Blanke pioniers aan
de Wisselmeren
ln Australië: kerstkaarten en bier
UITGESTELDE OE RMENSEN
Viering in huiselijke kring
door immigranten bevorderd
SPAANSE KERSTDANS OM MILLIOENEN PESETAS
Misschien ben je
morgen rijk....
Kunstsneeuw in de étalages
Scholieren profiteren ervan
Ook de overheid is gul
11
zijn in een verafgelegen streek. Eigenlijk
is zo'n oorlog een soort openbare sport
wedstrijd, waarbij de partijen aan strenge
spelregels gebonden zijn: „Wanneer er
over en weer enige doden gevallen zijn,
staakt men de strijd voor die dag. De
stand der verliezen aan doden en gewon
den wordt aan weerszijden nauwkeurig
genoteerd en omgeroepen. Heeft het ene
dorp drie doden, doch de tegenstander
slechts een, dan moet het gevecht de vol
gende dag voortgezet worden tot de stand
gelijk is. Is dat gebeurd, dat sluit men
vrede, maar sterft er later een der ge
wonden, dan trekt de gedupeerde partij
opnieuw ten oorlog om de rekening te ver
effenen. „Oog om oog" is de gewoonte.
Waar de „moderne oermens" woont. Uit
zicht van de Tojaitaka-berg over het groot
ste der drie Wisselmeren - het Paniaimeer.
vriendelijk mannetje, -eel aardiger dan
zijn vrouw, maar erg bang voor straf.
„Hoe ga je nu straffen?" vroeg ik de
controleur. „De wond die Peomaabi van
haar man kreeg, had niets om het lijf,
maar de geneeswijze van haar broers was
levensgevaarlijk. Als zij zqj.i zijn gestor
ven, was het de schuld van haar familie."
„Als ze blijft leven, straf ik niemand,"
zei de controleur, „maar als ze doodgaat,
krijgt haar man straf. Ik moet zodanig
rechtspreken, dat de papoea's het begrij
pen. Zolang zij niet beter weten, moet ik
de vorderingen der familieleden van zo'n
slachtoffer steunen, ook al zijn zij naar
ons idéé moordenaars."
ER ZIJN VELE van dergelijke staaltjes
in dr. Boelens belangwekkende boek,
voorbeelden die bewijzen met hoeveel tact
en omzichtigheid de blanke pioniers aan
de Wisselmeren tewerk moeten gaan om
het vertrouwen van de bergpapoea's te
winnen en te behouden. Hun emancipatie
tot „beschaafde" mensen zal slechts heel
geleidelijk verwezenlijkt kunnen worden
en de Nederlandse regering is vastbe
sloten bij die delicate taak de hoofdrol te
blijven spelen. De Nederlandse Commissie
voor Internationale Natuurbescherming
heeft deze vraagstukken uitvoerig bestu
deerde en reeds in 1938 haar mening dien
aangaande aan de regering voorgelegd. De
voornaamste aanbevelingen van haar rap
port luidden:
Het gevaar voor de Bergpapoea's schuilt
niet zozeer in onze beschaving zelf, maar
wel in een ongecontroleerd en plotseling
contact daarmee. In de eerste phase dient
het bestuur zeer terughoudend te zijn.
Ieder die het bergland betreedt, moet on
derworpen worden aan een medische keu
ring om import van infectieziekten te voor
komen. Lieden, die er niets te maken heb
ben, moeten geweerd worden. Alcohol en
verdovende middelen mogen niet inge-
voeerd worden (de Bergpapoea's kennen
geen enkele alcoholische of gegiste drank).
Het gebruik van kleding moet niet aange
moedigd worden (daar de bergvolken hun
kleren nooit wassen, schaden deze de ge
zondheid). Ondernemingen die zich in het
bergland willen vestigen, dienen zich te
onderwerpen aan beperkende bepalingen
ten aanzien van de werving van grond en
arbeidskrachten.
VRIJWEL AL DEZE wijze raadgevingen
zijn nu verwezenlijkt. Het bergland van
Centraal Nieuw Guinea is tot gesloten ge
bied verklaard, waar men niet mag komen
zonder toestemming van het gouvernement.
De enige toegangsweg het wekelijkse
vliegtuig maakt de controle hierop al
heel gemakkelijk. Ieder, die een plaats in
het vliegveld boekt, moet een geneeskundi
ge verklaring van geen bezwaar bezitten.
Alcoholica mogen niet aan de Papoea's
verkocht worden. De meeste inheemsen lo
pen nog naakt of in een touwschortje
rond. Hoewel vele bergpapoea's graag aan
de kust zouden werken, wordt dit hun om
redenen van volksgezondheid nog steeds
niet toegestaan.
Zending en missie hebben scholen en
kerken geopend voor de opvoeding der
kinderen. „Het begin is gemaakt", zo con
cludeert dr. Boelen. „De maatschappij
van de Bergpapoea zal langzaam verande
ren. Haast is daar niet bij. En als het berg
volk eenmaal zijn isolement doorbreekt,
dan zal het zich de kaas niet door anderen
van het brood laten eten daar staat zijn
nuchtere handelsgeest borg voor. Het
contact met de Westerse beschaving is in
Nederlandse handen veilig. Moge dit zo
blijven!" H. C.
Erbij van 5 Maart 1955.
K. W. J. Boelen: „Dokter aan de Wissel- 2
meren" (Bosch en Keuning N.V. te Baarn).
eigenaars in de woonhutten - en als er
een zeug sterft, voedt de vrouw des hui
zes de biggen aan haar moederborst.
De pasmunt wordt gevormd door schel
pen van een bepaalde soort, dat bij de
bergpapoea's even hevige hartstochten
ontketent als het geld bij ons. Eens heeft
het gouvernement van Indonesië uit grote
aantallen van dergelijke schelpen geïm
porteerd om het tekort aan pasmunt op te
heffen. De Papoea's maakten echter al
spoedig verschil tussen de „echte" schel
pen en de ingevoerde, die er veel te nieuw
uitzagen om veel vertrouwen te wekken.
Nog een staaltje van hun koopmanschap
verneemt de Nederlandse arts van een be
diend^ „Voor er blanken kwamen", ver
telt deze inheemse man, „waren er rond
het Tigimeer slechts drie ijzeren bijlen.
De eigenaars verhuurden ze en zijn er
schatrijk door geworden".
NIEUW-GU1NEA, ons laatste en fel-
omstreden gebiedsdeel in de Oost, is nog
goeddeels terra incognita. Honderd jaar
geleden zetten wij er voet aan land, maar
veel verder dan de moerassige kuststreek
zijn wij sindsdien niet gekomen. Het zou
1936 worden voor de marinevlieger Wis
sel op een verkenningsvlucht bij toeval
in het Centrale Bergmassief van het
eiland, de naar hem genoemde Wissel
meren ontdekte. Tot dan toe was het
hoge, ontoegankelijke bergland nog door
geen blanke betreden. Na Wissels ont
dekking echter werd men nieuwsgierig.
Men rustte een expeditie uit, die er na
onvoorstelbare moeilijkheden in slaagde
zich een pad door de maagdelijke jungle
en de verraderlijke moerassen te banen,
waarmee de bergkammen omgeven zijn.
IN DECEMBER 1937 bereikte het groep
je dapperen het gebied van de meren, dat
men tot dan toe onbewoond gewaand had.
Het vond er een dichte bevolking van
dwergachtige Bergpapoea's, die nog geheel
en al in het Stenen Tijdperk leefde. Hun
bijlen van vuursteen waren vry wel identiek
aan de primitieve werktuigen van de prae-
historische mens, die vijfhonderdduizend
jaar geleden de Europese bergholen be
woonde, maar op andere punten waren
zij zelfs hun geavanceerde rasgenoten - de
Kustpapoea's - ver vooruit. Het belang
rijkste verschil was, dat de Bergpapoea's,
hoewel onderling voortdurend in bloedige
veten verwikkeld, in de grond van de zaak
geen oorlogszuchtige wilden, maar zeer
vreedzame landbouwers waren. Zij snel
den geen koppen en aten geen mensen
vlees, maar verzorgden hun primitieve tui
nen met evenveel toewijding als de boeren
in Nederland hun landerijen.
DE EERSTE BLANKEN werden dan
ook, nadat het aanvankelijke wantrouwen
was overwonnen, met grote gastvrijheid
ontvangen. Geen wonder dus, dat het Ne
derlandse bestuur hier grote kansen zag
en reeds in 1938 aan de Wisselmeren een
bestuurspost - Enarotali - liet Inrichten.
Een van de eerste beheerders van deze
uithQek der moderne beschaving was de
controleur dr. J. V. de Bruyn - de latere
Jungle Pimpernel - en hij bleek wonder
wel met de Bergpapoea's overweg te kun
nen. Hij leerde de taal, maakte (alleen en
ongewapend) grote verkenningstochten
door zijn gebied en wist overal het ver
trouwen der stamhoofden te winnen.
De oorlog in de Pacific maakte echter al
gauw een einde aan dit veelbelovende be-
Op zijn tochten door het bergland houdt
de dokter spreekuur in de open lucht.
gin en Jungle Pimpernel moest met zijn
handvol getrouwen in de wildernis vluch
ten, vanwaar hij de Japanners twee jaar
lang onberekenbare schade berokkende.
Toen de bevrijding kwam, moest het berg
volk, uitgezogen en leeggeplunderd door de
Japanners, nog drie jaar aan zijn lot over
gelaten worden, maar eind 1947 keerden
bestuur, zending en missie er terug. De
nederzetting Enarotali werd hersteld en
uitgebreid, zij kreeg godsdienstonderwij
zers, landbouwkundigen een klein zieken
huis - en vandaar uit herbegon de paci
ficatie der Bergpapoea's.
WELK EEN bijna onmenselijk-moeilijke
taak dat was, blijkt onder meer uit het
hier onlangs besproken boek „Eenentwin
tig jaar Mitsinari" van de Franse pater
Andiré Dupeyrat een der eerste blan
ken, die onder de Bergpapoea's in (Austra-
Dr. BOELEN MERKT al spoedig na zijn
aankomst, dat hij een heel drukke praktijk
krijgt. De gezondheidstoestand der Berg
papoea's is, hun erbarmelijke vervuiling
in aanmerking genomen, redelijk goed. Be
halve framboesia (waartegen salvarsan
wonderen doet) kennen zij vrijwel geen
tropische ziekten. Malaria en geslachts
ziekten zijn er onbekend. Maar altijd
woedt er tussen de stammen en de dorpen
wel de een of andere oorlog - en dan moet
de dokter soms dagenlange afmattende
tochten door de jungle maken, om de ge
wonden op te lappen. Bij zulke tochten is
de allergrootste haast geboden, want als
de medicijnmannen de slachtoffers onder
handen genomen hebben, dan komt de
hulp van de dokter meestal te laat
Met die oorlogen is het een wonderlijke
zaak. Om het minste of geringste menings
verschil kan een conflict losbarsten, maar
meestal wachten de partijen tot de contro
leur en zijn politiemannen op tournée
lisch) Nieuw Guinea gewerkt hebben.
Thans heeft ook de Nederlandse arts dr.
K. W. J. Boelen, tot voor enkele jaren ge
neesheer, administrateur, hoofdverpleger
en manusje-van-alles in het van hout en
palmbladeren gebouwde „ziekenhuis" van
Enarotali, zijn vreemde ervaringen met
het bergvolkje te boek gesteld. Dat boek
- „Dokter aan de Wisselmeren" - is ver
uit het beste en interessantste, dat er tot
nogtoe over de samenleving dezer „uit
gestelde oermensen" geschreven is.
Dr. Boelen beschrijft eerst zijn kennis
making met de drie stammen die zijn
rayon bevolken: een ogenschijnlijk wrede,
primitieve gemeenschap, gebonden aan on
barmhartige animistische geloofsvoor
schriften. Als de heer des huizes in een
gezin bij de Moni-stam sterft, wordt zijn
weduwe soms met pijl en boog doodge
schoten. Tweelinggeboorten zijn bij alle
stammen ongewenst: een der tweelingen
wordt gedood. Ook op overspel van een
der echtelieden staat de doodstraf: het
vonnis wordt voltrokken door de eigen
familieleden. Huwelijksontrouw is dan ook
een zeer zeldzaam verschijnsel. Een ande
re barbaarse gewoonte is het afkappen
van een vingerkootje bij het overlijden
van een gezinslid.
Dr. Boelen heeft echter ook ontdekt, dat
het bergvolk, geïsoleerd als het woont,
over zeldzame handelsinstincten beschikt.
Hun grootkapitaal wordt gevormd door de
varkens, die met meer zorg behoed wor
den dan de kinderen. De vieze, bemod-
derde zwijnen slapen zij aan zij met hun
UITERAARD was dr. Boelen vooral
nieuwsgierig naar de stand van de medi
sche „wetenschap" in deze primitieve sa
menleving - en in dit opzicht deed hij
verrassende ontdekkingen. „In het verwij
deren van doorns uit handen of voeten is
de Bergpapoea een meester" zo schrijft hij.
„Met een houtsplinter of een pijlpunt peu
tert hij net zo lang, tot alle ongerechtig
heden verwijderd zijn. Wanneer ik tijdens
de tochten in een doornige struik gegre
pen had, waren het mijn dragers, die mij
behandelden".
„Ook de wondbehandelingen van deze
wilden is lang niet slecht. Geïnfecteerde
wonden worden, om de „kwade geesten"
gelegenheid tot ontsnapping te geven, breed
tot op de bodem opengelegd en dat is
natuurlijk wel gunstig voor de genezing.
Tussen de wondranden legt men bepaalde
bladeren. Ze zijn bedoeld als tampon en
de pus heeft ruimschoots gelegenheid, naar
buiten te stromen. De wond wordt verder
afgedekt met stugge bladeren en alles met
een touwtje zorgvuldig vastgebonden. Veel
behoefde ik er dan niet meer aan te doen".
Dikwijls kan de arts nog maar net op tijd
ingrijpen, zoals in het geval van een vrouw,
die bij een huwelijkse twist met haar echt
genoot een pijl in de rug gekregen had.
„De wond was niet zo ernstig, maar helaas
ging Peomaabi zo was haar naam be
ledigd „naar haar moeder terug" Haar
broers begonnen daar de „behandeling".
Zij sneden, precies zoals het hoorde, aan
de voorzijde onder de oksel door tot in de
borstholte. Toen Peomaabi in het zieken
huis te Enarotali kwam, was de wond al
drie weken oud. Iedere dag konden wij een
halve liter pus uit de borstholte schenken.
Haar broers klommen dan op het bed en
tilden haar bij de heupen op, terwijl wij
de etter opvingen. Het gat was groot. De
ribben zagen er uit alsof ze afgekloven wa
ren en spontane sluiting leek dr. Boelen
onmogelijk. „Ik besloot, de wond dicht te
naaien, maar dit vonden de broers waan
zin. Met zoveel zorg hadden ze de sne
den gelegd om de geest een uitweg te ha
nen en gezien de grote hoeveelheid pus,
die uit de wond kwam, niet zonder succes.
Nu zou ik dit zomaar ongedaan willen ma
ken. Ik redeneerde wat ik kon en slaagde
er zowaar in hen om te praten. De volgen
de morgen werd de wond inderdaad dicht
genaaid. Zes benen knopen uit het naai-
doosje van de zuster, dienden om de dra
den te beletten in het vlees te scheuren en
stevig aantrekken mogelijk te maken.
Na een week toen de draden er uit gin
gen, zag ik de broers glimmen van triomf:
de wond sprong open en een grote hoeveel
heid pus kwam naar buiten. Maar ook ik
was voldaan, de wond was heel wat kleiner
geworden en zag eruit alsof ze spontaan ge
nezen kon. En zij is genezen, dank zij
streptomycine en vooral dank zij Peomaa-
bi's sterke gestel. Niet dat zij een prettige
patiënte was: nog tijdens de genezing
dreigde zij telkens te zullen ontvluchten
om ons daarmee kralen, spiegeltjes, appels
en andere kostbaarheden af te persen.
Haar man, die wegens poging tot moord
door de politie gearresteerd was, hebben
we ook nog gezien. Het was een goedig,
(Van onze correspondent in Australië)
WANNEER DIT JAAR met Kerstmis vele duizenden
Australiërs thuis een kerstboom hebben, dan is dit te
Janken aan het millioen immigranten, dat zich hier sinds
1945 gevestigd heeft. Voorheen was deze gewoonte vrij
wel niet bekend. Althans: zij was uitzonderlijk. Men zag
de „denneboom" in werkelijkheid pijnbomen alleen
in de grote warenhuizen en op de kerstbijeenkomsten
van de kerken of op kinderfeesten. De meeste kerst
bomen waren trouwens kunstbomen en die worden ook
nu nog veelvuldig gebruikt.
Sinds de immigratie op grote schaal werd aangevat,
hebben de Australiërs zich niet kunnen onttrekken aan de
kerstvieringsgewoonten van hun nieuwe landgenoten. Nu
er op elke negen Australiërs één immigrant is, zijn er wei
nigen, die niet eens of regelmatig met „Naussies"(Nieuwe
Australiërs) in contact komen. Bovendien heeft de han
del zich van het Kerstfeest meester gemaakt. Kerst
boomversiering was er vijf jaar geleden slechts spora
disch te krijgen. En wat er was, had weinig aantrekke
lijks. Dit jaar liggen de winkels vol met geïmporteerde
kransen en slingers, ballen en kaarsen met lange brand
duur. Denemarken en Duitsland zijn er de voornaamste
leveranciers van, maar Nederland zou op dit gebied zijn
export o'ok nog sterk kunnen uitbreiden.
AL HEBBEN de Australiërs hier en daar nieuwe ge
woonten overgenomen, zij vieren Kerstmis toch op hun
eigen wijze. Hun kerstviering behoudt het kenmerkende
van het land: natuur, klimaat en ligging. De hitte (tussen
de tachtig en honderd graden of meer) maakt het on
mogelijk om rond een „gezellig" brandende kachel te
zitten. Hoewel er kunstsneeuw in de étalages ligt, valt er
om deze tijd van het jaar zelfs in de vijfduizend voet
hoge bergen van Nieuw Zuid Wales en Victoria geen
echte sneeuw. Dat is in het in een koudere klimaat
gordel liggende Tasmanië evenmin het geval. De kerst
viering is daarom vooral een feest, dat in de natuur
genoten wordt. Iedereen heeft ten minste vier dagen vrij
en trekt erop uit. Wie thuis blijft, zorgt voor lekker eten
en drinken, vooral bier. Maar zij, die naar buiten gaan,
doen dat óók. Er wordt hier ongelooflijk veel gepicknickt!
Een andere hobby is het verzenden (en ontvangen) van
kerstkaartjes. Ondanks de hitte heeft de Australiër hele
maal geen bezwaar om kaarten te verzenden met afbeel
dingen van het Kerstmannetje in een arreslee rijdende
over besneeuwde velden. Evenwel is er, onder de invloed
van de immigranten, daarin wel verandering gekomen.
Onder de ruim honderd millioen kaarten, die al in Octo
ber in de winkels en uitstalkasten der grote magazijnen
te kust en te keur te koop liggen (drie dagen vóór Kerst
mis kan men er geen enkele meer krijgen, die de moeite
van het aanzien en verzenden waard is) waren er nu
ettelijke millioenen met specifiek Australische tafereel
tjes, getekend dan wel geschilderd of gefotografeerd. Ook
is onder invloed der immigranten de werkelijk „reli
gieuze" kerstkaart meer in zwang gekomen.
Volwassen Australiërs doen net als kleine kinderen:
ze gaan er graag prat op te laten weten hoeveel kerst
kaarten ze hebben ontvangen. Frank Clune - de Austra
lische schrijver, die enkele jaren geleden Nederland heeft
bezocht en daarover een boek heeft geschreven („De
Vliegende Hollander") - liet er geen gras over groeien
toen hij in de krant las, dat een zekere meneer honderd-
vijftig kaartjes op zijn schoorsteenmantel had staan.
„Ik" - zei Clune - „heb er driehonderdachttien". Beide
„berichten" kwamen in de belangrijkste kolom op de
voorpagina van de grootste krant van Australië! U kunt
het geloven of niet, maar er worden zelfs kerstkaarten
gezonden aan honden en apen. Een aap in Cronulla
kreeg er zevenendertig en twee terriers kregen er elk
zeven.
DE KERSTKAARTEN-RAGE heeft de kerken overi
gens bezorgd gemaakt, omdat lang niet alle kaarten een
boodschap van geloof, hoop en liefde brengen. Dat
Australiërs de Kerstdagen beschouwen als een unieke
gelegenheid om zoveel mogelijk bier te verzwelgen, mag
hun vergeven worden. Het is heet in deze dagen, 's Lands
wijs 's lands eer. Er zijn echter kerstkaarten, die in de
tekst het Kerstfeest slechts rijmen met het drinken van
heel veel glazen bier: „Liever twintig dan vier". Namens
de kerken is aan de fabrikanten gevraagd het drukken
van zulke kaarten stop te zetten. Het lijkt me een rede
lijk verzoek. Bier behoeft hier, vooral in verband met
Kerstmis, niet geadverteerd te worden. In het afgelopen
jaar werd er voor meer dan anderhalf milliard gulden
aan bier, wijn en sterke drank door het Australische
keelgat gegoten, dat is vijfhonderd millioen gulden meer
dan er aan vlees werd gegeten.
In de zes hoofdsteden: Sydney, Melbourne, Brisbane,
Adelaide, Perth en Hobart, heerst op de postkantoren in
deze dagen een razende drukte, die al begonnen is in
October, doordat klaarblijkelijk onder invloed van de
immigranten het aantal postpakketten voor overzee elk
jaar groter wordt. In genoemde steden worden in de
veertien dagen vóór Kerstmis zo'n honderdveertig mil
lioen postpakketjes behandeld, waarvan in Sydney alleen
al vijftig millioen. De P.T.T. moet daarvoor achtentwin
tighonderd man extra personeel aanstellen. In totaal zijn
er bijna zevenduizend man mee bezig. Het is een stad op
zichzelf. In de rest van Nieuw Zuid Wales, waar onge
veer evenveel mensen wonen als in heel Sydney, heeft de
P.T.T. nog eens vierduizend man extra aan het werk
gezet.
OOK DE WINKELS hebben extra personeel nodig.
Voor elk der grote warenhuizen betekent dit zo'n dui
zend mannen en vrouwen, jongens en meisjes. Talloze
leerlingen van de hoogste klassen der middelbare scho
len en studenten, voor wie Kerstmis betekent dat de
grote zomervacantie is aangebroken, profiteren van deze
werkgelegenheid, die hun in vier weken tweehonderd
tot driehonderdvijftig gulden oplevert.
Een kijkje in het hart van Melbourne.
De winkels worden bestormd door kopers. De drieën
eenhalf millioen inwoners van Nieuw Zuid Wales be
steedden het vorig jaar bijna achthonderd millioen gul
den in de vier weken tot Kerstmis, ofwel tweehonderd
vijfentwintig gulden per hoofd, babies inbegrepen. Kerst
tijd is voor de Australiërs allereerst geschenkentijd. Dit
is althans de sterkste uiting naar buiten als een soort
practisch christendom. Hoe groter het geschenk, hoe
liever. Philips, die een fabriek heeft in Adelaide, kreeg
het vorig jaar bijvoorbeeld twaalfduizend bestellingen
voor radiotoestellen méér dan er geleverd konden wor
den. Eén man bestelde een vijfdelig zilveren theeservies
voor drieduizend gulden, een ander kocht een cassette
couverts (messen, vorken, lepels) voor tweeduizend gul
len. Andere kerstcadeautjes waren een diamanten speld
voor tweeduizend gulden, een blauwe bontmantel (hoe
bestaat het in deze warmte!) voor dertigduizend gulden
en een auto voor vijftigduizend gulden.
OOK DE OVERHEID is gul in deze dagen, want mili
tairen die in de kazerne of elders dienst moeten doen,
krijgen een speciaal kerstdiner. De nationale bank, die de
gulle hand van de Australiërs op een prikje kent, heeft
gezorgd voor tijdige en snelle uitgifte van een extra
hoeveelheid bankbiljetten (overigens niet gratis) tot een
waarde van driehonderdveertig millioen gulden. Het
lijkt echter alsof het vodjes papier zijn, want de Austra
liër laat ze snel uit zijn hand glippen. De bankbiljetten-
circulatie steeg het vorig jaar tot drie milliard gulden.
Zij zal nu wel daarboven uit komen.
Het Kerstfeest heeft hier zijn intimiteit verloren, als
het dit al ooit heeft gehad. Men poogt de intrinsieke
waarde ervan te herstellen, maar het lijkt wel alsof ook
dit de uiterlijke grootheid, in plaats van de kleine stilte
nastreeft: krantenondernemingen en commerciële radio
stations organiseren massale volksbijeenkomsten in
openbare parken, ivaar Kerstliederen bij kaarslicht icor-
den gezongen. In het grootste park van Sydney komen
meer dan honderdduizend mensen bijeen. Maar in het
achterland wordt Kerstmis in de eenzaamheid herdacht.
Die eenzaamheid kan overigens betrekkelijk zijn, want
een grote schapenboer met een kudde van veertigduizend
wollige dieren, telegrafeerde een warenhuis in Sydney:
„Stuur me tweehonderd cadeautjes met Kerstmis".
DONA MANOLITA heeft weer beste
weken achter de rug. Ze wrijft zich vol
daan in haar handen, waarvan de dikke
worstvingers de vele flonkerende ringen
nooit meer zullen loslaten. Meer dan
de helft van de loten voor de Spaanse
Loteria de Navidad, de Kerstloterij, is
weer de toonbank van haar kantoortje
aan de flaneerstraat van Madrid, de
Avenida de José Antonio, gepasseerd.
Haar reputatie altijd de meeste prijs
gevende loten te verkopen heeft even
als vorige jaren voortreffelijk gewerkt.
Weken voor de trekkingsdag hebben
lange rijen opkopers voor haar kantoor
gestaan en de fel begeerde gelukspa-
piertjes zijn door het hele land ver
spreid. Ook zonder de wet van de kans
rekening bij de hand te hebben begrijpt
ge gemakkelijk, dat op een zo groot
aantal wel zeer veel prijzen móeten val
len. Maar zo redeneert de Spanjaard
niet. Voor hem is de overdadig opge
tuigde Dona Manolita de personificatie
van Fortuna, zeer ten voordele van haar
omzet.
Het systeem van de loterij verschilt
in wezen weinig van het onze. Er wordt
in zeven gelijkgenummerde series ge
speeld, elk met een hoofdprijs van vijf
tien millioen pesetas - ondanks de
slechte positie van het Spaanse beta
lingsmiddel op de internationale markt
toch altijd nog zo'n slordige anderhalf
millioen gulden. De prijs van een heel
lot, tweeduizend pesetas, liegt er overi
gens ook niet om, maar er bestaan al
lerlei mogelijkheden van splitsing en
samenspelen. Het wordt zelfs als een
ereplicht beschouwd desgevraagd mee
te doen met iemand, die „dichtbij" is -
een familielid of een vriend. Dat gaat
in de regel op een bijzonder informele
manier: een krabbeltje op een visite
kaartje is al voldoende als betalings
bewijs. En dan hoeft men zich nooit
ongerust te maken of men zijn aandeel
in een eventuele prijs wel krijgt. De
Spanjaard is op dat punt over het alge-
meen volmaakt eerlijk. Er is mij eens
verteld, dat iemand, die op reis moest,
telefonisch aan een kennis vroeg een
lot voor hem te kopen. Betalen kwam
later wel, sterker nog, hij wist zelfs niet
welk nummer hij had. Toen op dit lot
„el gordo" (de dikke) ofwel de hoofd
prijs viel, bleef de vriend, die zelf ook
meespeelde, de perfecte caballero en
verzond prompt een gelukstelegramme-
tje met het aangename nieuws.
DE SPANJAARD laat zich slechts
ongaarne de kans ontnemen een dag
niet te werken, dus het behoeft geen
nader betoog, dat hij op de trekkingsdag
in zijn beste pak de straat opgaat. En
kele honderden geluksvogels hebben
een plaats kunnen veroveren in de zaal
van de Rijksmunt, waar de met num
mers gevulde trommels staan opgesteld
De millioenen andere gokkers kunnen
echter van het begin af de ceremonie
volgen, als zij maar zorgen in de buurt
van de radio te blijven. Zenuwachtig
van spanning kloppen zij vrienden op
de schouder: „Straks ben je misschien
rijk!" Niemand zal het ooit wagen zijn
eigen hoop op fortuin uit te spreken -
dat brengt immers ongeluk.
De tweehonderd boffers zitten in de
trekkingszaal op hun nagels te bijten.
Zij hebben hun voorrecht te danken aan
een paar briefjes van honderd pesetas:
altijd zijn er wel mensen te vinden, die
soms drie dagen voor hen in de rij gaan
staan.
Met de komst van een groepje kna
pen in het keurige uniform van het
Madrïleense college San Ildefonso daalt
het gekwetter van de stemmen tot een
nerveus gemurmel. De trommels draaien
rond, een jongen doet een greep. En
dan klinkt zijn hoge stem zangerig en
melodieus door de nu stille zaal en al
len, die zich aan de luidspreker ver
dringen, horen het mee: „Quarenta y
seis mil trescientos cincuenta y ocho -
zesenveertig duizend driéhonderdachten-
venftig! Ergens in Spanje slaakt iemand
een kreet van vreugde en hij zwaait
met een papiertje. Hij gooit er royaal
een rondje tegenaan, ook al weet hij,
dat de hoofdprijs zijn deur weer voorbij
is gegaan.
„Catorce mil novecientos diecinueve -
veertienduizend negenhonderdnegen
tien" zingt de luidspreker. In de Posada
del Mar aan de José Antonio, waar ik
even verbeten als de anderen op mijn j
papjertje kijk, hangt de verwachting
trillend in de rokerige lucht. De jon
gensstemmen vallen telkens in een on
natuurlijke stilte en onmiddellijk na de
aankondiging van een nummer golft het
geluid van stemmen weer door de zaal.
Als met enige plechtigheid het num
mer van de hoofdprijs wordt bekend
gemaakt, duurt de stilte een seconde
langer. En dan ontlaadt zich de teleur
stelling in gelach en luidruchtige op
merkingen, waarin een ondertoon van
zelfspot zit: nou ja, wie had er nou op
zo'n geluk gerekend
HET MADRÏLEENSE leven herneemt
zijn gewone loop, maar gewerkt wordt
er die dag alleen door de mannen van
de openbare diensten en door de kell-
ners! En men rukt de krantenverko
pers de avondbladen uit de hand om
te weten wie de geluksvogels zijn, die
de vijftien millioen mogen incasseren.
In 1954 viel de hoofdprijs als een bom
temidden van de rustige dommelende
leden van het Circulo de Bellas Artes
in Madrid, de sociëteit van zeer voor
aanstaande figuren. Een bijkomstig ge
lukje was, dat zij het nummer in alle
zeven series in hun bezit hadden. Een
van hen was de beroemde torero Luiz
Miguel Dominguin, al meerdere malen
millionnair en niet in pesetas, maar in
keiharde dollars. De heren kregen dus
- had u het ook al uitgerekend? - tien
en een half millioen gulden te verdelen.