Een bescheiden man zonder irootspraak Enyetbe uLtPumyfrvkdm Kort verhaal door Michaël Réty Een beseheiden man zonder grootspraak bij elkaar. Hij had een zwak voor de sche del van de heer Boot. DE DAGEN die volgden, brachten geen noemenswaardige verandering in de si tuatie teweeg. Maar een scherp opmerker ontging het niet, dat de verhouding tussen de heer C. J. van Kommer en Zacharias Jansen zich wijzigde. Misschien viel het aanvankelijk niet op met welk een hart roerende beminnelijkheid Zacharias Jan sen de heer Van Kommer bejegende. Het leek of al zijn handelingen waren geënt op een diepe en innige menselijkheid. Wat de heer Van Kommer daar tegen over stelde was nihil. Telkens als Zacharias Jansen hem begroette, schokte hij even. Sommige leden van het personeel merkten op dat hij even „weg raakte" alsof hij dat allemaal niet kon verwerken. Het begon toen ook voelbaar te worden, dat de heer Van Kommer dichter bij het personeel kwam te staan, terwijl Zacharias Jansen er juist verder vandaan scheen te gera ken. Werkelijk, in het begin viel dat niet op. Toch ontging het geleidelijk niemand, dat de heer Van Kommer zijn onderge schikten met een zekere hulpeloosheid te gemoet trad, alslof hij hen nodig had of een beroep deed op hun sympathie. Zacha rias Jansen evenwel legde een steeds gro ter terughoudendheid aan de dag. Hij beje gende hen met een koele hooghartigheid. geval bereikt dat de aandacht van direc teur Boot op hem was gevestigd. Door zich daarna als normaal voor te doen was de schijn der krankzinnigheid op de heer Van Kommer overgedragen. Hij moest maar eens met Zacharias Jansen praten. Maar wie praat er nu met een man die gek is? En dan: Zacharias Jansen zou zijn positie ondermijnen met alle eerlijke en oneerlijke middelen. Hoe kon hij weten of hij nu eerlijk of oneerlijk was? De heer Van Kommer wist er geen weg meer uit. Hij nam zich voor scherp op te letten en Zacharias Jansen geen moment meer uit het oog te verliezen. Maar de we tenschap, dat de heer Boot hem zelf al sinds enige dagen meer dan gewone aan dacht schonk hinderde hem meer dan hij kon zeggen. VEERTIEN DAGEN waren voorbij vooral eer Zacharias Jansen overging tot de laat ste en beslissende actie. Andermaal ver scheen hij een half uur te laat op kantoor. Overeenkomstig zijn verwachtingen werd hij onmiddellijk bij de heer Van Kommer ontboden, maar hij haastte zich niet. Toen hij de kamer van de chef binnentrad was zijn stap fier en zelfbewust. Even zelfbe wust zette hij zich op de stoel, die de heer Van Kommer juist had verlaten en hij zei: „Nou, Van Kommer, zeg het maar'' ..Mijnheer Jansen", rten rVan Koin- NADAT Zacharias Jansen eenmaal had besloten om chef te worden, aarzelde hij slechts een dag om uitvoering aan zijn plannen te geven. Des Zaterdags kwam de gedachte bij hem op. 's Maandags reali- heerde hij de eerste fase van zijn idee. Dat strookte precies met zijn karakter. Een maal tot handelen ontwaakt volvoerde hij wat hij zich voornam. Het geluk was in zoverre met hem, dat hij de hele Zondag ter beschikking had gehad om de zaak te overdenken. Zacharias Jansen was een ongecompliceerd man. Zijn denken vol trok zich langs recht lijnige banen. Het was hem als ontwierp hij een veldtocht. De eer ste stoot was hard. De loopgravenoorlog, die volgde, diende alleen om de zenuwen van zijn tegenstan der op de proef te stellen. Vervolgens nog een intimidatie-offensief. Een tenslotte zou hem de overwinning als een rijpe vrucht in de schoot vallen. Hij kende geen mede lijden. Hij offerde zijn chef met een gerust gemoed aan zijn plannen op. Hij onder hield met de heer C. J. van Kommer geen relaties. Hij mocht hem niet en haatte hem niet. Hij was alleen maar vastbesloten hem van zijn plaats te verdringen. Zacha rias kende maar één aspiratie: zich te koesteren in de glans, die afstraalde van de heer Boot, directeur der firma. Om die glans ging het hem. Hij kende de heer Boot niet dan van zijn schedel. Die was naakt en straalde. De schedel van de heer Boot, zo overwoog Zacharias Jansen, was de plaats onder de zon waar hij om vocht. Hij zou daarvoor de heer C. J. van Kom mer vertrappen als een bloem. TOEN Zacharias Jansen des Maandags op kantoor verscheen kwam hij een half uur te laat.. Tot verbazing van al het personeel ging hij gewoon op zijn plaats zitten en begon aan zijn werk. Drie kwartier later bemerkte de heer Van Kommer pas, dat Zacharias Jansen er al drie kwartier was. Hij liet hem bij zich ontbieden. Glim lachend begaf Zacharias Jansen zich naar zijn kamer en glimlachend begroette hij hem. De heer Van Kommer keek hem boos en verbaasd aan. Wie te laat komt glim lacht niet. „U bent te laat", zei hij. „Zeker", antwoordde Zacharias Jansen. „U heeft zich niet bij mij aangemeld. Wat moet dat betekenen?" vroeg de heer Van Kommer. „Dit", zei Zacharias Jansen en hij glim lachte niet meer, maar ging recht tegen over de heer Van Kommer staan en keek hem strak aan. „Ik zeg u het vertrouwen op, dat u in mij hebt. Ik heb geen behoefte meer aan uw vertrouwen. Ik wil hier zelf chef worden. Ik zal uw positie ondermijnen met alle middelen, die tot dit doel leiden: eerlijke en oneerlijke. Het zou me aan genaam zijn als u daarmee rekening wilt houden. Ik hou niet van grootspraak. Ik ben een bescheiden man. Maar ik heb u gewaarschuwd." Toen ging Zacharias Jansen heen, de heer Van Kommer in opperste verbazing achter latend. Een minuut later kwam de jongste be diende Zacharias Jansen vertellen dat hij weer bij de heer Van Kommer moest komen. „Ik neem aan", zo begon deze, „dat u niet meent wat u daareven zei?" „Welzeker", antwoorde Zacharias Jansen. „Maar dat is onbeschaamd", zei de heer Van Kommer. „Weet u dat ik u er voor die opmerkingen meteen uit kan gooien." „Dat weet ik." „Ik geloof dat u niet goed bij uw hoofd bent. U beseft niet wat u zegt. Voelt u zich niet goed? Bent u misschien over spannen?" „Niet in het minst." „Er moet iets met u aan de hand zijn. Neemt u deze dag maar vrij. In zo'n toe stand kunt u toch niet werken. Ik heb met u te doen. Ik zal de zaak met de heer Boot bespreken." „Dank u", zei Zacharias Jansen, „maar ik heb u gewaarschuwd Hij vertrok, maar niet om naar huis te gaan. Hij ging weer gewoon aan zijn werk en controleerde de boeken, die hem wer den toegeschoven. Het verwonderde hem niet dat hij enige tijd later werd ontboden bij de directeur. Hij trof hem aan met stralende schedel. In zijn schaduw maar zonder glans v/as de heer Van Kommer gezeten. De directeur keek hem aan of hij tot in zijn diepste diepten wilde door dringen. Tenslotte leek zijn blik te zeggen: Hij is niet zo gek als hij wel lijkt, of beter, hij lijkt niet zo gek als hij wel is. „Wat is dat nu voor een verhaal, dat ik heb moeten horen, mijnheer Jansen?" zei de heer Boot. „Met uw permissie, welk verhaal mijnheer Boot?" vroeg Zacharias Jansen. „Wel, dat de heer Van Kommer mij over u heeft gedaan." „Heeft de heer Van Kommer u een verhaal over mij gedaan?" „Dat zal u toch wel bekend zijn." De heer Boot werd kwaad, maar op een stille wenk van de heer Van Kommer bond hij we-r in. „U heeft daar rare dingen tegen mijn heer Van Kommer gezegd." „O", zei Zacharias Jansen, „u bedoelt de reden dat ik te laat was." „Ja." „Mijn bus had vertraging, mijnheer. Het spijt mij als dat ver haal niet geloofwaar dig heeft geklonken." „Uw bus? Welke bus?" „Heeft de heer Van Kommer u daar dan niet over verteld?" „Ik weet van geen bus." Directeur Boot wend de zich om uitleg tot de heer Van Kommer en deze stelde alle pogingen in het werk om de heer Boot te beduiden, dat deze alleen maar bestond uit hoof de van het feit dat Zacharias Jansen gek was. Maar het optreden van Zacharias Jansen was dusdanig normaal en zijn ver schijning zo redelijk, dat er geen verklaar bare grond voor de heer Boot aanwezig leek om aan het bestaan van die bus te twijfelen. „Waarom heeft u me niet direct van die bus verteld, mijnheer Van Kom mer?" vroeg directeur Boot. „Er was geen bus", antwoordde deze. „Precies", zei Zacharias Jansen. „Dat is ook de reden waarom ik te laat kwam." „Maar er is helemaal niet over een bus ge sproken", riep de heer Van Kommer ver twijfeld uit. „Er is alleen gesproken over. over wat ik u verteld heb." De schedel van de heer Boot begon zkcht te glanzen. „Heeft u bedreigingen tegen de heer Van Kommer geuit, mijnheer Jan sen?" vroeg hij. „Ik?" riep Zacharias Jansen. „Ik heb de hele morgen gewerkt. Ik heb, terwijl de heer Van Kommer bij u was, de wind onder het personeel gehouden en dat is niet onbelangrijk een paar merkwaar dige fouten in het kasregister ontdekt Als u ze wil zien, ik heb de boeken al voor u opzij gelegd, mijnheer. En wat mijnheer Van Kommer betreft: hoe zou ik hem be dreigen? Ik draag hem net als ieder ander lid van het personeel een warm hart toe." „Nee maar", riep de heer Van Kommer. „Het klinkt anders erg vriendelijk", zei de heer Boot. „Maar het is een leugen. Het is een ver draaiing van de feiten!" riep de heer Van Kommer. „Beheers u mijnheer Van Kommer", zei de heer Boot. „Wat zei u ook alweer van het kasregister, mijnheer Jansen?" „Daarin heb ik een paar merkwaardige fouten ontdekt, mijnheer Boot." „Juist ja. Ik kom straks wel even bij u. U kunt gaan. A propos, mijnheer Van Kommer, wilt u zo goed zijn om nog even te blijven DES MIDDAGS controleerde de heer Boot de boeken van Zacharias Jansen en hij ontdekte eveneens de fouten in het kas register die hun merkwaardigheid vooral ontleenden aan het feit dat Zacharias Jan sen ze er die morgen had ingewerkt. De heer Boot glimlachte en kon Zacharias Jansen een compliment over zijn accura tesse niet onthouden. Zijn verontwaardi ging over het gebeurde kwam op het hoofd van de heer Van Kommer neer. Zacharias deerde het niet. Hij had zich nu al langer gekoesterd in de warmte van de schedel van de heer Boot dan in al zijn dienstjaren die gezag afdwong. Naarmate Zacharias Jansen groeide in bescheiden zelfverze kerdheid, raakte de heer Van Kommer zijn veiligste zekerheden kwijt. Hij piekerde. Hij maakte zich zorgen. Hij maakte zich vooral bezorgd over zichzelf. Wat, zo vroeg hij zich af, moest zijn houding tegenover Zacharias Jansen zijn? Had hij wel ooit een bepaalde houding gehad. Zou de heer Boot merken, dat hij geen houding had te genover Zacharias Jansen? Wat had Zacha- rius Jansen eigenlijk met hem voor? Hij kon nog steeds niet geloven dat hij op die verschrikkelijke Maandagmorgen de waar heid had gesproken. Maar wie riskeerde zijn positie voor een grap? Was het een grap? Hij had het tegenover de heer Boot ge loochend. Diende zijn vriendelijkheid nu om hem om de tuin te leiden of had hij spijt gekregen over wat hij had beraamd? Was die kleine hartelijke man een gewe tenloze schurk, of wilde hij de heer Van Kommer op de proef stellen. Met zijn ge drag van een krankzinnige had hij in ieder rner met een s.em, hees van aandoening „dit is onbeschaamd". „Dat is het ook", antwoordde Zacharias, „maar u moet u niet opwinden. Hebt u me iets te zeggen, ja of nee?" „Jansen!!", riep de heer Van Kommer. „Dus u hebt me niets te zeggen. Nu, ik u wel. Van vandaag af kom ik iedere dag een half uur latex*. Ik zal dat doen tot ik zelf chef ben". „Tot u „En als u de heer Boot daaromtrent op heldering moet geven, dan bent u daar toe niet bij machte. De reden blijft in het duister". „Maar dat is. „Ik reken op uw vriendelijke medewer king, mijnheer Van Kommer". De heer Van Kommer snakte naar adem. „Eruit", riep hij, „serpent." Hij wilde Za- chax-ias Jansen met geweld uit zijn stoel verwijderen, maar deze was al opgestaan. „Kom, mijn beste mijnheer Van Kommer", zei hij, „ziet u niet, dat ik u de baas ben. Welke reden moet u de heer Boot opgeven als hij vraagt waarom ik te laat kom?" „Ik zal dit gesprek woordelijk overbren gen", zei de heer Van Kommer. „U wilt dit gesprek woordelijk overbren gen? Hebt u een wire-recorder in werking gesteld? En zou de heer Boot u geloven als u het hem vertelde?" De heer Van Kommer zweeg sprakeloos. „U zit ln de val, mijn waarde", zei Zacha rias Jansen. „Heus, u deed het beste uw functie maar meteen aan mij over te dra gen". Toen kreeg de heer Van Kommer zijn spraakvermogens terug. „U bent ontsla gen", schreeuwde hij. „Verdwijn uit mijn kamer voor ik een ongeluk aan u bega". Zachai-ias Jansen gaf glimlachend aan dit verzoek gehoor en ging naar huis. MAAR REEDS een klein uur later reed de wagen van directeur Boot voor zijn deur en daarin zat de chauffeur van de heer Boot, die Zacharias Jansen met grote snel heid reed naar het kantoor van de direc teur. De schedel van de heer Boot straalde een onaards licht toen Zacharias Jansen binnentrad. Hij mocht plaatsnemen in een fauteuil voor het bureau, waarachter de heer Boot zetelde. De heer Boot wilde per soonlijk met Zachax-ias Jansen praten. „Want uw ontslag voltrekt zich onder zulke vreemde omstandigheden, dat ik het (Zie verder pagina 5) MET TWEE TEKENINGEN VAN POPPE DAM AVE Kent u liet sprookje van Andersen over de wind, die de uit hangborden verhing? In het Nederland van nu zou een dergelijke geschiedenis zich niet kunnen afspelen. Maar in Engeland wel, want daar ko men deze nog veel vuldig voor. speciaal bij landelijke herber gen. Het onderstaan de artikel geeft over de vervaardiging er van en de gebruikte motieven nadere bij zonderheden. Zij dan ken hun ontstaan aan de behoefte om aard en naam van de drankhuizen kenbaar te maken in de tijd dat de plattelands bevolking nog moest Ieren lezen en schrij ven. Als zovele tradi ties is deze in Enge land bewaard, ook toen de noodzaak ver viel. De beschouwing ervan leert ons aar dige bijzonderheden over liefhebberijen en levensgewoonten in vorige eeuwen. 'Illllllllllllllllllllllllllllliliililüü!! Een levendige herinnering aan de ouder wetse vorm van cricket, de koning der sporten in Engeland, op een uithangbord te Hambledon in Hampshire, geschilderd door Ralph Ellis. Vooral in het merengebied kan men Ej vele uithangborden zien, geschilderd S door Claude Harrison, die hier mei jE zijn medewerkers is afgebeeld in zijn atelier in Ambleside, Westmor- H land, waar de laatste hand aan een £E nieuw werkstuk op de ezel wordt gelegd. iiil!lll!llllllllll!lll!lll!lllllllll!llllllllllllllllllllllllllllllllilllllilllllllilliÜ (Vervolg van pagina 4) wel noodzakelijk vind mij daarvan ze!f op de hoogte te stellen", zei hij. „Inderdaad", meende Zacharias Jansen. „Hoe bedoelt u: inderdaad?" vroeg de heer Boot. „De omstandigheden zijn bijzonder intri gerend", aldus Zachax-ias Jansen. „Ik zou ze zelf opwindend willen noemen, als ze niet zo'n tragisch karakter hadden gekregen". ,.U bedoelt dat u er het slachtoffer van bent?" „Nee", zei Zacharias Jansen. „Wat mij be treft, mijnheer, komt mijn ontslag juist op tijd. Zoals het nu is, is het beter. Ik kan de catastrofe, die zich onder mijn ogen vol trekt, toch niet afwenden". „Welke catastrofe?" vroeg de heer Boot. „Maar mijnheer!", riep Zacharias Jansen, „Is het u dan niet bekend welk een gees telijke ondergang zich in uw bedrijf vol trekt?" „Nou, dat is te zeggenzei de heer Boot. „Juist, u ziet het ook", zei Zacharias Jan sen. „Het is erg, mijnheer. En het ergste is. dat we er niets aan kunnen doen. Hebt u de symptomen ook al herkend?" „Hmm", zei de heer Boot. „Ik merk van wel. 1-Iij kan het niet meer aan. Het is verschrikkelijk voor een man van zijn capaciteiten. U hebt het toch ook gezien, mijnheer? Hij gaal er aan ten gronde. Hij is op. Of is u het nerveuze, het geprikkelde, het achtervolgde in zijn ge drag niet opgevallen?" „Natuurlijk wel", zei de heer Boot, die nog steeds niet wist over wie het ging en eigenlijk een ogenblik bang was geweest, dat Zacharias Jansen hem zelf bedoelde. „De heer Van Kommer is al een hele tijd zo. Ik bedoel: hij vertoont al geruime tijd die stoornissen. U hebt wel gezien hoe begrijpend en vriendelijk wij hem tege moet getreden zijn. Hij had onze steun nodig, onze sympathie. Het is u toch niet ontgaan, nietwaar? Het openbaarde zich pas goed op die Maandagmorgen, toen ik te laat kwam. Heeft de heer Van Kommer u werkelijk verteld, dat ik hem had be- dx*eigd?" „Nee. Hij zei. dat u in zijn plaats chef wilde worden". „Ik, mijnheer Boot?" „Ja, u....". „Maar dat is verschrikkelijk. Dat is.... De eerste verschijnselen van wat de psychoanalyse ons leert te zien als achter volgingswaanzin". „O ja? Meent u....". „Ooit de psychoanalyse bestudeerd, mijn heer Boot?" „Ja, ja, natuurlijk. Ja". „Daarom is het zo bergaf gegaan. De za ken liepen verkeerd, mijnheer Boot. De zaak van u wel het meest. We heb ben nog nooit zo'n lage omzet gemaakt als deze veertien dagen. Ik kan het u met c de boeken aantonen". „Is het waar?!" MOCHT U EENS of weer eens in Enge land komen, dan moet u beslist aandacht schenken aan de uithangborden van de lan delijke herbergen. Er bestaat in Engeland een aantal schilders, de daar juweeltjes van maken. Het zijn kunstwei-ken met een ge heel aparte, modernistische, stijl met onder - schriften in prachtige eenvoudige letters. Leslie Daiken wijdt er een artikel aan in het Novembernummer van Coming Events, het officiële orgaan van de Britse toeristen bond (British Travel and Holidays Asso ciation). Men vindt de namen der taveernen terug in oude balladen en het uitspreken ex-van alleen al roept levendige voorstellingen wakker. Verwonderlijk is dat niet, want de beelden ontstonden in de dagen, toen wei nige plattelandex-s konden lezen. De enige manier, waarop de herbergier zich aan de voorbijgangers kon voorstellen, was door middel van een plaatje op een uithangbox-d: een rode leeuw, het hoofd van een koning, een dolfijn en zoveel andere zaken. De ge woonte om de uithangborden van toepasse lijke afbeeldingen te voorzien leeft tot he den voort en er zijn kunslenaai-s die zich speciaal toeleggen op het vervaardigen van prenten en onderschriften. De „Angel Inn" van Midhurst in Sussex, die uit het begin van de zestiende eeuw da teert, heeft een houten uithangbord waarop in duidelijk leesbare lettertekens de legen de van de „Pilgrim Fathers" is beschreven, die op weg naar de nieuwe wereld, waar zij vrijheid van eredienst zochten, alle herber- bergen waar zij een goed onthaal vonden op weg naar Southampton met de naam „Engel" begiftigden. De vervaardiger is Adrian Hill, die in die buurt woont. Cosmo Clark is de schilder van het uithangbord van het „Tavern at Lord's Cricket Ground" in Londen. Het voornaamste is dat de voor stelling rekening houdt met de omgeving en dat er heldere en lichte kleuren worden gebruikt op goed uitgewerkt hout. Het ge heel moet goed leesbaar zijn, niet alleen de letters, zo zegt hij. In Haddenham bij Thame in Oxfordshire woont Micael Fan-ar Bell, die op het denk beeld kwam uithangborden te gaan schil- deren, toen hij een opdracht had etiketten voor bijzondere wijnflessen te ontwerpen. Voor een industriestad in Yorkshire heeft hij een „Hare and Hounds" (Haas en hon den) vei-vaai'digd met een bijzonder soort glansvex-f op een ondex-grond van alumi- niumverf, welke samenstelling bestand is tegen rook en smook. Bell beschouwt de „Golden Hynde" (Gouden Hinde) te Ply mouth en de „Nelson" te Birmingham als zijn beste werk. In de omgeving van het kasteel van de hertog van Norfolk in Sussex kan men in de Tarrant Sti-eet te Arundel het atelier vinden van de veteraan der Engelse schil- dex-s van uithangborden: Ralph Ellis, die zijn leven aan deze oude kunst heeft ge wijd. In de Tarrant Sti-eet hangen zijn „King's Arms" en „Queen's Arms". Zijn atelier is gevestigd in het oude koetshuis van 's Konings Wapen. Hij woont in de Maltraverstreet. Ellis kent vier stijlen, die men in geheel Groot-Brittannië kan terug vinden: de heraldische, de realistische, de humoristische en de sportieve. Ellis' werk weerspiegelt niet alleen het werkzame le ven van de kunstenaar, maar heeft ook een eigen benadering van de Britse historie. Men treft er reeksen hoofden in aan van vorsten, generaals, admiraals, wapenschil den van staatslieden, emblemen van gilden bijbelse gegevens en plaatselijke legenden. In het Lake District (Merengebied) waar Wordsworth leefde en dichtte en waar ko ningin Wilhelmina graag haar vacantie doorbracht, kan de oplettende reiziger de uithangborden van E. M. Dinkel en Claude Harrison ontdekken. Harrison heeft zijn studio te Ambleside in Westmorland in een oude watermolen, die uitzicht geeft op het Windermere. Verscheidene herbergen in Kendal, de „Sun" te Windermere en de „Swan" te Grasmere, hebben zijn voorstel lingen uithangen, die kenmerkend zijn voor de landschapschilder. Het is overigens niet nieuw dat vooi-aan- staande kunstenaars uithangborden verzor gen. David Cox, die in de achttiende eeuw leefde, maakte de afbeelding die in de Royal Oak" (Koninklijke Eik" te Bettws- y-Cocd in Denbigshire in een vitrine is ten- fHE LOAD OF MISCHIEF Een vermaarde prent van Hogarth inspi reerde Michael Farrar Bell tot het uit hangbord van de man die zijn onheil torst, te vinden in BJewbury. „Ze liggen op mijn bureau. O pardon. Ik had ze daar neer gelegd, toen de heer Van Kommer mij bij zich riep om te zeggen, dat hij mij ontsloeg". „Dat is niet mooi. Een lage omzet". „Zeker niet. Het is heel betreurenswaardig voor deze tijd van het jaar. Maar misschien kunt u het nog inhalen, mijnheer". „Ja". „Alleen persisteer ik bij mijn ontslag. Ik kan onder deze omstandigheden niet lan ger de heer Van Kommer tot oorzaak van voortdurende zenuwuitbarstingen zijn. Wilt u mij het ontslag zo eervol mogelijk verlenen, mijnheer. Laten we zeggen op mijn vex-zoek". „Uw ontslag? Maar is dat nu wel nodig?" „Ik vrees van wel. We zullen de heer Van Kommer alleen van zijn waandenkbeelden kunnen bevrijden als we hem vertellen, dat ik ontslagen ben op eigen vex-zoek. Misschien dat hij dan weer de oude wordt, mijnheer Boot". „Misschien, mijnheer Jansen DOCH DE HEER Van Kommer werd niet meer de oude. De heer Van Kommer werd ook niet meer verlost van zijn „waan denkbeeld". Het waandenkbeeld had Zacharias Jansen geblazen in de schedel van de heer Boot en die schedel kon het best bevatten. De heer Boot droeg het met zoveel kracht uit. dat de heer Van Kom mer enige dagen daarna moest worden opgenomen in een zenuwinrichting. Zacha rias Jansen was de eerste, die hem daar ging bezoeken. „Wees niet bang voor mij", zei hij, toen hij zag. dat de heer Van Kommer zich vol angst oprichtte. „Er is geen reden om bang voor mij te zijn. De heer Boot heeft mij tijdelijk in uw plaats tot chef benoemd. Maar bij uw terukeer zal ik natuurlijk mijn plaats onmiddellijk voor u inruimen". Hij glimlachte toen hij dit zei en in die glimlach hei-kende de heer Van Kommer de glanzende naakte schedel van de heer Boot, waarin Zacharias Jansen zich voor eeuwig koesterde. Hij gaf een schreeuw en viel in onmacht. Een dag later was hij dood. Aan het graf van de heer Van Kommer sprak de heer Boot. In zijn schaduw stond Zacharias Jansen, een bescheiden man zonder groot spraak, die het tot chef had gebracht „De gevlekte koe" door Ralph Ellis te Littlehampton in Sussex. toongesteld. John Crome uit Norwich heeft de „Maid's Head" te Norwich en de Jolly Sailor" te Great Yarmouth geschilderd. Walter Crane, lid van de Royal Academy, maakte de „George and Dragon" (St. Joris en de Draak) te Wax-grave in Bex-kshire. Soms schilderen de kunstenaars de uit hangborden noodgedwongen. De waard kreeg het kunstwerk dan bij wijze van be taling voor genoten kost en onderdak als de gast niet in staat bleek aan zijn verplich tingen te voldoen. Dat dit meer regel dan uitzondering was bewijzen de Queen Char lotte's" die twee verschillende wanbetalers hebben aangebi-acht op de beide zijden van het uithangbord van de New Inn te Epsom in Surrey. Het Britse Genootschap van Bx-ouwers (Brewers' Society) steunt deze kunst om haar te kunnen overdragen aan de komen de geslachten. De waard van de vierhon- derdjarige „The Dove" (De Duif) in het Londense havenkwartier Hammex-smith heeft een student van zeventien jaar opge dragen zijn nieuwe uithangbox-d te schilde ren. De eigenaar van „The Dove" houdt van een praatje over de geschiedenis van de box-den, die zijn tx-ots zijn. Het jongex-e geslacht brengt zijn eigen tijd tot uiting. Te Hempstead Wigmore in Kent kan men zich verkwikken bij de „Flying Saucer" (Vliegende Schotel), die ons nageslacht eens even vreemd zal aan doen als „De Olifant en Kasteel" of „Het Vai-ken en Fluit" en de „Rose Revived" (Herboren Roos) te New Bridge in Ox fordshire.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1955 | | pagina 16