Materiële vloedgolf blijft stijgen INTERNATIONALISATIE VAN SPECIALISMEN IN DE MODERNE BEELDENDE KUNST HARTSTOCHTELIJK PLEIDOOI IN FELLE, SPITSE LETTERS IN EEN ARMZALIG KERKJE STAAT DE MOOISTE KRIBBE Kerstrapport uit Amerika r Een meisje uit het volk v SJLlfycAelh eft lk eft dt btayuiiiketi Wie moeten er weg? „Zelfstandig koken" DOOR GUUS VLEUGEL (Van onze correspondent te Washington) HET KERSTGETIJ komt weer opzetten en het lijkt wel een geweldige spring vloed. De krantenjongens zeulen zich half dood met al die dikke bundels papier vol advertenties. De warenhuizen hebben hor den van tijdelijke verkoopsters aangeno men, die van toeten noch blazen weten en op het postkantoor moet men lang wach ten, omdat menigeen al vroeg begint kerst pakjes te versturen. Hulde overigens aan de Amerikaanse posterijen. Ieder jaar krijgt de postbode meer te sjouwen. Ieder jaar neemt de stroom van kerstkaarten en cadeautjes nog toe. Amerika is het rijkste land ter we reld. Nog nooit is enig land zo welvarend geweest, nog nooit heeft enige bevolking ter wereld zo overvloedig gegeten, nooit nog was ergens het materiële bezit zo groot. De postbode kan het iedere avond aan zijn armen en benen voelen. DIT KERSTRAPPORT uit Amerika wil niet cynisch of schamper zijn. Men is hier in de dagen rond Kerstmis bijzonder aardig voor elkaar. Wel worden veel pakjes en kaarten verstuurd uit „verplichting" maar als er geen oprechte genegenheid, vriendschap en liefde bestonden, zou de post toch veel minder te dragen hebben. De enige verzuchting in dit artikel zal zijn: „Het is teveel van het goede". Te veel, vooral in materiële zin. De overvloed van dit land vergt met Kerstmis zoveel ruimte, zoveel inspanning en zoveel tijd, dat de rustige zorgvuldigheid in het ge drang komt. Om rustig en met liefde iets moois en goeds uit te zoeken voor de en kelen in dit leven, waar men waarlijk van houdt, daar is nu eenmaal tijd voor nodig. En hoe kan men dat doen, wanneer er nog tweehonderd kerstkaarten de deur uit moe ten, wanneer men nog twee keer „open house" houdt met „egg-nog" die niemand meer zien kan en wanneer men alle ca- deaux moet kopen voor het hele kantoor? Lang geleden heeft William Dean Ho- wells zijn verhaal „Iedere dag Kerstmis" geschreven. Misschien herinnert men zich de historie wel. Een klein meisje was zo verrukt van de kersttijd met alle cadeaux en lekkernijen, dat zij aan de Kerstfee vroeg of het voortaan iedere dag Kerstmis kon zijn. De Kerstfee wilde daar voor een jaar de proef wel eens mee nemen en de gevolgen waren zoals ieder verstandig mens zich kan voorstellen allerver schrikkelijkst: het land werd ontbost, om dat alle kerstbomen gekapt werden, de prijs van de kalkoenen liep op tot duizend dollar per stuk en cranberries werden evenveel waard als diamanten, iedere maag raakte van streek, de kerstpaketten puilden de huizen uit en de politie moest de bur gers eenvoudig dwingen om de cadeautjes weg te vegen van de trottoirs. Iedere dag Kerstmis was kennelijk te bar. Maar thans stijgt de materiële vloed golf in December zo hoog, dat men nu en dan de opmerking hoort: één keer per jaar Kerstmis is toch eigenlijk een beetje te veel van het goede èn van het kwade want de kerstuitgaven nemen steeds maar toeReeds thans adverteren de banken hun „kerstspaarpotten" voor 1956. Maar laten we de zaak niet te somber zien. Zowel geven als ontvangen kan heel plezierig zijn. Mits men de boeken, die men krijgt, maar kan lezen voor volgend jaar December, mits men maar tijd heeft om alle langspeelplaten althans één keer rustig te beluisteren, mits men maar tijd heeft en rust daar komt het eigenlijk op neer. En het gevaar is, dat de materiële wel vaart, die overvloed van dingen en ma chines, tijd en rust verslindt. Wint men tijd met een auto? Het lijkt zo. Maar als men geen auto had, zou men waarschijn lijk meer thuis blijven. Men verrijdt en vervliegt uren, dagen, maanden, jaren.... Is geld dan iets slechts? Een rijke Ameri kaan had onlangs waarom eigenlijk behoefte zijn rijkdom te verdedigen. Hij zei me: „Geld is niet zo belangrijk. Maai de dingen die je er voor kopen kunt, daar gaat het om". Ik sprak hem maar niet te gen. Hij kocht mooie dingen voor zijn geld en deed veel goed met zijn rijkdom. Maar met Kerstmis mag men bij uitzondering wel wat moraliserend zijn en eigenlijk is het toch zo, dat vooral dat belangrijk is, wat niet voor geld te koop is. Wij halen gelukkig nieuwjaar. DIT JAAR wordt Londen opnieuw aan Dickens herinnerd door een tentoonstel ling van historisch geworden poppenhui zen, afkomstig uit tal van landen. Er zijn ook inzendingen uit het Rijksmuseum te Amsterdam en het Centraal Museum te Utrecht gekomen. Kerstmis en Charles Dickens behoren bij elkaar. Terecht wordt Engelands grootste romanschrijver de „Apostel van het Kerst feest" genoemd. Hij heeft namelijk krach tig bijgedragen tot de herleving van de Kerstviering in de materialistische tijd, waarin hij leefde, toen de zin van barm hartigheid dreigde verloren te gaan. Als zijn beroemdste Kerstverhaal moet „A Christmas Carol" (Een Kerstlied in proza) worden genoemd, dat enkele dagen vóór Kerstmis 1843 het licht zag en dat aan millioenen de boodschap van naastenliefde bracht. Het is een sprookje voor volwas senen zo goed als voor de jeugd DIT WAS DICKENS' eerste Kerstver haal en hij legde er al de warmte van zijn gemoed in. Dezer dagen bladerden wij in het originele manuscript, dat met spitse letters dicht opeengedrongen is geschreven. Men voelde hoe Dickens met felheid en hartstocht zijn pleidooi voor de goeder tierenheid had neergepend. Het verhaal was enkele weken voor Kerstmis van het jaar 1843 gereed. Zelf gaf hij daarop, bevrijd van de druk, een klaterend Kerstfeest, van zeldzame uitbun digheid, waar allerlei litteraire beroemd heden zijn gasten waren. Illlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll llllllllllllll||||Ii"l!ril-l"ll"(ll!ll!lllll,lll||!|||||||||||i|||||illllllil||||!llll!ll||||||||||||!!llll||||||||||||||||||||||||||||!|||||||||||||||f|||||!|||||||||||i|||l|| HUIK,ill,HM,„1,1! primitieven te denken, waarop Maria en haar kind het enige middelpunt vormen en waar een stemming heerst, die niet van deze wereld is. Een zelfde ingetogenheid en stilte treft men ook in de bergen aan, bijvoorbeeld in de ver afgelegen dorpjes van Tirol, waar de bewoners tijdens de lange wintermaanden bijna geheel zijn inge sneeuwd, zodat zij vrijwel van de buitenwereld zijn af gesloten. Evenals de bevolking van Oberammergau in het naburige Beieren is het bergvolk van Tirol beroemd om zijn houtsnijkunst en vooral om de prachtige kerst groepen, die hier worden gemaakt. Het houtsnijden is er een oud handwerk, dat in de lange winteravonden wordt beoefend en dat generaties lang van vader op zoon werd overgeleverd. Er is hier geen sprake van massaproductie. Ofschoon er voor bepaalde figuren wel algemene traditionele vor men vaststaan, toch wordt elk beeldje telkens opnieuw ontworpen en afzonderlijk uitgevoerd. Men gebruikt er ZEKER, ik houd van de drukke Italiaanse kerstgroepen, die er als hele dorpen uitzien en die in de trant van luidruchtige toneeldécoraties zijn opgebouwd. Het kerst gebeuren zelf raakt er weliswaar bedolven onder een overdaad aan huisjes, bruggetjes, molens, bergen, ravij nen en watervallen, maar ik begrijp ten volle dat Ita liaanse kinderen en ook volwassenen hun ogen uitkijken op zo'n „presepio artistico" - op zo'n gemechaniseerde kerstgroep, waar alles zich beweegt, waar het water stroomt, de molens draaien en waar timmerlieden, schoenmakers, houthakkers en spelende kinderen met stramme bewegingen druk in de weer zijn. Als product van de speelse en levendige fantasie der Italianen kan men zo'n kerstgroep uit Napels werkelijk mooi noemen, omdat het echte volkskunst is. Andere volken zien het kerstgebeuren echter geheel anders, in overeenstemming namelijk met hun karakter. W# behoeven slechts aan de ontroerende en verstilde kerstpanelen van de Vlaamse het zachte lindenhout voor, dat zich bijzonder leent voor het afwerken van de fijnste en teerste onderdelen, vooral van handen en gelaat. In sommige gevallen is een heel gezin bezig met zo'n kribbe, dan weer treft men een teruggetrokken boer of herder aan, die helemaal alleen alle beeldjes stuk voor stuk ontwerpt en afwerkt. Meestal zijn het de mannen en jongens, die de beeldjes snijden en die bij het ontwerpen van de koppen bij voorkeur naar een levend model zoeken. Het gelaat van een oude herder bij de kribbe vertoont dan de trekken van de grootvader, terwijl men in het profiel van Maria som tijds het stille buurmeisje herkent, dat een openbaring is van prille, nauwelijks ontloken schoonheid. De vrou wen en meisjes zorgen gewoonlijk voor de afwerking, want ze hebben een fijn gevoel voor kleuren. Toch polychromeren zij de beeldjes telkens anders, maar al tijd met een verbluffende zekerheid voor kleurenharmo- nie. Wanneer dan zo'n kerstgroep klaar is, meestal be staande uit een beperkt aantal beeldjes onder een schuinliggend dak, dan staat men voor een uiting van stille devotie en van zwijgende eerbied. De stilte en de ingetogenheid, die al die winteravonden in de rustige berghutten heeft geheerst, schijnt nu op de kerstgroep te zijn overgegaan. Eigenlijk is het niet zo verwonderlijk, dat de fantasie van deze eenvoudige bergbewoners zo vertrouwd is geraakt met het kerstgebeuren, want hun leven lijkt in grote lijnen op dat van de herders. Zij weten hoe een lam, een os en een ezel er uitzien. Zij kennen de oor spronkelijke en natuurlijke blijdschap om de geboorte van een kind. In een stal voelen zij zich thuis. En vooral: zij kennen de wonderlijke sterrenhemel bij nacht, vol geheimen, ze geloven aan het bestaan van engelen, aan het kerstmysterie en het ongelooflijke dat hemel en aarde elkaar in een stal hebben ontmoet. Ze weten met onfeilbare zekerheid, dat van dat ogenblik af de blijde boodschap over de wereld is gegaan, waaraan ook zij deelachtig zijn geworden. De kerstkribbetjes, die hier in de bergen van Tirol ontstaan, zijn daarom stuk voor stuk kleine kunstwerken, die in de stad en vooral in het buitenland veel geld opbrengen - veel meer dan de ont werpers eelf er voor krijgen uitbetaald. EEN VAN DE MOOISTE kerkgroepen uit Tirol bevindt zich in een arme volkswijk van Wenen, namelijk vlak tegenover het geweldige gebouwencomplex van het Karl-Marx-hof, in een onaanzienlijk kerkje, dat men volslagen over het hoofd ziet, wanneer men er voorbij rijdt. Oorspronkelijk was het een werkkeet en daarna een barak, die tenslotte door een idealistische zieleherder werd opgekocht om vandaar uit de stille strijd aan te binden tegen de materialistische levensbeschouwing. Het kerkje wordt bijna gekraakt tussen dit kolossale huizen complex, dat er niet alleen als een ongenaakbare vesting uitziet, maar dat inderdaad ook als zodanig werd ge bouwd. Men denke slechts aan de noodlottige revolutie van 1934, toen Dollfuss gedwongen werd met kanonnen tegen dit bolwerk op te trekken, omdat het van boven tot onder met machinegeweren was bewapend. Aanvankelijk leek het onbegonnen werk om in dit bas tion ook maar een kleine bres te slaan en de aandacht te vragen voor de blijde boodschap. Maar ondanks de verdrukking staat het kerkje er nog altijd en wat meer zegt: het heeft de mooiste kerstkribbe van Wenen ge kregen. De ontwerper is Joh. Peschke, van oorsprong een Tiroler, die nog met de traditie van de houtsnijders verbonden is en die dit kunstwerk kon voltooien, omdat hij uit deze rijke bron put. Naar dit armzaligste kerkje van Wenen komen niet alleen de kinderen, maar ook hun ouders en andere volwasse nen, want elk jaar gaat het gerucht door het Karl-Marx- hof, dat er op de feestdagen in de Kersttijd liederen door de „Sangeknaben" worden gezongen. De mooiste kribbe en het beste jongenskoor - die verleiding is te groot voor de kunstlievende en muzikale Weners, ook al noemen zij zich communisten. Het is er koud, maar de bezoekers zijn trots op „hun" kerstgroep. Eerst zitten ze nog on wennig in de banken, maar ze zijn al spoedig gerust gesteld, wanneer ze een paar buren herkennen, die ook naar de „Sangerknaben" zijn komen luisteren. Wanneer het jongenskoor tot slot „Stille nacht" heeft gezongen, het prachtige kerstlied, dat eveneens in Oostenrijk is ontstaan, dan trekken de kinderen hun ouders mee om de kribbe te gaan bekijken en dan ontdekken deze een voudige arbeiders niet alleen de schoonheid van dit kunstwerk, maar tevens een wonderlijke overeenkomst: het povere kerkje met zijn prachtige schat lijkt op de stal van Bethlehem, die even arm was en toch zo rijk. Zij richten hun ogen op het Christuskind en dan vooral op die ontroerende Maria, die hier werkelijk is uitge beeld als een jong meisje uit het gewone volk, met haar mooi gevormde handen en vooral met dat ingetogen en zuivere gelaat, zoals de kunstenaar het ergens in de bergen van Tirol zal hebben ontmoet. In een hoek staat, ongezien, de zieleherder met een glimlach van geluk om de mond - evenals Jozef, die zich in de stal ook op de achtergrond hield. Prof. dr. W. GRIETEMANN. O AMSTERDAM, December. In deze week voor Kerstmis begin lk ieder jaar weer aan een van de wreedste tijdverdrij- ven, waar de twintigste eeuwse mens zich geregeld mee moet bezig houden. In het kort en het net gezegd, komt het neer op het overschrijven van de adressen uit de oude zakagenda in de nieuwe. Zo kan men het zeggen, maar het is onvolledig. Het laat dat hele, ingemene en wrede denkproces, dat hierbij betrokken wordt, buiten be schouwing. Dat denkproces, wie weet het niet, wordt vereist voor het noodzakelijke werk der eliminering. We hebben tijdens het afge lopen jaar weer zoveel mensen ontmoet, zoveel kennissen gemaakt, zoveel relaties gekweekt. En iedere keer na zo'n ontdek king dachten we: dit is een aardige man, of een nuttige man, of een charmant echt paar of een begrijpende vrouw. Als men dit denkt, is dat al meer dan voldoende aanleiding om de betrokkene een plaatsje te geven in de adreslijst. Misschien schen ken we dat plaatsje nog niet na de eerste ontmoeting, maar na een tweede keer wordt het toch bijna onvermijdelijk. Dan denk men: laat ik het er nu in schrijven, anders ben ik de volgende keer zeker dat papiertje met zijn adres kwijt, dat nu al ergens tussen de rekeningen (onbetaald) in mijn portefeuille zit. Dat is het moment, waarop de problemen van later worden geboren. Want in die laatste week voor Kerstmis, vind ik ieder jaar weer een overvol adres lijstje in mijn agenda. En ik weet, dat ik het volgend jaar weer zoveel nieuwe men sen zal willen opschrijven, dat ik onmoge lijk met een al volle lijst kan beginnen. Er moet dus geschrapt worden. Maar moeten nu al die nieuwe kennissen en vrienden en relaties er aan geloven? Neen. want som migen zijn echt de moeite waard gebleken. Degenen, die na twee ontmoetingen in het boekje zijn gekomen en daarna eigenlijk geheel vergeten, gaan er het eerst aan. Dal is nog betrekkelijk eenvoudig en kost wei nig hartzeer. Maar vervolgens komen de oudere kennissen, de mensen die al vijf of soms zelfs tien jaar op een ereplaats heb ben geslaan en door het jaarlijkse elimina- tiewerk steeds hoger naar boven zijn ge schoven. Maar doen zij eigenlijk nog ter zake? Zien we hen nog, schrijven we el kaar, doen we zelfs maar de groeten via wederzijdse betere kennissen? En die rela ties hebben we daar nog iets aan, heb ben ze hun waarde eigenlijk al niet lang geleden verloren? Ja, eigenlijk wel. Maar om ze dan te schrappen is weer een ge duchte stap verder. Dat betekent toch wel de werkelijke breuk. Er moet dus gewikt worden en gewogen als door een rechtbank. Van Dommelen moet er uit worden ge schopt, of Kareis of Dupont maar Van Dommelen is toch eigenlijk wel de moeite waard, ook al hebben we hem dan in bijna drie jaar niet meer gezien of van hem ge hoord. Kareis daarentegen is wel amusant, als men bereid is een hele avond op twee voortreffelijke opmerkingen te wachten, maar hij woont nu in Den Haag en zelfs als men daar is, heeft men nog nooit de neiging gevoeld naar hem toe te gaan. Nee, eigenlijk is Dupont toch de beste candidaat voor het sneuvelen, hoewelmijn vrouw heeft nu al vier of vijf keer gezegd, dat we toch nodig de Duponts weer eens moeten vragen. Ziet u. dat zijn de moeilijkheden. Het is wreed werk en langdurig en het maakt een beetje melancholiek. Daarom doe ik het altijd zo vroeg. Dan ben ik alle leed tegen Oudejaarsavond weer vergeten. En ik vind niets zo erg als sombere lange gezichten op Oudejaarsavond, allen geschaard om de pagina van de krant die gevuld is met folo'tjes van hen, die van ons heengingen. Trouwens, ik heb tenslotte maar besloten dat zowel Van Dommelen als Kareis, als Dupont moeten heengaan. Wég uit mijn Zakagenda-voor-de-Moderne-Mens-1956. A. S. H. 1 AAN DE reeds lange reeks kookboekjes is door de N.V. uitgeverij Nijgh en Van Dilmar te Den Haag opnieuw een werkje toegevoegd, dat zich in niets kan onder scheiden van alle andere geschriftjes op het gebied van de kookkunst. Dit keer is het er een van mevrouw J. A. van Ditmars- Hokkeling: het kleine kookboek heet spe ciaal bestemd te zijn voor verloofde meis jes en kamerbewoonsters. Een soort aan loopje tot het huwelijk dus, waarbij op za kelijke wijze het goochelen met pannen en voedingsmiddelen wordt uitgelegd. Van aanmerkelijk beter gehalte is het bij dezelfde uitgeverij verschenen boekje „Zelfstandig koken". Dit gaat nu reeds de twintigste druk beleven. De dames H. J. van Deinse-Postma en A. Ch. H. de Vries hebben tezamen destijds een vrij overzich telijk en uitgebreid kookboekje geschre ven, dat thans opnieuw door mej. H. Dol- ders bewerkt is. Men heeft zich daarbij vrijwel alleen toegelegd op niet te kost bare recepten en de schrijfsters zijn hierin zeker geslaagd. Bovendien getuigen de be schrijvingen van kennis van zaken. DAT IN HET Stedelijk Museum gelijktijdig (tot 2 Januari) werken van Karei Appel, Japanse calligrafie en tekeningen betrekking hebbend op Hirosjima 1945 tentoongesteld worden, is vermoedelijk geen toeval. Het verband wordt duidelijk als men bedenkt, dat er mensen zijn die Appel wel de schilder van het atoomtijdperk zouden willen noemen. Tussen de ontwikke- Karel Appel: „Sprong in de ruimte" (1953) ling van de kunst van de Japanse calligrafie in de laatste jaren en die der moderne Westerse beeldende kunst, uitgekomen op abstract en experimenteel gebied, zijn vergelijkingen mogelijk. Allereerst dan iets over Hirosjima 1945. Een Japans echtpaar, Tri Maruki en zijn vrouw Toshiko Akamatsu, is onder indruk van de ramp, die de atoombom over Hirosjima bracht, begonnen met een grote tekening die deze ramp verbeelden wil. Iri Maruki is schilder naar Japanse traditie, zijn vrouw werkt naar Westers voorbeeld. Hun gemeenschappelijk resultaat, een deel van het door hen zich voorgestelde geheel, heeft zowel iets Westers als Japans gekregen. De gruwelijkheid der voorstelling voorzover mogelijk voorbijgezien, is het een fraaie synthese van twee stijlen. In de door het Stedelijk Museum uitgegeven inleiding wordt verteld van de moeilijkheden, die dit schilderspaar had en heeft met dit werk. Practische: hun atelier was te klein, waardoor ze gedwongen waren dit werk in gedeelten te doen. Daarmee ontstonden dus ook artistieke problemen. Het gewenste geheel was moeilijk te overzien. En dan het allervoornaamste: het geestelijke probleem. Is deze weliswaar door mensen opge roepen verschrikking iets, dat door mensen in een kunstwerk verbeeld kan worden? Naar gevoel is er in ieder geval een in drukwekkend kunstwerk ontstaan naar aanleiding van ver halen over deze ramp. Qua voordracht is dit werk niet een resultaat van het atoomtijdperk, als men hier van zou willen spreken. Veel eer kunnen we van mening zijn. dat het werk der expe rimentelen uitdrukking geeft, met eigentijdse middelen, aan wat we voelen onder de indruk van de nieuwe, vrijgekomen krachten. Het is de verschrikkelijke kant daarvan, die zich op dringt aan de verbeelding. Wat daarmee aan goeds verricht wordt, moeten we nog zien. Zo is er eveneens nog weinig te zeg gen van wat er van de kunst van een Karei Appel of een Constant overblijft. De laatste, bewogener en menselijker van aard dan Appel, heeft groter aandacht geschonken aan de hou ding, die een kunstenaar in deze tijd dient in te nemen. Appel is animaler. Een echt „schilderdier" zou men hem kunnen noe men als men in zijn krachtpatserij schilderen kan zien. Met dikke kwakken verf, gestreken van palet of plamuurmes of geknepen uit de tube, vult hij zijn doeken, die meestal sterke overeenkomsten vertonen met kindertekeningen. Het is al eerder vertoond dat men, ziek van de ontwikkeling in de wereld, een nieuw beginnen zocht door alle traditionele waarden overboord te gooien of door zich de kunst van primi tieven ten voorbeeld te stellen. De vergrote kindertekening, door volwassenen gemaakt, is dan iets nieuws. In ieder geval zo nieuw dat Appel er een enorm succes in het buitenland, met name in Frankrijk en Amerika, mee behaalde. Het is de vraag of Appel nog steeds denkt aan dit uitgangspunt. Ik geloof het niet. Hem is een bepaalde uitdrukkingswijze, waarmee hij zijn gevoelens vertolkt, eigen geworden en met werkelijk bewonde renswaardige werkkracht gooit hij de verbeeldingen op het doek. Een te waarderen kleurgevoel heeft zich bij hem zeker ont wikkeld. Er is een natuurlijk gegroeide samenhang tussen kleur en verfmaterie. In strakker neergezette en dunner geschilderde verfvlakken zou dit werk zichzelf misschien overschreeuwen, hetgeen naar mijn inzicht nu niet het geval is, mede dank zij de schaduwgevende verfranden. Het uitgangspunt echter; de kindertekening, de schutting, doen mij twijfelen bij de vraag of dit werk nog een toekomst heeft, of de door velen vermeende waarde bevestigd zal worden. Zeker is het werk een tijdsverschijnsel, dat dank zij een enorme pu bliciteit nog intenser opgevoerd wordt. DE JAPANSE calligrafie is de kunst van het karakter, het woordteken en wordt in het Oosten even belangrijk geacht als de schilderkunst. Onderwerpen in de schilderkunst en karakters vertellen ons beide iets. De wijze, waarop onderwerpen en karakters behandeld zijn door de kunstenaar, doet ons iets. Dat de wijze van het neerzetten van kleuren en lijnen in bepaalde vormen zonder meer ons iets zou doen, is hetgeen de voor standers van een „abstracte" kunst geloven. Ten aanzien van de calligrafie is men in deze tijd in Japan ook zo gaan denken. De resultaten zijn zwart-wit schilderijen of tekeningen, waarin het karakter op een gegeven moment niet meer een bestaand is. In het teken geraakte men los van de inhoud van het karakter. Het resultaat lijkt dan buitengemeen veel op sommiger experi mentele of abstracte kunst hier en soms angstig veel op wat we van de moderne Duitsers mochten zien. De bedoeling van deze door Europa circulerende expositie is een verband aan te tonen met de beeldende kunst van vandaag, zoals een affiche aankondigde. In de meest recente ontwikke ling is er inderdaad dus een frappante overeenkomst te con stateren. Of wij er beter van worden blijft voor mij een vraag. Voor mij is het een internationalisatie van een zeker soort spe cialisme, waarvan ik de kans op universaliteit zo moeilijk kan zien. BOB BUYS ELIZABETH EN IK zijn allebei au teur, uit roeping en genade, wat niet meevalt in een tijd van H-bommen en Y-lijnen en de Marokkaanse crisis. Waarmee ik alleen maar wil zeggen, dat er een grote sociale bekommernis aan het schrijverschap ten grondslag moet liggen en gelukkig is dat bij ons het geval. Vandaar dan ook dat Eliza beth en ik gisteren gezellig bij de elec- trische haard begonnen zijn aan een essay getiteld: De Plaats van de Schrij ver in een Verscheurde Wereld. Toen we al onze zoete krakelingen hadden opgegeten en elk vier repen chocolade, smaak studentenhaver, gin gen Elizabeth en ik ons zitten afvragen hoe het eigenlijk komt, dat de wereld zo verscheurd ?s. Hierbij vonden we een interessante conclusie. Elizabeth meen de natnelijk dat de schuld ligt bij de schrijvers van de vorige generaties. Ze hebben geen van allen ooit durven zeg gen waar het op stond en nadat Eliza beth en ik ieder een scheutje rum in onze ochtendkoffie hadden genomen, besloten we dat het dus onze plicht was om dat wèl te doen. Voor we daar echter aan toe konden komen, werd er opeens gebeld en we keken elkaar woedend aan, want wij vinden het vreselijk hinderlijk om uit ons werk gehaald te worden en ik ivilde meteen het raam openschuiven en Niet Thuis! roepen, maar Elizabeth zei dat het misschien de cheque was van het Weekblad voor Middelharnis en Om streken waar we al veertien dagen op wachten. Ik trok dus de deur open en het was helaas geen chèque maar een dame van onbestemde leeftijd met twee goxiden tanden en een intekenlijst. Ze kwam voor de Vereniging ter Verzorging van Venoaarloosde Slagvinken en ons adres had ze van mevrouw Hunnetjes gekre gen. Ik wou haar dan ook meteen de deur wijzen. Mevrouio Hunnetjes is een grote vijandin van Elizabeth en mij sinds ze de redactie van het Letterlie- verdje van Noord-Beveland tegen ons heeft opgezet zodat ze nu onze paeda- gogische stukjes niet meer plaatsen, maar wel de stukjes van mevrouw Hunnetjes. Elizabeth en ik hebben echter een goed hart. Daarom trok Elizabeth aan mijn mouw. Ze nodigde de dame van de slagvinken in onze werkkamer, met intekenlijst en al. Ze ging kleumerig bij de electrische haard zitten en stak een heel verhaal af over de slagvinken, die het zo moeilijk hebben, alsof Eliza beth en ik het zelf niet moeilijk genoeg hebben, met de verscheurde wereld. Daarop dreigde ze met de inteken lijst te gaan zwaaien, maar Elizabeth en ik gaan niet over één nacht ijs, dus hief Elizabeth bezwerend haar hand op en vroeg aan het slagvinkenmens: Me vrouw, zou ik even uw prospectus mo gen inzien, alvorens te offeren? Een prospectus hebben we jammer genoeg niet, zei de dame, terwijl ze be schaamd haar twee gouden tanden blootlachte. Wij zijn nog een jonge ver eniging. Elizabeth kreeg het toen over het grote nut van prospectussen en zei dat wij een schrijversechtpaar zijn en dat ze het zacht gezegd vreemd vond, dat een door mevrouw Hunnetjes aanbevo len vereniging geen prospectus had. Ze liet een prospectus zien van de Pettense Pinpongclub voor Kolenhandelaren, dat wij geschreven hebben. Natuurlijk be greep het slagvinkenmens onmiddellijk dat ze hier een slaatje uit kon slaan. Nadat we de opdracht gekregen hadden, noteerden we een kwartje op de inte kenlijst onder het speudoniem N.N. En zodoende hebben we nu de ver scheurde wereld even opzij geschoven, want daar is niet zo'n haast bij, menen Elizabeth en ik. De wereld blijft nog wel even verscheurd, terwijl we bij de slagvinken maar moeten afwachten met het oog op mevrouw Hunnetjes.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1955 | | pagina 20