DE APPEL VAN DE TOEKOMST Schim van Volksfront waart rond in Parijs Harry Mulisch beschrijft de belevenissen van de heer miraculeuze Tiennoppen Caryl Chessman pleit tegen de doodstraf Haven heighten Velsen houdt het been stijf in „gasstrijd" met KNHS Schoolkwestie en Poujadisme dreigen het Republikeinse Front in de armen van de communisten te drijven REMBRANDT „ONDERBROKEN MELODIE" „TO CATCH A THIEF" rieven aan de redactie Vanmorgen in de vishal T oenadering Doelwit Chauffeuse veroorzaakte botsing Waar zijn toch de Paters van der Elzen en de Rabouzven gebleven en waar de Lunterse Pippeling en de Prinsesse Nobel Op het kantje WOENSDAG 2 9 FEBRUARI 1956 HAARLEMS DAGBLAD OPRECHTE HAARLEMSCHE COURANT Van onze correspondent in Parijs) Een probleem dat in de binnenlandse politiek van Frankrijk sedert de uitslag van de verkiezingen op 2 Januari onophoudelijk de kop opsteekt, betreft de bange vraag of liet land op den duur een nieuwe Volksfrontproef kan ontgaan. Rekenkundig gesproken, zaten er in de stembusuitslag twee mogelijkheden: een meerderheid van alle „nationale" partijen, van socialisten tot en met de conservatieven - en zonder communisten en Poujadisten - of wel een Volksfront waarin de radicalen en de socialisten zich naast - of beter tegenover - de com munisten zouden bevinden. Frankrijk heeft in 1936 onder lei ding van de socialist Léon Blum, zo'n Volksfront-regering gekend. Die re gering heeft de arbeidersklasse een aantal „veroveringen" opgeleverd nationalisaties, werkweek van veer tig uren, betaalde vakanties, enzo voorts die in het algemeen voor het land een sociale vooruitgang be tekenden. Al spoedig bleek echter, dat de andere partijen tegen de voort varendheid der communisten niet waren opgewassen. Steeds duidelij ker deelden zij op den duur de lakens uit. Dat gevaar van een communis tisch overwicht zou thans aanzienlijk groter zijn, omdat de partij van Tho- rez, in tegenstelling met 1936, aan stonds óók in getalssterkte de mach tigste partner in zo'n verbond zou zijn. Een communistische „kolonisatie" zou weldra omstandigheden schep pen, die een herhaling mogelijk zou den kunnen maken van een staats- greep-a-la-Praag, waardoor Tsjecho- slowakije aan de Russen werd over geleverd. De Franse communisten putten zich uit in vleierijen tegen de socialisten die zij tot voor kort als „de sociale verraders" brandmerkten in de hoop zowel aan de top als aan de basis de politieke ontwikke ling in de richting van zo'n nieuw Volksfront te kunnen drijven. Zowel onder de socialisten als on der de radicalen zijn er vrijwel geen leiders van betekenis, die deze gevaren niet doorzien en die gehoor zouden willen geven aan deze lokroep der communisten. Onder de socialistische arbeiders staat men echter misschien wat minder sterk in de schoenen. Men beseft daar, dat een werkelijk voor uitstrevend beleid in de sociale sector al leen in samenwerking met de communisten kan worden gevoerd. De „toenaderingspolitiek" van de Russen stelt de Franse communisten bovendien in een wat voordeliger daglicht. Er zijn nog andere factoren, die in het voordeel van Thorez en de zijnen werken. De aggressivi- teit van vele Poujadisten, die hun „leider" boven het hoofd dreigen te groeien, maakt een herleving van het fascisme in Frank rijk tot een wezenlijk gevaar. Mobilisatie van alle „republikeinse krachten", met in begrip van de communisten, zou velen in dat. licht op den duur wenselijk, zo niet noodzakelijk kunnen lijken. ADVERTENTIE Donderdagavond 7 uur laatste voorst. met de pracht-muziekfilm Donderdag 9.15 uur besloten voorst. Van vrijdag af HITCHCOCK'S met GRACE KELLY en CARY GRANT LtGN-fbuj M' De positie van premier Mollet is niet bepaald comfortabel. Hij heeft als een der leiders van het Republikeinse Front hoge verwachtingen in de verkiezingscampagne gewekt met een zeer vooruitstrevend ont- werp-regeringsprogramma, dat nu echter moet worden uitgevoerd met de steun van zijn vroegere tegenstanders. Op een eigen meerderheid kan Mollet niet bogen. Hij doet denken aan een koorddanser, wiens kleinste misstap ernstige gevolgen kan hebben. Het spookbeeld van een nieuw Volks front zal de politieke geesten nog wel enige tijd bezig houden. Dinsdagmiddag stak de bestuurster van een personenauto, komende uit de Sant- poortse Hoofdstraat via de Slaperdijk linksaf de Rijksweg over zonder zich aan het stopbord of de voorrangsplicht te sto ren. Van de pont naderde een personen auto en een botsing was onvermijdelijk; beide wagens liepen aanzienlijke schade op. (Verkort weergegeven) Sigarettenautomaten. Met verbazing vernam ik, dat door de drie samenwerken de organisaties van sigarenwinkeliers bij de gemeente aandrang is uitgeoeiend, om op bepaalde dinsdagmiddagen vrijstelling van het verbod tot sluiting te krijgen, als ook om langer open te mogen zijn. Een nogal tegenstrijdig verzoek dunkt mij, daar, zoals bekend, de dinsdagmiddagslui ting tot stand gekomen is op verzoek van dezelfde organisaties, evenals de sluiting om 7 uur 's-avonds. Men motiveert deze totaal ommezwaai met een verwijzing naar de grotere service, welke men de vreem delingen kan bieden tijdens het seizoen. Hiermede wordt een argument aange haald, dat door de voorstanders van siga rettenautomaten herhaaldelijk naar voren is gebracht, terwijl de wenselijkheid van sigarettenautomaten door dezelfde organi saties reeds jaren wordt bestreden. Wan neer men nu weet, dat in verband met het binnenkort uit te brengen pre-advies van B. en W. over deze kwestie, door de orga nisaties een enquête zal worden gehou den onder de georganiseerde leden, ligt het dan niet veeleer voor de hand, dat men door thans op een verandering van de zelf in het leven geroepen sluitingsbepalingen aan te dringen, poogt de voorstanders van sigarettenautomaten te bestrijden, dan dat men uit liefde voor de vreemdeling zijn eigen privilegiën als de vrije dinsdagmid dag en tijdige sluiting loslaat? Daar echter naar de mening van de voor standers van sigarettenautomaten hier mede ook een algemeen belang gediend is, gezien o.a. de grote belangstelling van het publiek voor deze zaak, is de vraag gewet tigd of één en ander onderwerp mag zijn van een steekspel der organisaties. P. SCHOEN, Spaarnwouderstraat 97, Haarlem. HET WAS begin februari. Reeds was duidelijk te zien, dat de Betuwse fruittuin een overvloedige weelde aan bloemknoppen draagt. „We mogen dus met een goede oogst rekening houden". Aldus zei ons de heer Rem- mert Septer, directeur van de grootste fruitveiling. Hij voegde eraan toe: „Mits de late nachtvorsten geen schade berokkenen. In één nacht kan de hele bloesempracht zwart zienWelnu, die vorst is gekomen Het is echter de vraag, of een goede oogst voor de teler even gunstig is als voor de consument. Want sedert de Betuwe in de wintermaanden tot de kersentijd toe dank zij de vele koelhuizen en opslagplaatsen ge middeld drie fruitveilingen per week kent, heeft het telersvak aspecten gekregen, die overeen komen met speculaties op de beurs. Neen het is niet in een paar zinnen verteld. Meer dan ooit hoort men deze winter in kringen van telers en pachters een oud refrein: „Wat is de appel van de toekomst?" Want het gaat hier met een appel precies als met de mode: men weet het nooit. Vandaag roept heel Nederland om de Cox, maar wat zal het morgen zijn? Behalve het probleem van de publieke gunst speelt de lange houdbaarheid een rol. Dan de kostenberekening van pachten, mesten en spuitenen nog het een en ander. En zo hoorden we weer bij de firma Septer, waar men op meer dan een halve eeuw ervaring kan bogen en thans gemiddeld een veilingproduktie heeft van ruim veertig miljoen kilogram appels per jaar, in allerlei toonaarden de vraag: „Wat moeten we aanpoten?" OM DUIDELIJK te maken, dat hierop eigenlijk geen antwoord mogelijk is, willen we ons nader bij de „psychologie" van de appel bepalen. Natuurlijk geldt een soort gelijke wetmatigheid ook voor de peer, maar deze staat veelal bij consument en teler als nummer twee genoteerd. Onge veer vijftien jaar geleden diende zich in de Betuwe de „Pater van der Elzen" als dé appel van de toekomst aan: een lekker, fris en gezond produkt, dat zich ook in de boomgaard uitstekend gedroeg. De ver wachtingen waren hoog gespannen. „Maar toen gebeurde het vreemde. Toen de Pa ters van der Elzen in grote stromen naar de veiling gingen", aldus de heer Septer, „noteerde een appel van het tweede plan, Kaneelzuur hij wordt heden ten dage nog maar sporadisch gegeten nota bene dezelfde prijs. En tegenwoordig is er haast niemand meer die Paters van der Elzen aanplant Toen is er een nieuwe verlossende naam: Jonathan, gekomen. Maar in deze winter dagen staat er in het veilinglokaal van de firma Septer een groot waarschuwings bord: ,,H.H. Handelaren. Let op de Jona thans, na koop is er geen reclame meer mogelijk". Want deze appel, die op vele exportmarkten reeds geweigerd werd, is bedriegelijk: wanneer de keurmeesters een steekproef nemen en er een doorsnijden, gebeurt het dikwijls, dat hij aan de bin nenzijde onder de fraaie rode schil een bruin randversterf toont. Wat niet zeggen wil, dat er geen partijen Jonathans aan gevoerd worden, die feilloos zijn. Maar deze appel is en blijft toch onbetrouwbaar, zodat hij zich (helaas) uitstekend leent als „koopje" voor de straathandel. Ja, een appel is en blijft een vreemd ding. Toen de telers in vorig winterseizoen niet meer dan dertig cent per kilo voor de Schone van Boskoop, alias de goudreinette, Tenslotte is er dan nog de schoolkwestie, die de rechtse meerderheid in 1951 opnieuw aan de orde heeft gesteld met de wet-Bar- rangé, waardoor het rooms-katholieke on derwijs door de staat kon worden gesub sidieerd. Die wet-Barrangé is de socialisten en de radicalen een doorn in het oog en de verleiding is groot deze maatregel nu, met hulp van de communisten, ongedaan te maken, ofschoon daardoor de kloof tussen de rooms-katholieke M.R.P. en het Repu blikeinse Front voor lange tijd zeker on overbrugbaar zou worden. Een bijkomstig heid, die in de communistische kraam uit stekend van pas komt. Een eerste poging de schoolwet op te heffen, is vorige week op het kantje af mislukt, toen met een meerderheid van slechts negen stemmen dit onderwerp van de Kamer-agenda werd afgevoerd. Onder de tegenstemmers bevonden zich echter negentien radicalen, die uit beginsel niets voelen voor steun aan 't rooms-katholieke onderwijs, maar die op dit ogenblik, om tactische redenen, een discussie over dit onderwerp weinig verstandig achtten. De communisten en andere felle tegen standers van de wet-Barrangé zullen zich door deze eerste tegenslag zeker niet laten ontmoedigen. Nieuwe pogingen in deze richting kunnen elk ogenblik worden ver wacht. Of de „laïques" de tegenstan ders van staatssteun aan het bijzonder on derwijs dan opnieuw bakzeil zullen halen, is een vraag waarop het antwoord goeddeels wordt bepaald door de koers, die de regering-Mollet zal varen. Met die koers zal een groot deel van het vroegere rechtse centrum zich moeten kunnen verenigen, zonder dat de hoop van de arbeiders en de aanhangers van het Republikeinse Front al te zeer teleurgesteld mag worden. Dinsdag kwamen in IJmuiden binnen: Beninkust van Antwerpen. Swallow van de Noordzee. Oda van Rotterdam. Maashaven van Melilla. Martini van Huil. Carrier van Barmagoa, Crescendo van Rotterdam. Alsum van Rotterdam. Krautsand van Rotterdam. Konnie M van Rotterdam. Keizersgracht van Swansea Solon (proefvaart) van de Noord zee. Lilo Friedrichs van Rotterdam. Amyntas van Esbjerg. John M van Rotterdam. Ber- nisse van Rotterdam. Ina L van Rotterdam. Vertrokken zijn: Eminent naar Grimsby. Admiraal Bastiaan naar Nantes. Alfred naar Rotterdam. Fogdö naar Oxelosund. Schar- horn naar Rotterdam. Delfborg naar Lon donderry. Solon naar de Noordzee. Meidoorn- singel naar Rotterdam. Lapwing naar Ant werpen. Sylt naar Rotterdam. Ransel naar Newross. Óceaan naar Gothenburg. Stockvik naar Haugesund. Oda naar Rotterdam. Falcon naar Rotterdam. Margriet L naar Londen. Annie G naar Rotterdam. Christine naar Rot terdam. Amstelstroom naar Huil. Mutua Fitis naar Rotterdam. Anja naar Rotterdam. Fraternité naar Rotterdam. Lingestroom n. Hull. Seabreeze naar Hampton Roads, Bac- cala naar Gothenburg. ALS ARCHIBALD STROHALM heeft Harry Mulisch vijf jaar geleden zijn entree gemaakt in de litteratuur en een Archi bald, als men wil een Strohalm, is hij sindsdien gebleven: een jongmens dat zien equilibristisch beweegt op de haardunne grens tussen het werkelijke en het moge lijke. Symbolisch voor het tijdsbestek, waarin we geestelijk, psychisch en maat schappelijk verkeren, voltigeert hij op een Copernicaans punt „buiten de wereld". De voorstelling, die wetenschap en wijsbe geerte, traditie en ervaring zich in de loop van een zestal eeuwen van de realiteit hebben gevormd, heeft voor hem als voor velen haar geldigheid verloren. Wat evident heette is twijfelachtig, wat normaal scheen is' aanvechtbaar, zo niet onhoudbaar geworden, sinds de moderne wetenschap het overgeleverde wereldbeeld aan alle zijden heeft doorbroken. Temid den van deze onzekerheden stond de mens Strohalm en staat de auteur Mulisch vreemd, bevreemd, vervreemd als een ont heemde, die nauwelijks nog weet waar hij zich bevindt, om van het „waarom" van ziin bevindingen, de zin van zijn zinnen, het fond van zijn vondsten maar te zwij- gen. Ze zijn, het één zowel als het ander, een „mirakel". „Alles scheen verzonken in een peilloze verbazing over het eigen bestaan" dat had Archibald Strohalm zo kunnen voe len en zeggen. Dat het ditmaal de Heer Tiennoppen, de symbolische „hoofdfiguur" uit Mulisch' jongste, bij De Arbeiderspers, verschenen, schriftuur Het Mirakel is, die dit duizelingwekkende levensgevoel aldus onder woorden brengt, betekent, dunkt me, een bewijs temeer, dat het destijds deze jonge auteur niet te doen was om een lit terair experiment, maar om de verbeelding van een innerlijke ervaring. Het was Mu lisch ernst en -dat is het hem nog. De chao tische gewaarwording van een wereld, die niet meer „de" wereld is, was en bleef het thema, waardoor Mulisch eerder lijdelijk gekozen wérd dan dat hij het was die het koos. Mulisch is als het ware het instru ment, dat door de tumultueuze sensatie van een mogelijke onmogelijkheid wordt be speeld. En mét hem ,,de I-Ieer Tiennoppen". TIENNOPPEN BESTAAT niet. Hij fun geert. Hij doet dienst als variatie op het motief van één en dezelfde innerlijke er varing: het absurde van de realiteit, het reële van de absurditeit. In veertien los- samenhangende verhalen ondergaat de Heer Tiennoppen het huiveringwekkende gevoel betrokken te zijn bij een universeel omsmeltingsproccs. Bij een relativerings proces, waarin de eeuwenlang als reëel aanvaarde tegenstellingen tussen leven en dood, gedachte en gebeurtenis, materie en geest, werkelijkheid en waan, lichaam en ziel, gezondheid en ziekte, zijn en nietzijn. in elkander vervloeien tot een spookach- tig-absurde, onwezenlijke, maar wie weet juist zeer fundamentele betrekkelijkheid. Elke „gebeurtenis" neemt haar aanvang in de doodgewone dagelijksheid. De Heer Tiennoppen wandelt, hij zit in een stoel, staat op een marktplein, leest de krant, en plotseling wordt hij „iets" gewaar. iets dat niet meer dan een minieme scha kering afwijkt van de reële ervaring. Maar die geringe discursiviteit tussen het waargenomene en het: voo-- waar gehoude- ne, deze onverhoedse twijfel aan de klaar blijkelijkheid van het menselijk bestaan, zoals het reilt en zeilt, is voldoende om zich in een kettingreactie van onthutsende belevenissen een „andere wereld" te doen ontpoppen: gevoelens worden daden, het onmogelijke wordt mogelijk, het bestaan de onbestaanbaar en de wereld komt hem voor als „een gek geworden planeet in het ongenaakbare universum, een dodensprong m het zwijgen". De Heer Tiennoppen is zichzelf niet meer. Hij is een ander, is elkeen, is niemand, is zijn verleden, is ner gens en overal. Zijn ziel gaat naast zijn lichaam, zijn stoffelijke, sterfelijke gestalte brengt zijn heimelijke gevoelens ten uit voer, het materiële vermenselijkt zich, de mens vervluchtigt tot symbool, de vernie tiging doet zich voor als een verlossing, de bevrijding weer als een ontkenning van alle zekerheden en temidden van dit mi raculeuze tabula rasa van een zich vol trekkend levensgevoel duizelt de Heer Tiennoppen voort, in doodsnood en levens angst, vereenzaamd tot een onherkenbare schim in dit aardse bestaan. NIEUW is deze innerlijke ervaring niet. Sinds Baudelaire en Rimbaud, Von Hof- mannsthal en Rilke, Kafka en Joyce, heeft ze zich als projectie van een verschuiving in het menselijke bewustzijn in talloze va rianten kenbaar gemaakt. Allerhande be namingen als expressionisme en surrealis me, magisch realisme en existentialis me zijn er aan te pas gekomen om dit „psychisch realisme" letterkundig onder dak te brengen. Het „wat" van des heren Tiennoppens sensaties is dan ook voor de litteraire waardering van Mulisch' jongste schriftuur van minder betekenis dan het „hoe". Nu dan, Mulisch is met de jaren stellig vaster van hand, soberder, beheerster ge worden. Sinds hij het experiment met woordklanken eraan heeft gegeven, won zijn proza aanmerkelijk aan suggestief - beeldende kracht. Meer dan in den beginne gedistancieerd van zijn thema, speelser dus en vrijer, bleek hij in staat om het schrikwekkende op een vaak zeer oor spronkelijke manier te parodiëren, het hoogst-ernstige te transformeren tot hot komische, hetgeen aan deze „episodes van troost en liederlijkheid uit het leven van de Heer Tienoppen" (een wel wat tè veel belovende titel voor het gebodene) een pregnante lichtheid-van-toets geeft, die ik in zijn vroegere werk miste. C. J. E. DINAUX konden krijgen, lieten ze de partijen tot mei in de koelhuizen. Gevolg: stijging der koelkosten en groter gewichtsverlies. En daarna wenste de onbarmhartige veiling- klok niet boven de dertig cent uit te draaien, hoewel men met veertig cent op dat ogenblik nog niet uit de kosten ge weest zou zijn! Er werden dus gevoelige stroppen geleden. Maar de late vloed van goedkope goudreinetten veroorzaakte weer aen ander drama-in-miniatuur en zo gingen er grote partijen van de rode Keuleman naar de mestvaaltDe Keuleman is een ordinaire appel met weinig smaak, maar die door zijn grote houdbaarheid in een na genoeg appelloos tijdperk enkele specu lanten in vorige jaren toch nog winst bracht. ZO ZIJN ER ook in de Betuwe apostelen en martelaren. Maar soms zijn er toch ook heel kleine telers, die met een vooruitzien de blik het grillige spel der wisselende kansen beheersen. Neem nu eens Anton van den Heuvel uit Dreumel die op een stukje „onland" van anderhalve bunder vlak achter een dijk begon. Thans weet iedereen, dat de lekkere frisse Bellefleur niet meer lonend te telen is, maar deze man begon vier jaar geleden reeds de Bellefleur om te enten met Laxton Super be een zusje van de Cox niet zo lekker, maar houdbaarder. En nu de „Cox" is uitgeleefd, brengt Van den Heuvel zijn Laxtons en maakt goede prijzen. I-Iij be hoort tot hen, die steeds het beste fruit brengen en de kunst verstaan om met de tijd mee te gaan. Maar hij is ook een man. die zeer zuinig leeft en hard werkt; toen een hagelbui twee jaar geleden veel schade toebracht aan de rijpende oogst, haalde Van den Heuvel samen met zijn zoon de beschadigde appels uit de bomen (één boom betekende een dag werk) en liet de goede zitten. Gevolg: een kleine partij prachtig gaaf fruit, extra groot, terwijl de anderen een middelmatig en veelal be schadigd produkt hadden. Maar er zijn ook anderen. Zo heeft een teler bij Tiel vijftien hectaren Jonathans aangelegd: daar zit ongeveer twee en een kwart ton kapitaal in. En men kan slechts zeggen: misschien blnjft deze appel goed en misschien niet. Er worden hier soms in één seizoen vermorgens verspeeld. Maar de telers blijken dikv/ijls even taai als hun vruchtbomen. Ze weóen dat het vak in hoge mate speculatief is en houden zich vast aan de grondstelling.- om een boomgaard te poten, moet men het. geld voor een tweede in de zak hebben. Om nog even op de goedkope goudrei netten van vorig sei zoen terug te komen: de pachter van een boomgaard verloor hierbij ongeveer twaalfduizend gulden. Maar hij pachtte hierna een boomgaard kersen ogenschijnlijk een gevaarlijk experiment, daar de vraa.g gering gebleken was en de schattingsprijs-, op tachtig tot honderd cent per kilo lag. JWaar dank zij een magere oogst en de gro.te vraag der fabrikanten van jam en bonbo.ns kwamen de kersen afgelopen zomer op de fabel achtige veilingprijs van een tot an derhalve gulden per kilo, waardoor zesduize.nd gul den op de geleden schade ingelopen werd. Thans heeft dezelfde man weer drie bi oom- gaarden appelen gekocht en hoopt hiUr- "mede het verlies geheel weg te werken. APPELS KOMEN, appels gaan. Waar is de Court Perdu gebleven of de Holgate? De Rabouwen ziet men praktisch ook niet meer. De Present van Engeland (die thans verdrongen wordt door de Golden Deli cious) of de Lunterse Pippeling en de No tarisappel zijn een generatie oud, maar verdwijnen steeds meer van het plan. De Prinsesse Nobel was vroeger eigenlijk „de" Cox en nu kan men ten hoogste zeggen: hij doet het nog wel. Maar soms ligt er ook een „come back" in het verschiet. Zo denken er sommige telers over, om een lekker vroeg peertje, de Kruidenier, dat enigszins op de achter grond geraakt is, opnieuw te gaan planten. Hoe dan ook dit winterseizoen was en is goed, omdat er minder fruit is dan voor gaande jaren. De firma Septer heeft amper de helft van het voorradige miljoen em- ballagekisten hoeven in te zetten. Bij een rijke oogst komt men vaak te kort. Maar toch rijden in de grote loodsen de vrachtwagens regelmatig af en aan om naar alle hoeken van het land te vertrekken. JAAP STIGTER De gaskwestie heeft ook gisteravond in Velsens raad de gemoederen bezig gehou den, nn de raad om een oordeel werd ge vraagd naar de redelijkheid van het door berekenen der kostprijsverhoging in de consumentenprijs voor het gas. De kwestie was niet eenvoudig: Hoogovens hebben de gemeente aanvankelijk voorgesteld, de prijs met 0,55 et per kubieke meter te ver hogen, maar kwamen hier later, toen Vel sen hiermee niet akkoord wenste te gaan, op terug en reduceerden de „eis" tot 0,30 cent. Op voorwaarde, dat de gemeentelijke onderhandelaren dan de redelijkheid van de oorspronkelijk voorgestelde verhoging zouden erkennen. De raad, die hierover te beslissen kreeg, was echter in meerderheid met het college van mening, dat deze redenering van de Hoogovens alleen aanvaardbaar zou zijn, indien van die kant de volledige cijfers op tafel zouden komen. Het ging dus om een zakelijk geschil, maar de psychologische ondergronden kwamen rond de groene tafels meermalen boven. Het begrip der „redelijkheid" werd bijvoorbeeld een vreemd bestanddeel in een contract ge noemd, terwijl wethouder De Boer (ar beid, bedrijven) in een puntige verdediging van het college-standpunt bovendien op merkte, dat het de gemeente in het geheel niet te doen is om een verkapte subsidie van de Hoogovens te ontvangen: het gaat er allerminst om het. voordeeltje van 0,55 en 0,30 cent verhoging op te strijken het is een louter principiële kwestie. Een bo vendien: de gemeente hoort de gasprijs zo laag mogelijk te houden. De redelijkheid van de Hoogovenargumenten zou wellicht zelfs op die 0,55 ct erkend kunnen worden indien de KNHS met hun cijfers op tafel zouden komen, maar dat houdt men aan gene zijde van het kanaal tegen. De enige dissidente zij het onderling afwijkende en door de wethouder krachtig bestreden ge luiden van deze avond kwamen uit de koker der communistische fractie en van de kant der AR-afgevaardigde Lips en D e J o n g, wier zegel dan ook niet aan het collegestandpunt werd gehecht. De rest van de raad wenste niet (e zwichten en steun de B. en W. in dit vinnige strijdje. DE TER DOOD veroordeelde Amerikaan Caryl Chessman, d'ie van zijn vierender tig jaren er zeventien in de gevangenis doorbracht, waarvan er nu bijna zeven als ter dood veroordeelde, heeft zijn boek „Do dencel 2455" nu doen volgen door een tweede, onder dezelfde mensaantastende omstandigheden tot stand gekomen werk: „De vuurproef". Dit boek bevat minder ro manelementen, maar is als litteraire docu mentaire nu reeds een belangrijk argument in het gesprek tussen voorstanders en tegenstanders van de doodstraf. Zijn eerste werk was ten dele een grandioos pleidooi voor zichzelf op psycho-analytische wijze, ten dele een pleidooi van algemener strek king tegen de doodstraf als zodanig. Hij kon niet het bestaan van de misdaad ver klaren, maar trachtte aan te tonen dat de doodstraf geen remedie is. Welke remedie beter zou zijn was zijn bekommernis niet. Het boek was dus negatief. De belangrijk ste winst was de kernachtige formulering van de misdaad en de misdadiger uit het kamp der misdaad zelf. „De vuurproef" is artistiek minder knap aan het eerste boek, maar een doorwroch- ter en overtuigender betoog. Het boek heeft dezelfde beklemmende atmosfeer als het eerste. Al lezend ervaart men dat de schrij ver geen ruimere horizon heeft gehad dan vier muren. Het is het schrijfwerk van. een geïsoleerde. Als lezer wordt men geïsoleerd tot binnen die vier muren. Men ervaart een tekort aan wezenlijke ruimte, men wordt benauwd. Misschien is het echter juist dat isolement, dat de schrijver in staat stelde zo bezeten zich in dit ene onderwerp te verdiepen, dat hij een onnatuurlijke in- dringingskracht vertoont, die zijn pleidooi versterkt en onontkoombaarder maakt. Zelf zegt hij, dat hij zijn psychopatische neigingen, die vroeger een uitweg vonden in de misdaad, nu tot zelfbestudering, in trospectie, aangewend heeft en dat hij zich daardoor tot een vrij normaal mens heeft „bij kunnen leven". Daardoor leverde hij ook zijn enorme juridische en litteraire krachttoer. DE DOODSTRAF moet worden afge schaft, zegt Chessman, juridisch is ze een paskwil, psychologisch een ontwijking vap het probleem, geestelijk druist ze in tegen alle grondbeginselen. Het eerste bewijst hij met zichzelf. Tientallen zouden niet naai de gaskamer gegaan zijn als zij dezelfde handigheidjes en kennis van het recht als Chessman tot hun beschikking hadden ge had. De doodstraf is geen goede wet, zegt Chessman, want de veroordeelde kan er nog van alles tegen doen. Als hij niet weet hoe, dan gaat hij naar de gaskamer maar dat bewijst het gelijk van de wet niet. Psychologisch is de doodstraf een ontwij king van het probleem. Chessman schrijft: „Langzamerhand begin je in te zien, dat het hele vraagstuk van de doodstraf, van de misdaad en de rechtspleging veel be langrijker is dan je eigen lot. Je kijkt om je heen, je studeert, je denkt na. Je beseft dan dat je een taak hebt. Die taak concen treert zich op één vraag; waarom worden mensen ter dood gebracht? Bij het zoeken naar hei antwoord ontdek je, dat de vraag een sleutel is waarmee je de deur kan ope nen, die tot geheel nieuwe opvattingen leidt in de menselijke verhoudingen op het gebied van de misdaad". Het klinkt erg arrogant, maar het is een feit dat zijn geval veel goeds tot stand brengt, veel leemten toont in de rechtspraak. „Ze willen de in druk wekken dat het probleem van de moord en van alle andere ernstige misda den kan worden begraven met het lijk van de terechtgestelde dader, terwijl in werke lijkheid de oplossing van het probleem wordt begraven". En even verder zegt hij: „Het zou wel heel vreemd zijn als iemand, die al meer dan zes jaar in de Dodencel doorbrengt nog zou geloven, dat er met de doodstraf iets wordt bewezen of opgelost". In die tijd zag hij zestig mensen naar de gaskamer gaan. De verdienste van ook dit boek is weer, dat hel bekende argumenten opnieuw kracht van bewijs geeft, een vernieuwde kracht van bewijs, omdat het in een nieuwe klemmende rangschikking oude visies her schept en daardoor de problemen weer scherper maakt. Het effect is dan ook niet uitgebleven. Chessman's geval is een proef- geval geworden en zijn vrijlating of zijn dood zal in elk der twee gevallen tegen de doodstraf pleiten op een hevige wijze, want onder het oog van een zeer erbij betrokken gemaakt publiek. Voor het Nederlandse publiek is het probleem uiter aard niet zo klemmend. Daarom zal „De vuurproef" waarin nogal uitvoerig de juridische gang van zaken beschreven staat wel minder belangstelling oogsten dan het meer spectaculaire „Dodencel 2455". Maar „De Vuurproef" is als betoog klem mender en beter. Wie belang stelt in de misdaad als een maatschappelijke ziekte moet „De vuurproef" lezen. Wie de mis daad liever als de uiting van één individu beschreven wil zien, moet het maar bij de „Dodencel 2245" laten. Hoewel vooral voor hen het laatste boek geschreven is. A. N. „De vuurproef" verscheen in een goede Ne derlandse vertaling van F. Kliphuis bij Scheltens en Giltay te Amsterdam. Voor het buitenland De export nam de grote schol voor f 12 tot f 17, middel voor f 17 tot f 19 en zet- schol voor f 33 tot f 37. De enen brachten op f 37 tot f 41, de rijen grote kabeljauw f 39 tot f 50, de rijen kleine f 25 tot 32, grote kisten f 51 tot f 60, de kisten kleine f 58 tot f 67. Grote tongen gingen weg voor f 2.80 tot f 2.90, grootmiddel deel f 2.20 tot f 2.30, kleinmiddel f 2.25 tot f 2.30, tongen I noteerden f 2.75 tot f 2.80 en slips f 1.95 tot f 2.00. Voor het binnenland Het binnenland betaalde voor de schol II f 39 tot f 43, voor schol III f 26 tot f 32. Grote gullen noteerden f 32 tot f 33, mid delgullen f 34 tot f 37 en torren f 29 tot f 31. Zwarte kolen brachten op f 39 tot f 46, alle soorten schelvis f 40 tot f 45; wij ting deed f 30, haring f 17 tot 1 13 en ma kreel f 21 tot f 27.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1956 | | pagina 11