DE HELDEN ZIJN VERMOEID KOFFIEPLANTER INGERMAN SCHREEF EEN SOBER BOEK OVER NEGERVRAAGSTUK DE KLEINE TWEE Slecht voorbeeld Een gemiste kans van regisseur Ciampi - tot in het diepst van zijn ziel geschokt door heersende rassendiscriminatie - Optreden van Marie Bell „Revolver Henkie" uit de aether boven Raalte ff „In de Achterhoek ontmoette ik on langs een frisse, jonggetrouwde boeren dochter. Zij was gehuwd met een man uit een oud Gelders geslacht. Samen hadden zij enkele jaren in Engels Afrika gewoond. Zij was nu hier, in verwach ting van haar eerste baby. Daarna zou zij onmiddellijk naar haar man terug reizen. Op mijn vraag waarom ze die grote gebeurtenis niet bij haar echtge noot had afgewacht, kreeg ik het ont stellende antwoord dat dit onmogelijk was, daar de Engelse maatschappij waarbij haar man werkt, geëist had, dat hun kind op Europese bodem geboren zou worden. Zo niet dan zou de vol bloed-Nederlandse baby als een ver achtelijke Jxalf-caste" beschouwd wor den. DEZE TRIESTE onthulling kan men in de inleiding van het boek „Een slaven keten als ereteken" lezen. De ex-Haarlem mer Junius Ingerman, die jarenlang als koffieplanter voor een Belgische maat schappij in de Congo werkte, beschrijft daarin zijn ervaringen met negers en blan ken in Afrika ervaringen die meestal niet ten gunste van de laatsten uitvallen. Ingerman leerde het Zwarte Werelddeel en zijn bewoners kennen in de vooroorlogse jaren, toen overal het koloniale stelsel en daarmee de zelfverheerlijking van de Europeaan nog in volle bloei waren. Maar sindsdien is er het een en ander ge beurd: vele koloniale volken kregen of ver overden het zelfbeschikkingsrecht en de blanke die zelf vier jaar lang een strijd op leven en dood moest voeren tegen Hitiers waanzinnige rassentheorieën moest overal ter wereld terugwijken. Maar waar hij nog een vinger in de pap heeft in Afrika bijvoorbeeld is hij zijn oude standpunt, dat de neger geen mens is, maar ten hoogste een soort huisdier, trouw gebleven. Heeft hij dan nog steeds niets geleerd? GELUKKIG is er wel iets veranderd, in de Belgische Congo bijvoorbeeld. Toen Ingerman daar zo'n twintig jaar geleden aankwam, vond hij er een schandalige uit- Het Nederlands Theatercentrum heeft in samenwerking met de Alliance Frangad- se, het Genootschap NederlandFrankrijk en „Les Amitiés Catholiques Frangaises" de tragéddënne Marie Bell uitgenodigd om 20 December in de Koninklijke Schouw burg in Den Haag te komen optreden. Op gevoerd wordt „Bérénice" van Jean Raci ne, onder de regie van Jean-Louis Barrault, gevolgd door de éénacter „Cécile of de school voor vaders" van Jean Anouilh. „STILLE GLANS DER GOUDEN EEUW" In het Stedelijk Museum te Schiedam zal van 9 December tot 16 Januari een ten- I toonstelling van stillevens en voorwerpen uit de zeventiende eeuw worden gehouden onder de titel „De stille glans der gouden eeuw". buiting van de negers, geen enkele vorm van sociale zorg en onbeschrijfelijke hy giënische misstanden. Slaapziekte en an dere tropische kwalen richtten ware slach tingen aan onder de inheemse arbeiders en hun gezinnen, zonder dat de plantage eigenaars of het gouvernement er veel tegen deden. Alles was toegespitst op het maken van exhorbitante winsten. „Een neger", zo vertelt de schrijver onder meer, „verdiende in die jaren één franc zeven centen per dag. Ver ontwaardigd probeerde ik aan dit mens onterende systeem een einde te maken door taakloon in te voeren. De andere planters stemden er na veel heen en weer gepraat mee in. Op de eerstvolgende be taaldag echter wachtte ons een vreemde verrassing. Vele negers hadden nu in een week veertig tot vijftig francs verdiend, maar toen wij hun het geld toeschoven, namen zij er slechts zeven af. De rest schoven zij terug over de tafed en hoe wij ook pleitten en aandrongen, ze weigerden domweg het meerdere te aanvaarden. Op de andere plantages ging het trouwens net zo en het heeft ons heel wat overredings kracht gekost voor zij met tegenzin het nieuwe loon accepteerden. Hun gedachten- gang was trouwens van hun eigen standpunt bezien volkomen logisch, want niet alleen waren zij van jongsaf ge wend aan een franc per dag, maar boven dien hadden zij immers geen kleren of bergplaatsen om geld te bewaren. Waar dering voor het nieuwe stelsel kwam er pas, toen wij toko's hadden ingericht waar de arbeiders spiegeltjes, kammen, voetbal broekjes en meer van dergelijke zege ningen der Westerse beschaving konden kopen." „Op het ogenblik echter wordt de Congo goed en rechtvaardig beheerd", zegt de schrijver. „Men is een andere koers gaan sturen en ontdekte toen, dat wat vroeger niet mogelijk leek, nü wel gerealiseerd kan worden: betere arbeidsprestaties en een vreedzame samenleving van blank en zwart. Het bestuur toont nu eerbied voor het leven en de menselijke waardigheid der inheemsen, het bevordert hun eigen cultuur en dringt hun geen Westerse wa renhuisbeschaving op. Het Belgische volk heeft zijn taak begrepen!" HOE ANDERS is het echter nog in Zuid- Afrika, in Kenya en elders in het Zwarte Werelddeel. Kenya werd in 1905 een Engel se kolonie. De Britse planters kochten de landbouwgronden van de negers voor een appel en een ei. Het gouvernement ver klaarde het gebied tot „Kroonland" en van dat ogenblik af werd naar willekeur over de grond beschikt. Pas na een bloedige Kikuju-opstand werd er een nieuwe wet uitgevaardigd, waarbij dertig millioen acres (één acre is ruim vierduizend vier kante meter) als „reservaten" voor de negers afgezonderd werden. Maar al spoe dig bleek, dat de gouverneur vrij was ook over dit land te beschikken „ongeacht of er dorpen of nederzettingen op voorkwa men". „Als ik de betreffende ordonnanties niet zelf gelezen had" zo zegt de schrijver van „Een slavenketen" „zou ik niet heb ben willen geloven, wat hier gebeurd is. Enkele jaren voordat ik in Kenya's hoofd stad Nairobi van deze dingen vernam, moest daar voor de Europese industrie een electrische centrale gebouwd worden. Het was natuurlijk geweest hiervoor grond van de blanken te bestemmen, omdat zij alleen van de centrale zouden profiteren. Inplaats daarvan onteigende men tweeduizend acres van een Kikuju-reservaat. De zich daarop bevindende tweehonderdzeventig negerhut ten, meer dan driehonderd voorraadschu ren en tweehonderd veestallen werden op last van het gouvernement verbrand. Aan de bewoners werd noch in geld, noch in goederen enige schadeloosstelling uitbe taald!" „Om de twee a drie jaar kwamen er nieuwe, steeds drastischer beperkingen voor de negers. Thans is van alle vrucht bare gronden in Kenya de helft in bezit van drieduizend Europeanen. Op de andere helft „mogen" de vijf millioen negers leven. Op de Europese plantages werken vierhon derdduizend negers als slaven, verstoken van alle menselijke rechten, voor een „loon" van ongeveer tien shilling (vijf gul den) per móand. De drieduizend Euro peanen maakten bijvoorbeeld in 1951 een gezamenlijke winst van twintig millioen pond sterling. Velen van hen verdienden dat jaar driehonderd- tot vierhonderd duizend gulden Leterlijk zegt de schrijver voorts: „Er zijn de laatste jaren (en ook daarvoor) heel wat Kikuju's in Kenya door Europese heren en zelfs dames in aanwezigheid of met hulp van hun bedienden doodgeran seld. De straf, die de blanken daarvoor kregen, was een jaar gevangenisstraf, die in verscheidene gevallen na zes maanden werd gewijzigd, waarbij de tweede helft van de straftijd thuis mocht worden uit gezeten. De Engelse wet eist voor moord de doodstraf, maar in Kenya geldt dit blijkbaar niet voor deze blanken. En hoe wel men dit alles in Londen heel goed weet, durft men daar te vergaderen en te spreken over de rechten van de mens!" JUNIUS INGERMAN het zal na deze citaten nauwelijks commentaar behoeven Tegenstellingen in beeld. De foto links toont de koning van Urundi in zijn moderne woning. Zijn voorgangers hadden hun hofhouding nog in een „paleis" van leem en palmbladeren. Maar het overgrote deel van de inheemsen in Afrika heeft nog gebrekkige behuizingen. De foto rechts toont als voorbeeld daarvan enige hutten van een Ethiopische negerstam. De illustraties op deze pagina zijn overgenomen uit het hierboven besproken boek: „Een slavenketen als ereteken" door Junius Ingerman, een uitgave van Scheltens Giltay te Amsterdam. De gemiddeld twee meter lange, trotse Watutsi-negers gelden als de aristocraten onder de stammen van Centraal Afrika. Sinds eeuwen staan zij bekend als vaar dige dansers en vermetele krijgslieden, die alle arbeid ver beneden hun waardig heid achtten. Deze groep treedt op als hofballet van Rudahhigwa Mutara III, koning van Ruanda. is geen groot schrijver of brillante ver teller. Hij is alleen maar een eerlijk, warm voelend mens, die tot in het diepst van zijn ziel geschokt werd door de rassendiscrimi natie waarmee hij zich in Afrika gecon fronteerd zag en die daarvan getuigen moest in woord en in daad. In daad, door dat hijzelf voor zijn eigen negerarbeiders in de Congo een beter en menswaardiger bestaan hielp scheppen. In woord door het schrijven van dit boek, waarin hij al zijn verontwaardiging tegen de dwaze aan matiging van zijn mede-Europeanen uit schreeuwt. Dat dit gebeurt in een sobere, bijna huiselijke verteltrant, doet geen scha de aan de kracht van zijn betoog. Integen deel, want iedere poging tot een meer „litteraire" taal zou hier waarschijnlijk als een onwaarachtigheid ervaren zijn. Koffie planter Ingerman denkt en schrijft zoals hij is: eenvoudig, rechtuit en ongekunsteld. Eenvoudig en rechtuit zijn ook de oplos singen die hij voor het negerprobleem suggereert: „goede" blanken moeten de ge kleurde rassen helpen en voorlichten bij hun geleidelijke emancipatie, op basis van zuiver-menselijk verantwoordelijkheidsbe sef en onbaatzuchtige vriendschap. Dezelf de idealen dus, die dr. Albert Schweitzer (met wie de schrijver in Lambarene een belangwekkend gesprek over deze dingen had) voorstaat. VELE „deskundigen" zullen waarschijn lijk aanvoeren, dat eenvoudige lieden als de planter Ingerman de zaken le simplis tisch voorstellen en dat het uitermate naïef is om te geloven, dat het reiken van de broederhand voldoende zou zijn om het hele gecompliceerde negervraagstuk op te lossen. Maar wat, zo kan men daar tegen over stellen, hebben dan alle gecompli ceerde oplossingen en plannen „op hoog niveau" tot nog toe uitgewerkt? Wat heb ben de TJNO, de UNESCO en alle andere internationale organisaties bereikt voor de gelijkstelling der kleurlingen in het Zuiden van de Verenigde Staten bijvoorbeeld, of voor de resterende Britse bezittingen in het Zwarte Werelddeel en hoe staat het met de „naturellen" in de Unie van Zuid- Afrika? Misschien is het toch eens te proberen of het „simpele idealisme" a la dr. Albert Schweitzer, op grote schaal toegepast, niet meer effect sorteren zou. H. C. HET IS VOOR de heer Bregljens en mij in dit tijdsgewricht steeds moeilijker om ons eenvoudig te richten naar de bewegin gen van de grote wereldpolitiek, hetgeen wij tot voor kort gewoon waren. De heer Bregtjens heeft sinds mijn heugenis be- behoord tot diegenen, die een krachtige bolsjewistische aanpak van zaken voor staan. Zijn gelaat heeft de grove trekken van een dialecticus en ik heb hem vaak in stilte verweten, dat hij in diezelfde grove trekken placht te denken. Als hij een pijp opstak, deed hij mij vaak denken aan die foto van een bekende Russische leider van weleer, naar aanleiding waarvan alle vrou wen zeiden: „Toch heeft'ie iets vaderlijks". Ik heb tegenover hem altijd de zeer subjec tieve drang gevoeld om bij onze ontmoe tingen (meestal ter gelegenheid van iets) de Westelijke Grote Drie tegelijkertijd te representeren. Tegenover zijn vastberaden heid, waarin ik uiteraard gaarne iets krampachtigs zag, demonstreerde ik bij voorkeur de innerlijke verdeeldheid, die, naar ik meende, behoorde voort te vloeien uit de vrijheid van geweten. Ik verwachtte, dat hij daarin de ziektekiemen van het ka pitalistische stelsel zou ontwaren en vond het heimelijk interessant, dat hij een der gelijk verschijnsel met zijn persoonlijke houding zou vereenzelvigen. Maar tevens trachtte ik hem te doen blijken, dat het een intellectueel begrip was voor de ingewik keldheid van de maatschappij. Het gesprek kon vaak hoog lopen en dan meenden wij elkander slechts te kunnen bereiken door „een taal, waar macht achter staat". Hij sprak dan in korte spottende zinnetjes, waai'bij ik aannam, dat zijn lach je iets fanatieks had en ik zocht dan naar de meer of minder slungelachtige doch zelfverzekerde houding van een Amerikaan met een hele „big business" vol technisch raffinement achter zich. TOEN BRAK langzamerhand die „geest van Genève" baan, die zich in het bijzon der manifesteerde op vrolijke recepties. Het kwam dus omstreeks die tijd wel aardig uit, dat ik de heer Bregtjens ook op een receptie ontmoette. Wij gingen glimlachend op elkaar af en staken elkaar de hand toe. De heer Bregtjens verklaarde verheugd te zijn mij weer te zien, waarop ik mij in hartelijke bewoordingen tot hem richtte en informeerde naar de gezondheidstoestand Dienstplichtig soldaat bediende geheime zender tijdens verlof De rijkspolitie en de opsporingsdienst van PTT hebben in Raalte een goede slag geslagen door de ontdekking va,n een ge heime zender. Deze instanties deden een overval ten huize van J. B. op het ogen blik, dat daar de geheime zender „Revol ver Henkie" in werking was. De zoon van B., de dienstplichtige soldaat E. B., be diende de zender steeds wanneer hij met verlof thuis was. Even voor de inval had hij de luisteraars juist medegedeeld, tij delijk uit de aether te moeten verdwijnen wegens gevaar voor ontdekking. Tegen de vader is proces verbaal wegens medeplich tigheid opgemaakt. De gehele apparatuur is in beslag genomen. van hem en zijn gezin. (Ik vernam daarbij voor het eerst, dat hij drie zoontjes en een dochtertje had). De heer Bregtjens liet mij een foto van zijn oudste zoontje zien en ik veronderstelde lachend, dat het wel een bengel zou zijn, waarop de heer Bregtjens tot ons beider uitbundig plezier vertelde, hoe het betreffende ventje gisteren het halve kolenhok had leeggehaald en in het schuurtje had rondgestrooid. „Hij moet later maar bij de Kolen- en Staalgemeen schap", zo zei de heer Bregtjens en ik was verrukt over de goedmoedige wijze, waarop hij een voor hem verwerpelijlcinstituut in een grapje betrok. Wij dronken verscheidene glazen sherry en gingen daarna genoegelijk op een brede bank zitten om enige hangende politieke problemen te bespreken. Het verloop van die gedachtenwisseling kan ik niet in fi nesses mededelen. Zij namen geruime tijd in beslag en wij gingen uiteen in het vaste vertrouwen, dat een vreedzaam naast el kaar bestaan, óók van de heer Bregtjens en mij, mogelijk is. Wij hebben elkander dan ook spontaan voor wederzijdse bezoeken uitgenodigd. INMIDDELS is echter blijkens velerlei berichten de geestdrift van Genève weer bekoeld en wordt de goedlachse hartelijk heid van Oostelijke zijde, die onverminderd voortduurt, in welingelichte kringen als een pose beschouwd. Gisteren zag ik de heer Bregtjens door de stad fietsen en hij zwaaide mij van verre toe met een brede lacht op zijn gezicht. Ik heb een beetje overrompeld teruggezwaaid. Is dit een pose van de heer Bregtjens? KO BRUGBIER OP HET IDEE GEBRACHT door de schrijfster Christine Garnier, die hem had verteld over de negerrepubliek Liberia aan Afrika's Westkust, heeft de Franse filmer Yves Ciampi zijn film „De helden zijn ver moeid" gemaakt. Hij is daarvoor met de scenarioschrijver Jacques Lauren t-Bost' naar Liberia gevlogen. Hij maakte er ken nis met een wereld waarin blanken slechts een beperkte zeggenschap hebben, waar de Westerse cultuur ten hoogste merkbaar is in de producten der techniek, maar waar in de straten negers en negerinnen hun al oud ritueel hoog houden in feesten en dan sen. Hij zag die wereld en de mensen, die haar bevolken. Hij vormde ze om in zijn fantasie en liet er een aantal figuren in samenkomen, allen door de oorlog en de naoorlogse tijd uit de koers geslagen, op zoek gingen naar avontuur en een nieuw vaderland. Hij verzon een intrige, waarin hij die mensen doet optornen tegen hun lot en vooral vandaar de titel in voort durend conflict brengt met hun verleden, waarin zij tenminste konden tonen wat zij waard waren. Dat kunnen zij nu niet meer. Ze missen er de moed voor, de kracht en ook de kans. De helden van vroeger zijn vermoeid. De toekomst, die zij nog zouden willen veroveren, is maar een fiauw flakkerend hoopje vuur. Straks zal het uitdoven HET IS EEN internationale bezetting, die Ciampi in zijn film heeft samengebracht. Yves Montand speelt er de rol in van een ex-oorlogsvlieger, die in het bezit is van een schat aan ongeslepen diamanten, wel ke hij uit een verongelukt vliegtuig redde. Hij hoopt ze in de hoofdstad van de neger republiek van de hand te doen. Dat moet natuurlijk allemaal in het verborgene en er komen heel wat mensen aan te pas. Te veel mensen! Te veel en te toevallig met een politiek verleden. De hótelier bij wie de ex-vlieger zijn intrek neemt, is bijvoor beeld een collaborateur uit de tijd van de Vichy-regering, waaraan hij het nodige verdiende. Een Duitser, die in dat hótel een kamer heeft, zat in een concentratiekamp en ls communist. Een andere Duitser, die de ex-vlieger van zijn diamanten moet af- helpen, blijkt eveneens piloot, maar dan Jean Servais als de ver lopen hotelier uit de film „De helden zijn vermoeid". van de Luftwaffe te zijn geweest. Ze spelen allen een rol in de diamanten-affaire, doch slechts eenmaal krijgt de tendenz van de film zin. Dat is op het moment, dat de Franse vlieger zijn Duitse collega probeert over te halen er samen met hem (en de diamanten) vandoor te gaan en hun kame raadschap - door - gemeenzame-herinnering perspectief te geven in de realiteit van een vliegtuigonderneming. Zij bepraten dat bij een draaiende ventilator. De hotelier maakt de situatie navrant door een oude Duitse oorlogsplaat op te zetten. De ventilator wordt een draaiende propeller waartussen door de kogels flitsen van de boord wapens. Het verleden, de oorlog herleeftDat is een moment, dat dramatisch sterk en zui ver is. Maar in tegenstelling tot wat de hótelier verwacht, vinden de beide piloten elkaar, in stede dat zij oude haatgevoelens oproepen. Het verleden met zijn vijand schap heeft voorgoed voor deze twee man nen afgedaan. Jammer genoeg moeten we het met dit ene ogenblik doen. Al wat ex- verder gebeurt is niet meer waard dan wat men kan lezen in een dxiestuiversromanne- tje. De hotelier gaat er namelijk met de diamanten vandoor. De beide piloten zetten hem met de vx-ouw van de hotelier na. De hótelier schiet zijn vrouw neer (Zij had een verhouding met de Franse vlieger). Hij strooit de diamanten in zee. Zijn achtervol gers bezorgen hem de verdrinkingsdood. De Duitse piloot raakt daarbij gewond, maar zijn collega helpt hem naar het strand. En met het beeld van de twee mannen, steu nend op elkander, eindigt de film. TEGEN DE OPZET van Ciampi's eigen lijke gegeven: de mensen te laten zien zo- Voor de microfoon De afgelopen week heeft weer eens de kwade kanten getoond van een direct dooi de staat gecontroleerde omroep. Nu in Frankrijk het parlement naar huis is gestuurd kan de directie van de Franse omroep zich bezwaarlijk verweren tegen de directieven welke door de regering- Faure worden uitgevaardigd. Zo heeft de staatssecretaris van de ministerraad aan de leiding van de Franse televisie reeds „ge vraagd" een serie documentaires te maken over de bereikte resultaten van deze re gering. Evenzeer bestaat er bij de Franse omroepnieuwsdienst een op zijn zachtst als „voorzichtigheid" te omschrijven beleid ten aanzien van het citeren van uitspra ken van de leiders van de oppositie. Ze ker is, dat zowel de algemene directeur van de Franse omroep als de directeuren van de nieuwsdiensten voor geluids- en beeld- omroep tegen de inmenging van de rege ring in het beleid van de omroep hebben geprotesteerd, zoals er trouwens ook in de boezem van het kabinet onenigheid hier over is ontstaan tussen de minister onder wie de omroep ressorteert en de staats secretaris van de ministerraad, zo heeft „L'Express" onthuld. Een lid van de Senaat heeft reeds in een bx-ief aan de minister-president geschreven „dat deze gang van zaken herinnert aan de officiële candidaturen uit het Tweede Kei zerrijk", een toespeling welke de heer Faure voox-al daarom zo onaangenaam zal vinden, omdat zijn besluit tot Kameront binding op 2 December werd gepubliceerd, dezelfde datum waarop Napoléon III in 1851 zijn staatsgreep deed. Deze overeen komst wordt door de tegenstanders van de huidige regeringsleider maar al te graag uitgebuit. Als bijzondere toevalligheid komt daar nog bij, dat op Vrijdagavond 2 December de Franse televisie een op deze historische gebeurtenis geïnspireerde docu mentaire uitzond, welke het onheil van de dictatuur, zoals zich dat sindsdien herhaal delijk heeft gemanifesteerd, tot uitgangs punt had. Deze film bevatte een groot aan tal gedurfde beelden, die nog meer relief kregen door een zeer scherp commentaar. De heer Faure had twee ambtenaren opge dragen de film voor de uitzending te zien. Hun mening was, dat de vertoning „weinig opportuun" leek, maar dat de uitzending al zolang van tevoren was vastgesteld, dat zij moeilijk meer kon worden verboden. „L'Express", het blad van Mendès-France, heeft een paar aangrijpende beelden uit deze documentaire gereproduceerd, teza men met de tekst van het commentaar. Intussen blijkt uit deze ervaringen eens te meer, dat het beheer van een nationale omroep los gemaakt moet zijn van de di recte regeringsinvloed.Het goede voorbeeld levert Engeland, waar de B.B.C. in zekere zin een staat in de staat genoemd kan wor den, zodat zij niet de speelbal is van de heersende partij. J. H. B. als zij door en na de oorlog zijn geworden in een omgeving, waax-in zij een enclave vormen en dus in feite op elkaar zijn aan gewezen tegen die opzet valt het vol strekt onbelangrijke verhaaltje in het niet. Er wordt een wanverhouding geschapen, die het feitelijke motief van Ciampi baga telliseert. Het helpt niet of hij diverse straatscènes met dansende negergroepen in het beeld brengt, die dan dramatische span ningen en sfeer moeten verwekken, want hun relatie met het thema van de film is maar ondergeschikt. Ze blijven op zichzelf staan. Het gevolg: de film is fragmentarisch en vei-valt in hei-halingen. Zelfs associa tieve elementen zijn met deze scènes af wezig. Wat wel doorwerkt is de vermoeid heid der helden, die echter veel meer lichamelijk dan geestelijk is. De blanken in deze film lijden van de hitte. Hun bewe gingen zijn traag. Actie is een kwaad ding voor hen. Helaas gaat dat ook ten koste van de dramatische actie. De liefdesscènes kun nen dat niet goedmaken, zelfs al verzuimt Ciampi niet ze zo realistisch en naakt mogelijk weer te geven. De naakte waar heid is echter, dat zij alleen maar over bodige détailleringen geven. Het slot is een vierkant melodrama. Dat ware niet erg, wanneer er maar een zelfde spanning en geladenheid in de film ware geweest als bijvoorbeeld in „Le salaire de la peur" van Clouzot. Ook die film speelt zich af op een nederzetting, waar blanken de minderheid vormen en een toekomst voor hen niet is weggelegd. En ook dat verhaal is nauw aan de melo- dramatiek verwant. Hoe grandioos wei'kte Clouzot echter zijn thema uit en hoe steekt die uitwerking af tegen de gemiste kansen van Ciampi. De acteurs kunnen dat niet verhelpen, al kan men van Yves Montand, Maria Felix en Curd Jurgens zeker geen kwaad ver tellen. De man die faalde was Ciampi. Hoe meer ik er over nadenk, hoe spljtiger ik het vind. Er zat toch zoveel in. P. W. FRANSE

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1955 | | pagina 14