Aft ULfaeWutn Ló mteJv Aamemu-e^king, dan men denkt
WOORDSPELINGEN
DER NATUUR
Filmversie van „Die Ratten"
EN MISSCHIEN MINDER DAN MOGELIJK IS
Pathetiek is anders geworden
FRANSE PARAGRAAF
Gemis in Parijs
Vele kilometers
notenbalken
Muziek in blik
Prljsrf spraken
Het zere beein
Mis verstaald
ER IS WEL enig verschil tussen Gerhart
Hauptmanns toneelstuk „Die Ratten" en de
gelijknamige film, die onder regie van
Robert Siodmak is vervaardigd. Natuurlijk
moest er het nodige verschil zijn, in zoverre
als de film luistert naar andere wetten dan
het toneelstuk. Maar of de film nu zoveel
van het toneelstuk moest afwijken, dat ze
nog maar nauwelijks aan haar titel beant
woordt, is een kwestie waarmee we direct
raken aan de waardebepaling van beide en
dan dient gezegd te worden, dat, wat men
ook tegen het toneelstuk mag hebben, het
in ieder geval qua sfeer en milieuschilde
ring heel wat echter is dan de film, die
duidelijk werd gemaakt om het verhaaltje.
De film speelt zich ook niet af in 1911, het
jaar, waarin Gerhart Hauptmanns stuk zijn
première in het Berlijnse Lessing-theater
beleefde. Een ingrijpende omwerking
bracht personen en situaties over naar het
huidige tijdsgewricht, ook al heeft men ge
tracht hartstochten en sentimenten dezelf
de te laten. Maar de pathetiek, die Haupt-
manss stuk beslist niet misstond, wanneer
men het ziet in de tijd van zijn ontstaan en
rekening houdt met de plaats van de schrij
ver in zijn dagen, die pathetiek steekt ook
achter de woorden en figuren van de film
van 1955 en daar schuilt de adder onder
het gras. Onze taal is anders, onze pathe
tiek is anders. Wij reageren anders. Robert
Siodmak en zijn scenarioschrijver hebben
niet kunnen beletten, dat er in de film een
tweespalt is ontstaan, die gezwollen maakt
en onecht, wat in het toneelstuk tenminste
nog steunt op social* bewogenheid en eer
lijk medeleven. Het klimaat van het toneel
stuk, overgebracht naar de film, is er een
waarin de dramatis personae niet gedijen.
Derhalve gedijen wij ook niet.
WAAR HET OM GAAT? Een jonge
vrouw, met bloed besmeurd, een pop tegen
zich aan klemmend, komt in de vroege
Nieuwjaarsmorgen aan bij een grenspost
van de Britse sector in Berlijn. Spoedig
leren wij de geschiedenis van haar leven
kennen. Ze verwachtte een kind, maar
werd door haar verloofde in de steek ge
laten. Ze vond onderdak bij de vrouw van
een vrachtrijder. Uit vrees haar man te
verliezen, die al jaren naar een kind ver
langt, heeft deze vrouw hem wijs gemaakt
dat zij in verwachting is. Ze ziet plotseling
de kans zijn mooiste droom te verwezen
lijken. In ruil voor een paspoort, waarmee
de jonge vrouw naar het Westen kan rei
zen, haar verloofde achterna, zal de vrouw
van de expediteur het kind krijgen, dat
spoedig ter wereld moet komen. Bij afwe
zigheid van de vrachtrijder vindt inderdaad
de bevalling plaats. Maar wanneer de jonge
vrouw naar het Westen zal vertrekken, wil
zij nog eenmaal haar kind zien. Het wordt
haar belet. Nu pas voelt de jonge vrouw
wat het wil zeggen, dat zij afstand heeft
gedaan van wat haar het liefste is. Zij pro
beert het kind te stelen, maar ook deze
poging mislukt. Omdat zij te gevaarlijk
wordt, poogt de broer van de expediteurs-
vrouw haai* te vermoorden. Hij wordt ech
ter zelf het slachtoffer van zijn aanslag en
de jonge vrouw vlucht, besmeurd met zijn
bloed, de pop, die zij op de kermis kreeg,
tegen zich aan geklemd. Zo belandt zij op
het politiebureau, waar alle betrokkenen
elkaar vinden.
Een uitspraak, wie nu het kind krijgt,
geeft de film niet. Daar was het ook niet
om begonnen. Wat men wilde laten zien
was het milieu van armoede en ellende,
waarin de jonge vrouw verzeild raakte, de
machinaties, waarmee men probeert haar
uit de weg te ruimen, haar droevig lot te
midden van de ratten van de maatschappij.
Het is evenwel bij die bedoeling gebleven.
Wat in de film overheerst, is de tragiek van
het moederschap. De hoofdpersoon is niet
ae jonge vrouw, maar de echtgenote van
de expediteur. En dat is slechts te wijten
aan de valse milieutekening en de afwezig
heid van een indringende karakterisering
der sfeer, waarin de ongelukkige vrouw
moest leven. Siodmak, hoe knap hij het
filminstrument ook hanteert, kan ten hoog
ste bewondering wekken voor zijn tech
nisch raffinement, maar ontroeren doet hij
niet.
Hij blijft beneden- het niveau. Hij over
tuigt niet. Dat was met Hauptmann anders.
P. W. FRANSE
Heidemarie Hatheier als
de expediteursvrouw na
de doop van haar aan
genomen kind. Scène uit
de film Die Ratten"
naar het gelijknamige
toneelstuk van Gerhart
Hauptmann door Robert
Siodmak vervaardigd en
thans in ons land te zien.
PARIJS, December Het is be
kend dat Nederlanders goede emigranten
zijn, die eenmaal buitenslands gevestigd
geen moeite doen om een décor te bouwen,
waarin zij hun eigen gewoonten kunnen
handhaven. De gedachten Oost-West, thuis-
best is in zoverre elastisch dat het thuis
naar believen verplaatst kan worden, zo
lang het niet naar plaatsen gaat, die van
alle gemakken verstoken zijn. Niettemin
zijn er enkele eigenaardigheden van het
leven in Nederland, waaraan men in Parijs
het gemis voelt. De meeste daarvan zouden
moeilijk in een décor nagebootst kunnen
worden. Bovendien zijn het er misschien
niet genoeg om activiteit op te wekken.
Eén ervan merkt men op als 's avonds
de regen mat op de goot valt: er is geen
wind. Soms is er plotseling wèl wind, die
men op een lichte ochtend herkent aan de
witte wolken, die overzeilen in een onrus
tige blauwe lucht. Een enkele keer gaat het
zelfs zover, dat zij de wandelaar in haar
greep vat en het een tegenwicht geeft
waar hij voorovergebogen op inloopt. Pre
cies berekend is er waarschijnlijk heel wat
wind in Parijs, maar het verschil tussen
een karakteristiek en iets dat wel eens
voorkomt, hoeft in percenten uitgedrukt
maar vijf of tien te zijn. En voor iemand
met Hollandse herinneringen waait het in
Parijs niet. Vandaar dat het 's avonds stil
is in de stad, als men niet vlak boven een
drukke straat luistert.
Er is af en toe wat geruis van een auto
in de verte en wat getuf nog verder weg,
dat aan een ander gemis herinnert, want
dat is geen binnenvaartscheepje met keu
rige boordiichtjes op het kanaal, maar een
verlate locomotief op het dichtstbijzijnde
station. Verder zijn er alleen de bijzondere
geluiden, een baby die wakker geworden is,
een wekker die verkeerd gezet is, of een
van die daverende explosies, die iedere
ware stad af en toe 's nachts moet ver
duren en die bij scherp toeluisteren gevolgd
lijken door nauw hoorbare kreten en ge
jammer maar even later houdt men dat
voor verbeelding en het komt ook nooit
terug in de krant van de volgende dag.
In die stilte denkt men met welgevallen
aan een Nederlandse wind, die aan de
ramen rammelt, het huis onder zijn pannen
tast en de straat niet, zoals elders, van het
ene eind naar het andere doorstuift, maar
bokkesprongen maakt onderweg, vuilnis
bakken en fietsers omgooit en zich ge
draagt met de sportieve wreedheid van een
kat. Die komt hier niet voor, de wind van
Parijs doet bij haar schaarse optreden haar
werk snel af en verlaat de stad aan het
andere eind. 's Avonds is alles weer kalm,
de wolken schuiven onopgemerkt langs de
hemel als volmaakte bedienden en een
.vensterluik, dat half open is blijven staan,
laat niet anders horen dan af en toe een
zacht gepiep.
DE VORIGE KEER hebben wij de man
als gezelligheidsdier behandeld. Nu is de
vrouw aan de beurt. Een interessant onder
werp, want u weet het: vrouwen zijn zo
heel anders. Men kan dat bij wijze van on
schuldig voorbeeld merken aan de conver
satie. De mannen hebben altijd de politiek
om over te praten. Vrouwen zijn zelf poli
tiek. Mannen hebben nu (geleerden en uit
vinders gaven daar met ontzagwekkende
regeringssubsidies de beste jaren van hun
leven voor) de H-bom gekregen als stof
voor explosieve gesprekken, waarbij er
steevast iemand is, die begint met te ver
klaren dat hij er weliswaar geen verstand
van heeft, maar dat hij er toch dit en dat
of zus en zo van zeggen wil. Vrouwen kun
nen precies even lang de voordelen en ge
varen van de H-lijn uitmeten, waarbij er
steevast iemand is, die begint met te ver
klaren dat een toevallig niet aanwezige
kennis van haar er weliswaar geen figuur
voor heeft, maar er zich intussen toch mee
in het openbaar durft vertonen.
Is het u wel eens opgevallen door hoeveel
eigenaardigheden het vrouwelijk spraakge
bruik zich onderscheidt? Daar kan geen
nieuwe spelling iets aan veranderen. Het
zijn vaak woordspelingen der natuur. Zo
zegt een dame altijd, dat haar sexegenoten
zich in het openbaar „vertonen". Ze hebben
meestal „dikke" vriendinnen figuurlijk
gesproken natuurlijk, maar wie kan ons in
dit geval het verschil met letterlijk uitleg
gen? En mijn dierbare collega Carmiggelt
heeft op een wandelgang tijdens een recep
tie in een schouwburg eens de opmerking
opgevangen: „Zo oud als zij er nu uitziet,
zal zij wel nooit worden!" Dezer dagen
hoorde ik iemand in de concertzaal zoet
sappig constateren: „Zoals zij op het ogen
blik rondloopt je kan beter zeggen zo
rond als loopt!"
Al met al doet de vrouwelijke conversa
tie mij denken aan een oorlog. De overeen
komst is inderdaad treffend. In het geval
van een gewapend conflict worden tegen
woordig eerst de steden gebombardeerd en
platgeschoten. Daarna komt de overwin
naar met een liefderijk programma van
hulpverlening op vitale gebieden. Even ra-
Een ander gemis, minder diep maar drin
gender, is dat aan het broodje met vlees.
Het naaste Franse équivalent daarvoor is
de sandwich van het gangbare .type, die
niet alleen in snack-bars maar in alle café's
te krijgen is: twintig centimeter van een
baguette, een stokbrood, overlangs gesne
den en belegd met het ham of kaas, kaas
of ham, andere mogelijkheden zijn er niet.
De Fransen waarderen zo'n sandwich dan
ook als een middel om zich te voeden als
men geen tijd heeft om te eten. In Neder
land ligt de appreciatie van het broodje
met vlees natuurlijk heel anders; het is
daar een luxe-uitvoering van het achtbare
gerecht, de boterham. Zo komen wij tot die
verrukkelijk zachte paffige broodjes, zwaar
in de boter gezet, waar de lappen lever al
om uit hangen, of waar de helften twee
centimeter uit elkaar gehouden worden
door een bloedrode koek tartaar, of waar de
staartjes paling uitsteken en de gulzige
eter vettig over de wang strijken. Het is op
een Hollandse straat altijd een genoegen te
bedenken dat men zo'n broodje voor een
paar dubbeltjes in een winkeltje zou kun
nen kopen. Zelfs hongerig denkt men op
een Parijse straat zonder genoegen aan de
lange inspanning van het eten van een
sandwich ham of gruyère.
Deze dingen hebben ze hier niet, even
min als enkele andere. Amsterdam is daar
een van, de stad waar ook niet-Amsterdam-
mers zichzelf naar verwijzen als de behoef
te hen overvalt om een Nederlands uurtje
in hun herinnering te houden, niet alleen
naar de grachten en de Westertoren, maar
dicaal plegen vrouwen elkanders reputatie
te vernietigen, om vervolgens op de puin
hopen een klein monument op te richten.
Zoals: „Zij mag dan nu op een banketletter
lijken, vroeger moet zij toch een bepaald
soort charme hebben gehad, althans voor
mannen.
v,vj
VROUWEN BLIJVEN ons niettemin
boeien, misschien juist omdat wij niet voor
al haar uitlatingen en gedragingen een re
delijke verklaring kunnen vinden. Vrouwen
zijn er om bemind, niet om begrepen te
worden, zei Oscar Wilde eens, in het Engels
uiteraard. Dat is waarschijnlijk de reden
dat er zoveel onbegrepen vrouwen zijn. Wie
zelf onvoldoende in de gelegenheid is de
raadselachtige roerselen der vrouwelijke
ziel te bestuderen, kan ik een uiterst merk
waardig boekje aanbevelen, dat dezer da
gen in Amerika (uiteraard in Amerika)
verscheen. De samensteller, een zekere
Paul Steiner, heeft de curieuze moeite ge
nomen uit tien populaire weekbladen alle
berichten en anecdoten te verzamelen, die
het onvoorspelbare en onvoorstelbare der
vrouwelijke beweegredenen illustreren.
Een paar citaten mogen dienen om u een
indruk te geven van de aard der medede
lingen, die gewoonlijk in onze kolommen
niet voorkomen. In Toronto belde een dame
het P.T.T.-kantoor op met de vraag: „Juf
frouw, het snoer van mijn telefoontoestel
is te lang. Zoudt u even aan de andere kant
willen trekken tot ik ho! roep?" En één van
de radiostations in New York kreeg een
verontwaardigde brief van een vrouw als
antwoord op de anti-lawaai-campagne:
„Als u nu eens begon zelf wat minder hard
voor de microfoon te spreken...."
In Louisville werd de brandweer gealar
meerd, omdat een gastvrouw versterking
nodig had er waren niet genoeg mannen
om te dansen. Een abonné in Oklahoma
schreef aan de redactie van een veelgele
zen tijdschrift voor het gezin: „De vrouw
mag dan over het algemeen wat zwakker
zijn dan de man, als zij het deksel van het
jampotje heeft dichtgeschroefd moet men
van goeden huize komen en vroeg zijn op
gestaan om het ooit weer los te krijgen!"
In het zonderlinge boekje, waarin al deze
levenswijsheid is bijeengebracht, volgt
daarop een zeer diepzinnig aforisme: „Het
zwakkere geslacht is het sterkere geslacht
door het zwak van het sterke geslacht voor
het zwakke geslacht".
Om eerlijk te zijn: ik heb maar één wer
kelijk leuk verhaaltje kunnen vinden in
deze bundel van honderdvijftig pagina's, in
zakformaat. In een huiselijk opstel aan de
redactrice van een vragenrubriek vertelde
een meneer uit Tacoma, dat zijn vrouw in
één van de kasten in haar kamer een hele
verzameling doosjes heeft aangelegd. Som
mige daarvan dienen als spaarpotjes voor
geld voor de belasting, voor de huur, voor
de was, voor de vacantie en voor kleding.
In andere worden elastiekjes en haarspel
den bewaard. Op één daarvan prijkt het
etiket: „Stukjes touw te kort om ergens
voor te gebruiken".
Nog een citaat uit de balzaal tot besluit:
„Als Minnie bloost", zei de ene muurbloem
tegen de andere op de toon die men beve
rig noemt, „dan is dat niet om wat er ge
beurde of om wat haar werd voorgesteld,
maar om de voorstelling van wat er zou
kunnen gebeurenKO BRUGBIER
zelfs naar de Stadionkade en de Overtoom.
Na zo'n uurtje herkent men dan inder
daad de goede emigrant in zichzelf: wind,
broodjes, Overtoom terzijde, men hervat
het werk.
GERUIME TIJD GELEDEN SCHREVEN WIJ REEDS OVER DE DIEP
GAANDE TECHNISCHE SAMENWERKING VAN DE NEDERLANDSE
OMROEPVERENIGINGEN. THANS VESTIGEN WIJ DE AANDACHT OP
DE WEINIG MINDER INGRIJPENDE COÖPERATIE BIJ DE UIT
VOERING VAN HET PROGRAMMA. IN DE SAMENSTELLING DAARVAN
IS ELKE OMROEP GEESTELIJK VRIJ, BIJ DE VERWEZENLIJKING VAN
HET PROGRAMMA MOET MEN EEN BEROEP DOEN OP HET VEEL
ZIJDIGE APPARAAT VAN DE NEDERLANDSE RADIO UNIE. IN ON
DERSTAAND ARTIKEL WORDEN ENKELE ASPECTEN VAN DIT OM
VANGRIJKE LICHAAM IN RADIOSTAD HILVERSUM BELICHT
Uit de luidspreker stroomt het vierde
pianoconcert van Van Beethoven. En de
fantasierijke luisteraar in zijn fauteuil -
luisteraars zitten immers altijd in een
fauteuil - stelt zich voor hoe de ranke
vingers van een donkerogige jonge
Griekse zich over de toetsen reppen, ter
wijl orkest en dirigent geheel in de ban
van haar gaven begeleiden.
Het geestesoog van de luisteraars is
als regel namelijk net niet scherp van
blik genoeg om te zien, dat op dat ogen
blik in de controlekamer van een studio
aan de Emmastraat in Hilversum alleen
maar een magnetofoonband wordt afge
draaid, waarop dat heerlijke pianocon
cert in de ochtenduren is opgenomen. En
hij realiseert zich al helemaal niet, dat
diezelfde passage waarin de klanken van
het klavier zo kristalhelder uit zijn luid
spreker parelen op de voorafgaande mid
dag wel zeven keer op beleefd, maar
dringend verzoek van de dirigent moest
worden overgedaan, omdat de soliste tel
kens de aansluiting met het orkest miste
noch minder zal hij begrijpen, dat
het hoofd van de programmadienst van
de Nederlandse Radio Unie, de heer E.
Bomli, toen tegen een paar bezoekers
zei: „U moet eens op die jonge dirigent
letten: hij heet Bernard Haitink, is zesen
twintig jaar, volgde onze dirigentencur
sus, waar hij zich bijzonder onder
scheidde. We hebben grote verwach
tingen van hem". En op de vraag van
zijn gasten, wie dan wel die pianiste
teas, het antwoord schuldig bleef: „Ach,
dat weet ik niet, een Italiaanse geloof ik".
Men kan dat de heer Bomli moeilijk
kwalijk nemen, want hij heeft meer zor
gen aan zijn hoofd, zoals wel te begrij
pen is van een chef over een afdeling
met vijfhonderdtwintig man personeel,
de sterkste in de ongeveer twaalfhon
derd mannen en vrouwen werk en brood
verschaffende Radio-Unie.
BOVENDIEN is dat programma in prin
cipe al een half jaar geleden Vastgesteld,
namelijk toen de vijf omroepverenigingen
de schema's van hun seizoenprogramma's
indienden bij de programma-coördinatie
commissie, bij afkorting P.C.C. in het
vakjargon van Hilversum de Korsicanen
naar de voorzitter, professor Kors ge
naamd. Nadat daarop de indeling van de
concerten, lezingen, revues, luisterspelen
en wat er maar verder aan de aether kan
worden prijsgegeven, zo was gewijzigd, dat
de beide zenders eikaars tegendeel waren
geworden, volgde ongeveer twee maanden
voor de uitzending het uitgewerkte week-
scliema (met een begroting!) waarop de
zelfde correcties moesten worden toege
past, maar aan de hand waarvan vooral het
gebruik van de vijf orkesten, de twee
koren en de toneelkern van dertig spelers
en de studio's moest worden gecoördineerd.
VOORTS ZIT ER aan de uitzending van
zo'n betrekkelijk routineconcert maar
routine mag het eigenlijk nooit worden bij
de omroep toch nog wel meer vast. Daar
zijn bijvoorbeeld de partituren. Die komen
uit een witte villa aan de 's-Gravelandse-
weg, waar de heer M. van Markesteyn de
scepter zwaait over een arsenaal van twee-
honderd'vijftig kisten met muziek, waarin
tachtigduizend partituren tezamen der
tienhonderd meter lang zijn opgeborgen.
De afdeling van de heer Van Markesteyn
doet trouwens meer dan muziek zo opber
gen, dat ze weer terug te vinden is. Vaak
worden er werken uitgevoerd welke alleen
nog in zeer oude, voor moderne musici niet
meer te ontcijferen partituren en teksten
bestaan. Dat was bijvoorbeeld met Mozarts
opera „Titus" het geval. In zo'n geval
wordt zo'n antieke partituur geheel over
geschreven. Tot voor kort had men daartoe
een uitstekende kracht, wiens naam ove
rigens veeleer zal blijven voortleven als de
verdienstelijke arrangeur van een gruyi.
aantal feestliederen: Willem Ciere.
Blijkbaar als speciale attentie voor de
Haarlemmer onder de gasten, had de heer
Van Markesteyn als voorbeeld van zo'n
historische partituur de in 1761 bij Johan
nes Enschedé uitgegeven „Haerlemse zan
gen" op een opvallende plaats neergelegd.
INTUSSEN IS dat vierde pianoconcert
van Van Beethoven nu wel uit. Maar wat
gebeurt er nu met die magnetofoonband?
Wel, die gaat van de Emmastraat naar de
's-Gravelandseweg 52, waar in de AVRO-
studio de discotheek van de Nederlandse
Radio Unie is gevestigd. Daar woekert de
heer J. F. van Dalfsen met een staf van
vierentwintig vrouwen en mannen met de
weinige ruimte welke hem ten dienste staat.
Ruimte, die ook elke dag kleiner wordt,
want alleen al het handelsplafenbezit van
de Nederlandse Radio Unie groeit jaarlijks
met vierduizend platen aan. De discotheek
omvat op dat moment honderdtwintigdui
zend standaardplaten (78 toeren), twintig -
duoizend langspeelplaten, vijfenveertighon
derd eigen opnamen op grammofoonplaten
en twaalfduizend banden a raison van der
tig gulden per band'. De rest van de disco
theek is tegen 1.700.000.verzekerd
Elke plaat en band staat viervoudig in
het kaartsysteem genoteerd: volgens com
ponist, uitvoerende kunstenaars, titel en
ook op tijdsduur. Dit laatste natuurlijk ten
gerieve van de omroepers, die wel eens
voor de noodzaak staan een „gat" te vullen.
De eigen opnamen en magnetofoonbanden,
die tot het historisch archief behoren, staan
bovendien volgenis de datum van de oor
spronkelijke uitzending in het kaart
systeem. Tenslotte is er nog een geluiden
archief ten bate van de luisterspelkern.
DE PIANISTE van het vierde pianocon
cert dient natuurlijk ook gehonoreerd te
worden. Zij krijgt haar verdiende loon
evenwel niet van de kassier van de K.R.O.
onder wiens auspiciën zij optrad. De uit
betaling van honorarium aan artisten ge
schiedt centraal door de financieel-econo-
mische afdeling van de Nederlandse Radio
Unie. En niet alleen de uitbetaling, maar
ook de vaststelling van de honoraria is
centraal geregeld. Vroeger immers plach
ten microfoonartisten de ene omroep nog
wel eens tegen de andere uit te spelen om
meer aan hun trekken te komen. Nu be
staat er een „gouden lijst" welke scru
puleus wordt verborgen gehouden waar
op de omroepverenigingen in onderling
overleg de beloningen hebben vastgesteld
voor hun artisten.
Het hier al meer genoemde pianoconcert
van Van Beethoven was niet overdreven
duur: auteursrechten voor de componist
behoefden er niet voor betaald te worden-
Was dat wel het geval geweest, dan had het
bijgedragen tot de negen ton die de omroep
jaarlijks aan het BUMA, het bureau dat
opkomt voor de rechten van ernstige en
frivole componisten, betaalt. Om het mil-
lioen vol te maken komt daar nog een ton
bij voor de STEMRA, de organisatie die
ertegen waakt, dat er twee liedjes voor éér.
cent worden gezongen.
GELD EN RUIMTE: dat zijn de twee
problemen waarmee de Radio Unie wor
stelt. Er is geen studio of ze wordt gebruikt.
Wie op een doordeweekse dag in een van
de vele Hilversumse stiltekernen binnen
dringt, kan altijd wel een orkest aan het
werk zien. Op de weinige momenten dat
dat niet het geval is, nemen de omroep-
organisten de kans waar zich te oefenen.
Tal van Hilversumse zalen zijn als hulp-
studioruimte afgehuurd. Men werkt op
trappen, overlopen en zolders. De uitbrei
ding van de studio van de KRO nadert wel
iswaar haar voltooiing, maar de VARA-
studio aan de Heuvel laan is n og steeds
maar een „bijwagen" van de AVRO-studlo:
er kan vandaar namelijk niet meer recht
streeks worden uitgezonden sinds de Duit
sers bij hun aftocht de hoofdcontrölckamer
van de VARA meenamen over de IJsel,
waarachter zij spoorloos verdween. Geluk
kig bezit de AVRO-studio twee van derge
lijke onontbeerlijke technische vertrekken.
Maar er is geen geld om te reserveren voor
nieuwbouw. Er is zelfs geen geld om een
ruimtebesparende minigroefinstallatie voor
het opnemen van gramofoonplafen te ma
ken: de Nederlandse Radio Unie is de enige
omroep in Europa welke zo'n apparaat niet
bezit.
Het bestuur van de Nederlandse Radio
Unie is tegen verhoging van de luisterbij
drage, maar stelt zich op het standpunt dat
de kosten van de Wereldomroep niet ten
laste van de radioretributie moet worden
gebracht. De Nederlandse Wereldomroep
gaat straks, als haar drie zenders van hon
derd kilowatt in bedrijf komen, vijf mil-
lioen per jaar kosten. De vijf millioen moe
ten door het gehele Nederlandse volk wor
den opgebracht, omdat de Wereldomroep
niet bedoeld is voor de binnenlandse luis
teraars, maar een algemeen landsbelang
dient, dat van wijdere strekking is dan het
uitzenden van een radioprogramma.
MEN ZAL GEMERKT hebben, dat wij
het probleem van de programma-coördi
natie in dit relaas slechts terloops hebben
genoemd. Dat is natuurlijk niet aardig
tegenover de heer J. B. Broeksz, omroep-
secretaris van de VARA en programma
commissaris van de Radio Unie. Hij heeft
De meisjes van de discotheek van de
Nederlandse Radio Unie zijn gelukkig
nog slank genoeg öm zich in de nauwe
gangetjes tussen de rekken met de rijen
gramofoonplaten te kunnen bewegen.
Het ruimteprobleem, waarmee de om
roep in Hilversum heeft te kampen, is
zeker niet het minst in de discotheek
merkbaar. En elk jaar wordt de voor
raad weer vierduizend platen - die men
niet cadeau krijgt, maar tegen groot-
handelsprijs aanschaft - groter.
Opname van een studioconcert van het
Radio Philharmonisch Orkest in de
grote zaal van de K.R.O.-studio. Voor
de dirigentenlessenaar staat de jeug
dige Bernard Haitink, die zich tijdens
de dirigentencursussen van de Neder
landse Radio Unie als een veelbelovend
orkestleider onderscheidde.
bij ons bezoek aan Hilversum juist heel
veel over die coördinatie gesproken en met
de stukken in de hand aangetoond, hoeveel
werk daarvan wordt gemaakt. Hoe de
ambtenaren van de programma-coördina
tiecommissie niet rusten, voor er geen en
kele symphonie, geen enkele toccata en
fuga, ook maar niet één tango, wals of
foxtrott in één programmaweek twee keer
wordt uitgezonden. Ja, dat er -zelfs wordt
gecontroleerd of „Ja mijnheer, dat is mijn
zuigeling" niet reeds in de voorafgaande
week op het programma stond. Dat met
name ae reportages in onderling overleg
worden verdeeld, waarbij de vette kluifjes
en de magere brokken veelal door middel
van het kansspel worden toegewezen.
Maar we hebben de heer Broeksz niet, of
althans maar ten dele, geloofd. En tegen
over zijn verslagen van de programma-
coördinatiecommissie stelden wij ons pro
grammablad, dat bewees, dat Sibelius wel
degelijk tegenover Mozart en Ravel stond,
of op een ander tijdstip, tegenover Pro-
kovjev. Dat psalmen van Sweelinck lustig
concurreerden met een kerkorgel-recital,
dat ook wel eens lichte muziek tegenover
lichte muziek stond (en dat op een uur dat
het geheel niet nodig was).
Tegenover de stelling van de heer
Broeksz, dat men niet de coördinatie
om de coördinatie moet bedrijven, maar
dat het gaat om het harmonische pro
grammabeeld per zender (dat wil dus
zeggen per omroepvereniging!) stellen
wij, dat het gaat om de gelijktijdige be
vrediging van een optimale luisterbe
hoefte. En dat optimum wordt niet be
reikt door een zangrecital en een sym-
phonieconcert als ongelijksoortige cate
gorieën te beschouwen.
Daarover zullen wij het wel nimmer
eens worden. Hetgeen ons niet verhin
dert te constateren, dat menige minuut
van de 12.272 uren welke de binnen-
landse omroep jaarlijks in de aether is
ons intense voldoening heeft geschon
ken. Dat moge hen tot troost strekken
wier taak het is de veertigduizend uren
studiodienst in te delen ivelke voor d~
zendtijd nodig is. J. H. BART'