Bertus Aafjes
weer Romein
Politie ie Ohio
Allerlei nieuws
uit Duitsland
Weer een raadsel om prijzen
KERKELIJK LEVEN
Pinkeltje in Madurodant
Herinneringen aan
de inspiratietijd
van „De voetreis"
img -
uit arrestatie
BIJNA ONTTROKKEN aan de publici
teit voltrekt zich aan de grenzen van West-
Duitsland en Oost-Duitsland een proces,
■waarvan de gevolgen nog niet zijn te over
zien: een dagelijks toenemende stroom
van jongeren vlucht over de grens, de laat
ste maanden gemiddeld zevenduizend per
maand en in September zelfs zestien
duizend. Na de ondertekening der Parijse
accoorden, moest er rekening mee worden
gehouden, dat in de Oostelijke zóne de ver
vreemding van West-Duitsland snel zou
verdergaan.
Het tegendeel blijkt echter waar te zijn,
nu zoveel duizenden jongeren en onder
hen in feite zelfs hele compagnieën van
de Volkspolitie (In September ongeveer
driehonderdzestig man) vluchten, vooral
sedert het moment, dat de Oost-Duitse re
gering meedeelde een eigen leger te zullen
vormen. En dat ook, ofschoon in de laatste
tijd de levensomstandigheden, in materiële
zin, verbeterd zijn. Al deze vluchtelingen
komen natuurlijk eerst in doorgangskam
pen. Het opmerkelijke doet zich daar voor,
dat steeds weer de vraag gesteld wordt,
hoe zij in West-Duitsland soldaat kunnen
worden.
Zoals de stroom van jonge vluchtelingen
nu aanhoudt, moet verwacht worden, dat
over afzienbare tijd een hele lichting jeugd
de grens over gevlucht zal zijn.
Economisch is de situatie intussen in
West-Duitsland sterk verandei-d. Ook daar:
welvaartsstaat en gebrek aan arbeids
krachten. Op de doorgangskampen voor
jongeren werpen zich derhave de ..agen
ten" van grote en kleine bedrijven in West-
Duitsland om personeel. Officieel is aan
deze agenten de toegang tot de kampen
verboden, doch overal in Berlijn bijvoor
beeld hebben zij hun adressen en ver
richten zij hun werk. Bijna kan van een
moderne slavenmarkt worden gehouden.
Met alle gevaren van dien, nu deze te
werkstelling zich goeddeels afspeelt buiten
de officiële arbeidsbureaux om. Maar het
gebrek aan arbeidskrachten maakt, dat
velen zich op deze jongeren storten. Ge
varen. die nog vergroot worden, omdat het
merendeel dezer jongeren alleen staat.
Tot nu toe waren er dit jaar meer dan
twintigduizend zulke alleenstaanden. De
jeugdorganisaties (de C.J.M.V. bijvoor
beeld) kunnen die verantwoording en
zorg onmogelijk alleen aan. Zij menen, dat
tenminste op elke veertig jongeren van
regeringswege een soort „voogd" zou
moeten komen, die hen helpt en raadt en
zorgt, dat zij goed terecht komen. De
jeugdverbanden in West-Duitsland klagen
er echter over, dat de noodzakelijke hulp
van overheidswege niet wordt geboden.
Bisschop Dibelius
De regering van de Duitse Democratische
Republiek heeft op 26 October de uitgave
voor Oost-Duitsland van het Berlijnse
Zondagsblad „Die Kirche" in beslag geno
men. Als reden hiervoor is opgegeven het
bekend maken van de open brief, die bis
schop Dibelius tot de ouders richtte in
verband met de (politieke) jeugdwijding.
„Hierdoor", zo wordt gezegd, „wordt de
bevolking verontrust en worden gewetens
conflicten in het leven geroepen".
Het is thans de vierde keer dat „Die
Kirche" in beslag is genomen. In een
uiterst scherpe aanval van de plaatsver
vangende minister-president van de Duitse
Democratische Republiek op bisschop Di
belius en op de Evangelische Kerk. wordt
gezegd, dat de bisschop „tegelijkertijd met
zekere maatregelen tot verscherping van
de koude oorlog in Bonn. beschuldigingen
tegen de D.D.R. heeft uitgebracht". Ul-
bricht dreigde met het sluiten van de
grenzen voor kerkelijke leiders uit het
Westen en riep op tot een vernieuwde
ideologische strijd tegen de „Godsdien
stige" wereldbeschouwing.
Kerstfeest in gevaar
In Brandenburg is door een vereniging
voor inwendige zending een brochure uit
gegeven onder de titel „Het Kerstfeest ln
gevaar". Daarin keert men zich tegen de
valse Kerstsfeer en de verwording van het
Kerstfeest, dat steeds meer wordt tot een
aanleiding om elkaar geschenken te geven,
tot overmatige maaltijden en een dansje
onder de Kerstboom.
Verder wordt gezegd: het Kerstfeest is
het toonbeeld, de liftbron van alle burger
lijke sentimentaliteiten en onwaarachtig
heden, het is aanleiding tot grootse reclame
van warenhuizen, het ruikt naar gelakt
blik, naar dennennaalden en gramofoons,
naar oververmoeide, heimelijk vloekende
bestellers en postboden, naar bedorven
feestelijkheid in burgerlijke kamers, naar
extra pagina's bij de kranten, kortom naar
duizend dingen, die op zichzelf niet kwaad
zijn, maar die niets te maken hebben met
het feest van de Heiland.
Het Kerstfeest is geen Duits lichtfeest,
geen familiefeest en geen zakelijke aange
legenheid. Het is en blijft het feest van de
liefde Gods, die in Jezus voor de wereld
zichtbaar is geworden.
optocht van Sinterklaas ging kijken.
Alle kinderen waren blij, dat ze zo mooi
vooraan stonden, maar Saskia lachte
niet, ook niet toen de muziek ging spe
len.
Eindelijk, eindelijk, hoorden ze in de
verte de mensen juichen. Daar kwam
Sinterklaas! Boven de hoofden van de
zwaaiende mensen en kinderen uit zag
je hem zitten hoog op zijn paard. Hij
wuifde naar links en rechts en Piet
lachte tegen iedereen. En ook het paard
leek wel vrolijk. Het boog en knikte
met zijn hoofd naar de kinderen.
Nu waren ze vlakbij. Saskia zwaaide
ook. Maar opeens zakte haar hand. De
andere rukte ze los uit vaders hand. Ze
duwde de kinderen en ook de grote
agent vóór haar opzij en holde de rij
weg op.
„Hé, dat meisje, wat gaat dat kleine
meisje doen?" riep iedereen. De agenten
kwamen al op haar af, maar niemand
kón eigenlijk iets doen, want Saskia
stond vlak voor het paard van Sinter
klaas. Het leek wel of ze hem wilde te
genhouden. Piet lachte niet meer en
kwam met grote stappen op haar af.
„Wie ben jij?" vroeg hij. „En wat wil
je?"
„Ik ben Saskia", zei ze, „en hij"....
ze wees met een boos vingertje naar
het paard „hij heeft mijn schoentjes
aan een koordje om zijn hals!"
„O," zei Piet, „dan ben j ij dus ook
het meisje van het blauwe doosje en de
mooie tekening. Ja, die schoentjes....
het paard vond ze erg mooi, maar ze
pasten hem niet. Toen heb ik ze maar
om zijn hals gehangen. Ik had nog een
koordje".
„Maar hij még ze helemaal niet heb
ben! De wortel was voor hem!" De
wortel? Opeens wist ze het. Ze was
vergeten de wortel neer te leggen! En
het briefje lag er wel. „Ooo", zei ze,
„ooo"en ze kreeg een kleur.
Toen was alles gauw opgelost. Piet
lachte, Sint lachte, Saskia lachte en het
paard hinnikte. Piet tilde Saskia op en
ze mocht vóór op het paard, vlak bij
haar schoentjes, in de optocht meerij
den. En toen ze voor haar huis kwamen,
kreeg het paard een mand vol wortelen
cadeau. Dat vond hij nog fijner dan de
schoentjes, waarop Saskia om hem heen
danste.
MIES BOUHUYS
Nieuw boek van Dick Laan
Weten jullie wie Pinkeltje is? Het is
een heel klein mannetje, dat wel eens
op bezoek komt bij een mijnheer een
schrijver van boeken die Dick Laan
heet. Onlangs heeft Pinkeltje aan deze
meneer weer een leuk avontuur verteld,
namelijk zijn bezoek aan de dwergstad
Madurodam.
Meneer Laan heeft alles opgeschreven
en als boek bij Van Holkema en Wa-
rendorf in Amsterdam laten drukken.
Rein van Looij tekende er leuke platen
bij. Misschien zouden jullie het op je
vexdanglijstje kunnen zetten.
Wat duurde het lang voor Saskia in
bed lag. Eerst moest ze zingen bij de
schoorsteen, ze maakte nog een teke
ning voor Sint en vouwde een doosje
van blauw papier voor Piet om 's nachts
zijn oorringen in te bewaren. En toen
wilde ze opeens haar nieuwe schoentje,
die hele mooie rode, naast de gewone
schoolschoentjes zetten. Niet om daar
ook iets in te krijgen, hoor, alleen maar
om ze aan Sint te laten zien. Ze stond
er tevreden naar te kijken, maar op
eens schrok ze. Sint had een tekening,
Piet had een mooi doosje, maar het
paardhet paard van Sinterklaas
had nog niets!
Vlug ging ze weer aan tafel zitten en
schreef op een velletje mooi wit papier:
„Dit is voor het paard." Ze legde hef
vast in de mooie nieuwe schoentjes en
holde de kamer uit om in de keuken
een worteltje of wat sla te zoeken. In
de gang kreeg ze wéér een idée. Ze
zou Bruin, haar beertje, ook bij de
schoentjes neerzetten, dan kon die Sin
terklaas fijn een handje geven. Wat
zou Bruin dat leuk vinden. Saskia
holde naar boven om Bruin uit zijn bed
te halen. „Bruin, nou moet je niet zo
boos kijken," zei ze, toen hij naast de
schoentjes zat. „En morgen moet je
me alles vertellen wat Sint en Piet
hebben gezegd."
Bruin knikte maar wat en Saskia zei
het allemaal nog een keer. En zó kwam
het dat ze helemaal vergat om iets
lekkers voor het paard te halen. Het
was ook de hoogste tijd om te gaan
slapen. Met een zucht van al dat harde
werken kroop Saskia onder de dekens.
Ze was zó moe, dat ze meteen insliep.
Toen vader, moeder en het hele liuis
sliepen en alles donker was, kwam Piet.
Hij sloop naar de schoorsteen met een
pakje in zijn hand. Hij wou het al in het
schoentje van Saskia leggen, toen hij
opeens de tekening en het doosje zag.
Hij straalde van plezier, want zó'n doos
je had hij altijd willen hebben voor zijn
gouden oorringen.
„Ai.... Ai," zei hij verrukt, „en dat
heeft dat meisje zélf gemaakt! Sint, Sint,
komt u toch eens kijken wat hier voor
mij ligt!", riep hij tegen Sinterklaas, die
buiten wachtte. „En voor is er ook
wat!"
Sinterklaas kwam zélf kijken. Prachtig
vond hij de tekening!
„O, Sint, kijk eens, er is ook iets voor
het paard."
„Neem jij dat dan maar voor hem
mee," zei Sint, „er wachten nog een
heleboel schoentjes. Opschieten, Piet!"
Ja, maar wat moest Piet meenemen?
Op het velletje papier, dat in de mooie
schoentjes lag, stond: „Dit is voor het
paard!"
Piet zag niets, dat het paard lekker of
mooi zou vinden. Die beer misschien?
Nee, die hoorde bij Saskia, dat wist hij
wel. Maar die schoentjes? Die spiksplin-
ternieuwe schoentjes, zou ze die voor
het paard hebben neergezet? Ja, dat
moest wel. Iets anders zag hij niet.
„Kom, Piet," riep Sinterklaas voor de
deur. Nog heel even dacht hij na, toen
wist hij het zeker: hij nam de twee
nieuwe rode schoentjes mee naar buiten.
„Die zijn voor jóu, van Saskia," zei hij
tegen de schimmel, die geduldig stond te
wachten. De schimmel straalde van
blijdschap. Schoentjes, mooie rode
schoentjes! Wat zou hij er nu mooi uit
zien als ze morgen in optocht door de
stad reden.
„Kom, Piet, kom schimmel, er is nog
veel te doen!" riep Sint en daar gin
gen ze. Van huis tot huis.
Saskia was de volgende morgen al
vroeg wakker. Het eerste waar ze aan
dacht, was haar schoentje bij de schoor
steen. Ze holde de trap af en stormde
de kamer in. En ja hoor, uit haar
schoolschoentje stak een pakje in wit
vloeipapier. En kijk eens, er zat een
marsepeinen appeltje in, juist zo één
waar ze zo dol op was! De tekening
was weg, het mooie doosje was weg,
maar.... haar schoentjes! De mooie
nieuwe schoentjes waren óók weg! Ze
schrok zó dat het marsepeinen appeltje
uit haar hand viel. Het rolde de hele
kamer door, tot onder de grote kast,
maar ze ging het niet eens zoeken.
„Bruin", riep ze, „Bruin, heb j ij niet
gezien waar mijn schoentjes zijn? Va
der, moeder!"
Het hele huis stond op zijn kop, maar
niemand wist iets van de schoentjes en
Bruin hield, net als altijd, zijn mond.
Er was niets aan te doen, de schoen
tjes waren en bleven weg. Met een
treurig gezicht ging Saskia naar school
en ze was nóg niet vrolijk toen ze des
middags met vader en moeder naar de
Hier is het tweede van de raadsels ter gelegenheid van het
bezoek van Sinterklaas, waarbij wij weer een paar aardige kin
derboeken voor goede inzendingen uitloven. De oplossingen
moeten uiterlijk Dinsdagmorgen 22 November in ons bezit zijn.
Op de enveloppe of briefkaart vermelden: „Kinderpuzzle". De
adressen zijn: Haarlem, Grote Houtstraat 93 of Soendaplein; in
IJmuiden: Kennemerlaan 186.
Het is een kruiswoordpuzzle. Van links naar rechts moeten
worden ingevuld: 1. vader, 3. boom, 4. ander woord voor dier,
6. vlammen, brand, 7. busgroente is groente in 8. korenhalm
10. rond stuk speelgoed, 11. een klein, smal bootje, 12. als ieder
een weg is ben je 13. afkorting van Nederlands fabrikaat.
Van boven naar beneden worden gevraagd: 1. vrucht, 2.
meisjesnaam, 3. een kuiltje in blik, 4. een bult op je hoofd. 5.
als je huilt komen er 6. dunne pudding, 7. afkorting van Be
scherming bevolking, 8. paling, 9. kamertje op een schip, 10. Ne
derlandse luchtvaartmaatschappij.
Op ons eerste raadsel zijn enige honderden inzendingen bin
nengekomen. En bijna allemaal waren ze goed. Daarom hebben
we het lot moeten laten beslissen, wie een aardig boekje ten
geschenke zou krijgen. De gelukkige winnaars (of winnaressen)
zijn: Riny van Zomeren, Rambonnetlaan 23 in IJmuiden; Rolf
de Zwart, Jan Gijzenkade 145 in Haarlem-Noox-d en Robby van
Norde, Vijfherenstraat 14 in Heemstede. Deze drie kinderen
krijgen zo gauw mogelijk het gewonnen boekje thuis. En nu alle
maal aan het werk voor de tweede kans.
19 N O V E M B ïi R i v o 5
BERTUS AAFJES, die na zijn pelgrims- Hij leefde heel eenvoudig van wat jour-
tocht in 1936 en een langdurig verblijf «antiek werk en nu en dan een reisbe.
7noo 700n T-» A schrijving of een novelle. In 1936 leerde
in 1938 en 1J39, waaraan wi„De voet- Aafjes de toen al bejaarde Rutten kennen
reiste danken hebben, maar een keer in het armelijke logement (een tehuis voor
en heel kort in Rome is geweest, gaat reizende handwerkslieden) waar hij een
voor een paar jaar Romeins burger wor- onderdak had gevonden en waar ook Rut-
j rr- i t j 7 -n ten woonde. Deze heeft hem bij zwerftoch-
den. IIij is al enkele weken in Rome ge- ^en door de sjad en de campagne Rome le-
weest, heeft een huisje gehuurd in een ren zien, hem de ziel van de stad ge-
bergnest ten Zuiden van de stad en openbaard. Dit was voor wie in die jaren
komt in het voorjaar terug voor een al j" Ro™e woonden niets nieuws. Maar
j j x i 7 wel hoorden wij op, toen Aafjes zei: „Als
langdurig verblijf. Dit eerste bezoek je van een dichter kunt zeggen, dat hij als
had een zeer beslist doel: het was een dichter een vader heeft gehad, dan is voor
„weerzien van Rome" - een heel ander rnij Felix die vader". Aafjes getuigde van
Rome dan lui vroeger heeft gekend - op
het ogenblik dat in Nederland de jubi
leumuitgave, het vijftigste duizendtal, TEVOREN had Aafjes herinnerd aan een
van „De voetreis" van de pers kwam. (achteraf bekeken) vermakelijk avontuur,
7-* 7 1 j7 R' waarbij uw correspondent betrokken is, die
Dat heeft de dichter m Rome willen op 31 Augustus 1939 de dichter, drie ande-
ineren, voor zoveel mogelijk met de re jonge landgenoten, waaronder een
vrienden van „toen'
ZO ZATEN we daar dan op een avond ach
ter een paar goede flessen Noord-Italiaanse
wijn op de Piazza Navonne, het arenavor-
mige plein met de pompeuze barokgevel
van Sint Agnes en de drie vervaarlijk-
spuitende fonteinen in het hartje van de
echte oude stad. Het was een avond naar
Aafjes' hart. Hij had er om zich heen wie
hem in Rome het liefst zijn, enkele Neder-
„Prix-de-Rome"-winnaar en een Vlaamse
schilder, uit de Romeinse gevangenis vrij
wist te krijgen. Het is misschien wel aardig
die zaak eens te vertellen. De beeldhouwer
G. Steenbergen, de Vlaamse schilder Rogier
Verdruysse, Bertus Aafjes en schrijver de
zes vormden in die dagen te Rome een
klein viermanschap, dat zijn „zetel" had in
het Nederlands Historisch Instituut, waar
aan ik in die jaren verbonden was. Na de
Russisch-Duitse verbroedering ijlings uit
landse journalisten, de bejaarde maar Nederland naar mijn Romeinse standplaats
springlevende dichter Felix Rutten en een teruggekèerd, informeerde ik natuurlijk di-
Amsterdamse vriend, de toneelspeler Fons reet hoe het met de „studenti" stond. De
Rademakers, die zich hier ophoudt om te portier van het Instituut zei mij, dat hij al
zien hoe de Italianen hun neo-realistische twee dagen en nachten niemand had ge-
films maken en er dag op dag met De Sica
op uitgaat om aanwezig te zijn bij het ma
ken van diens nieuwste werk „II tetto"
(Het onderdak).
zien, iets wat nog nooit was voorgekomen.
Ze waren zeker naar Napels gegaan of zo
iets. Direc teur Hoogewerff was nog niet te
rug van zijn vacantie. De gewoonten en de
Het was een mooie avond, warm genoeg zwakke financiën van de drie jonge kun-
om de hele nacht zonder jas buiten te stenaars kennende, leek het mij uitgesloten
kunnen zitten. Het plein was vex'licht ter dat ze op reis zouden zijn gegaan. Ze zou-
herdenking van de overwinning op de den trouwens hebben gewaarschuwd. De
Duitsers, die van 1918
wel te verstaan, die de
Italianen trouw ieder
jaar op 11 November
vieren. Er ontstond een
levendig gesprek over
dichters en kunstenaars
en toneel, dat alleen
werd onderbroken als Norah Berk-
huisen, één onzer collegae, weer een
van de vele bedelaars ontwaarde, die
zij onder het motto: misschien wordt ik
ook nog eens zo", om zich heen pleegt te
verzamelen en op een glas wijn en een
vriendelijk woord te onthalen. Óns tafeltje
was dan ook al gauw beladen met koralen
(vals-koralen) horentjes tegen het boze
oog, door bultenaars ingevulde en dus on
feilbaar-winnende loterijbriefjes, stukjes
gedroogd paardevlees, onwelriekend in een
mate die in geen verhouding staat tot hun
microscopische afmetingen en „bedelaars
glazen", die op den duur zo talrijk werden,
dat het niet meer mogelijk was ze van ons
eigen drinkgerei te onderscheiden.
En toen kwamen de „Voetreizen" voor
den dag, de jubileümexemplaren voor de
Romeinse vrienden. Voor het eerst hebben
we toen ook Aafjes voor de vuist weg horen
spreken, iets waarvan hij altijd zegt, dat
hij het niet kan, zodat hij nooit ergens het
woord neemt zonder een blaadje papier
voor zich te hebben. Aafjes haalde herin
neringen op aan de dagen, toen „De voet
reis" ontstond, eerst te Rome in zijn geest
en daai'na in Friesland, in de ondei'duikda-
gen, op papier. Hij zei iets, dat voor de
meeste aanwezigen (en in Nederland vei--
moedelijk voor iedereen) nieuw was, toen
hij dr. Felix Rutten als de man noemde,
die hem tot het gedicht heeft geïnspireerd
Rutten, een Zuid-Limburger, is een heel
bijzonder man. In Nederland kent men zijn
naam alleen nog uit bloemlezingen, waai-in
hij een plaats heeft tussen de leden der
generatie, die onmiddellijk op de Tachti
gers volgd. Maar Rutten werd het al gauw
in Nederland te benauwd, te klein. Hij
zwierf: in Noorwegen, Ierland, Slowakije,
de Balkan, maar vooral door Italië, waar
hij nu al een kleine dertig jaar woont, Op
die manier verloor hij het contact met Ne
derland, met de uitgevers, met het publiek,
maar niet met de muzen.
consul, die ik opbelde,
wist ook niets, maar
vond het geen zaak om
zich over op te winden:
„Ze lopen heus niet in
zeven sloten tegelijk".
Vast overtuigd dat er
een oorlog op het punt
stond uit te breken, maakte ik mij
wel ongerust en ging naar de politie. Ik
kreeg het antwoord dat in die tijd verwacht
kon worden: wij weten van niets, maar als
er drie vreemdelingen zich onbetamelijk
hebben gedragen, dan zijn ze natuurlijk ge
arresteerd en dan zeggen we dat heus niet
aan een andere vreemdeling, die misschien
hun medeplichtige is". We waren in de tijd
van het fascisme. Na de „sancties" was de
Italiaanse overheid vreemdelingen slecht
gezind. De houding van de politie was voor
mij voldoende om te begrijpen, dat het
drietal inderdaad in moeilijkheden was. De
stoute schoenen aangetrokken hebbende
ging ik naar de gevangenis Regiria Coeli,
vroeg met mijn journalistenkaart belet bij
De zevende druk van Bertus Aafjes'
vers „Een voetreis naar Rome" - de
eerste geruchtmakende druk ver-
scheen in 1946 - maakt het aantal
exemplaren vol op de feestelijke cij-
fers 50.000. Uitgever J. M. Meulen-
hoff heeft zijn „Ceder"-reeksgedeel-
te dan ook een feestelijk aanzien |j
gegeven. Het is een forse géülustreer-
de jubileumuitgave geworden, waar-
i?i foto's een fraai beeld geven van
negen der taferelen die Aafjes tot
poëzie heeft gemaakt, onder meer
het klooster van San Marco, de Via
Appia en het atrium der Vestalinnen.
Hoe fraai de foto's ook zijn, toch
vormen zij meer een kijkje in de
„werkplaats" van de dichter dan een
illustratie bij diens vers. Daarom is j|
deze zevende druk meer een welver-
zorgd document dan een vers-uit-
gave, meer een nadruk op het succes
van het vers dan het vers zelf. Bij
een jubileum is dat geen tekort. N.
de dii-ecteur om inlichtingen in te winnen
„over de hervorming van het gevangenis
wezen onder het fascistisch regiem".
Het gesprek werd toegestaan. Na een
tijdje wist ik het wel zo te sturen dat ik
vroeg of er gegevens bestonden over de
landaard van in Rome gearresteerde vreem
delingen. Door die cijfers te vergelijken
zo wendde ik voor met het aantal toe
risten uit de verschillende landen, zou ik
aai'dige gegevens krijgen over de baldadig
heid of criminaliteit van de bezoekers. Al
gauw liet de gevangenisdirecteur, die ten
slotte geen politieman is, zich ontvallen:
„Ik heb op het ogenblik vier landgenoten
van u hier". Toen ik zei dat één van hen
een Belg was, heeft hij mij waarschijnlijk
doorzien. Maar toen hij opmerkte: „U weet
er blijkbaar al iets van?" zag ik dat hij
even glimlachte. Ik begx-eep dat ik het pleit
kon winnen. Het bleek, dat vijf Nederland
se en Belgische studenten tegen een paar
Italiaanse studenten dingen hadden gezegd,
die door de laatsten beledigend waren ge
vonden voor Italië en het fascisme. Het was
tot een ruzie gekomen. De Italianen hadden
de politie geroepen en de vreemdelingen
waren „niet zonder verweer, al waren ze
niet handtastelijk geworden", gearresteerd.
In Duitsland zou zoiets hopeloos zijn ge
weest. In Italië was het destijds stellig ern
stig. Maar Italianen zijn redelijke wezens,
ook al waren zij fascisten. Ik wees erop
hoe erg het voor studenten, vooral voor een
„Prix-de-Rome"-winnaar zou zijn, wan
neer de consul over hun gedrag in slechte
zin naar Nedex-land zou moeten rapporte
ren, wat een verdriet het zou zijn voor hun
ouders en dergelijke dingen meer. Tenslotte
kreeg ik de directeur op mijn hand. Hij
belde de politie op. Dat duurde wel even,
maar na heel wat telefoongesprekken kreeg
ik de verzekering dat het vijftal over twee
uur zou worden vrijgelaten, dat men van
een proces afzag en dat de consul niet zou
worden ingelicht.
Het bleken er inderdaad vijf te zijn.
Twee andere jongelui waren tijdens mijn
vacantie aangekomen. De ruzie was ont
staan, doordat zij hadden gereageei'd, toen
een groep Italiaanse studenten in hun bij
zijn Hitier en Duitsland als de twee hoogste
idealen voor de moderne jeugd hadden ge
prezen. Na een warm bad (Italiaanse ge
vangenissen zijn niet erg zindelijk) hebben
we de bevrijding met een feestmaal ge
vierd, dat Aafjes nu nog aanduidt als „het
eerste volledige diner dat ik in Rome ooit
gehad heb".
OP Piazza Navona werd ook dit opge
haald, Aafjes ging zelfs zo ver te zéggen:
„Je weet, dat de dag daarop de oorlog
begon. Waren toe er die avond niet uitge
komen, dan weet ik nog niet hoe het zou
zijn afgelopen". Het lijkt ons wat al te
sterk. Het „bijzondere fascistisch gerecht"
was ongetwijfeld heel streng, maar op dat
ogenblik wilde Italië „neutraal" zijn en
zou men dus een opmerking van een
vreemdeling ten aanzien van Hitier mis
schien wel door de vingers hebben gezien.
Loyd Bacon overleden
Loyd Bacon, de filmregisseur die o.m.
bekend werd door „The singing fool" met
Al Jolson en „The french line" met Jane
Russell, is Dinsdag in Hollywood overleden.
Ondanks het ernstige gezicht van
de heer K. J. A. Janson - ontwer
per van de nieuwe wereldtaal
„Picto" - is dit natuurlijk maar
een grapje. „Wellicht zult u in de
toekomst Haarlems Dagblad in
Picto ontvangen", heeft hij op het
schoolbord geschreven - en nu
beweert hij, dat iedereen, waar
ook ter wereld en ongeacht welke
taal hij spreekt, deze Picto-hiëro-
glyphen vlot zou kunnen ontcijfe
ren. Hoe dat allemaal in elkaar
zit, leest u op pagina 3 van Erbij.
CINCINNATI (Ohio) Toen ik in het
dorp Lebanon, Ohio, wat geld wilde ver
dienen, bezocht ik de hoofdredacteur van
een kleine krant, die wekelijks verschijnt.
De grijze Gardner Townsley, een merk-
waardig mengsel van leepheid en vriende
lijkheid wilde wel een stukje over mijn reis
hebben. Ik bi-acht het hem de volgende
dag. Hij las het, en belde toen de grootste
krant van Cincinnati op. De dag daarop zat
ik tegenover de uitgever van de „Enqui
rer" - Roger Ferger. „Rijd niet meteen door
naar Californi," zei hij. „Als je wilt mag je
hier een maand op de redactie rondkijken".
Hoe leer je in een maand een stad ken
nen? Ik kijk altijd eerst naar de agent op
de hoek. In Holland heeft bijna iedere stad
de politie die zij verdient. Bizonder sym
pathiek is nu de politie van Cincinnati. Ten
eerste dragen de agenten niet zwarte jas
sen en laai-zen, maar kraakheldere witte
hemden en opengewerkte witte petten.
Verder geen dikke koppelriemen en hol-
stei-s, maar eenvoudig een zesschieter op
de heup en een rijtje pati-onen in de riem
gestoken. Ik heb nachtenlang met deze
mannen opgetrokken op hun patrouilles
door de sloppen, en gisteren liep ik een
halve dag met twee negeragenten door het
drukste deed van de stad. In Nederland is
een agent toch eigenlijk een kwalijk iets in
het oog van de wielrijder. Iemand die er is
om „wilt u dat wel eens anders doen
meneer" te zeggen. Hij moet dat doen; het
is nu eenmaal zo gegroeid. Niet alzo in
Cincinnati. Dag in dag uit legt kolonel
Stanley Schrotel bij zijn mannen de na
druk op het belang van een goede verhou
ding met het publiek. Handhaving der wet?
Ja zeker, maar met tact. De agent is in
dienst van de stad, en niet andersom. Houdt
een agent iemand aan, dan is deze altijd
klaar om van zich af te bijten. Laat het zo
ver niet komen. Wijs hem eenvoudig op
zijn fout, zonder beveltoon, zonder opge
legde beleefdheid. Het werkt wonderwel.
Tegen de man die te dicht bij een brand-
kraan wil pax-keren: „Parkeer wat verder,
meneer." Tegen de man die door een rood
licht rijdt: „Stop hier even, meneer." Hij
krijgt een bon, maar geen enkele opmer
king, zoals het Hollandse „Heeft u dat licht
soms niet gezien?" Dagelijks deelt de
politie hier vele honderden bonnen uit,
maar hoe denkt de Cincinnatian over zijn
„corps"? „Ach, zij zijn wel geschikt."
S. v. d. O.