I Het leven van het muzikale 1 wonder van Salzburg VERDACHTE EN VEROORDEELDE LECTUUR I EEN ONSCHATBAAR ERFDEEL VIEL ONS TOE I Heidedorp herbergt Europa's grootste pianofabriek Mozarts geboorte herdacht Boek over Bach Uitreiking Nijhoffprijs Het wonder van Edevleugels vliegen weg 1 Vrijdag 27 januari is het tweehonderd jaar geleden, dat een der vrucht- li baarste en grootste muzikale genieën, Wolfgang Amadeus Mozart, te Salzburg geboren werd. Zijn vader, Leopold Mozart, die een goed violist was en onder- kapelmeester in dienst van de vorst-bisschop van Salzburg, ontdekte al vroeg de bijzondere muzikale aanleg van de knaap en spaarde geen moeite om deze genie tot vroegrijpe ontwikkeling te laten komen. Trouwens ook het vier jaar 1 oudere zusje van Wolfgang, genaamd Nannerl, was met succes in die richting I opgeleid en beide kinderen konden, als klaviervirtuozen in de dop, voor het publiek optreden op een leeftijd dat andere begaafde kinderen, nog geen be ll sef van notenkennis hebben. Bovendien bleek reeds vroeg het scheppende I talent van de kleine Wolfgang en verwierf hij op een kinderviooltje de nodige m mee te strijken wanneer er thuis kwartet gespeeld werd. handigheid om VADER LEOPOLD achtte het zijn plicht de wonderlijke be gaafdheid van zijn kinderen aan de wereld te tonen en Wolf gang was amper zes jaar toen hij bij de keurvorst te München en aan het Weense hof voor Maria Theresia mocht optreden. De keizerin liet hem voor die gelegenheid in een galacostuum- pje van de aartshertog Maximiliaan steken en alzo uitgedost werd het eerste portret van hem geschilderd, dat wij van hem kennen. Het succes dezer eerste „kunstreizen" sterk te de vader in zijn voornemen een grote toernee door Duitsland, Frankrijk en Engeland te onder nemen. Hij wist de onderneming door te zet ten. Het werd een omreis van drie jaar, waarbij niet alleen de bovengenoemde landen, maar ook Zwitserland, België en Holland bezocht werden. Van zijn zevende tot zijn tiende jaar heeft de kleine Wolfgang geen eigenlijk „te huis" gekend, anders gezegd: niet in een eigen bed geslapen. Ondertussen zorgde de vader voor de verdere opleiding van zijn kinderen en deed de wonderknaap overal waar men belandde muzikale ervaringen op, die hij in zijn compo sities prompt te pas bracht. Na een succes rijk optreden aan de vorstenhoven - vader Mozart begon altijd bij de hoogste kringen - kwamen audities voor de burgerij aan de beurt, in Oostenrijk zowel als in den vreemde. Enige portretten, tijdens die driejarige „kunst reis" gemaakt, illustreren de uitvoerige brie ven die Leopold naar Salzburg schreef en die ons toelaten heel deze periode van Mozarts car rière vrij nauwkeurig te reconstrueren. Goethe liet zich op hoge leeftijd in zijn gesprekken met Eckermann over het optreden van de Mozarts in Frank fort aldus uit: „Ik herinner mij het ventje „in seiner Frisur und Degen" nog zeer goed. Waarschijnlijk heeft hij toen het galacostuumpje met het fantasiedegentje van aartshertog Maxi miliaan gedragen. Een bezoek aan Holland was in het oorspron kelijke plan niet voorzien. Het was op verzoek van de muzikale prinses Caroline van Nassau Weilburg en op aandringen van de Hollandse gezant te Londen, toen men daar vertoefde, dat Leo pold zijn oorspronkelijk voornemen wijzigde. Van een heel goed onthaal aan het hof te 's-Gravenhage kon hij verzekerd zijn en bovendien speculeerde hij op de aan staande verheffing van Willem V tot Stadhouder, om bij de feestelijkheden betrokken te worden en zo mogelijk opdrachten te krijgen tot het schrijven van gelegenheidscomposities. En zo is het ook gebeurd. Wolfgang schreef onder meer een variatie werk op het Wilhelmus, een ander op een feestlied, een tafel- muziek, benevens zes sonates en een aria voor sopraan. De zevenjaitya Mozart aan het clavecimbel. Ook in Amsterdam en Utrecht gaf men concerten. Zoals iedere Haarlemmer weet, speelde de knaap op het beroemde orgel van Chr. Muller in onze Grote Kerk, welk feit op bijzondere wijze herdacht zal worden. Dit was in het voorjaar 1766. Eind novem ber was men in Salzburg terug. Het aantal composities, door de tienjarige knaap ondertekend, bedroeg toen reeds eenenveertig en vele daarvan waren in Parijs, Londen en Den Haag gedrukt en uitgegeven. Van Salzburg uit werden in de volgende tien jaar door vader en zoon Mozart reizen ondernomen naar Wenen, München en tot driemaal toe naar Italië, waar de knaap te Bologne bij Padre Martini het strenge contrapunt studeerde en te Rome door de Paus in de orde van de Gou den Spoor verheven werd. De sensatie van het optreden van het „wonderkind" verliep echter al gauw. Toen Wolfgang op dertien jarige leeftijd in Italië concerteerde, werd door een zekere Galiani in een brief aan madame d'Epinay opgemerkt: „De kleine Mozart is hier. Wat hij presteert lijkt niet meer zo wonderbaarlijk, al is hij nog nog steeds hetzelfde wonderkind. Maar een wonder zal hij altijd wel blijven...." Het doel werd bestellingen voor opera's te krijgen. Zijn begaafdheid in de richting had hij reeds getoond met „La finta templice" en met „Bastien und Bastienne". Milaan gaf de veertienjarige knaap opdracht de opera „Mi- tridate" te schrijven, die twintig keer met suc ces uitgevoerd werd. In Salzburg kwam in 1772 zijn opera „II sogno de Scipione" en in hetzelfde jaar te Milaan zijn „Lucio Silla" tot vertoning. München droeg de jonge componist „La finta giardi- niera" op en voor Salzburg schreef hij „II re pastore". Toen Mozart twintig was, had hij reeds ruim driehonderd com posities voltooid. Behalve hetgeen hij voor het theater leverde, waren daarbij een aantal missen en andere stukken kerkmuziek, kerksonates, strijkkwartetten, symfonieën, serenades, enzo voorts. Kortom: nagenoeg alle muzikale vormen had hij zich eigen gemaakt. Men vraagt zich af hoe het mogelijk was deze verbijsterende produktiviteit vol te houden bij het afmattende reizen in postkoetsen, bij het noodzakelijke les geven, het spelen van concerten en de voorbereidingen daartoe, het antichambre ren bij opdrachtgevers en bij invloedrijke personen die hij ge leerd had nodig te hebben om de weg voor hem te banen. Het staat vast: de componist Mozart kende geen ledige uren. Terwijl hij andere dingen deed, rijpte in zijn hoofd een nieuwe schep ping. Hij had slechts tijd nodig om haar op te schrijven. Galiani had gelijk: het wonder werkte door. FORT, NACH PARIS! Zo luidde de boodschap van vader Leopold, toen Wolf gang met zijn moeder, op reis naar de Franse hoofdstad, wat al te lang bleef dra len in Mannheim en zulks om een onbera den liefdesgeschiedenis. Hoop op een aan stelling als kapelmeester had Wolfgang vergeefs geruime tijd te München opge houden. Over Augsburg bereikte men Mannheim, waar hij ook geen kans kreeg, maar profiteerde van wat er qua orkest cultuur te leren viel. En dan was er Aloy- sia Weber, het liefje dat hem een paar maanden later versmaadde. Maar papa zei „Fort" en vaders wil was wet, althans toen nog wel. Maar Parijs viel ook niet mee. Men her innerde zich de sensatie van het wonder kind niet meer. Bovendien werd zijn moe der ziek en stierf. De 21-jarige Mozart stond alleen in de wereldstad. Hij bereikte slechts dat er een symfonie van hem ge speeld werd en dat (niet gehonoreerd) de balletnummers, waarmee hij „Les petits- riens" van Noverre aanvulde, de eer van een uitvoering genoten. Het werd een miserabele terugtocht naar huis. Hij had niets bereikt en het leven had hem een flinke knauw gegeven. Maar ge lukkig kon zijn zorgeloze, optimistische na tuur tegen een stootje. Hij kon nu weer concertmeester en weldra ook hoforganist te Salzburg worden. Maar zijn geboorte stad was hem te eng. München gaf hem weer een opera-kans. Het werd de opera- seria „Idomeneo" het werk, dat de reeks opent van zijn theaterwerken, die zijn blijven tellen. Hij was nu vijfentwintig jaar en het aantal van zijn composities liep reeds naar de driehonderdzeventig. TOEN KWAM de definitieve breuk met Salzburg en zijn broodheer de vorst-aarts- bisschop. Een trap van een lakei en het was gebeurd. Wolfgang was in Wenen en hij bleef er tot zijn dood. die tien jaar later het rusteloze muzenkind van zijn levens taak kwam ontheffen. Die laatste jaren zijn nog de vruchtbaarste geweest en ook de rijkste aan geniale inspiratie en kunde. Het laatste werk, het onvoltooide Requiem, draagt in de nieuwe Massificatie van Wij- zewa en Saint-Foix het opusgetal 646. Mozart vond te Wenen de familie van zijn vroegere geliefde, de ondertussen ge huwde Aloysia, terug. De weduwe Weber verhuurde kamers en Wolfgang nam „lm Auge Gottes" zo heette het huis zijn intrek. Tegen de zin van vader Mozart draaide het op een huwelijk met Constanze Weber, een jongere zuster van Aloysia, uit. Daar dit huwelijk met de opvoering van Mozarts zangspel „De ontvoering uit het Serail" samenviel, noemden de vrienden de echtvereniging spottend „De ontvoering uit het oog Gods". Het is de vraag of Wolfgang in Con stanze de vrouw gevonden had, die hij no dig had voor zijn carrière en zijn levensge luk, te meer daar hij nu de steun en de raad van zijn wijze vader miste. Wenen was voor Mozart moeilijk te ver overen. Hij had veel tegenkanting van de gevestigde personaliteiten uit muzikale kringen. Zonder een uitdrukkelijk bevel van de keizer zou zijn „Ontvoering" ook niet opgevoerd zijn. Alle pogingen, om een vaste aanstelling te krijgen, mislukten. Al leen werd hij in zijn laatste levensjaar tot „Kamercomponist" benoemd met een sa laris van zevenhonderd gulden (zijn voor ganger Gluck had tweeduizend gulden ge noten) „te veel", zei Mozart, „om wat ik er voor te doen heb en te weinig voor wat ik er voor zou kunnen doen". Want zijn taak bestond slechts in het leveren van dansmuziek voor de publieke bals. En toch verloochende zich ook daar zijn genie niet, evenmin als wanneer hij uit geldnood muziek schreef voor een mechanisch speel werk of meesterwerken schiep, waarvan hij wist dat ze onder een andere naam die van de besteller zouden worden uit gevoerd. Maar hij had zijn goede vrienden aan de muzikanten, voor wie hij meester lijke concerten schreef, die niets in het laadje brachten. En een vaderlijke vriend had hij ook aan Josef Haydn. MOZARTS opera's, die nog heden tot de heerlijkste manifestaties van het zangto neel gerekend worden, zijn alle in die laat ste tien jaar te Wenen ontstaan. Verder groeide het aantal sonates, symfonieën, concerten, serenades, missen, motetten en cantates, trio's, ja wat al niet meer!? Midden in zijn „Requiem" bezweek hij, vijfendertig jaar oud. Materiële ellende en lichamelijke overspanning hadden zijn laat ste levenskracht verteerd. Zijn lichaam kwam in de algemene groeve terecht. Later was het onvindbaar. De wereld die gejuicht had voor het „wonderkind" Mozart toonde betrekkelijk weinig begrip voor de „wonderman" die hij later was. In materiële zin is het leven hard voor hem geweest, maar de geniale roes, waarin hij zich uitgeleefd heeft, gaf hem wellicht ervaringen van geluk die niemand onzer kent of vermoedt. Welis waar vernemen wij nu en dan uit zijn MET EEN BEETJE goede wil en wat doorzettingsvermogen kan men veel ge drukt en uitgegeven krijgen. Dat blijkt wel weer uit een verzameling reconstructies van processen of andere criminele merk waardigheden welke onder de intrigerende titel „Verdachtveroordeeld!" bij „De Kern" te Amsterdam is verschenen. De samenstelling van dit boekwerk, waarvoor men in de detailhandel bijna zes gulden moet neertellen, staat op naam van een zekere Bob Wallagh, geen onbekende in het gebied van de verstrooiing, maar wiens verdiensten op criminologisch en ar tistiek terrein ons tot nu toe ontgingen. Voor zover het nu gaat om de twee eerst genoemde specialiteiten, weet Wallagh flaters wel te vermijden door zorgvuldig aan de oppervlakte te blijven en de uit roep van zijn argeloos publiek „Hoe be staat het!" als hoogste doelwit na te stre ven. De onopgeloste moord in de trein op de advokaat Wijsman behoort in dat vlak nog steeds tot de voltreffers, evenals de spoorloze verdwijning van het meisje De Nigtere uit de hoofdstad. En ook bij de behandeling van een paar rechtzaken van vóór de oorlog weet hij-wel die laatjes open te trekken, welke tot de wapenrusting van elke rechtgeaarde boulevardier behoren: de officieren van Justitie beginnen hun requisitoiren altijd in doodse stilte en de verklaringen van de verdachten worden steeds onder ademloze spanning afgelegd De schrijver moet evenwel toch nog enige notie hebben gehad van het feit, dat een misdadiger in de kern van de zaak een onbelangrijk en vaak ook weinig belang wekkend individu is, terwijl een afgedane en in hoogste instantie berechte zaak zo danig aan actualiteit heeft ingeboet, dat een normaal mens van het relaas daarover niet koud of warm meer wordt. Dat be zwaar heeft Wallagh niet onvakkundig ondervangen door hier en daar een snuifje twijfel toe te voegen, hetzij aan de ver klaringen van een verdachte, hetzij aan de motivering van een rechtsprekend college, opdat de justitiële balans ook voor de leek niet te duidelijk in één richting zou door slaan. Het duidelijkst en ook het hinder lijkst is dit procédé in het onvermijdelijke hoofdstuk over het proces tegen de Ber- kelse arts, die overigens door Wallagh ten onrechte bladzijden doctor wordt genoemd. Bepaald ergerlijk wordt de zaak, wan neer Wallagh zich zonder enige terughou dendheid in de rij van de bewonderaars van de schilderijenfalsaris Van Meegeren schaart. Hij weet immers precies, dat hij de lachers op zijn hand krijgt en dat daar mee zijn succes verzekerd is, wanneer hij Van Meegeren als het miskende genie „dat het net zo goed deed als Vermeer" konter feit en degenen, die een dergelijke brutale vervalsing eenvoudig niet herkenden, om dat zij die in redelijkheid niet mochten verwachten, als een stel idioten, wier on deskundigheid nu eens voor goed aan de kaak was gesteld. Wanneer Wallagh liefderijk Van Meege- rens uitlatingen herkauwt, dat hij de tech niek van Vermeer zo zuiver wilde nadoen, dat iedereen er Vermeer in zou herkennen, .dat hij na een hele beschrijving van een chemisch, niet van een picturaal procédé besluit met de drogreden „Dat was tenslot te mijn eigen werk hè, mijn eigen ontwerp, mijn eigen conceptie" staat men stom verbaasd, dat een man, die blijkbaar niet eens in staat is kunst van kunstig te onder scheiden en die, als zovelen overigens, maar niet lijkt te kunnen snappen, dat de echte Van Meegeren altijd nog meer waard is dan een namaak Vermeer, dat zo'n scri bent toch de kans krijgt dergelijke baar lijke nonsens gedrukt te krijgen. Baarlijke maar ook gevaarlijke nonsens, omdat ze met zoveel gezag wordt geponeerd. Had Wal lagh zich bij de naar zijn mening interes sante moordzaken gehouden het is op vallend dat hij een zo ingewikkeld proces als dat over de Veendammer Hypotheek bank-affaire in een paar bladzijden met algemeenheden afdoet met een bedekte in sinuatie aan het adres van de rechters tot slot dan had men dit boek nog als niet onaardige treinlectuur kunnen beschouwen. Nu zouden we bijna naar een auto-da-fe gaan verlangen. J. H. BARTMAN. muziek de tragiek van zijn menszijn onder de mensen, maar nooit zonder een glimp van liefde en hartelijkheid. En vaker nog treft ons de beminnelijke blijheid, die als een eeuwige zomerzon over zijn juveniele werk straalt. De som van zijn arbeid is een onuitputtelijke bron van schoonheid, waaraan het mensdom zich kan laven. Miljoenen heeft hij getroost, gesterkt en verblijd. Men kan gerust zeggen, dat hij dit zal blijven doen zolang de mensheid in pure en prille schoonheid behagen zal scheppen en zijn onschatbaar erfdeel waar- JOS DE KLERk. dig zal zijn. Van het boek „Het Wohltemperierte Kla vier" door Hans Brandts Buys, dat tijdens de bezettingsjaren geschreven werd, is thans bij Van Loghum Slaterus' Uitgevers maatschappij te Arnhem een derde druk uitgekomen. Het heeft wellicht nut de aan dacht van hen, voor wie de auteur zijn werk in de eerste plaats bestemde: de mu sicerende amateurs, op deze heruitgave te vestigen. Het boek bestaat uit twee delen. Het eerste houdt zich bezig met alles wat de belangstellende leek wil weten over de bouw van de fuga, de diverse handschrif ten, voordrachtkwesties en het probleem voor welk instrument Bach zijn verzame ling gedacht heeft (de jongste onderzoekin gen wijzen naar het clavichord). Deze nieu we druk biedt ook in een korte paragraaf enkele gegevens over het door Bach vol gens recente onderzoekers bedreven „ge- tallenspel" als basis voor zijn componeren. Wat hierover vermeld wordt, wekt remini scenties aan „De Stenen spreken" en doet de vraag rijzen of men het getal niet alles kan laten doen waartoe men het wil ge bruiken. Het tweede deel van het boek wordt ge vormd door analyses van iedere prelude en fuga afzonderlijk, toegelicht aan de hand van muziekvoorbeelden. Brandts Buys legt sterk de nadruk op het verband der motie ven tussen een prelude en de daarbij be horende fuga. Soms schiet hij naar mijn mening wel eens het doel voorbij door al te snel tot verwantschap te concluderen op grond van traditionele toonfiguren als „loopjes" van drie of vier noten. Hier wreekt zich enigszins de tweeslachtige op zet van het boek: Brandts Buys heeft een handleiding voor de amateur willen schrij ven (in de goede zin des woords, waarin ook een vakmusicus dit zijn kan) en tevens zijn boek wat overbelast met musicologi sche details. Men vergelijke de uitvoerige tabellen betreffende het aantal authentieke tekens in ieder stuk, betreffende de contra- puntische hulpmiddelen met vergelijking tussen de metronoomaanwijzingen der di verse uitgaven. Het is echter de overdaad van een groot enthousiasme. Ondanks het gebrek van dit „teveel" kan dit boek op nieuw zijn doel bereiken: een gids te zijn bij het opsporen van de belangrijkste ade ren in een muzikale goudmijn. S. B. In de ontvangsthal van het ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschap pen te 's-Gravenhage zal op donderdag avond 26 januari om half negen de M. Nij hoffprijs, ten bedrage van tweeduizend gulden worden uitgereikt. Vooraf zal de voorzitter van de jury, de heer Antoon Coolen, het juryrapport bekend maken. Na de uitreiking zal Aleida G. Schot een refe raat houden over „De kunst van het ver talen". Na afloop van de bijeenkomst, die onder leiding staat van de voorzitter van het Prins Bernhardfonds, prof. mr. G. J. Wiarda, zal de minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen een receptie aanbieden. hogen eveneens de kostprijs, maar ondanks dat alles zijn de Rippen-piano's en vleu gels door de rationele produktiemethoden goedkoper dan de beste buitenlandse merken. GEEN WONDER DUS, dat zij overal ko pers vinden. De Edese fabriek voorziet thans reeds in een belangrijk deel van de binnenlandse behoefte. Ongeveer de helft van de produktie blijft in Nederland, de rest vindt zijn weg naar vrijwel alle landen ter wereld. Scandinavië en de Verenigde Staten zijn de grootste afnemers, hoewel dit laatste land over een reusachtige eigen industrie beschikt en per hoofd der bevol king negen keer zoveel piano's produceert als Nederland. Ook uit Duitsland, bakermat van de pianobouw, Italië, het Nabije Oos ten, Zuid-Afrika, enkele Aziatische staten stromen de orders binnen. Voor het transport van haar produklen naar de afnemers in Nederland en op het vasteland van Europa beschikt Rippen over een aantal grote vrachtauto's, waarmee de piano's bij de klanten aan huis bezorgd worden. De grootste van de camions kan veertig piano's (met een totale waarde van ongeveer zeventigduizend gulden) bergen en vervoert dergelijke lastjes tot in het uiterste noorden van Zweden. Met dit eigen transport vermijdt men de risi co's van beschadiging en plotselinge tem peratuurwisselingen, die bij overlading in treinen en boten nooit te vermijden zijn. BEHALVE drie modellen huiskamer piano's maakt Rippen nog een klein model vleugel (geheel uit licht metaal, en daar door veertig percent lichter dan overeen komstige houten vleugels) en voorts de „Maestro" een instrument van eigen ontwei-p, dat het midden houdt tussen een piano en een vleugel en beider voordelen in zich verenigt. Klankbodem en besnaring (rechtsnarig) zijn die van een vleugel, maar worden verticaal achter het klavier gedeelte bevestigd. Zo'n „staande vleugel" neemt veel minder ruimte in dan een ge wone, maar ontwikkelt een even gloedvol karakter en een gelijkmatigheid van klank, zoals die in een normale piano niet te be reiken is. Theo van der Plas noemde dit instrument na een speelproef „Het mooiste instrument dat ik ken van bas tot dis cant 88 tonen vol gloed en verve". Ever- hard van Beynum oordeelde: „Een instru ment dat aan de hoogste eisen van toon- volume en -kwaliteit voldoet en in klank niet voor een eerste klas vleugel onder doet". Vele van dergelijke „attesten" sieren keurig ingelijst de wanden van Rippens showroom geestdriftige ontboezemingen van conservatorium-directeuren en be roemde concertpianisten, die bewijzen dat deze Nederlandse industrie een hoge toon aanslaat in het internationale pianobou- iversconcert! H. CROESEN Vier handen bespelen de piano reeds voor zij gereed is IN DEZE TIJD van rationalisatie en massaproduktie worden vrijwel al onze levensbehoeften „aan de lopende band" gefabri ceerd. Dit maakt ons leven niet rijker, maar wel goedkoper en om die reden hebben wij er vrede mee. Toch is het iets als een ontgoocheling te vernemen, dat tegenwoordig zelfs piano's en vleugels in montagesysteem vervaardigd worden. De piano geldt immers evenals de kwaliteits-viool van oudsher als de hoogste triomf van het handwerk en voor tal van mensen is de gedachte, dat zulke edele snaarinstrumenten thans, met „series" tegelijk, in rumoerige fabrieken gemaakt worden, bijna heiligschennis. Niettemin gebeurt dit. En wat meer zegt met volledig succes. Vier jaar geleden verhuisde de Haagse pianobouwer J. J. Rippen met een staf van vijfendertig gespe cialiseerde arbeiders naar het landelijke dorpje Ede, waar hij, tussen heidepaars en dennegroen, een grote fabriekshal liet neerzetten. In die fabriek, vijfentwintighonderd vierkante meter groot en voorzien van de laatste snufjes op het gebied van de machinale hout- en metaalbewerking, werd een drievoudige „montageband" ingericht. Deze werkt volgens het klassieke voorbeeld van de exportslagerijen in Chicago: aan de ene kant gaan de logge, doornatte boomstammen de fabriek binnen, aan het andere einde komen de glanzende speelklare piano's eruit rollen. Zo vernuftig is het systeem uitgedokterd, dat er nergens in de verschillende produktiestadia noemenswaardige vertra ging kan optreden. De ruim honderdvijftig man personeel, die men thans employeert, fabriceren elke dag acht tot negen piano's en een a twee salonvleugels. Daarmee mag Rippen zich de grootste pianofabrikant van Europa noemen, maar toch is de produktie (met een geschatte jaarlijkse omzetwaarde van vijf millioen gulden!) nog lang niet voldoende. De Rippen-piano's hebben zich in de afgelopen vier jaar namelijk zoveel faam ver worven, dat het aantal orders de produktiecapaciteit voort durend verre overtreft. Orders uit alle delen der wereld. Het klavier van een normale piano be staat uit 88 toetsen. Elk van die toetsen is via een overbrengingsmechanisme gekoppeld aan een met vilt beklede „hamerkop". Slaat men nu een toets aan, dan valt het bijbehorende hamer tje op de daarmee corresponderende snaar en deze brengt een toon voort. Bij een nieuwe piano fs het vilt van deze hamerkoppen echter nog stug en stijf. De intonateur, die men hier aan de arbeid ziet, prikt er daarom kleine gaatjes in met een driepuntige els, waardoor het vilt wat „ruller" wordt. Als dit „intoneren" goed gebeurt, is het resultaat een veel warmere klank van de piano, maar gaat men iets te ver bij dit kritieke werkje, dan wordt de klankkleur dof en het volume te gering. Links: Quatre-mains op een Rippen- vleugel-in-wording. Twee arbeiders monteren de steunen voor het spel- mechaniek. De rest van de glanzende, licht-metalen klankkast is, om bescha digingen te voorkomen, met dikke mol ton dekens afgedekt. Rechts: Mechani satie is troef in de Edese pianofabriek. Op de voorgrond boort een arbeider gaten voor het stemblok in een metalen pianoframe, daarachter brommen de zware fraisen, motorzagen en schuurmachines. „Iedere boomstam die hier aankomt", zo vertelde de bedrijfsleider ons, „is dan ook, lang voor hij verzaagd wordt, als piano verkocht". Een tweede fabriekshal met een frontbreedte van honderdvijftig meter en een totaal grondoppervlak van tweeduizend vierkante meter is thans in aanbouw, samen met een nieuw kantoor gebouw en een ruime showroom. Als dit complex omstreeks mei klaar is, hoopt men de huidige produktie te verdubbelen. DE FABRICAGE-METHODEN in deze industrie zijn inderdaad bizonder efficiënt, zonder dat er van geestdodend bandwerk gesproken kan worden. Van de man in de droogkamer, die de diverse soorten hout en fineer tot op vijf percent droogstoomt, tot aan de eindstemmer-,,intonateur" heeft iedere man zijn preciese, wel omschreven taak in het arbeidsproces. Werktuig en ge reedschappen zijn zo geplaatst, dat nie mand één overbodige stap of handgreep behoeft te doen. De te bewerken onder delen of halffabrikaten worden op trans portwagentjes of rolstellingen aangevoerd. Zo verricht iedereen zonder moeite of tijd verlies zijn aandeel in de werkzaamheden en zo ziet men de piano-in-wording lang zaam groeien op zijn tocht door de fabriek. Die tocht is lang en ingewikkeld. Zij voert langs timmerlieden, meubelmakers en me taalbewerkers, lakkers, spuiters en poli- toerders, snarenvlechters en -spanners, afmonteerders, voor- en eindstemmers Terwijl de fraaie, edelhouten kast door tientallen handen wordt opgebouwd en afgewerkt, zijn aan een andere produktie- lijn het gietijzeren frame, het „stemblok" en de „zangbodem" verenigd. Tenslotte wordt het spelmechaniek aangebracht. Daarna volgen dan nog vele uren van in gewikkeld afmonteren, stellen, stemmen en „intoneren" (dat is het bewerken van de vilten hamerkoppen in het klavierme chaniek, waardoor de tonen hun volle, warme klank krijgen). De grote fabriekshal, waarin al die be werkingen geschieden is geheel „aircon ditioned". Piano's zijn namelijk zeer ge voelig voor weersinvloeden en een tempe ratuurschommeling van enkele graden kan hen reeds ontstemmen. Daarom gebruikt men bij Rippen kostbare installaties, die temperatuur en vochtigheidsgraad in de werkplaatsen constant houden. Van de honderden onderdelen, waaruit een piano wordt samengesteld, betrekt men in Ede alleen de ruwe gietijzeren frames, de stempennen en het spelmechaniek van buiten het bedrijf. Alle andere benodigd heden worden in eigen beheer vervaardigd. Alls wordt er zo „duur" mogelijk gemaakt: duurder hout voor de kast dan elders in de pianobouw, een gepatenteerd ahorn houten stemblok, dat veel kostbaarder is dan het conventionele beukenhouten, maar ook veel sterker. Een extra-sterkte is hier broodnodig, want wist u, dat frame en stemblok samen een spanning van zestien duizend kilo moeten uithouden? Ook de „zangbodem" (klankkast) is dank zij het gebruik van dubbele „sprei zen" bijzonder solide. Daardoor kan het hout van de zangbodem ook na veertig, vijftig jaar de gemiddelde levensduur van een piano niet gaan werken of scheuren, waarbij een groot deel van de klankrijkdom verloren pleegt te gaan. Een nieuw procédé van lakken, het gebruik van roestvrije snaren, tropenvaste lijm en verscheidene andere verbeteringen ver-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1956 | | pagina 16