Tlicto: hulpiaat ulcui w-oo-kdtn i\t b-tdld Dc vis. de vissen en het visËerei Engelse krant in Moskou terug Israëlische film van grote schoonheid Zonder verbuiging., ver voeg in of geslachtsaanduiding n ■••I '/V I'ü Engels protest tegen geknoei aan film OUDE SKELETTEN (Q) Correspondentie tussen Londen en Lapland of tussen Timboektoe en Novosibirsk I *!K 'C?I lkl houd I I Miniatuur proefles in beeldtaal O 2 Toepassing van de bovenstaande les I'+Qq®. I 2'D 0; EIVY-'Hx.ïïI-1® I'ü-ïï." T3. 3 ste dag af werd zijn stand belegerd door betuigingen, verzoeken om inlichtingen, schaffen over zijn kunsttaal. Postbus 12 in „MOEDER", vroeg het kleine kind Ernst Wiechert eens, „wat doet die man daar?" De kleine Wiechert was in een der boten gezeten van een nachtelijke plezier vloot, die uitgerust was met lampionnen. Aan boord van de scheepjes werden liederen ge zongen en men stak vuurwerk af. Het f eesttumult vervulde de anders zo stille nacht op het meer. De vloot voer voorbij een vissersbootje. De oude visser liet het net overboord glijden. Temidden van al het gerucht was zijn aanwezigheid op het meer bevreemdend en daarom stelde de jonge Wiechert de vraag. Zijn moeder antwoordde: „Hij vangt vissen voor de spijziging van de vijfduizend". In een redevoering, die Wiechert in 1935 hield in de univer siteit van München, zei hij geen schoner beeld te kunnen vinden voor de dichter dan in deze visser: „Is hij een vreemdeling in onze tijd? Neen, want hij heeft al dit vertoon al in zich gedragen lang voor het geschiedde. Onder alle luide woorden en de lie deren van de dag zoekt hij naar het stille en onvergankelijke, naar de spijs voor de hongerenden, die hij zal verzadigen als alle woorden en liederen al verklonken zijn". Als de dichter denkt, dat het materiaal om te vangen verouderd is, zelfs on bruikbaar, dan zoekt hij naar nieuw. Dan verandert de vangst methode, niet echter de vis. De dichters van het Experiment 1950, radeloos geworden door het steeds uitgestrekter geworden visgebied en de steeds grotere moeilijkheid de gewenste vis te localiseren, zochten hun uitweg in nieuw vismateriaal en daarenboven in een nieuwigheid op de markt: alle vis, die wij vangen, is goede vis, is vis om te spijzigen. Met andere woorden: in een tijd, waarin het zoeken naar het onvergankelijke, het primair geordende, schier onmogelijk wordt door een veelheid van orden, een tijd waarin alles belangrijk en tegelijk onbelangrijk is, zoekt de dichter in een groteske, nieuwe revolutionnaire vorm die nieuwe, groteske, ondoorzich- telijke veelheid tot inhoud te maken. Alles is vis geworden, alles is goed voor de dichter, alles is spijs. Hij kan spreken van het: Schiphol van mijn ogen. Haar hart, haar vliegwiel. Blatende venstergaten. Mijn lijf een Korea - alles is vergelijkbaar, nee, alles is gelijk. Tot in deze grillige altijd-prijs-loterij er één is, die een echte vis vangt en die herkent en weet: dit is de vis waarvoor ik visser ben. Hij behoudt het nieuwe visgerei, maar alleen om er voortaan echte vis mee te vangen. Toen Lucebert „Visser van Ma Yuan" schreef: „onder wolken vogels varent onder golven vliegen vissenJ maar daartussen rust de visser! /golven worden hoge wolken! wolken worden hoge golven! maar intussen rust de visser" - toen Lucebert dit vers schreef was hij geen experimenteel meer, maar alleen een groot dichter. Het experiment was afgelopen, het stadium der nieuwe werke lijkheid was mogelijk gemaakt. Wat zouden nu de andere vissers, de andere dichters gaan doen? De andere experimentelen moeten toch zien, dat het experi ment afgesloten is. Zij zitten nog steeds met de revolutie-vorm, maar er is geen revolutie-inhoud meer. Zij kunnen wel door gaan nog, maar elk gemaakt vers betekent een interen op de inspiratie, een verdere stap naar het nulpunt, van waaruit geen dichten meer mogelijk is. Zij kunnen ook trachten de nieuwe werkelijkheid, helderheid, te zien in de chaos, maar dat is alleen de dichter gegeven die een zekerheid heeft, welke zeker heid dan ook. De derde mogelijkheid is kwartier te maken, een deeltje te lichten uit het vroegere experiment en te trachten daar zeer eigen en persoonlijk op door te gaan. Dat laatste hebben de dichters Remco Campert en Hugo Claus gedaan, twee van de elf dichters uit wier werk in 1951 de bloemlezing Atonaal werd samengesteld, het eerste frontale optreden der „experi mentelen". Beide dichters zijn zesentivintig jaar en beiden heb ben naast gedichten veel proza gepubliceerd. VAN REMCO CAMPERT is bij De Beuk te Amsterdam „Met man en muis" ver schenen, waarin drie verzen staan, die men al kende uit de bloemlezing „Vijf 5/tigers". Dit verschijnsel kan duiden op zuinigheid met het, eigen product, het begin van het einde van elk kunstenaarschap. Of zijn het de uitgevers, die er verantwoordelijk voor rijn dat elke „ronde" van vijf of meer bun deltjes onmiddellijk van een „bloemlezing" vergezeld gaat? Een bedenkelijk verschijn sel is het, zeker als de lezing er eerder is dan de bloemen. „Met man en muis" begint met het vers „Ik wil welwaarvan de eerste strofe luidt: Ik wil wel graven Naar poëzie, maar niet Te diep. Je weet Hoe ik dichter ben Bij de gratie van Aardoppervlak. en hij vervolgt: Hemelbodem ook wel ge noemd. Nu hoeft een dichter niet diep te graven om een goed dichter te zijn en als hij schrijft „dichter te zijn bij de gratie van het aardoppervlak, hemelbodem ook wel MOSKOU (United Press) Het Russi sche blad in de Engelse taal Moscow News, dat in 1949 werd opgeheven, zal binnenkort weer verschijnen, zo wordt uit goed inge lichte bron vernomen. Het blad, waarvan de publicatie gestaakt werd in de gespan nen dagen toen de koude oorlog een hoog tepunt bereikte, zal waarschijnlijk begin Januari uitkomen onder de auspiciën van de Voks, de maatschappij voor culturele betrekkingen met het buitenland. Hoofd redacteur za\ een der autoriteiten van deze instelling, Mikhail Koedrov, worden. Moscow News werd kort voor 1930 gestich door Mikhail Borodin, die tot het einde toe de hoofdredactie voerde. Borodin kwam in 1952 te overlijden. Kort na 1930 beleefde het blad een bloeitijd, toen er in de Sov jet-Unie duizenden Engelse en Amerikaan se ingenieurs woonden, die geen Russisch kenden. Later werd het blad in het buiten land verspreid en ook gebruikt bij het Rus sische onderwijs in de Engelse taal. Vele redacteuren van Moscow News wa ren genaturaliseerde Russen van Engelse en Amerikaanse afkomst. Tot het uitbreken van de tweede wereldoorlog verscheen Moscow News als een dagblad. Daarna kwam het tweemaal per week uit. Thans zou het blad twee of driemaal per week gaan verschijnen. Een der eerste assisten- Het Britse Lagerhuislid Stephen Swingier heeft onlangs in het Lagerhuis een scherpe aanval gedaan op het geknoei aan de Britse film „The dam busters" bij de vertoningen in de Verenigde Staten. Hij zei dat de film, die met scrupuleuze aandacht voor de historische juistheid ver vaardigd was, „ontzaglijk verdraaid was" In Hollywood in het bijzonder doordat in de hoofdscène van de film, waarin de over val wordt getoond op de Oder- en Moehne- dam in het Roergebied in 1943 een vliegend fort (B-17) was „ingelast". Enige jaren geleden heeft een Ameri kaanse oorlogsfilm de haren van de Britten ten berge doen rijzen omdat er onomstote lijk werd aangetoond dat Errol Flynn na genoeg geheel alleen de strijd in Birma ten gunste van de geallieerden had beslecht. genoemd", dan mag daaruit niet opgemaakt worden dat de dichter oppervlakkig is; dat kan trouwens niet, want een oppervlakkig dichter bestaat niet. Maar in deze laatste bundel van Campert is het gebrek aan diepgang echter te opvallend, om niet ver bonden te worden aan de reeds geciteerde dichtregels. Campert is zich aan het leeg- dichten. Zijn verzen krijgen iets anecdo- tisch, een notitie-karakter. Misschien had den zij goede verzen kunnen worden, maar eerder krijgt men de indruk dat er een goed kort verhaal verloren is gegaan, zoals bij het vers „Musici". Reeds in „Berchtesgaden" van Cam pert in 1953 bij De Bezige Bij verschenen viel een prozaïsch spel met het woord te constateren. Bij voorbeeld met het woord dichter (poëet) en dichter als vergrotende trap van dicht: „Ik ben dichter bij de waarheid in December dan in Juli. Ik ben dichter bij de gratie van de kalender". En het spel met missen en misten: „Het mist wel maar wie?" Er is een zekere aesthetiek van visie in Camperts verzen gekomen, die prozaïsch aandoet bij het nog voelbare ex perimentelen-ideaal. Dit alles betekent niet dat Remco Campert nu geen mooie verzen meer maakt. Nergens is echter een nood zaak voelbaar, nergens voelt men: dit is het enig mogelijke woord. Men ervaart een navrante situatie („Stel voorof een sfeer, die net iets meer oproept dan een ansichtkaart („Corsica"). Niét ervaart men in Camperts verzen die lome, apathische tóoh wel doorbabbelende stroom van er-valt-toch-niets-tegen-te- coen, als het liefdesverzen zijn. Daar is hij ook niet oppervlakkig zelfs zo diep, dat hij zijn geliefde de taal laat zijn, bij de gratie waarvan de dichter bestaat. In „Jij bent het woord1" (waarvan even verder de tweede strofe geciteerd wordt) heeft hij dit thema prachtig verwoord. „Ik voel mij een cactus/ Een dorre een dode", schrijft Remco Campert in het vers „Corsica". Dat gevoel uitdichtend schrijft Campert zich als dichter dood. Maar toch valt eerder te verwachten dat hij in een of andere zekerheid weer inspiratie zal vin den tot pure poëzie, tot leven, dan dat men met zekerheid kan voorspellen dat bij Cam pert de poëzie-verschraling van „Met man en muis" zal doorzetten, tot het korte ver haal hem overmeestert. Hier volgt de strofe van „Jij bent het woord": Je bent mijn liefste woord. Je Spreekt jezelf en maakt Mij mens, maakt mij licht en zwaar En vederlicht: een mens En alle mensen. Ik Ben in je woord een wereld Een hemel een schepping. Je spreekt Mijn huid tot de huid Der aarde. VERVIEL CAMPERT in de anecdotiek van de apathie, Hugo Claus daarentegen koos met krachtig dichterschap en hevige intelligentie tot eigentijds symbool inge dikte liefdeservaringen in „De Oostakkerse Gedichten", bij De Bezige Bij in Amster dam verschenen. Koos hij voor zijn boek „Natuurgetrouw' (een ratjetoe van twaalf litteraire vormen) het motto „Wij zijn niet genoeg niets" van Geert van Bruaene, in deze bundel wekt hij de indruk niet genoeg alles te kunnen zijn. Zijn verzen hebben een erotische lading, die na lezing de in druk achterlaat van obsceniteit, een obsce niteit die men niet ontkomen kan te erva ren achter de grove, soms opgelegde beeld spraak. Het geheel draagt een punerteits- karakter. Maar het zijn vèrzen, energieke verzen vol geladenheid en een overrompe lende rijkdom aan taal en hevige woord kracht. De taal is voor hem een biologisch organisme. Het is puur dichten wat Claus doet, monomaan de taal verhevigen tot de kracht van een levend dier. Het is geen mooie poëzie, maar ze leeft. Het is poëzie, die te velde trekt. Het is echter meer poë zie om er alleen maar te zijn dan om gele zen te worden. Er zijn talrijke musea met kabinetten, waarin meesterwerken van kunstenaars.... voor het publiek afgeslo ten zijn. TON NEELISSEN Michael Wager als de rijke Amerikaanse tourist, die vrijwillig dienst neemt in het Israëlisch leger. CALCUTTA (Un. Press) Honderden skeletten van mensen, waaronder die van moeders met babies in haar armen, zyn in een grote grot nabtf het dorp Tsjhangroe in Nepal gevonden, zo heeft het blad „Hindusthan Standard" bericht. Volgens de correspondent moeten deze skeletten zich reeds enige honderden jaren in de grot bevonden hebben. De toegang was met een enorme steen af gesloten. De huiveringwekkende vondst werd enige dagen geleden gedaan door een Indische jurist. Deze zei, dat de bewoners uit die streek menen, dat de skeletten afkomstig zyn van mensen, die eeuwen geleden naar de grot vluchtten om te ontsnappen aan pokkenepidemie. OOK DE JONGE republiek Israel is thans met een film voor de dag gekomen, die er mag zijn. De figuur is ongeveer dezelfde als met het nieuwste Nederlandse product „Ciske de rat": een buitenlandse regisseur en een eigen bezetting. De En gelsman Thorold Dickinson tekende voor „Heuvel 24 antwoordt niet", waarvoor hij ook het draaiboek schreef. Hij maakte een film van bijzondere kwaliteit, een brok geschiedenis van de strijd tot zelfstandig heid van de naar hun oergrond, terugge keerde Joodse emigranten en de in het heilige land woonachtige Joodse gemeen schap, waarin vooral de jeugd een held haftig aandeel heeft geleverd. Dat aandeel wordt in Heuvel 24 antwoordt niet" be zongen. De film heeft het meest weg van een epos. Soms echter wordt Dickinson lyrisch en het is juist daar waar hij minder overtuigend tot ons spreekt, omdat hij dan te langademig wordt en te gevoelig uit weidt. Het zij hem echter vergeven, omdat het zo verklaarbaar is. Wie iets te zeggen heeft met het hart zal niet altijd aan de overdaad ontkomen. „Heuvel 24 antwoordt niet" is een gepassioneerd stuk dramatiek, aan welks bekoring en kracht niet valt te ontkomen. IN FEITE vormt de titel slechts de aan loop tot het verhaal, dat een drietal leden van een patrouille doet over de redenen waarom het aan de strijd voor de onafhan kelijkheid van Israel deelneemt. Men maakt kennis met hen op het moment, dat zij uit trekken om heuvel 24 te gaan bezetten. De heuvel is strategisch niet onbelangrijk. Zij zal in het bezit van de Israëliërs moeten zijn, wanneer de commissie van de UNO zal komen om de demarcatielijn met het Arabische deel van Palestina vast te stel len. (Wij staan aan de vooravond van de wapenstilstand). De patrouille is samenge steld uit een Engelsman, niet-Jood, een Amerikaan, een Pool en een Israëlisch meisje. De Engelsman vertelt ons als eerste waarom hij ertoe is gekomen de zaak der Joden te kiezen. Het is de liefde, die hem heeft geleid. De liefde voor een beeldschone helpster van de Joodse ondergrondse, welke spontaan op bloeide en heeft stand gehouden. Hij maak te deel uit van het Engelse bezettingsleger en is na zijn demobilisatie ijlings naar Pa lestina teruggekeerd. Zijn ervaringen en omzwervingen, waarmee zijn geliefde nauw is betrokken, worden ons vaak heel humo ristisch getoond. Men voelt de achtergrond van ernst en idealisme, maar de persoon lijke binding der liefde staat in deze episo de toch voorop. Het is het lichtste en meest romantische deel van de film, die als eert soort Canterbury-tale doorgaat met de jon ge Amerikaan te laten vertellen waarom hij het gemakkelijke uitje van toerist in Jeru zalem verruilde voor het harde soldaten leven. De jongen kwam meteen in de ver schrikkingen van Jerusalems belegering te recht. Dickinson schuwt hier geen realis me. In prachtige beelden voert hij ons naar een door Arabieren omsingeld hospitaal en ziet er kans religieuze motieven zichtbaar te maken in een aantal ontroerende scènes, die ten hoogste een enkele maal te breed worden uitgesponnen en eindigen in de ca pitulatie van de belegerden en een zeer in drukwekkende terugtocht uit de heilige stad. De capitulatie is wat gewild heroïsch. De terugtocht wordt daarentegen juist door de herhalingen van de trieste en schrijnen de stoet der gedoemden beklemmend en niet licht te vergeten. Dit middendeel is wel het beste uit de film. Het slot, het verhaal van de Pool, die een gewonde soldaat wil helpen en dan ontdekt dat hij gewezen S.S.er is, doet wat gewrongen anti-Nazi aan en is naar ver houding tot het voorgaande litterair-anec- dotisch. Dickinson herstelt zich met de laat ste meters film, die ons het lot van het viertal nog eens nadrukkelijk en hartroe rend onder ogen brengen. De Engelsman, de Amerikaan, het meisje dat hem in het hospitaal verpleegde en de Pool, zij zijn al len gesneuveld. Maar in haar hand klemt het meisje een opgerolde vlag. De heuvel, met bloed veroverd, is voor Israel behou den. Ze wordt aan de Israëliërs toegewezen. P. W. FRANSE symboliseren 1 7lag{^} natl* «eeg3chaal{|P3 gerechtighe 11 verzamelen en vormen eenheid is'óE PARAGRAAF De Franse slag boom boa boot vloot maakt werkwoorden <D> oog l<t> zien a mond I<& spreken LANG GELEDEN, als heel kleine jongetjes, schreven wij elkaar brieven zonder de kunst van het schrijven machtig te zijn. Onze voertaal bestond'uit tekeningen van doodskop pen, bebloede dolken en obscene poppetjes. Later sneden wij onze voorletters en die onzer prille vriendinnetjes in dikke boomstammen en kerfden er clan een sierlijk fantasie- hart omheen. Beicle perioden liggen helaas al ver achter ons, maar wij moesten er aan terugdenken toen 'wij dezer dagen een gesprek hadden met de Wassenaarse auteur K. J. A. Janson, uitvinder van een nieuwe wereldschrijftaal, die on langs op de Uitvinderstentoonstelling in Amsterdam te zien was en die op dezelfde principes berust als de beeldtaal van onze vlegeljaren. Hij tekent een hart in suikergoedversie, maar dan ter grootte van een normale schrijfletter. „Dit is een internationaal symbool van liefde of verliefdheid, dat in alle beschaafde landen burgerrecht heeft gekregen. Teken ik een mond, een oog of een huis, dan weet ook iedereen wat ik daarmee uit wil drukken. Zo zijn er honderden een voudige symbolen en afbeeldingen die overal ter wereld prompt begrepen worden - en dat is het uitgangspunt ge worden bij het ontwerpen van mijn beeldtaal Picto (een afkorting van pictogram of afbeelding). Hij vervolgt: „Eerst tekende ik gestylcerde huisjes-beestjes-boompjes, toen maakte ik er werkwoorden van door aan die tekens een hulp teken toe te voegen, een klein staand streepje dut „huis" in bewonen, mondin spreken, „oog" in zien verandert. De persoonsvorm wordt aangeduid met Romeinse cijfers, het werkwoord zelf blijft daarbij onveranderd. Oog plus streepje betekent dus zowel „zien" als „zie" in alle per soonsvormen, maar de verleden of toekomende tijden wor den wel weer aangegeven door een stip voor of achter het werkwoordteken", zoals uit bijgaande voorbeelden blijkt. oog l< zien I ik jij UI kUBI zij J2 maar Q huis -q- stad lopen |-f* hebben mond spreken naar 0 in vóór achter boven O onder morgen gisteren .t* heden 5 van altijd houden van niet J 1+ Q O ik heb een huis van haar, maar zij houdt niet van mij ik in de stad ga naar hui3 ik, mij l/V loop, loopt, lopen voor jij, je, u achter hij, hem boven zij, haar O onder liep, liepen I A. zal, zult, c u zullen lopen 'O houd van, enz. 0 in JARENLANG heeft de heer Jan son tussen zijn werk als roman schrijver (onder meer: Ivoren Pa rade onder het pseudoniem Hans van Uden) door geëxperimenteerd, geschaafd en ge fatsoeneerd aan zijn getekende hulptaal, die ove rigens wel bepaal de spraakkunstige regels kent, maar geen grammatica, geen verbuiging en geen vervoe ging. Lidwoorden en geslachtsaan duiding (behalve bij persoonlijke voornaam waarden) zijn er ook niet, syno niemen al evenmin. Alle woorden als: uit stekend, brillont, meesterlijk, voortreffelijk worden uitgedrukt door het teken „prach tig". Moeilijke, weinig „beeldmatige" be grippen worden omschreven. Zo is bij voor beeld een garage in Picto een „huis voor auto's", een bioscoop „huis voor films", een koffer „doos voor op reis". Simpel? Ongetwijfeld, maar Picto wil dan ook geen fijn-genuanceerd taalinstrument zijn ten gerieve van dichters, litteratoren en andere hoogontwikkelde taalgebruikers, zij wil zelfs niet met Esperanto concurre ren. „Ik zie haar uitsluitend als een hulp middel dat eenvoudig schriftelijk verkeer tussen gewone mensen van allerlei land aard mogelijk zal maken, zonder dat zij er een woord van elkanders talen voor hoeven te leren. Dc negerjongen uit Timboektoe kan nu zonder bezwaar corresponderen met een penfriend in Novosibirsk, het meisje uit Londens East End met de rendierdrij ver uit Lapland, de Chinese boer met de industriearbeiaer uit Melbourne enzovoorts. Alles wat zij te doen hebben is een hand vol spraakkunstregels en een paar honderd afbeeldingen te leren, welke laatste boven dien zo eenvoudig en markant zijn, dat ze als het ware aan ons optisch geheugen blij ven vastkleven. Met de vijfhonderd tekens en hulptekens, waaruit Picto samengesteld is, kan men tien tot twaalfduizend Neder landse woorden uitbeelden. Wie daaren tegen een willekeurige vreemde taal wil leren moet ten minste drieduizend woorden in zijn hoofd stampen, waarvan er talrijke dan nog verwarrend veel op elkaar lijken. Het lezen van Picto is dus gemakkelijk genoeg, het zelf schrijven is ietwat moei lijker, omdat men zich eerst met het speci fieke idioom en de voorgeschreven zins bouw van Picto vertrouwd moet maken, die vaak niet overeenstemmen met de wetten en regels van de eigen landstaal. Toch kan dit voor mensen met een gemiddelde in telligentie geen moeilijkheden opleveren, zelfs wanneer die mensen, zoals de natuur volken, nog hele of halve analphabeten zijn. Zulke volken leven er nog vele in de onderontwikkelde gebieden op aarde en de heer Janson is ervan overtuigd, dat Picto vooral voor deze misdeelden een zegening drommen belangstellenden en toen de in- brieven en telegrammen van zendelingen, zal kunnen worden, die hun verlossen kan ternatiooale pers er de lucht van kreeg, missionarissen, artsen, onderwijzers, jeugd- uit hun geestelijk isolement. moest hij aan de lopende band interviews leiders, arbeiders uit vele landen. 'Uitge geven, zijn systeem demonstreren en aller- vers bestormen de ontwerper met voorstel- lei strikvragen doorstaan. Zelfs radiorepor- len voor auteursrechten, een religieuze in- o ters uit Canada en de Verenigde Staten stelling polste hem over de mogelijkheid openbaarheid" prijs te geven, had hij half wijdden aandacht aan zijn uitvinding en bepaalde delen van het Boek der Boeken - I 1 1 li!.?.. T - 1T 1 .1 4 r* x «-« 4 «-» Ol li A SV1* It O gisteren heden morgen altijd Sr en /d maar (g| dan I- •I- f— 1 |<X2> ben, bent, is, zijn was, waren zal, zult, zullen zijn heb, heeft zie, ziet huis boom "0T stad spreek, zeg, enz. naar, aan van bezit; geen richting!) Picto I -i *32>UI Sffla I. Ik heb een huis in de stad. Hij zag haar onder de boom voor het huis; hij ging naar haar toe en zei: „Ik zal altijd 'van je houden" Gisteren zag ik hem en haar in de stad. Morgen zal zij bij me komen. Ik houd van Picto. TOEN HIJ enkele weken geleden einde lijk besloot, zijn kunsttaal op de Uitvin derstentoonstelling in Amsterdam aan de en half verwacht, gelijk zovele uitvinders, als gevolg van dat alles wordt huize Jan- in Picto te vertalen, grote culturele orga- voomamelijk spot en miskenning te zullen son in Wassenaar de laatste dagen bijna nisaties vragen of hij lezingen wil houden, oogsten. Het pakte anders uit. Van de eer- bedolven onder de stroom van adhaesie- dan wel folders en proeflessen kan ver- Parijs, November - - Het is een mooi bericht uit Nederland, dat daar nu ook gewerkt wordt aan de bescherming van de voetganger op zijn oversteekplaatsen. Tot nog toe was het oversteken voor iemand die zich aan het Parijse verkeer gewend had als een boze droom: ik stak de straat over waar een auto op een afstand van dertig meter aankwam, toen begon die auto plotseling veel harder te rijden, hij was in een seconde bij mij, zodat ik een geweldige sprong moest maken om mij te redden en toen ik omkeek zag ik uit het raampje het hoofd van de directeur van mijn oude school, hij riepenzovoorts. Het was altijd weer een verrassing, want verder is Nederland toch een vredig land, waar men tegen veel gevaren goed beschermd wordt. In Parijs daarentegen bewandelt men zor geloos de spijkerpaden, niet geheel zonder opzien, maar in ieder geval met de vrij moedigheid die de wettelijk beschermde kenmerkt: wordt men immers in zo'n „pas sage clouté" aangereden, dan heeft de auto mobilist maar te bewijzen dat het zijn schuld niet was. Van een auto uit zijn de spijkerpaden niet eens makkelijk te onder scheiden. Er zijn trouwens punten waar ook een voetganger scherp moet zien om zich te overtuigen, dat het flauwe geflonker tussen de straatkeien zich werkelijk in twee evenwijdige strepen van trottoir tot trottoir voortzet. Op de hoeken zijn zij bijna altijd in alle gewenste richtingen aangelegd en het is langzamerhand zover gekomen dat een automobilist, die een voetganger op de rijweg ziet, geneigd zal zijn op die hoogte een spijkerpad te ver onderstellen. Vlak na de invoering van het toeterverbod, anderhalf jaar geleden, werd de verplichting voor de voetganger'om van de paden gebruik te maken door de politie ernstiger dan tevoren opgevat: de wande laar die op de ongespijkerde straat betrapt werd, kon zich gelukkig noemen als hij aan een on-Frans voorkomen de beschikking over een buitenlandse woordenschat paarde alleen door daar wat uit te brabbelen, beleefd glimlachend, kon hij de agent van vervolging doen afzien. Sindsdien is die strengheid alweer wat verzacht. In relaties met de overheid en haar be palingen is deze slag bijna altijd bevorde- lijk voor een goed humeur van de betrok kenen, in verhoudingen tussen particulie ren is zij vaak niet zo voordelig. Beide consequenties kwamen onlangs hier in huis aan het licht dank zij een lek in de gas leiding. Het lek werd door het openbare gasbedrijf, de Gaz de France, geconsta teerd. Binnen drie dagen moet het gerepa reerd zijn, eiste de gasman, of hij sloot het gas af. De hulp van de loodgieter werd in geroepen. Hij zou binnen drie dagen komen. Dat lukte hem niet. Maar hij zou zo spoe dig mogelijk komen. Dat duurde een week. Toen zou hij over twee dagen komen. Ten slotte zou hij de volgende ochtend om negen uur komen het eerste werk van de dag en verscheen dan ook de volgende mid dag om vijf uur, na een hernieuwde oproep. De enige verzachtende omstandigheid was de charme van de loodgietersvrouw, die in de winkel bij ieder nieuw bezoek een be moedigende toezegging uitreikte: men kon niet nalaten de beschrijving van de noden in het huis en de dreigende gevaren te ver fraaien om haar te zien en te horen lachen. Intussen maakten de dreigementen van de Gaz de France nooit veel indruk op haar en naar tenslotte bleek met reden: de gas man kwam na drie dagen terug, bekeek de gasleiding en kondigde aan dat hij de vol gende week zijn woord gestand zou doen. Hij kwam inderdaad na een week opnieuw langs, vond niemand thuis en deed aan de concierge weten dat bij zijn volgende be zoek desnoods met een loper in het appar tement zou doordringen. Hij keerde een dag later terug, trof opnieuw niemand en liet een alleraardigst briefje achter, behelzende een verzoek om het kantoor op te bellen en een uur op te geven waarop de controle van de gasleiding gehouden kon worden. Na de reparatie is hij dus terstond uitge nodigd: een vriendelijke zeer Franse heer met een snor, die nog eens uitlegde dat her veel te gevaarlijk was, zoals het geweest was. Wassenaar kan de stroom van brieven dik wijls nauwelijks verwerken en ook de heer Janson zelf is wel even geschrokken van zoveel reacties. Maar hij gaat rustig door met de voltooiing van zijn Picto-leerboek, dat begin volgend jaar van de pers zal ko men en daarna zal hij een aanvang ma ken met schriftelijke Picto-cursussen. Gaat alles naar wens, dan komen er te zijner tijd ook Picto-stempeldozen en wellicht zelfs schrijfmachines voor de nieuwe wereldtaal, maar dat is voorlopig toekomstmuziek. „Eerst zien, dat ik door mijn fanmail heenkom", zegt de heer Janson tot besluit van ons praatje, waarna hij zich haastig op de bromfiets werpt, op weg naar wéér een ander interview, het zesde van deze week. H. C.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1955 | | pagina 19