ver wezenlijking vatbaar blijkt een verbit terde romanticus. Zijn cynisme, ben ik ge neigd te denken, is de pose van iemand die het geloof in de idealen van zijn puberteit heeft verloren en daar geen andei-e voor in de plaats kan stellen. Maar hoe dan ook, hij is als het ware de epigoon van zichzelf ADVERTENTIE 7? ff LANGE VEERSTRAAT 10 TEL. 11493 piccolo's in het Menuet der dwaallichten, de etherische klanken van de gedempte strijkers met geraffineerde begeleiding van de harp in de Sylphendans, de éclatante rol van het koper, dat zijn macht ontplooit in de Hongaarse mars en zelfs het gedx-eun van het kanon, weergegeven door de grote trom dit zijn zo enkele markante staal tjes van wat Berlioz ruim honderd jaar geleden als iets geheel nieuws met zijn orchestratiekunst presteerde. Het heeft nog niets van zijn verrasseixde karakteristiek verloren. De uitvoering van beide programma nummers voldeed aan de eisen die men tegenwoordig aan het Noordhollands Phil harmonisch Orkest stellen mag. Het vol gende jeugdconcert, op 20 Januari, wordt een Mozart-herdenking. Daar zit stof in voor een manifestatie van bijzonder paeda gogische waarde, temeer door de gelegen heid composities van een kind (Mozart schreef al muziek op zijn vijfde jaar!) voor een publiek van kinderen ten gehore te brengen! JOS DE KLERK zijn techniek verfijnend om daarmee mo dieus te kunnen behagen. Zo bezien is „Een wilde vogel" één van zijn onvolkomenste maar ook eerlijkste proeven. Men voelt de zwakte van zijn uitgangspunt: het indienen van een onaan vaardbaar ultimatum, het aannemen van een louter negatieve houding. Anouilh lijkt op een kind, dat zijn speelgoed vernielt als het niet tot het onmogelijke in staat is. Men doorziet zijn latere werk nu veel scherper als de geraffineerde exploitatie van een tot niets verplichtende gril. Het gaat hier om de dochter, Thérèse, van de leider van een derderangs strijkje in een restaurant, die al vroeg te horen kreeg dat de liefde een manier is om het nuttige met het aange name te verenigen. Hoewel zij reeds een „verleden" heeft in een periode, waarin meisjes verondersteld worden schuchter over een toekomst te mediteren, koestert zij hoge verwachtingen en pux-e gevoelens. De aanleiding daartoe wordt haar verschaft door de succesrijke pianist en componist Florent, die haar meeneemt naar zijn voor vaderlijk kasteel. In dit luxueuze, gesoig- neex-de milieu komt zij in opstand door het versterkte besef van wat zij aan liefde en begrip tekort is gekomen. De wetenschap, dat wie niet als Zondagskind is geboren het nooit zal worden, drijft haar op de vlucht terug naar de pijnlijke vulgariteit. In de opvoering door „Theater" liet dit stuk een onbevredigende indruk na. Dat is niet alleen de schuld van de schrijver, die bij veel „kitsch" en goedkope romantiek (de omkering in de titelheldin bij het zien van de ene traan in het oog van haar minnaar) enkele waarlijk treffende, althans aandoen lijke scènes leverde en zich reeds in dit vroege stadium een meester toonde in de tegenwoordig zo schaax-s beoefende of aan gedurfde kunst van de lyrische monoloog. Het is heel gemakkelijk om allerlei critiek op individuele prestaties te leveren. Maar •de oorzaak van de ondervonden teleurstel ling ligt naar mijn mening elders: het was een fout om dit stuk, een typisch mannelijk bedenksel, door een vrouw te laten ver talen en regisseren. Ik heb grote bewonde ring voor de reeds meermalen bewezen intelligentie als zodanig van Elise Hoomans, maar zij was er nu steeds net naast. Er deden zich voortdurend accentverschuivin gen voor, waardoor het gewaagde onhoud baar werd. Er heerste vaak een ongewenste krampachtigheid, een starheid, die herhaal delijk ook uit de mise-en-scène bleek. En daardoor ging juist het „spel"-element verloren. Aan deze algemene opmerking behoeft weinig te woi-den toegevoegd. Mia Goossen kon met al haar onmiskenbaar talent de handicap niet overwinnen, dat zij geenszins het gewenste type werd. De afstand tot de rol van Thérèse werd nog vergroot doordat zij teveel in de ban van het voorbeeld van haar regisseuse bleef. Frans van der Lingen was als Florent beslist te vlak. Hij leek op niets zozeer als op Frans van der Lingen in alle vroegere rollen, die ik van hem zag. Van de vele andere medewerkers moet Hans Tiemeyer als de tot parasiet gedegra deerde bohémien, de liederlijk-armzalige violist Tarde, met grote waardering worden genoemd. Ook Fientje Berghegge en Diny Sprock leverden verdienstelijke bijdragen tot het karakteriseren van de verdorven omgeving, waarin Thérèse werd grootge bracht, waarmee de décors van Johan Gre- ter wel ongeveer op de gewenste wijze contrasteerden. DAVID KONING.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1955 | | pagina 13