Aft ULfaeWutn Ló mteJv Aamemu-e^king, dan men denkt WOORDSPELINGEN DER NATUUR Filmversie van „Die Ratten" EN MISSCHIEN MINDER DAN MOGELIJK IS Pathetiek is anders geworden FRANSE PARAGRAAF Gemis in Parijs Vele kilometers notenbalken Muziek in blik Prljsrf spraken Het zere beein Mis verstaald ER IS WEL enig verschil tussen Gerhart Hauptmanns toneelstuk „Die Ratten" en de gelijknamige film, die onder regie van Robert Siodmak is vervaardigd. Natuurlijk moest er het nodige verschil zijn, in zoverre als de film luistert naar andere wetten dan het toneelstuk. Maar of de film nu zoveel van het toneelstuk moest afwijken, dat ze nog maar nauwelijks aan haar titel beant woordt, is een kwestie waarmee we direct raken aan de waardebepaling van beide en dan dient gezegd te worden, dat, wat men ook tegen het toneelstuk mag hebben, het in ieder geval qua sfeer en milieuschilde ring heel wat echter is dan de film, die duidelijk werd gemaakt om het verhaaltje. De film speelt zich ook niet af in 1911, het jaar, waarin Gerhart Hauptmanns stuk zijn première in het Berlijnse Lessing-theater beleefde. Een ingrijpende omwerking bracht personen en situaties over naar het huidige tijdsgewricht, ook al heeft men ge tracht hartstochten en sentimenten dezelf de te laten. Maar de pathetiek, die Haupt- manss stuk beslist niet misstond, wanneer men het ziet in de tijd van zijn ontstaan en rekening houdt met de plaats van de schrij ver in zijn dagen, die pathetiek steekt ook achter de woorden en figuren van de film van 1955 en daar schuilt de adder onder het gras. Onze taal is anders, onze pathe tiek is anders. Wij reageren anders. Robert Siodmak en zijn scenarioschrijver hebben niet kunnen beletten, dat er in de film een tweespalt is ontstaan, die gezwollen maakt en onecht, wat in het toneelstuk tenminste nog steunt op social* bewogenheid en eer lijk medeleven. Het klimaat van het toneel stuk, overgebracht naar de film, is er een waarin de dramatis personae niet gedijen. Derhalve gedijen wij ook niet. WAAR HET OM GAAT? Een jonge vrouw, met bloed besmeurd, een pop tegen zich aan klemmend, komt in de vroege Nieuwjaarsmorgen aan bij een grenspost van de Britse sector in Berlijn. Spoedig leren wij de geschiedenis van haar leven kennen. Ze verwachtte een kind, maar werd door haar verloofde in de steek ge laten. Ze vond onderdak bij de vrouw van een vrachtrijder. Uit vrees haar man te verliezen, die al jaren naar een kind ver langt, heeft deze vrouw hem wijs gemaakt dat zij in verwachting is. Ze ziet plotseling de kans zijn mooiste droom te verwezen lijken. In ruil voor een paspoort, waarmee de jonge vrouw naar het Westen kan rei zen, haar verloofde achterna, zal de vrouw van de expediteur het kind krijgen, dat spoedig ter wereld moet komen. Bij afwe zigheid van de vrachtrijder vindt inderdaad de bevalling plaats. Maar wanneer de jonge vrouw naar het Westen zal vertrekken, wil zij nog eenmaal haar kind zien. Het wordt haar belet. Nu pas voelt de jonge vrouw wat het wil zeggen, dat zij afstand heeft gedaan van wat haar het liefste is. Zij pro beert het kind te stelen, maar ook deze poging mislukt. Omdat zij te gevaarlijk wordt, poogt de broer van de expediteurs- vrouw haai* te vermoorden. Hij wordt ech ter zelf het slachtoffer van zijn aanslag en de jonge vrouw vlucht, besmeurd met zijn bloed, de pop, die zij op de kermis kreeg, tegen zich aan geklemd. Zo belandt zij op het politiebureau, waar alle betrokkenen elkaar vinden. Een uitspraak, wie nu het kind krijgt, geeft de film niet. Daar was het ook niet om begonnen. Wat men wilde laten zien was het milieu van armoede en ellende, waarin de jonge vrouw verzeild raakte, de machinaties, waarmee men probeert haar uit de weg te ruimen, haar droevig lot te midden van de ratten van de maatschappij. Het is evenwel bij die bedoeling gebleven. Wat in de film overheerst, is de tragiek van het moederschap. De hoofdpersoon is niet ae jonge vrouw, maar de echtgenote van de expediteur. En dat is slechts te wijten aan de valse milieutekening en de afwezig heid van een indringende karakterisering der sfeer, waarin de ongelukkige vrouw moest leven. Siodmak, hoe knap hij het filminstrument ook hanteert, kan ten hoog ste bewondering wekken voor zijn tech nisch raffinement, maar ontroeren doet hij niet. Hij blijft beneden- het niveau. Hij over tuigt niet. Dat was met Hauptmann anders. P. W. FRANSE Heidemarie Hatheier als de expediteursvrouw na de doop van haar aan genomen kind. Scène uit de film Die Ratten" naar het gelijknamige toneelstuk van Gerhart Hauptmann door Robert Siodmak vervaardigd en thans in ons land te zien. PARIJS, December Het is be kend dat Nederlanders goede emigranten zijn, die eenmaal buitenslands gevestigd geen moeite doen om een décor te bouwen, waarin zij hun eigen gewoonten kunnen handhaven. De gedachten Oost-West, thuis- best is in zoverre elastisch dat het thuis naar believen verplaatst kan worden, zo lang het niet naar plaatsen gaat, die van alle gemakken verstoken zijn. Niettemin zijn er enkele eigenaardigheden van het leven in Nederland, waaraan men in Parijs het gemis voelt. De meeste daarvan zouden moeilijk in een décor nagebootst kunnen worden. Bovendien zijn het er misschien niet genoeg om activiteit op te wekken. Eén ervan merkt men op als 's avonds de regen mat op de goot valt: er is geen wind. Soms is er plotseling wèl wind, die men op een lichte ochtend herkent aan de witte wolken, die overzeilen in een onrus tige blauwe lucht. Een enkele keer gaat het zelfs zover, dat zij de wandelaar in haar greep vat en het een tegenwicht geeft waar hij voorovergebogen op inloopt. Pre cies berekend is er waarschijnlijk heel wat wind in Parijs, maar het verschil tussen een karakteristiek en iets dat wel eens voorkomt, hoeft in percenten uitgedrukt maar vijf of tien te zijn. En voor iemand met Hollandse herinneringen waait het in Parijs niet. Vandaar dat het 's avonds stil is in de stad, als men niet vlak boven een drukke straat luistert. Er is af en toe wat geruis van een auto in de verte en wat getuf nog verder weg, dat aan een ander gemis herinnert, want dat is geen binnenvaartscheepje met keu rige boordiichtjes op het kanaal, maar een verlate locomotief op het dichtstbijzijnde station. Verder zijn er alleen de bijzondere geluiden, een baby die wakker geworden is, een wekker die verkeerd gezet is, of een van die daverende explosies, die iedere ware stad af en toe 's nachts moet ver duren en die bij scherp toeluisteren gevolgd lijken door nauw hoorbare kreten en ge jammer maar even later houdt men dat voor verbeelding en het komt ook nooit terug in de krant van de volgende dag. In die stilte denkt men met welgevallen aan een Nederlandse wind, die aan de ramen rammelt, het huis onder zijn pannen tast en de straat niet, zoals elders, van het ene eind naar het andere doorstuift, maar bokkesprongen maakt onderweg, vuilnis bakken en fietsers omgooit en zich ge draagt met de sportieve wreedheid van een kat. Die komt hier niet voor, de wind van Parijs doet bij haar schaarse optreden haar werk snel af en verlaat de stad aan het andere eind. 's Avonds is alles weer kalm, de wolken schuiven onopgemerkt langs de hemel als volmaakte bedienden en een .vensterluik, dat half open is blijven staan, laat niet anders horen dan af en toe een zacht gepiep. DE VORIGE KEER hebben wij de man als gezelligheidsdier behandeld. Nu is de vrouw aan de beurt. Een interessant onder werp, want u weet het: vrouwen zijn zo heel anders. Men kan dat bij wijze van on schuldig voorbeeld merken aan de conver satie. De mannen hebben altijd de politiek om over te praten. Vrouwen zijn zelf poli tiek. Mannen hebben nu (geleerden en uit vinders gaven daar met ontzagwekkende regeringssubsidies de beste jaren van hun leven voor) de H-bom gekregen als stof voor explosieve gesprekken, waarbij er steevast iemand is, die begint met te ver klaren dat hij er weliswaar geen verstand van heeft, maar dat hij er toch dit en dat of zus en zo van zeggen wil. Vrouwen kun nen precies even lang de voordelen en ge varen van de H-lijn uitmeten, waarbij er steevast iemand is, die begint met te ver klaren dat een toevallig niet aanwezige kennis van haar er weliswaar geen figuur voor heeft, maar er zich intussen toch mee in het openbaar durft vertonen. Is het u wel eens opgevallen door hoeveel eigenaardigheden het vrouwelijk spraakge bruik zich onderscheidt? Daar kan geen nieuwe spelling iets aan veranderen. Het zijn vaak woordspelingen der natuur. Zo zegt een dame altijd, dat haar sexegenoten zich in het openbaar „vertonen". Ze hebben meestal „dikke" vriendinnen figuurlijk gesproken natuurlijk, maar wie kan ons in dit geval het verschil met letterlijk uitleg gen? En mijn dierbare collega Carmiggelt heeft op een wandelgang tijdens een recep tie in een schouwburg eens de opmerking opgevangen: „Zo oud als zij er nu uitziet, zal zij wel nooit worden!" Dezer dagen hoorde ik iemand in de concertzaal zoet sappig constateren: „Zoals zij op het ogen blik rondloopt je kan beter zeggen zo rond als loopt!" Al met al doet de vrouwelijke conversa tie mij denken aan een oorlog. De overeen komst is inderdaad treffend. In het geval van een gewapend conflict worden tegen woordig eerst de steden gebombardeerd en platgeschoten. Daarna komt de overwin naar met een liefderijk programma van hulpverlening op vitale gebieden. Even ra- Een ander gemis, minder diep maar drin gender, is dat aan het broodje met vlees. Het naaste Franse équivalent daarvoor is de sandwich van het gangbare .type, die niet alleen in snack-bars maar in alle café's te krijgen is: twintig centimeter van een baguette, een stokbrood, overlangs gesne den en belegd met het ham of kaas, kaas of ham, andere mogelijkheden zijn er niet. De Fransen waarderen zo'n sandwich dan ook als een middel om zich te voeden als men geen tijd heeft om te eten. In Neder land ligt de appreciatie van het broodje met vlees natuurlijk heel anders; het is daar een luxe-uitvoering van het achtbare gerecht, de boterham. Zo komen wij tot die verrukkelijk zachte paffige broodjes, zwaar in de boter gezet, waar de lappen lever al om uit hangen, of waar de helften twee centimeter uit elkaar gehouden worden door een bloedrode koek tartaar, of waar de staartjes paling uitsteken en de gulzige eter vettig over de wang strijken. Het is op een Hollandse straat altijd een genoegen te bedenken dat men zo'n broodje voor een paar dubbeltjes in een winkeltje zou kun nen kopen. Zelfs hongerig denkt men op een Parijse straat zonder genoegen aan de lange inspanning van het eten van een sandwich ham of gruyère. Deze dingen hebben ze hier niet, even min als enkele andere. Amsterdam is daar een van, de stad waar ook niet-Amsterdam- mers zichzelf naar verwijzen als de behoef te hen overvalt om een Nederlands uurtje in hun herinnering te houden, niet alleen naar de grachten en de Westertoren, maar dicaal plegen vrouwen elkanders reputatie te vernietigen, om vervolgens op de puin hopen een klein monument op te richten. Zoals: „Zij mag dan nu op een banketletter lijken, vroeger moet zij toch een bepaald soort charme hebben gehad, althans voor mannen. v,vj VROUWEN BLIJVEN ons niettemin boeien, misschien juist omdat wij niet voor al haar uitlatingen en gedragingen een re delijke verklaring kunnen vinden. Vrouwen zijn er om bemind, niet om begrepen te worden, zei Oscar Wilde eens, in het Engels uiteraard. Dat is waarschijnlijk de reden dat er zoveel onbegrepen vrouwen zijn. Wie zelf onvoldoende in de gelegenheid is de raadselachtige roerselen der vrouwelijke ziel te bestuderen, kan ik een uiterst merk waardig boekje aanbevelen, dat dezer da gen in Amerika (uiteraard in Amerika) verscheen. De samensteller, een zekere Paul Steiner, heeft de curieuze moeite ge nomen uit tien populaire weekbladen alle berichten en anecdoten te verzamelen, die het onvoorspelbare en onvoorstelbare der vrouwelijke beweegredenen illustreren. Een paar citaten mogen dienen om u een indruk te geven van de aard der medede lingen, die gewoonlijk in onze kolommen niet voorkomen. In Toronto belde een dame het P.T.T.-kantoor op met de vraag: „Juf frouw, het snoer van mijn telefoontoestel is te lang. Zoudt u even aan de andere kant willen trekken tot ik ho! roep?" En één van de radiostations in New York kreeg een verontwaardigde brief van een vrouw als antwoord op de anti-lawaai-campagne: „Als u nu eens begon zelf wat minder hard voor de microfoon te spreken...." In Louisville werd de brandweer gealar meerd, omdat een gastvrouw versterking nodig had er waren niet genoeg mannen om te dansen. Een abonné in Oklahoma schreef aan de redactie van een veelgele zen tijdschrift voor het gezin: „De vrouw mag dan over het algemeen wat zwakker zijn dan de man, als zij het deksel van het jampotje heeft dichtgeschroefd moet men van goeden huize komen en vroeg zijn op gestaan om het ooit weer los te krijgen!" In het zonderlinge boekje, waarin al deze levenswijsheid is bijeengebracht, volgt daarop een zeer diepzinnig aforisme: „Het zwakkere geslacht is het sterkere geslacht door het zwak van het sterke geslacht voor het zwakke geslacht". Om eerlijk te zijn: ik heb maar één wer kelijk leuk verhaaltje kunnen vinden in deze bundel van honderdvijftig pagina's, in zakformaat. In een huiselijk opstel aan de redactrice van een vragenrubriek vertelde een meneer uit Tacoma, dat zijn vrouw in één van de kasten in haar kamer een hele verzameling doosjes heeft aangelegd. Som mige daarvan dienen als spaarpotjes voor geld voor de belasting, voor de huur, voor de was, voor de vacantie en voor kleding. In andere worden elastiekjes en haarspel den bewaard. Op één daarvan prijkt het etiket: „Stukjes touw te kort om ergens voor te gebruiken". Nog een citaat uit de balzaal tot besluit: „Als Minnie bloost", zei de ene muurbloem tegen de andere op de toon die men beve rig noemt, „dan is dat niet om wat er ge beurde of om wat haar werd voorgesteld, maar om de voorstelling van wat er zou kunnen gebeurenKO BRUGBIER zelfs naar de Stadionkade en de Overtoom. Na zo'n uurtje herkent men dan inder daad de goede emigrant in zichzelf: wind, broodjes, Overtoom terzijde, men hervat het werk. GERUIME TIJD GELEDEN SCHREVEN WIJ REEDS OVER DE DIEP GAANDE TECHNISCHE SAMENWERKING VAN DE NEDERLANDSE OMROEPVERENIGINGEN. THANS VESTIGEN WIJ DE AANDACHT OP DE WEINIG MINDER INGRIJPENDE COÖPERATIE BIJ DE UIT VOERING VAN HET PROGRAMMA. IN DE SAMENSTELLING DAARVAN IS ELKE OMROEP GEESTELIJK VRIJ, BIJ DE VERWEZENLIJKING VAN HET PROGRAMMA MOET MEN EEN BEROEP DOEN OP HET VEEL ZIJDIGE APPARAAT VAN DE NEDERLANDSE RADIO UNIE. IN ON DERSTAAND ARTIKEL WORDEN ENKELE ASPECTEN VAN DIT OM VANGRIJKE LICHAAM IN RADIOSTAD HILVERSUM BELICHT Uit de luidspreker stroomt het vierde pianoconcert van Van Beethoven. En de fantasierijke luisteraar in zijn fauteuil - luisteraars zitten immers altijd in een fauteuil - stelt zich voor hoe de ranke vingers van een donkerogige jonge Griekse zich over de toetsen reppen, ter wijl orkest en dirigent geheel in de ban van haar gaven begeleiden. Het geestesoog van de luisteraars is als regel namelijk net niet scherp van blik genoeg om te zien, dat op dat ogen blik in de controlekamer van een studio aan de Emmastraat in Hilversum alleen maar een magnetofoonband wordt afge draaid, waarop dat heerlijke pianocon cert in de ochtenduren is opgenomen. En hij realiseert zich al helemaal niet, dat diezelfde passage waarin de klanken van het klavier zo kristalhelder uit zijn luid spreker parelen op de voorafgaande mid dag wel zeven keer op beleefd, maar dringend verzoek van de dirigent moest worden overgedaan, omdat de soliste tel kens de aansluiting met het orkest miste noch minder zal hij begrijpen, dat het hoofd van de programmadienst van de Nederlandse Radio Unie, de heer E. Bomli, toen tegen een paar bezoekers zei: „U moet eens op die jonge dirigent letten: hij heet Bernard Haitink, is zesen twintig jaar, volgde onze dirigentencur sus, waar hij zich bijzonder onder scheidde. We hebben grote verwach tingen van hem". En op de vraag van zijn gasten, wie dan wel die pianiste teas, het antwoord schuldig bleef: „Ach, dat weet ik niet, een Italiaanse geloof ik". Men kan dat de heer Bomli moeilijk kwalijk nemen, want hij heeft meer zor gen aan zijn hoofd, zoals wel te begrij pen is van een chef over een afdeling met vijfhonderdtwintig man personeel, de sterkste in de ongeveer twaalfhon derd mannen en vrouwen werk en brood verschaffende Radio-Unie. BOVENDIEN is dat programma in prin cipe al een half jaar geleden Vastgesteld, namelijk toen de vijf omroepverenigingen de schema's van hun seizoenprogramma's indienden bij de programma-coördinatie commissie, bij afkorting P.C.C. in het vakjargon van Hilversum de Korsicanen naar de voorzitter, professor Kors ge naamd. Nadat daarop de indeling van de concerten, lezingen, revues, luisterspelen en wat er maar verder aan de aether kan worden prijsgegeven, zo was gewijzigd, dat de beide zenders eikaars tegendeel waren geworden, volgde ongeveer twee maanden voor de uitzending het uitgewerkte week- scliema (met een begroting!) waarop de zelfde correcties moesten worden toege past, maar aan de hand waarvan vooral het gebruik van de vijf orkesten, de twee koren en de toneelkern van dertig spelers en de studio's moest worden gecoördineerd. VOORTS ZIT ER aan de uitzending van zo'n betrekkelijk routineconcert maar routine mag het eigenlijk nooit worden bij de omroep toch nog wel meer vast. Daar zijn bijvoorbeeld de partituren. Die komen uit een witte villa aan de 's-Gravelandse- weg, waar de heer M. van Markesteyn de scepter zwaait over een arsenaal van twee- honderd'vijftig kisten met muziek, waarin tachtigduizend partituren tezamen der tienhonderd meter lang zijn opgeborgen. De afdeling van de heer Van Markesteyn doet trouwens meer dan muziek zo opber gen, dat ze weer terug te vinden is. Vaak worden er werken uitgevoerd welke alleen nog in zeer oude, voor moderne musici niet meer te ontcijferen partituren en teksten bestaan. Dat was bijvoorbeeld met Mozarts opera „Titus" het geval. In zo'n geval wordt zo'n antieke partituur geheel over geschreven. Tot voor kort had men daartoe een uitstekende kracht, wiens naam ove rigens veeleer zal blijven voortleven als de verdienstelijke arrangeur van een gruyi. aantal feestliederen: Willem Ciere. Blijkbaar als speciale attentie voor de Haarlemmer onder de gasten, had de heer Van Markesteyn als voorbeeld van zo'n historische partituur de in 1761 bij Johan nes Enschedé uitgegeven „Haerlemse zan gen" op een opvallende plaats neergelegd. INTUSSEN IS dat vierde pianoconcert van Van Beethoven nu wel uit. Maar wat gebeurt er nu met die magnetofoonband? Wel, die gaat van de Emmastraat naar de 's-Gravelandseweg 52, waar in de AVRO- studio de discotheek van de Nederlandse Radio Unie is gevestigd. Daar woekert de heer J. F. van Dalfsen met een staf van vierentwintig vrouwen en mannen met de weinige ruimte welke hem ten dienste staat. Ruimte, die ook elke dag kleiner wordt, want alleen al het handelsplafenbezit van de Nederlandse Radio Unie groeit jaarlijks met vierduizend platen aan. De discotheek omvat op dat moment honderdtwintigdui zend standaardplaten (78 toeren), twintig - duoizend langspeelplaten, vijfenveertighon derd eigen opnamen op grammofoonplaten en twaalfduizend banden a raison van der tig gulden per band'. De rest van de disco theek is tegen 1.700.000.verzekerd Elke plaat en band staat viervoudig in het kaartsysteem genoteerd: volgens com ponist, uitvoerende kunstenaars, titel en ook op tijdsduur. Dit laatste natuurlijk ten gerieve van de omroepers, die wel eens voor de noodzaak staan een „gat" te vullen. De eigen opnamen en magnetofoonbanden, die tot het historisch archief behoren, staan bovendien volgenis de datum van de oor spronkelijke uitzending in het kaart systeem. Tenslotte is er nog een geluiden archief ten bate van de luisterspelkern. DE PIANISTE van het vierde pianocon cert dient natuurlijk ook gehonoreerd te worden. Zij krijgt haar verdiende loon evenwel niet van de kassier van de K.R.O. onder wiens auspiciën zij optrad. De uit betaling van honorarium aan artisten ge schiedt centraal door de financieel-econo- mische afdeling van de Nederlandse Radio Unie. En niet alleen de uitbetaling, maar ook de vaststelling van de honoraria is centraal geregeld. Vroeger immers plach ten microfoonartisten de ene omroep nog wel eens tegen de andere uit te spelen om meer aan hun trekken te komen. Nu be staat er een „gouden lijst" welke scru puleus wordt verborgen gehouden waar op de omroepverenigingen in onderling overleg de beloningen hebben vastgesteld voor hun artisten. Het hier al meer genoemde pianoconcert van Van Beethoven was niet overdreven duur: auteursrechten voor de componist behoefden er niet voor betaald te worden- Was dat wel het geval geweest, dan had het bijgedragen tot de negen ton die de omroep jaarlijks aan het BUMA, het bureau dat opkomt voor de rechten van ernstige en frivole componisten, betaalt. Om het mil- lioen vol te maken komt daar nog een ton bij voor de STEMRA, de organisatie die ertegen waakt, dat er twee liedjes voor éér. cent worden gezongen. GELD EN RUIMTE: dat zijn de twee problemen waarmee de Radio Unie wor stelt. Er is geen studio of ze wordt gebruikt. Wie op een doordeweekse dag in een van de vele Hilversumse stiltekernen binnen dringt, kan altijd wel een orkest aan het werk zien. Op de weinige momenten dat dat niet het geval is, nemen de omroep- organisten de kans waar zich te oefenen. Tal van Hilversumse zalen zijn als hulp- studioruimte afgehuurd. Men werkt op trappen, overlopen en zolders. De uitbrei ding van de studio van de KRO nadert wel iswaar haar voltooiing, maar de VARA- studio aan de Heuvel laan is n og steeds maar een „bijwagen" van de AVRO-studlo: er kan vandaar namelijk niet meer recht streeks worden uitgezonden sinds de Duit sers bij hun aftocht de hoofdcontrölckamer van de VARA meenamen over de IJsel, waarachter zij spoorloos verdween. Geluk kig bezit de AVRO-studio twee van derge lijke onontbeerlijke technische vertrekken. Maar er is geen geld om te reserveren voor nieuwbouw. Er is zelfs geen geld om een ruimtebesparende minigroefinstallatie voor het opnemen van gramofoonplafen te ma ken: de Nederlandse Radio Unie is de enige omroep in Europa welke zo'n apparaat niet bezit. Het bestuur van de Nederlandse Radio Unie is tegen verhoging van de luisterbij drage, maar stelt zich op het standpunt dat de kosten van de Wereldomroep niet ten laste van de radioretributie moet worden gebracht. De Nederlandse Wereldomroep gaat straks, als haar drie zenders van hon derd kilowatt in bedrijf komen, vijf mil- lioen per jaar kosten. De vijf millioen moe ten door het gehele Nederlandse volk wor den opgebracht, omdat de Wereldomroep niet bedoeld is voor de binnenlandse luis teraars, maar een algemeen landsbelang dient, dat van wijdere strekking is dan het uitzenden van een radioprogramma. MEN ZAL GEMERKT hebben, dat wij het probleem van de programma-coördi natie in dit relaas slechts terloops hebben genoemd. Dat is natuurlijk niet aardig tegenover de heer J. B. Broeksz, omroep- secretaris van de VARA en programma commissaris van de Radio Unie. Hij heeft De meisjes van de discotheek van de Nederlandse Radio Unie zijn gelukkig nog slank genoeg öm zich in de nauwe gangetjes tussen de rekken met de rijen gramofoonplaten te kunnen bewegen. Het ruimteprobleem, waarmee de om roep in Hilversum heeft te kampen, is zeker niet het minst in de discotheek merkbaar. En elk jaar wordt de voor raad weer vierduizend platen - die men niet cadeau krijgt, maar tegen groot- handelsprijs aanschaft - groter. Opname van een studioconcert van het Radio Philharmonisch Orkest in de grote zaal van de K.R.O.-studio. Voor de dirigentenlessenaar staat de jeug dige Bernard Haitink, die zich tijdens de dirigentencursussen van de Neder landse Radio Unie als een veelbelovend orkestleider onderscheidde. bij ons bezoek aan Hilversum juist heel veel over die coördinatie gesproken en met de stukken in de hand aangetoond, hoeveel werk daarvan wordt gemaakt. Hoe de ambtenaren van de programma-coördina tiecommissie niet rusten, voor er geen en kele symphonie, geen enkele toccata en fuga, ook maar niet één tango, wals of foxtrott in één programmaweek twee keer wordt uitgezonden. Ja, dat er -zelfs wordt gecontroleerd of „Ja mijnheer, dat is mijn zuigeling" niet reeds in de voorafgaande week op het programma stond. Dat met name ae reportages in onderling overleg worden verdeeld, waarbij de vette kluifjes en de magere brokken veelal door middel van het kansspel worden toegewezen. Maar we hebben de heer Broeksz niet, of althans maar ten dele, geloofd. En tegen over zijn verslagen van de programma- coördinatiecommissie stelden wij ons pro grammablad, dat bewees, dat Sibelius wel degelijk tegenover Mozart en Ravel stond, of op een ander tijdstip, tegenover Pro- kovjev. Dat psalmen van Sweelinck lustig concurreerden met een kerkorgel-recital, dat ook wel eens lichte muziek tegenover lichte muziek stond (en dat op een uur dat het geheel niet nodig was). Tegenover de stelling van de heer Broeksz, dat men niet de coördinatie om de coördinatie moet bedrijven, maar dat het gaat om het harmonische pro grammabeeld per zender (dat wil dus zeggen per omroepvereniging!) stellen wij, dat het gaat om de gelijktijdige be vrediging van een optimale luisterbe hoefte. En dat optimum wordt niet be reikt door een zangrecital en een sym- phonieconcert als ongelijksoortige cate gorieën te beschouwen. Daarover zullen wij het wel nimmer eens worden. Hetgeen ons niet verhin dert te constateren, dat menige minuut van de 12.272 uren welke de binnen- landse omroep jaarlijks in de aether is ons intense voldoening heeft geschon ken. Dat moge hen tot troost strekken wier taak het is de veertigduizend uren studiodienst in te delen ivelke voor d~ zendtijd nodig is. J. H. BART'

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1955 | | pagina 17