I Het leven van het muzikale
1 wonder van Salzburg
VERDACHTE EN
VEROORDEELDE
LECTUUR
I EEN ONSCHATBAAR ERFDEEL VIEL ONS TOE I
Heidedorp herbergt Europa's
grootste pianofabriek
Mozarts geboorte herdacht
Boek over Bach
Uitreiking Nijhoffprijs
Het wonder van Edevleugels vliegen weg
1 Vrijdag 27 januari is het tweehonderd jaar geleden, dat een der vrucht-
li baarste en grootste muzikale genieën, Wolfgang Amadeus Mozart, te Salzburg
geboren werd. Zijn vader, Leopold Mozart, die een goed violist was en onder-
kapelmeester in dienst van de vorst-bisschop van Salzburg, ontdekte al vroeg
de bijzondere muzikale aanleg van de knaap en spaarde geen moeite om deze
genie tot vroegrijpe ontwikkeling te laten komen. Trouwens ook het vier jaar
1 oudere zusje van Wolfgang, genaamd Nannerl, was met succes in die richting
I opgeleid en beide kinderen konden, als klaviervirtuozen in de dop, voor het
publiek optreden op een leeftijd dat andere begaafde kinderen, nog geen be
ll sef van notenkennis hebben. Bovendien bleek reeds vroeg het scheppende
I talent van de kleine Wolfgang en verwierf hij op een kinderviooltje de nodige
m mee te strijken wanneer er thuis kwartet gespeeld werd.
handigheid om
VADER LEOPOLD achtte het zijn plicht de wonderlijke be
gaafdheid van zijn kinderen aan de wereld te tonen en Wolf
gang was amper zes jaar toen hij bij de keurvorst te München
en aan het Weense hof voor Maria Theresia mocht optreden.
De keizerin liet hem voor die gelegenheid in een galacostuum-
pje van de aartshertog Maximiliaan steken en alzo uitgedost
werd het eerste portret van hem geschilderd, dat wij van hem
kennen. Het succes dezer eerste „kunstreizen" sterk
te de vader in zijn voornemen een grote toernee
door Duitsland, Frankrijk en Engeland te onder
nemen. Hij wist de onderneming door te zet
ten. Het werd een omreis van drie jaar, waarbij
niet alleen de bovengenoemde landen, maar
ook Zwitserland, België en Holland bezocht
werden. Van zijn zevende tot zijn tiende jaar
heeft de kleine Wolfgang geen eigenlijk „te
huis" gekend, anders gezegd: niet in een
eigen bed geslapen. Ondertussen zorgde
de vader voor de verdere opleiding van
zijn kinderen en deed de wonderknaap
overal waar men belandde muzikale
ervaringen op, die hij in zijn compo
sities prompt te pas bracht. Na een succes
rijk optreden aan de vorstenhoven - vader
Mozart begon altijd bij de hoogste kringen
- kwamen audities voor de burgerij aan de
beurt, in Oostenrijk zowel als in den vreemde.
Enige portretten, tijdens die driejarige „kunst
reis" gemaakt, illustreren de uitvoerige brie
ven die Leopold naar Salzburg schreef en die
ons toelaten heel deze periode van Mozarts car
rière vrij nauwkeurig te reconstrueren. Goethe
liet zich op hoge leeftijd in zijn gesprekken met
Eckermann over het optreden van de Mozarts in Frank
fort aldus uit: „Ik herinner mij het ventje „in seiner Frisur
und Degen" nog zeer goed. Waarschijnlijk heeft hij toen het
galacostuumpje met het fantasiedegentje van aartshertog Maxi
miliaan gedragen. Een bezoek aan Holland was in het oorspron
kelijke plan niet voorzien. Het was op verzoek van de muzikale
prinses Caroline van Nassau Weilburg en op aandringen van de
Hollandse gezant te Londen, toen men daar vertoefde, dat Leo
pold zijn oorspronkelijk voornemen wijzigde.
Van een heel goed onthaal aan het hof te 's-Gravenhage
kon hij verzekerd zijn en bovendien speculeerde hij op de aan
staande verheffing van Willem V tot Stadhouder, om bij de
feestelijkheden betrokken te worden en zo mogelijk opdrachten
te krijgen tot het schrijven van gelegenheidscomposities. En zo
is het ook gebeurd. Wolfgang schreef onder meer een variatie
werk op het Wilhelmus, een ander op een feestlied, een tafel-
muziek, benevens zes sonates en een aria voor sopraan.
De zevenjaitya Mozart
aan het clavecimbel.
Ook in Amsterdam en Utrecht gaf men concerten. Zoals iedere
Haarlemmer weet, speelde de knaap op het beroemde orgel van
Chr. Muller in onze Grote Kerk, welk feit op bijzondere wijze
herdacht zal worden. Dit was in het voorjaar 1766. Eind novem
ber was men in Salzburg terug. Het aantal composities, door de
tienjarige knaap ondertekend, bedroeg toen reeds eenenveertig
en vele daarvan waren in Parijs, Londen en Den Haag gedrukt
en uitgegeven.
Van Salzburg uit werden in de volgende tien jaar
door vader en zoon Mozart reizen ondernomen
naar Wenen, München en tot driemaal toe
naar Italië, waar de knaap te Bologne bij Padre
Martini het strenge contrapunt studeerde en te
Rome door de Paus in de orde van de Gou
den Spoor verheven werd. De sensatie van
het optreden van het „wonderkind" verliep
echter al gauw. Toen Wolfgang op dertien
jarige leeftijd in Italië concerteerde, werd
door een zekere Galiani in een brief aan
madame d'Epinay opgemerkt: „De kleine
Mozart is hier. Wat hij presteert lijkt niet
meer zo wonderbaarlijk, al is hij nog
nog steeds hetzelfde wonderkind. Maar een
wonder zal hij altijd wel blijven...."
Het doel werd bestellingen voor opera's
te krijgen. Zijn begaafdheid in de richting
had hij reeds getoond met „La finta templice"
en met „Bastien und Bastienne". Milaan gaf
de veertienjarige knaap opdracht de opera „Mi-
tridate" te schrijven, die twintig keer met suc
ces uitgevoerd werd. In Salzburg kwam in 1772
zijn opera „II sogno de Scipione" en in hetzelfde
jaar te Milaan zijn „Lucio Silla" tot vertoning.
München droeg de jonge componist „La finta giardi-
niera" op en voor Salzburg schreef hij „II re pastore".
Toen Mozart twintig was, had hij reeds ruim driehonderd com
posities voltooid. Behalve hetgeen hij voor het theater leverde,
waren daarbij een aantal missen en andere stukken kerkmuziek,
kerksonates, strijkkwartetten, symfonieën, serenades, enzo
voorts. Kortom: nagenoeg alle muzikale vormen had hij zich
eigen gemaakt. Men vraagt zich af hoe het mogelijk was deze
verbijsterende produktiviteit vol te houden bij het afmattende
reizen in postkoetsen, bij het noodzakelijke les geven, het spelen
van concerten en de voorbereidingen daartoe, het antichambre
ren bij opdrachtgevers en bij invloedrijke personen die hij ge
leerd had nodig te hebben om de weg voor hem te banen. Het
staat vast: de componist Mozart kende geen ledige uren. Terwijl
hij andere dingen deed, rijpte in zijn hoofd een nieuwe schep
ping. Hij had slechts tijd nodig om haar op te schrijven. Galiani
had gelijk: het wonder werkte door.
FORT, NACH PARIS! Zo luidde de
boodschap van vader Leopold, toen Wolf
gang met zijn moeder, op reis naar de
Franse hoofdstad, wat al te lang bleef dra
len in Mannheim en zulks om een onbera
den liefdesgeschiedenis. Hoop op een aan
stelling als kapelmeester had Wolfgang
vergeefs geruime tijd te München opge
houden. Over Augsburg bereikte men
Mannheim, waar hij ook geen kans kreeg,
maar profiteerde van wat er qua orkest
cultuur te leren viel. En dan was er Aloy-
sia Weber, het liefje dat hem een paar
maanden later versmaadde. Maar papa zei
„Fort" en vaders wil was wet, althans
toen nog wel.
Maar Parijs viel ook niet mee. Men her
innerde zich de sensatie van het wonder
kind niet meer. Bovendien werd zijn moe
der ziek en stierf. De 21-jarige Mozart
stond alleen in de wereldstad. Hij bereikte
slechts dat er een symfonie van hem ge
speeld werd en dat (niet gehonoreerd) de
balletnummers, waarmee hij „Les petits-
riens" van Noverre aanvulde, de eer van
een uitvoering genoten.
Het werd een miserabele terugtocht naar
huis. Hij had niets bereikt en het leven had
hem een flinke knauw gegeven. Maar ge
lukkig kon zijn zorgeloze, optimistische na
tuur tegen een stootje. Hij kon nu weer
concertmeester en weldra ook hoforganist
te Salzburg worden. Maar zijn geboorte
stad was hem te eng. München gaf hem
weer een opera-kans. Het werd de opera-
seria „Idomeneo" het werk, dat de
reeks opent van zijn theaterwerken, die
zijn blijven tellen. Hij was nu vijfentwintig
jaar en het aantal van zijn composities liep
reeds naar de driehonderdzeventig.
TOEN KWAM de definitieve breuk met
Salzburg en zijn broodheer de vorst-aarts-
bisschop. Een trap van een lakei en het
was gebeurd. Wolfgang was in Wenen en
hij bleef er tot zijn dood. die tien jaar later
het rusteloze muzenkind van zijn levens
taak kwam ontheffen. Die laatste jaren
zijn nog de vruchtbaarste geweest en ook
de rijkste aan geniale inspiratie en kunde.
Het laatste werk, het onvoltooide Requiem,
draagt in de nieuwe Massificatie van Wij-
zewa en Saint-Foix het opusgetal 646.
Mozart vond te Wenen de familie van
zijn vroegere geliefde, de ondertussen ge
huwde Aloysia, terug. De weduwe Weber
verhuurde kamers en Wolfgang nam „lm
Auge Gottes" zo heette het huis zijn
intrek. Tegen de zin van vader Mozart
draaide het op een huwelijk met Constanze
Weber, een jongere zuster van Aloysia, uit.
Daar dit huwelijk met de opvoering van
Mozarts zangspel „De ontvoering uit het
Serail" samenviel, noemden de vrienden
de echtvereniging spottend „De ontvoering
uit het oog Gods".
Het is de vraag of Wolfgang in Con
stanze de vrouw gevonden had, die hij no
dig had voor zijn carrière en zijn levensge
luk, te meer daar hij nu de steun en de
raad van zijn wijze vader miste.
Wenen was voor Mozart moeilijk te ver
overen. Hij had veel tegenkanting van de
gevestigde personaliteiten uit muzikale
kringen. Zonder een uitdrukkelijk bevel
van de keizer zou zijn „Ontvoering" ook
niet opgevoerd zijn. Alle pogingen, om een
vaste aanstelling te krijgen, mislukten. Al
leen werd hij in zijn laatste levensjaar tot
„Kamercomponist" benoemd met een sa
laris van zevenhonderd gulden (zijn voor
ganger Gluck had tweeduizend gulden ge
noten) „te veel", zei Mozart, „om wat ik
er voor te doen heb en te weinig voor wat
ik er voor zou kunnen doen". Want zijn
taak bestond slechts in het leveren van
dansmuziek voor de publieke bals. En
toch verloochende zich ook daar zijn genie
niet, evenmin als wanneer hij uit geldnood
muziek schreef voor een mechanisch speel
werk of meesterwerken schiep, waarvan
hij wist dat ze onder een andere naam
die van de besteller zouden worden uit
gevoerd. Maar hij had zijn goede vrienden
aan de muzikanten, voor wie hij meester
lijke concerten schreef, die niets in het
laadje brachten. En een vaderlijke vriend
had hij ook aan Josef Haydn.
MOZARTS opera's, die nog heden tot de
heerlijkste manifestaties van het zangto
neel gerekend worden, zijn alle in die laat
ste tien jaar te Wenen ontstaan. Verder
groeide het aantal sonates, symfonieën,
concerten, serenades, missen, motetten en
cantates, trio's, ja wat al niet meer!?
Midden in zijn „Requiem" bezweek hij,
vijfendertig jaar oud. Materiële ellende en
lichamelijke overspanning hadden zijn laat
ste levenskracht verteerd. Zijn lichaam
kwam in de algemene groeve terecht. Later
was het onvindbaar.
De wereld die gejuicht had voor het
„wonderkind" Mozart toonde betrekkelijk
weinig begrip voor de „wonderman" die
hij later was. In materiële zin is het leven
hard voor hem geweest, maar de geniale
roes, waarin hij zich uitgeleefd heeft, gaf
hem wellicht ervaringen van geluk die
niemand onzer kent of vermoedt. Welis
waar vernemen wij nu en dan uit zijn
MET EEN BEETJE goede wil en wat
doorzettingsvermogen kan men veel ge
drukt en uitgegeven krijgen. Dat blijkt wel
weer uit een verzameling reconstructies
van processen of andere criminele merk
waardigheden welke onder de intrigerende
titel „Verdachtveroordeeld!" bij „De
Kern" te Amsterdam is verschenen.
De samenstelling van dit boekwerk,
waarvoor men in de detailhandel bijna zes
gulden moet neertellen, staat op naam van
een zekere Bob Wallagh, geen onbekende
in het gebied van de verstrooiing, maar
wiens verdiensten op criminologisch en ar
tistiek terrein ons tot nu toe ontgingen.
Voor zover het nu gaat om de twee eerst
genoemde specialiteiten, weet Wallagh
flaters wel te vermijden door zorgvuldig
aan de oppervlakte te blijven en de uit
roep van zijn argeloos publiek „Hoe be
staat het!" als hoogste doelwit na te stre
ven. De onopgeloste moord in de trein op
de advokaat Wijsman behoort in dat vlak
nog steeds tot de voltreffers, evenals de
spoorloze verdwijning van het meisje De
Nigtere uit de hoofdstad. En ook bij de
behandeling van een paar rechtzaken van
vóór de oorlog weet hij-wel die laatjes open
te trekken, welke tot de wapenrusting van
elke rechtgeaarde boulevardier behoren:
de officieren van Justitie beginnen hun
requisitoiren altijd in doodse stilte en de
verklaringen van de verdachten worden
steeds onder ademloze spanning afgelegd
De schrijver moet evenwel toch nog enige
notie hebben gehad van het feit, dat een
misdadiger in de kern van de zaak een
onbelangrijk en vaak ook weinig belang
wekkend individu is, terwijl een afgedane
en in hoogste instantie berechte zaak zo
danig aan actualiteit heeft ingeboet, dat
een normaal mens van het relaas daarover
niet koud of warm meer wordt. Dat be
zwaar heeft Wallagh niet onvakkundig
ondervangen door hier en daar een snuifje
twijfel toe te voegen, hetzij aan de ver
klaringen van een verdachte, hetzij aan de
motivering van een rechtsprekend college,
opdat de justitiële balans ook voor de leek
niet te duidelijk in één richting zou door
slaan. Het duidelijkst en ook het hinder
lijkst is dit procédé in het onvermijdelijke
hoofdstuk over het proces tegen de Ber-
kelse arts, die overigens door Wallagh ten
onrechte bladzijden doctor wordt genoemd.
Bepaald ergerlijk wordt de zaak, wan
neer Wallagh zich zonder enige terughou
dendheid in de rij van de bewonderaars
van de schilderijenfalsaris Van Meegeren
schaart. Hij weet immers precies, dat hij
de lachers op zijn hand krijgt en dat daar
mee zijn succes verzekerd is, wanneer hij
Van Meegeren als het miskende genie „dat
het net zo goed deed als Vermeer" konter
feit en degenen, die een dergelijke brutale
vervalsing eenvoudig niet herkenden, om
dat zij die in redelijkheid niet mochten
verwachten, als een stel idioten, wier on
deskundigheid nu eens voor goed aan de
kaak was gesteld.
Wanneer Wallagh liefderijk Van Meege-
rens uitlatingen herkauwt, dat hij de tech
niek van Vermeer zo zuiver wilde nadoen,
dat iedereen er Vermeer in zou herkennen,
.dat hij na een hele beschrijving van een
chemisch, niet van een picturaal procédé
besluit met de drogreden „Dat was tenslot
te mijn eigen werk hè, mijn eigen ontwerp,
mijn eigen conceptie" staat men stom
verbaasd, dat een man, die blijkbaar niet
eens in staat is kunst van kunstig te onder
scheiden en die, als zovelen overigens,
maar niet lijkt te kunnen snappen, dat de
echte Van Meegeren altijd nog meer waard
is dan een namaak Vermeer, dat zo'n scri
bent toch de kans krijgt dergelijke baar
lijke nonsens gedrukt te krijgen. Baarlijke
maar ook gevaarlijke nonsens, omdat ze met
zoveel gezag wordt geponeerd. Had Wal
lagh zich bij de naar zijn mening interes
sante moordzaken gehouden het is op
vallend dat hij een zo ingewikkeld proces
als dat over de Veendammer Hypotheek
bank-affaire in een paar bladzijden met
algemeenheden afdoet met een bedekte in
sinuatie aan het adres van de rechters tot
slot dan had men dit boek nog als niet
onaardige treinlectuur kunnen beschouwen.
Nu zouden we bijna naar een auto-da-fe
gaan verlangen.
J. H. BARTMAN.
muziek de tragiek van zijn menszijn onder
de mensen, maar nooit zonder een glimp
van liefde en hartelijkheid. En vaker nog
treft ons de beminnelijke blijheid, die als
een eeuwige zomerzon over zijn juveniele
werk straalt. De som van zijn arbeid is
een onuitputtelijke bron van schoonheid,
waaraan het mensdom zich kan laven.
Miljoenen heeft hij getroost, gesterkt en
verblijd. Men kan gerust zeggen, dat hij
dit zal blijven doen zolang de mensheid
in pure en prille schoonheid behagen zal
scheppen en zijn onschatbaar erfdeel waar-
JOS DE KLERk.
dig zal zijn.
Van het boek „Het Wohltemperierte Kla
vier" door Hans Brandts Buys, dat tijdens
de bezettingsjaren geschreven werd, is
thans bij Van Loghum Slaterus' Uitgevers
maatschappij te Arnhem een derde druk
uitgekomen. Het heeft wellicht nut de aan
dacht van hen, voor wie de auteur zijn
werk in de eerste plaats bestemde: de mu
sicerende amateurs, op deze heruitgave te
vestigen. Het boek bestaat uit twee delen.
Het eerste houdt zich bezig met alles wat
de belangstellende leek wil weten over de
bouw van de fuga, de diverse handschrif
ten, voordrachtkwesties en het probleem
voor welk instrument Bach zijn verzame
ling gedacht heeft (de jongste onderzoekin
gen wijzen naar het clavichord). Deze nieu
we druk biedt ook in een korte paragraaf
enkele gegevens over het door Bach vol
gens recente onderzoekers bedreven „ge-
tallenspel" als basis voor zijn componeren.
Wat hierover vermeld wordt, wekt remini
scenties aan „De Stenen spreken" en doet
de vraag rijzen of men het getal niet alles
kan laten doen waartoe men het wil ge
bruiken.
Het tweede deel van het boek wordt ge
vormd door analyses van iedere prelude en
fuga afzonderlijk, toegelicht aan de hand
van muziekvoorbeelden. Brandts Buys legt
sterk de nadruk op het verband der motie
ven tussen een prelude en de daarbij be
horende fuga. Soms schiet hij naar mijn
mening wel eens het doel voorbij door al te
snel tot verwantschap te concluderen op
grond van traditionele toonfiguren als
„loopjes" van drie of vier noten. Hier
wreekt zich enigszins de tweeslachtige op
zet van het boek: Brandts Buys heeft een
handleiding voor de amateur willen schrij
ven (in de goede zin des woords, waarin
ook een vakmusicus dit zijn kan) en tevens
zijn boek wat overbelast met musicologi
sche details. Men vergelijke de uitvoerige
tabellen betreffende het aantal authentieke
tekens in ieder stuk, betreffende de contra-
puntische hulpmiddelen met vergelijking
tussen de metronoomaanwijzingen der di
verse uitgaven. Het is echter de overdaad
van een groot enthousiasme. Ondanks het
gebrek van dit „teveel" kan dit boek op
nieuw zijn doel bereiken: een gids te zijn
bij het opsporen van de belangrijkste ade
ren in een muzikale goudmijn.
S. B.
In de ontvangsthal van het ministerie
van Onderwijs, Kunsten en Wetenschap
pen te 's-Gravenhage zal op donderdag
avond 26 januari om half negen de M. Nij
hoffprijs, ten bedrage van tweeduizend
gulden worden uitgereikt. Vooraf zal de
voorzitter van de jury, de heer Antoon
Coolen, het juryrapport bekend maken. Na
de uitreiking zal Aleida G. Schot een refe
raat houden over „De kunst van het ver
talen". Na afloop van de bijeenkomst, die
onder leiding staat van de voorzitter van
het Prins Bernhardfonds, prof. mr. G. J.
Wiarda, zal de minister van Onderwijs,
Kunsten en Wetenschappen een receptie
aanbieden.
hogen eveneens de kostprijs, maar ondanks
dat alles zijn de Rippen-piano's en vleu
gels door de rationele produktiemethoden
goedkoper dan de beste buitenlandse
merken.
GEEN WONDER DUS, dat zij overal ko
pers vinden. De Edese fabriek voorziet
thans reeds in een belangrijk deel van de
binnenlandse behoefte. Ongeveer de helft
van de produktie blijft in Nederland, de
rest vindt zijn weg naar vrijwel alle landen
ter wereld. Scandinavië en de Verenigde
Staten zijn de grootste afnemers, hoewel
dit laatste land over een reusachtige eigen
industrie beschikt en per hoofd der bevol
king negen keer zoveel piano's produceert
als Nederland. Ook uit Duitsland, bakermat
van de pianobouw, Italië, het Nabije Oos
ten, Zuid-Afrika, enkele Aziatische staten
stromen de orders binnen.
Voor het transport van haar produklen
naar de afnemers in Nederland en op het
vasteland van Europa beschikt Rippen over
een aantal grote vrachtauto's, waarmee
de piano's bij de klanten aan huis bezorgd
worden. De grootste van de camions kan
veertig piano's (met een totale waarde
van ongeveer zeventigduizend gulden)
bergen en vervoert dergelijke lastjes tot
in het uiterste noorden van Zweden. Met
dit eigen transport vermijdt men de risi
co's van beschadiging en plotselinge tem
peratuurwisselingen, die bij overlading in
treinen en boten nooit te vermijden zijn.
BEHALVE drie modellen huiskamer
piano's maakt Rippen nog een klein model
vleugel (geheel uit licht metaal, en daar
door veertig percent lichter dan overeen
komstige houten vleugels) en voorts de
„Maestro" een instrument van eigen
ontwei-p, dat het midden houdt tussen een
piano en een vleugel en beider voordelen
in zich verenigt. Klankbodem en besnaring
(rechtsnarig) zijn die van een vleugel,
maar worden verticaal achter het klavier
gedeelte bevestigd. Zo'n „staande vleugel"
neemt veel minder ruimte in dan een ge
wone, maar ontwikkelt een even gloedvol
karakter en een gelijkmatigheid van klank,
zoals die in een normale piano niet te be
reiken is. Theo van der Plas noemde dit
instrument na een speelproef „Het mooiste
instrument dat ik ken van bas tot dis
cant 88 tonen vol gloed en verve". Ever-
hard van Beynum oordeelde: „Een instru
ment dat aan de hoogste eisen van toon-
volume en -kwaliteit voldoet en in klank
niet voor een eerste klas vleugel onder
doet".
Vele van dergelijke „attesten" sieren
keurig ingelijst de wanden van Rippens
showroom geestdriftige ontboezemingen
van conservatorium-directeuren en be
roemde concertpianisten, die bewijzen dat
deze Nederlandse industrie een hoge toon
aanslaat in het internationale pianobou-
iversconcert! H. CROESEN
Vier handen bespelen de piano
reeds voor zij gereed is
IN DEZE TIJD van rationalisatie en massaproduktie worden
vrijwel al onze levensbehoeften „aan de lopende band" gefabri
ceerd. Dit maakt ons leven niet rijker, maar wel goedkoper
en om die reden hebben wij er vrede mee. Toch is het iets als
een ontgoocheling te vernemen, dat tegenwoordig zelfs piano's
en vleugels in montagesysteem vervaardigd worden. De piano
geldt immers evenals de kwaliteits-viool van oudsher als
de hoogste triomf van het handwerk en voor tal van mensen
is de gedachte, dat zulke edele snaarinstrumenten thans, met
„series" tegelijk, in rumoerige fabrieken gemaakt worden, bijna
heiligschennis. Niettemin gebeurt dit. En wat meer zegt
met volledig succes. Vier jaar geleden verhuisde de Haagse
pianobouwer J. J. Rippen met een staf van vijfendertig gespe
cialiseerde arbeiders naar het landelijke dorpje Ede, waar hij,
tussen heidepaars en dennegroen, een grote fabriekshal liet
neerzetten. In die fabriek, vijfentwintighonderd vierkante meter
groot en voorzien van de laatste snufjes op het gebied van de
machinale hout- en metaalbewerking, werd een drievoudige
„montageband" ingericht. Deze werkt volgens het klassieke
voorbeeld van de exportslagerijen in Chicago: aan de ene kant
gaan de logge, doornatte boomstammen de fabriek binnen, aan
het andere einde komen de glanzende speelklare piano's eruit
rollen. Zo vernuftig is het systeem uitgedokterd, dat er nergens
in de verschillende produktiestadia noemenswaardige vertra
ging kan optreden. De ruim honderdvijftig man personeel, die
men thans employeert, fabriceren elke dag acht tot negen
piano's en een a twee salonvleugels. Daarmee mag Rippen zich
de grootste pianofabrikant van Europa noemen, maar toch is de
produktie (met een geschatte jaarlijkse omzetwaarde van vijf
millioen gulden!) nog lang niet voldoende. De Rippen-piano's
hebben zich in de afgelopen vier jaar namelijk zoveel faam ver
worven, dat het aantal orders de produktiecapaciteit voort
durend verre overtreft. Orders uit alle delen der wereld.
Het klavier van een normale piano be
staat uit 88 toetsen. Elk van die toetsen
is via een overbrengingsmechanisme
gekoppeld aan een met vilt beklede
„hamerkop". Slaat men nu een toets
aan, dan valt het bijbehorende hamer
tje op de daarmee corresponderende
snaar en deze brengt een toon voort.
Bij een nieuwe piano fs het vilt van
deze hamerkoppen echter nog stug en
stijf. De intonateur, die men hier aan
de arbeid ziet, prikt er daarom kleine
gaatjes in met een driepuntige els,
waardoor het vilt wat „ruller" wordt.
Als dit „intoneren" goed gebeurt, is het
resultaat een veel warmere klank van
de piano, maar gaat men iets te ver bij
dit kritieke werkje, dan wordt de
klankkleur dof en het volume te gering.
Links: Quatre-mains op een Rippen-
vleugel-in-wording. Twee arbeiders
monteren de steunen voor het spel-
mechaniek. De rest van de glanzende,
licht-metalen klankkast is, om bescha
digingen te voorkomen, met dikke mol
ton dekens afgedekt. Rechts: Mechani
satie is troef in de Edese pianofabriek.
Op de voorgrond boort een arbeider
gaten voor het stemblok in een metalen
pianoframe, daarachter brommen de
zware fraisen, motorzagen en
schuurmachines.
„Iedere boomstam die hier aankomt",
zo vertelde de bedrijfsleider ons, „is dan
ook, lang voor hij verzaagd wordt, als
piano verkocht". Een tweede fabriekshal
met een frontbreedte van honderdvijftig
meter en een totaal grondoppervlak van
tweeduizend vierkante meter is thans in
aanbouw, samen met een nieuw kantoor
gebouw en een ruime showroom. Als dit
complex omstreeks mei klaar is, hoopt men
de huidige produktie te verdubbelen.
DE FABRICAGE-METHODEN in deze
industrie zijn inderdaad bizonder efficiënt,
zonder dat er van geestdodend bandwerk
gesproken kan worden. Van de man in de
droogkamer, die de diverse soorten hout
en fineer tot op vijf percent droogstoomt,
tot aan de eindstemmer-,,intonateur" heeft
iedere man zijn preciese, wel omschreven
taak in het arbeidsproces. Werktuig en ge
reedschappen zijn zo geplaatst, dat nie
mand één overbodige stap of handgreep
behoeft te doen. De te bewerken onder
delen of halffabrikaten worden op trans
portwagentjes of rolstellingen aangevoerd.
Zo verricht iedereen zonder moeite of tijd
verlies zijn aandeel in de werkzaamheden
en zo ziet men de piano-in-wording lang
zaam groeien op zijn tocht door de fabriek.
Die tocht is lang en ingewikkeld. Zij voert
langs timmerlieden, meubelmakers en me
taalbewerkers, lakkers, spuiters en poli-
toerders, snarenvlechters en -spanners,
afmonteerders, voor- en eindstemmers
Terwijl de fraaie, edelhouten kast door
tientallen handen wordt opgebouwd en
afgewerkt, zijn aan een andere produktie-
lijn het gietijzeren frame, het „stemblok"
en de „zangbodem" verenigd. Tenslotte
wordt het spelmechaniek aangebracht.
Daarna volgen dan nog vele uren van in
gewikkeld afmonteren, stellen, stemmen
en „intoneren" (dat is het bewerken van
de vilten hamerkoppen in het klavierme
chaniek, waardoor de tonen hun volle,
warme klank krijgen).
De grote fabriekshal, waarin al die be
werkingen geschieden is geheel „aircon
ditioned". Piano's zijn namelijk zeer ge
voelig voor weersinvloeden en een tempe
ratuurschommeling van enkele graden kan
hen reeds ontstemmen. Daarom gebruikt
men bij Rippen kostbare installaties, die
temperatuur en vochtigheidsgraad in de
werkplaatsen constant houden.
Van de honderden onderdelen, waaruit
een piano wordt samengesteld, betrekt men
in Ede alleen de ruwe gietijzeren frames,
de stempennen en het spelmechaniek van
buiten het bedrijf. Alle andere benodigd
heden worden in eigen beheer vervaardigd.
Alls wordt er zo „duur" mogelijk gemaakt:
duurder hout voor de kast dan elders in
de pianobouw, een gepatenteerd ahorn
houten stemblok, dat veel kostbaarder is
dan het conventionele beukenhouten, maar
ook veel sterker. Een extra-sterkte is hier
broodnodig, want wist u, dat frame en
stemblok samen een spanning van zestien
duizend kilo moeten uithouden?
Ook de „zangbodem" (klankkast) is
dank zij het gebruik van dubbele „sprei
zen" bijzonder solide. Daardoor kan het
hout van de zangbodem ook na veertig,
vijftig jaar de gemiddelde levensduur
van een piano niet gaan werken of
scheuren, waarbij een groot deel van de
klankrijkdom verloren pleegt te gaan. Een
nieuw procédé van lakken, het gebruik
van roestvrije snaren, tropenvaste lijm
en verscheidene andere verbeteringen ver-