DE APPEL VAN DE TOEKOMST
Schim van Volksfront
waart rond in Parijs
Harry Mulisch beschrijft de
belevenissen van de heer
miraculeuze
Tiennoppen
Caryl Chessman pleit
tegen de doodstraf
Haven heighten
Velsen houdt het been
stijf in „gasstrijd" met KNHS
Schoolkwestie en Poujadisme dreigen
het Republikeinse Front in de armen
van de communisten te drijven
REMBRANDT
„ONDERBROKEN MELODIE"
„TO CATCH A THIEF"
rieven aan
de redactie
Vanmorgen in de vishal
T oenadering
Doelwit
Chauffeuse veroorzaakte
botsing
Waar zijn toch de Paters van der Elzen en de Rabouzven gebleven
en waar de Lunterse Pippeling en de Prinsesse Nobel
Op het kantje
WOENSDAG 2 9 FEBRUARI 1956
HAARLEMS DAGBLAD OPRECHTE HAARLEMSCHE COURANT
Van onze correspondent in Parijs)
Een probleem dat in de binnenlandse politiek van Frankrijk sedert de uitslag
van de verkiezingen op 2 Januari onophoudelijk de kop opsteekt, betreft de
bange vraag of liet land op den duur een nieuwe Volksfrontproef kan ontgaan.
Rekenkundig gesproken, zaten er in de stembusuitslag twee mogelijkheden:
een meerderheid van alle „nationale" partijen, van socialisten tot en met de
conservatieven - en zonder communisten en Poujadisten - of wel een Volksfront
waarin de radicalen en de socialisten zich naast - of beter tegenover - de com
munisten zouden bevinden.
Frankrijk heeft in 1936 onder lei
ding van de socialist Léon Blum, zo'n
Volksfront-regering gekend. Die re
gering heeft de arbeidersklasse een
aantal „veroveringen" opgeleverd
nationalisaties, werkweek van veer
tig uren, betaalde vakanties, enzo
voorts die in het algemeen voor
het land een sociale vooruitgang be
tekenden. Al spoedig bleek echter,
dat de andere partijen tegen de voort
varendheid der communisten niet
waren opgewassen. Steeds duidelij
ker deelden zij op den duur de lakens
uit. Dat gevaar van een communis
tisch overwicht zou thans aanzienlijk
groter zijn, omdat de partij van Tho-
rez, in tegenstelling met 1936, aan
stonds óók in getalssterkte de mach
tigste partner in zo'n verbond zou
zijn.
Een communistische „kolonisatie"
zou weldra omstandigheden schep
pen, die een herhaling mogelijk zou
den kunnen maken van een staats-
greep-a-la-Praag, waardoor Tsjecho-
slowakije aan de Russen werd over
geleverd. De Franse communisten
putten zich uit in vleierijen tegen de
socialisten die zij tot voor kort als
„de sociale verraders" brandmerkten
in de hoop zowel aan de top als
aan de basis de politieke ontwikke
ling in de richting van zo'n nieuw
Volksfront te kunnen drijven.
Zowel onder de socialisten als on
der de radicalen zijn er vrijwel geen
leiders van betekenis, die deze gevaren niet
doorzien en die gehoor zouden willen geven
aan deze lokroep der communisten. Onder
de socialistische arbeiders staat men echter
misschien wat minder sterk in de schoenen.
Men beseft daar, dat een werkelijk voor
uitstrevend beleid in de sociale sector al
leen in samenwerking met de communisten
kan worden gevoerd.
De „toenaderingspolitiek" van de Russen
stelt de Franse communisten bovendien in
een wat voordeliger daglicht. Er zijn nog
andere factoren, die in het voordeel van
Thorez en de zijnen werken. De aggressivi-
teit van vele Poujadisten, die hun „leider"
boven het hoofd dreigen te groeien, maakt
een herleving van het fascisme in Frank
rijk tot een wezenlijk gevaar. Mobilisatie
van alle „republikeinse krachten", met in
begrip van de communisten, zou velen in
dat. licht op den duur wenselijk, zo niet
noodzakelijk kunnen lijken.
ADVERTENTIE
Donderdagavond 7 uur laatste voorst.
met de pracht-muziekfilm
Donderdag 9.15 uur besloten voorst.
Van vrijdag af HITCHCOCK'S
met GRACE KELLY en CARY GRANT
LtGN-fbuj
M'
De positie van premier Mollet is niet
bepaald comfortabel. Hij heeft als een der
leiders van het Republikeinse Front hoge
verwachtingen in de verkiezingscampagne
gewekt met een zeer vooruitstrevend ont-
werp-regeringsprogramma, dat nu echter
moet worden uitgevoerd met de steun van
zijn vroegere tegenstanders. Op een eigen
meerderheid kan Mollet niet bogen. Hij
doet denken aan een koorddanser, wiens
kleinste misstap ernstige gevolgen kan
hebben.
Het spookbeeld van een nieuw Volks
front zal de politieke geesten nog wel enige
tijd bezig houden.
Dinsdagmiddag stak de bestuurster van
een personenauto, komende uit de Sant-
poortse Hoofdstraat via de Slaperdijk
linksaf de Rijksweg over zonder zich aan
het stopbord of de voorrangsplicht te sto
ren. Van de pont naderde een personen
auto en een botsing was onvermijdelijk;
beide wagens liepen aanzienlijke schade op.
(Verkort weergegeven)
Sigarettenautomaten. Met verbazing
vernam ik, dat door de drie samenwerken
de organisaties van sigarenwinkeliers bij
de gemeente aandrang is uitgeoeiend, om
op bepaalde dinsdagmiddagen vrijstelling
van het verbod tot sluiting te krijgen, als
ook om langer open te mogen zijn. Een
nogal tegenstrijdig verzoek dunkt mij,
daar, zoals bekend, de dinsdagmiddagslui
ting tot stand gekomen is op verzoek van
dezelfde organisaties, evenals de sluiting
om 7 uur 's-avonds. Men motiveert deze
totaal ommezwaai met een verwijzing naar
de grotere service, welke men de vreem
delingen kan bieden tijdens het seizoen.
Hiermede wordt een argument aange
haald, dat door de voorstanders van siga
rettenautomaten herhaaldelijk naar voren
is gebracht, terwijl de wenselijkheid van
sigarettenautomaten door dezelfde organi
saties reeds jaren wordt bestreden. Wan
neer men nu weet, dat in verband met het
binnenkort uit te brengen pre-advies van
B. en W. over deze kwestie, door de orga
nisaties een enquête zal worden gehou
den onder de georganiseerde leden, ligt het
dan niet veeleer voor de hand, dat men
door thans op een verandering van de zelf
in het leven geroepen sluitingsbepalingen
aan te dringen, poogt de voorstanders van
sigarettenautomaten te bestrijden, dan dat
men uit liefde voor de vreemdeling zijn
eigen privilegiën als de vrije dinsdagmid
dag en tijdige sluiting loslaat?
Daar echter naar de mening van de voor
standers van sigarettenautomaten hier
mede ook een algemeen belang gediend is,
gezien o.a. de grote belangstelling van het
publiek voor deze zaak, is de vraag gewet
tigd of één en ander onderwerp mag zijn
van een steekspel der organisaties.
P. SCHOEN,
Spaarnwouderstraat 97,
Haarlem.
HET WAS begin februari. Reeds was duidelijk te zien, dat de Betuwse
fruittuin een overvloedige weelde aan bloemknoppen draagt. „We mogen
dus met een goede oogst rekening houden". Aldus zei ons de heer Rem-
mert Septer, directeur van de grootste fruitveiling. Hij voegde eraan toe:
„Mits de late nachtvorsten geen schade berokkenen. In één nacht kan de
hele bloesempracht zwart zienWelnu, die vorst is gekomen
Het is echter de vraag, of een goede oogst voor de teler even gunstig is
als voor de consument. Want sedert de Betuwe in de wintermaanden
tot de kersentijd toe dank zij de vele koelhuizen en opslagplaatsen ge
middeld drie fruitveilingen per week kent, heeft het telersvak aspecten
gekregen, die overeen komen met speculaties op de beurs. Neen het is
niet in een paar zinnen verteld. Meer dan ooit hoort men deze winter in
kringen van telers en pachters een oud refrein: „Wat is de appel van de
toekomst?" Want het gaat hier met een appel precies als met de mode:
men weet het nooit. Vandaag roept heel Nederland om de Cox, maar
wat zal het morgen zijn? Behalve het probleem van de publieke gunst
speelt de lange houdbaarheid een rol. Dan de kostenberekening van
pachten, mesten en spuitenen nog het een en ander. En zo hoorden
we weer bij de firma Septer, waar men op meer dan een halve eeuw
ervaring kan bogen en thans gemiddeld een veilingproduktie heeft van
ruim veertig miljoen kilogram appels per jaar, in allerlei toonaarden de
vraag: „Wat moeten we aanpoten?"
OM DUIDELIJK te maken, dat hierop
eigenlijk geen antwoord mogelijk is, willen
we ons nader bij de „psychologie" van de
appel bepalen. Natuurlijk geldt een soort
gelijke wetmatigheid ook voor de peer,
maar deze staat veelal bij consument en
teler als nummer twee genoteerd. Onge
veer vijftien jaar geleden diende zich in
de Betuwe de „Pater van der Elzen" als
dé appel van de toekomst aan: een lekker,
fris en gezond produkt, dat zich ook in de
boomgaard uitstekend gedroeg. De ver
wachtingen waren hoog gespannen. „Maar
toen gebeurde het vreemde. Toen de Pa
ters van der Elzen in grote stromen naar
de veiling gingen", aldus de heer Septer,
„noteerde een appel van het tweede plan,
Kaneelzuur hij wordt heden ten dage
nog maar sporadisch gegeten nota bene
dezelfde prijs. En tegenwoordig is er haast
niemand meer die Paters van der Elzen
aanplant
Toen is er een nieuwe verlossende naam:
Jonathan, gekomen. Maar in deze winter
dagen staat er in het veilinglokaal van de
firma Septer een groot waarschuwings
bord: ,,H.H. Handelaren. Let op de Jona
thans, na koop is er geen reclame meer
mogelijk". Want deze appel, die op vele
exportmarkten reeds geweigerd werd, is
bedriegelijk: wanneer de keurmeesters een
steekproef nemen en er een doorsnijden,
gebeurt het dikwijls, dat hij aan de bin
nenzijde onder de fraaie rode schil een
bruin randversterf toont. Wat niet zeggen
wil, dat er geen partijen Jonathans aan
gevoerd worden, die feilloos zijn. Maar
deze appel is en blijft toch onbetrouwbaar,
zodat hij zich (helaas) uitstekend leent als
„koopje" voor de straathandel.
Ja, een appel is en blijft een vreemd
ding. Toen de telers in vorig winterseizoen
niet meer dan dertig cent per kilo voor de
Schone van Boskoop, alias de goudreinette,
Tenslotte is er dan nog de schoolkwestie,
die de rechtse meerderheid in 1951 opnieuw
aan de orde heeft gesteld met de wet-Bar-
rangé, waardoor het rooms-katholieke on
derwijs door de staat kon worden gesub
sidieerd. Die wet-Barrangé is de socialisten
en de radicalen een doorn in het oog en de
verleiding is groot deze maatregel nu, met
hulp van de communisten, ongedaan te
maken, ofschoon daardoor de kloof tussen
de rooms-katholieke M.R.P. en het Repu
blikeinse Front voor lange tijd zeker on
overbrugbaar zou worden. Een bijkomstig
heid, die in de communistische kraam uit
stekend van pas komt.
Een eerste poging de schoolwet op te
heffen, is vorige week op het kantje af
mislukt, toen met een meerderheid van
slechts negen stemmen dit onderwerp van
de Kamer-agenda werd afgevoerd. Onder
de tegenstemmers bevonden zich echter
negentien radicalen, die uit beginsel niets
voelen voor steun aan 't rooms-katholieke
onderwijs, maar die op dit ogenblik, om
tactische redenen, een discussie over dit
onderwerp weinig verstandig achtten.
De communisten en andere felle tegen
standers van de wet-Barrangé zullen zich
door deze eerste tegenslag zeker niet laten
ontmoedigen. Nieuwe pogingen in deze
richting kunnen elk ogenblik worden ver
wacht. Of de „laïques" de tegenstan
ders van staatssteun aan het bijzonder on
derwijs dan opnieuw bakzeil zullen
halen, is een vraag waarop het antwoord
goeddeels wordt bepaald door de koers, die
de regering-Mollet zal varen. Met die koers
zal een groot deel van het vroegere rechtse
centrum zich moeten kunnen verenigen,
zonder dat de hoop van de arbeiders en
de aanhangers van het Republikeinse Front
al te zeer teleurgesteld mag worden.
Dinsdag kwamen in IJmuiden binnen:
Beninkust van Antwerpen. Swallow van de
Noordzee. Oda van Rotterdam. Maashaven
van Melilla. Martini van Huil. Carrier van
Barmagoa, Crescendo van Rotterdam. Alsum
van Rotterdam. Krautsand van Rotterdam.
Konnie M van Rotterdam. Keizersgracht van
Swansea Solon (proefvaart) van de Noord
zee. Lilo Friedrichs van Rotterdam. Amyntas
van Esbjerg. John M van Rotterdam. Ber-
nisse van Rotterdam. Ina L van Rotterdam.
Vertrokken zijn: Eminent naar Grimsby.
Admiraal Bastiaan naar Nantes. Alfred naar
Rotterdam. Fogdö naar Oxelosund. Schar-
horn naar Rotterdam. Delfborg naar Lon
donderry. Solon naar de Noordzee. Meidoorn-
singel naar Rotterdam. Lapwing naar Ant
werpen. Sylt naar Rotterdam. Ransel naar
Newross. Óceaan naar Gothenburg. Stockvik
naar Haugesund. Oda naar Rotterdam. Falcon
naar Rotterdam. Margriet L naar Londen.
Annie G naar Rotterdam. Christine naar Rot
terdam. Amstelstroom naar Huil. Mutua Fitis
naar Rotterdam. Anja naar Rotterdam.
Fraternité naar Rotterdam. Lingestroom n.
Hull. Seabreeze naar Hampton Roads, Bac-
cala naar Gothenburg.
ALS ARCHIBALD STROHALM heeft
Harry Mulisch vijf jaar geleden zijn entree
gemaakt in de litteratuur en een Archi
bald, als men wil een Strohalm, is hij
sindsdien gebleven: een jongmens dat zien
equilibristisch beweegt op de haardunne
grens tussen het werkelijke en het moge
lijke. Symbolisch voor het tijdsbestek,
waarin we geestelijk, psychisch en maat
schappelijk verkeren, voltigeert hij op een
Copernicaans punt „buiten de wereld". De
voorstelling, die wetenschap en wijsbe
geerte, traditie en ervaring zich in de loop
van een zestal eeuwen van de realiteit
hebben gevormd, heeft voor hem als
voor velen haar geldigheid verloren.
Wat evident heette is twijfelachtig, wat
normaal scheen is' aanvechtbaar, zo niet
onhoudbaar geworden, sinds de moderne
wetenschap het overgeleverde wereldbeeld
aan alle zijden heeft doorbroken. Temid
den van deze onzekerheden stond de mens
Strohalm en staat de auteur Mulisch
vreemd, bevreemd, vervreemd als een ont
heemde, die nauwelijks nog weet waar hij
zich bevindt, om van het „waarom" van
ziin bevindingen, de zin van zijn zinnen,
het fond van zijn vondsten maar te zwij-
gen. Ze zijn, het één zowel als het ander,
een „mirakel".
„Alles scheen verzonken in een peilloze
verbazing over het eigen bestaan" dat
had Archibald Strohalm zo kunnen voe
len en zeggen. Dat het ditmaal de Heer
Tiennoppen, de symbolische „hoofdfiguur"
uit Mulisch' jongste, bij De Arbeiderspers,
verschenen, schriftuur Het Mirakel is, die
dit duizelingwekkende levensgevoel aldus
onder woorden brengt, betekent, dunkt
me, een bewijs temeer, dat het destijds deze
jonge auteur niet te doen was om een lit
terair experiment, maar om de verbeelding
van een innerlijke ervaring. Het was Mu
lisch ernst en -dat is het hem nog. De chao
tische gewaarwording van een wereld, die
niet meer „de" wereld is, was en bleef het
thema, waardoor Mulisch eerder lijdelijk
gekozen wérd dan dat hij het was die het
koos. Mulisch is als het ware het instru
ment, dat door de tumultueuze sensatie van
een mogelijke onmogelijkheid wordt be
speeld. En mét hem ,,de I-Ieer Tiennoppen".
TIENNOPPEN BESTAAT niet. Hij fun
geert. Hij doet dienst als variatie op het
motief van één en dezelfde innerlijke er
varing: het absurde van de realiteit, het
reële van de absurditeit. In veertien los-
samenhangende verhalen ondergaat de
Heer Tiennoppen het huiveringwekkende
gevoel betrokken te zijn bij een universeel
omsmeltingsproccs. Bij een relativerings
proces, waarin de eeuwenlang als reëel
aanvaarde tegenstellingen tussen leven en
dood, gedachte en gebeurtenis, materie en
geest, werkelijkheid en waan, lichaam en
ziel, gezondheid en ziekte, zijn en nietzijn.
in elkander vervloeien tot een spookach-
tig-absurde, onwezenlijke, maar wie weet
juist zeer fundamentele betrekkelijkheid.
Elke „gebeurtenis" neemt haar aanvang
in de doodgewone dagelijksheid. De Heer
Tiennoppen wandelt, hij zit in een stoel,
staat op een marktplein, leest de krant,
en plotseling wordt hij „iets" gewaar.
iets dat niet meer dan een minieme scha
kering afwijkt van de reële ervaring.
Maar die geringe discursiviteit tussen het
waargenomene en het: voo-- waar gehoude-
ne, deze onverhoedse twijfel aan de klaar
blijkelijkheid van het menselijk bestaan,
zoals het reilt en zeilt, is voldoende om
zich in een kettingreactie van onthutsende
belevenissen een „andere wereld" te doen
ontpoppen: gevoelens worden daden, het
onmogelijke wordt mogelijk, het bestaan
de onbestaanbaar en de wereld komt hem
voor als „een gek geworden planeet in het
ongenaakbare universum, een dodensprong
m het zwijgen". De Heer Tiennoppen is
zichzelf niet meer. Hij is een ander, is
elkeen, is niemand, is zijn verleden, is ner
gens en overal. Zijn ziel gaat naast zijn
lichaam, zijn stoffelijke, sterfelijke gestalte
brengt zijn heimelijke gevoelens ten uit
voer, het materiële vermenselijkt zich, de
mens vervluchtigt tot symbool, de vernie
tiging doet zich voor als een verlossing, de
bevrijding weer als een ontkenning van
alle zekerheden en temidden van dit mi
raculeuze tabula rasa van een zich vol
trekkend levensgevoel duizelt de Heer
Tiennoppen voort, in doodsnood en levens
angst, vereenzaamd tot een onherkenbare
schim in dit aardse bestaan.
NIEUW is deze innerlijke ervaring niet.
Sinds Baudelaire en Rimbaud, Von Hof-
mannsthal en Rilke, Kafka en Joyce, heeft
ze zich als projectie van een verschuiving
in het menselijke bewustzijn in talloze va
rianten kenbaar gemaakt. Allerhande be
namingen als expressionisme en surrealis
me, magisch realisme en existentialis
me zijn er aan te pas gekomen om dit
„psychisch realisme" letterkundig onder
dak te brengen. Het „wat" van des heren
Tiennoppens sensaties is dan ook voor de
litteraire waardering van Mulisch' jongste
schriftuur van minder betekenis dan het
„hoe".
Nu dan, Mulisch is met de jaren stellig
vaster van hand, soberder, beheerster ge
worden. Sinds hij het experiment met
woordklanken eraan heeft gegeven, won
zijn proza aanmerkelijk aan suggestief -
beeldende kracht. Meer dan in den beginne
gedistancieerd van zijn thema, speelser
dus en vrijer, bleek hij in staat om het
schrikwekkende op een vaak zeer oor
spronkelijke manier te parodiëren, het
hoogst-ernstige te transformeren tot hot
komische, hetgeen aan deze „episodes van
troost en liederlijkheid uit het leven van
de Heer Tienoppen" (een wel wat tè veel
belovende titel voor het gebodene) een
pregnante lichtheid-van-toets geeft, die
ik in zijn vroegere werk miste.
C. J. E. DINAUX
konden krijgen, lieten ze de partijen tot
mei in de koelhuizen. Gevolg: stijging der
koelkosten en groter gewichtsverlies. En
daarna wenste de onbarmhartige veiling-
klok niet boven de dertig cent uit te
draaien, hoewel men met veertig cent op
dat ogenblik nog niet uit de kosten ge
weest zou zijn! Er werden dus gevoelige
stroppen geleden. Maar de late vloed van
goedkope goudreinetten veroorzaakte weer
aen ander drama-in-miniatuur en zo gingen
er grote partijen van de rode Keuleman
naar de mestvaaltDe Keuleman is een
ordinaire appel met weinig smaak, maar
die door zijn grote houdbaarheid in een na
genoeg appelloos tijdperk enkele specu
lanten in vorige jaren toch nog winst
bracht.
ZO ZIJN ER ook in de Betuwe apostelen
en martelaren. Maar soms zijn er toch ook
heel kleine telers, die met een vooruitzien
de blik het grillige spel der wisselende
kansen beheersen. Neem nu eens Anton
van den Heuvel uit Dreumel die op een
stukje „onland" van anderhalve bunder
vlak achter een dijk begon. Thans weet
iedereen, dat de lekkere frisse Bellefleur
niet meer lonend te telen is, maar deze
man begon vier jaar geleden reeds de
Bellefleur om te enten met Laxton Super
be een zusje van de Cox niet zo
lekker, maar houdbaarder. En nu de „Cox"
is uitgeleefd, brengt Van den Heuvel zijn
Laxtons en maakt goede prijzen. I-Iij be
hoort tot hen, die steeds het beste fruit
brengen en de kunst verstaan om met de
tijd mee te gaan. Maar hij is ook een man.
die zeer zuinig leeft en hard werkt; toen
een hagelbui twee jaar geleden veel schade
toebracht aan de rijpende oogst, haalde
Van den Heuvel samen met zijn zoon de
beschadigde appels uit de bomen (één
boom betekende een dag werk) en liet de
goede zitten. Gevolg: een kleine partij
prachtig gaaf fruit, extra groot, terwijl de
anderen een middelmatig en veelal be
schadigd produkt hadden.
Maar er zijn ook anderen. Zo heeft een
teler bij Tiel vijftien hectaren Jonathans
aangelegd: daar zit ongeveer twee en een
kwart ton kapitaal in. En men kan slechts
zeggen: misschien blnjft deze appel goed
en misschien niet. Er worden hier soms
in één seizoen vermorgens verspeeld. Maar
de telers blijken dikv/ijls even taai als hun
vruchtbomen. Ze weóen dat het vak in hoge
mate speculatief is en houden zich vast
aan de grondstelling.- om een boomgaard te
poten, moet men het. geld voor een tweede
in de zak hebben.
Om nog even op de goedkope goudrei
netten van vorig sei zoen terug te komen:
de pachter van een boomgaard verloor
hierbij ongeveer twaalfduizend gulden.
Maar hij pachtte hierna een boomgaard
kersen ogenschijnlijk een gevaarlijk
experiment, daar de vraa.g gering gebleken
was en de schattingsprijs-, op tachtig tot
honderd cent per kilo lag. JWaar dank zij
een magere oogst en de gro.te vraag der
fabrikanten van jam en bonbo.ns kwamen
de kersen afgelopen zomer op de fabel
achtige veilingprijs van een tot an derhalve
gulden per kilo, waardoor zesduize.nd gul
den op de geleden schade ingelopen werd.
Thans heeft dezelfde man weer drie bi oom-
gaarden appelen gekocht en hoopt hiUr-
"mede het verlies geheel weg te werken.
APPELS KOMEN, appels gaan. Waar is
de Court Perdu gebleven of de Holgate? De
Rabouwen ziet men praktisch ook niet
meer. De Present van Engeland (die thans
verdrongen wordt door de Golden Deli
cious) of de Lunterse Pippeling en de No
tarisappel zijn een generatie oud, maar
verdwijnen steeds meer van het plan. De
Prinsesse Nobel was vroeger eigenlijk „de"
Cox en nu kan men ten hoogste zeggen:
hij doet het nog wel.
Maar soms ligt er ook een „come back"
in het verschiet. Zo denken er sommige
telers over, om een lekker vroeg peertje,
de Kruidenier, dat enigszins op de achter
grond geraakt is, opnieuw te gaan planten.
Hoe dan ook dit winterseizoen was en
is goed, omdat er minder fruit is dan voor
gaande jaren. De firma Septer heeft amper
de helft van het voorradige miljoen em-
ballagekisten hoeven in te zetten. Bij een
rijke oogst komt men vaak te kort.
Maar toch rijden in de grote loodsen de
vrachtwagens regelmatig af en aan om naar
alle hoeken van het land te vertrekken.
JAAP STIGTER
De gaskwestie heeft ook gisteravond in
Velsens raad de gemoederen bezig gehou
den, nn de raad om een oordeel werd ge
vraagd naar de redelijkheid van het door
berekenen der kostprijsverhoging in de
consumentenprijs voor het gas. De kwestie
was niet eenvoudig: Hoogovens hebben de
gemeente aanvankelijk voorgesteld, de
prijs met 0,55 et per kubieke meter te ver
hogen, maar kwamen hier later, toen Vel
sen hiermee niet akkoord wenste te gaan,
op terug en reduceerden de „eis" tot 0,30
cent. Op voorwaarde, dat de gemeentelijke
onderhandelaren dan de redelijkheid van
de oorspronkelijk voorgestelde verhoging
zouden erkennen.
De raad, die hierover te beslissen kreeg,
was echter in meerderheid met het college
van mening, dat deze redenering van de
Hoogovens alleen aanvaardbaar zou zijn,
indien van die kant de volledige cijfers op
tafel zouden komen. Het ging dus om een
zakelijk geschil, maar de psychologische
ondergronden kwamen rond de groene
tafels meermalen boven. Het begrip der
„redelijkheid" werd bijvoorbeeld een
vreemd bestanddeel in een contract ge
noemd, terwijl wethouder De Boer (ar
beid, bedrijven) in een puntige verdediging
van het college-standpunt bovendien op
merkte, dat het de gemeente in het geheel
niet te doen is om een verkapte subsidie
van de Hoogovens te ontvangen: het gaat
er allerminst om het. voordeeltje van 0,55
en 0,30 cent verhoging op te strijken het
is een louter principiële kwestie. Een bo
vendien: de gemeente hoort de gasprijs zo
laag mogelijk te houden. De redelijkheid
van de Hoogovenargumenten zou wellicht
zelfs op die 0,55 ct erkend kunnen worden
indien de KNHS met hun cijfers op tafel
zouden komen, maar dat houdt men aan
gene zijde van het kanaal tegen. De enige
dissidente zij het onderling afwijkende en
door de wethouder krachtig bestreden ge
luiden van deze avond kwamen uit de
koker der communistische fractie en van
de kant der AR-afgevaardigde Lips en
D e J o n g, wier zegel dan ook niet aan het
collegestandpunt werd gehecht. De rest van
de raad wenste niet (e zwichten en steun
de B. en W. in dit vinnige strijdje.
DE TER DOOD veroordeelde Amerikaan
Caryl Chessman, d'ie van zijn vierender
tig jaren er zeventien in de gevangenis
doorbracht, waarvan er nu bijna zeven als
ter dood veroordeelde, heeft zijn boek „Do
dencel 2455" nu doen volgen door een
tweede, onder dezelfde mensaantastende
omstandigheden tot stand gekomen werk:
„De vuurproef". Dit boek bevat minder ro
manelementen, maar is als litteraire docu
mentaire nu reeds een belangrijk argument
in het gesprek tussen voorstanders en
tegenstanders van de doodstraf. Zijn eerste
werk was ten dele een grandioos pleidooi
voor zichzelf op psycho-analytische wijze,
ten dele een pleidooi van algemener strek
king tegen de doodstraf als zodanig. Hij
kon niet het bestaan van de misdaad ver
klaren, maar trachtte aan te tonen dat de
doodstraf geen remedie is. Welke remedie
beter zou zijn was zijn bekommernis niet.
Het boek was dus negatief. De belangrijk
ste winst was de kernachtige formulering
van de misdaad en de misdadiger uit het
kamp der misdaad zelf.
„De vuurproef" is artistiek minder knap
aan het eerste boek, maar een doorwroch-
ter en overtuigender betoog. Het boek heeft
dezelfde beklemmende atmosfeer als het
eerste. Al lezend ervaart men dat de schrij
ver geen ruimere horizon heeft gehad dan
vier muren. Het is het schrijfwerk van. een
geïsoleerde. Als lezer wordt men geïsoleerd
tot binnen die vier muren. Men ervaart een
tekort aan wezenlijke ruimte, men wordt
benauwd. Misschien is het echter juist dat
isolement, dat de schrijver in staat stelde
zo bezeten zich in dit ene onderwerp te
verdiepen, dat hij een onnatuurlijke in-
dringingskracht vertoont, die zijn pleidooi
versterkt en onontkoombaarder maakt.
Zelf zegt hij, dat hij zijn psychopatische
neigingen, die vroeger een uitweg vonden
in de misdaad, nu tot zelfbestudering, in
trospectie, aangewend heeft en dat hij zich
daardoor tot een vrij normaal mens heeft
„bij kunnen leven". Daardoor leverde hij
ook zijn enorme juridische en litteraire
krachttoer.
DE DOODSTRAF moet worden afge
schaft, zegt Chessman, juridisch is ze een
paskwil, psychologisch een ontwijking vap
het probleem, geestelijk druist ze in tegen
alle grondbeginselen. Het eerste bewijst hij
met zichzelf. Tientallen zouden niet naai
de gaskamer gegaan zijn als zij dezelfde
handigheidjes en kennis van het recht als
Chessman tot hun beschikking hadden ge
had. De doodstraf is geen goede wet, zegt
Chessman, want de veroordeelde kan er
nog van alles tegen doen. Als hij niet weet
hoe, dan gaat hij naar de gaskamer maar
dat bewijst het gelijk van de wet niet.
Psychologisch is de doodstraf een ontwij
king van het probleem. Chessman schrijft:
„Langzamerhand begin je in te zien, dat
het hele vraagstuk van de doodstraf, van
de misdaad en de rechtspleging veel be
langrijker is dan je eigen lot. Je kijkt om
je heen, je studeert, je denkt na. Je beseft
dan dat je een taak hebt. Die taak concen
treert zich op één vraag; waarom worden
mensen ter dood gebracht? Bij het zoeken
naar hei antwoord ontdek je, dat de vraag
een sleutel is waarmee je de deur kan ope
nen, die tot geheel nieuwe opvattingen
leidt in de menselijke verhoudingen op het
gebied van de misdaad". Het klinkt erg
arrogant, maar het is een feit dat zijn geval
veel goeds tot stand brengt, veel leemten
toont in de rechtspraak. „Ze willen de in
druk wekken dat het probleem van de
moord en van alle andere ernstige misda
den kan worden begraven met het lijk van
de terechtgestelde dader, terwijl in werke
lijkheid de oplossing van het probleem
wordt begraven". En even verder zegt hij:
„Het zou wel heel vreemd zijn als iemand,
die al meer dan zes jaar in de Dodencel
doorbrengt nog zou geloven, dat er met de
doodstraf iets wordt bewezen of opgelost".
In die tijd zag hij zestig mensen naar de
gaskamer gaan.
De verdienste van ook dit boek is weer,
dat hel bekende argumenten opnieuw
kracht van bewijs geeft, een vernieuwde
kracht van bewijs, omdat het in een nieuwe
klemmende rangschikking oude visies her
schept en daardoor de problemen weer
scherper maakt. Het effect is dan ook niet
uitgebleven. Chessman's geval is een proef-
geval geworden en zijn vrijlating of zijn
dood zal in elk der twee gevallen
tegen de doodstraf pleiten op een hevige
wijze, want onder het oog van een zeer
erbij betrokken gemaakt publiek. Voor het
Nederlandse publiek is het probleem uiter
aard niet zo klemmend. Daarom zal „De
vuurproef" waarin nogal uitvoerig de
juridische gang van zaken beschreven staat
wel minder belangstelling oogsten dan
het meer spectaculaire „Dodencel 2455".
Maar „De Vuurproef" is als betoog klem
mender en beter. Wie belang stelt in de
misdaad als een maatschappelijke ziekte
moet „De vuurproef" lezen. Wie de mis
daad liever als de uiting van één individu
beschreven wil zien, moet het maar bij de
„Dodencel 2245" laten. Hoewel vooral voor
hen het laatste boek geschreven is. A. N.
„De vuurproef" verscheen in een goede Ne
derlandse vertaling van F. Kliphuis bij Scheltens
en Giltay te Amsterdam.
Voor het buitenland
De export nam de grote schol voor f 12
tot f 17, middel voor f 17 tot f 19 en zet-
schol voor f 33 tot f 37. De enen brachten
op f 37 tot f 41, de rijen grote kabeljauw
f 39 tot f 50, de rijen kleine f 25 tot 32,
grote kisten f 51 tot f 60, de kisten kleine
f 58 tot f 67. Grote tongen gingen weg voor
f 2.80 tot f 2.90, grootmiddel deel f 2.20 tot
f 2.30, kleinmiddel f 2.25 tot f 2.30, tongen
I noteerden f 2.75 tot f 2.80 en slips f 1.95
tot f 2.00.
Voor het binnenland
Het binnenland betaalde voor de schol II
f 39 tot f 43, voor schol III f 26 tot f 32.
Grote gullen noteerden f 32 tot f 33, mid
delgullen f 34 tot f 37 en torren f 29 tot
f 31. Zwarte kolen brachten op f 39 tot
f 46, alle soorten schelvis f 40 tot f 45; wij
ting deed f 30, haring f 17 tot 1 13 en ma
kreel f 21 tot f 27.