gaaLnaani OêiïndDe HET LEVEN BETRAPT DOOR DE CAMERA V ulpenhisloric DRIE SOORTEN VAN BEWEGING... Eindelijk dooi Ch i tm-Bu lleti n Elke Zaterdag acht pagina's bij alle edities van Haarlems DagbladJ Oprechte Haarlemsche Courant Alles door elkaar Milly-Molly-Mandy VOOR DE MEISJES Vouwen van papier KERKELIJK LEVEN De uitgeverij Van Breda in Hulshorst heeft een groot boek laten verschijnen, dat door Aart van Breda werd samen gesteld en waaruit je spelenderwijze kunt leren hoe je allerlei leuke dingen van papier kunt maken zonder lijm pot of schaar te gebruiken. Met behulp van „Het grote vouwboek" kun je veel meer vervaardigen dan alleen maar mutsen, zwaluwen en bootjes: bloemen, doosjes, mandjes, ja zelfs een compleet ameublement voor het poppenhuis! Vraag er maar eens naar het is een cadeau waar je lang plezier van hebt. De schilder heeft een nieuw werk gemaakt. Maar het komt vast niet in een museum te hangen, want hij heeft alle dieren, die hij wilde afbeelden, kriskras door elkaar geschilderd, zodat niemand eruit wijs kan worden. Nie mand? Wij geloven dat jullie best kunnen ontdekken hoe het in elkaar zit en welke dieren erop voorko men Zoek maar eens goed. Het zijn er zes, waarvan er twee in het water wonen. De kraai klapwiekte verkleumd over het witte winterbos en bracht zijn bood schap aan de vogels. „Vergaderen", kraste hij, „vergaderen in de oude den." Er kwamen maar weinig antwoorden op zijn gekras. Stijf van de kou en suf van de honger zaten de meeste vogels ergens weggedoken waar het minste sneeuw lag. „Wie weet heeft hij iets te eten ge vonden", fluisterde een vink. „Och kom. Je weet toch zelf dat er niets meer ligt", kwetterde de koolmees. „Ik heb gisteren alles afgezocht", riep de Vlaamse gaai. „Dacht je heus dat die oude kraai betere ogen heeft dan wij?" „Laten we toch maar gaan", zei het roodborstje. „Je kunt nooit weten." Zo dachten alle vogels erover en een kwartier later zat alles wat snavel en vleugels had in de besneeuwde denne- boom. Zelfs de wilde ganzen, die alleen naar ons land komen als het heel, héél koud koud is, waren gekomen. ,.Er ls goed nieuws", riep de krial toen ze allemaal om hem heen zaten. „In de stad is eten." „In de stad?" vroeg de Vlaamse gaal verschrikt. „In de stad, bij de mensen?" „Heus", kraste de kraai, „ik heb het van de meeuwen. De mensen, vooral de kleinen, hebben aan ons gedacht. Hun tuinen en vensterbanken liggen vol en iedereen is welkom." „Ze willen ons misschien vangen en in een kooi stoppen", fluisterde de gaai. „Ze willen ons misschien eten", riepen de wilde ganzen uit het noorden. „Bij het zwart van mijn veren ver zeker ik jullie dat je nergens bang voor hoeft te zijn. De mensen hebben mede lijden met ons." „Medelijden?" vroeg het roodborstje. „Wat is dat?" „Het betekent dat ze ons willen red den", kraste de kraai „Ze willen niet dat wij doodgaan van honger." De vogels bekeken elkaar. Wat waren ze allemaal klein geworden. Het vederpakje was iedereen te wijd. „De mensen hebben gelijk", zuchtte de vink. „Wij moeten gered worden." „Zou het heus geen sprookje zijn? Het klinkt haast te mooi om waar te zijn. Eten genoeg voor iedereen zuchtte de Vlaamse gaai. „Het is geen sprookje", kraste een stem helemaal boven uit de denneboom. Ze keken allemaal op. Beverig en koud zat Oehoe de uil in de top en knikte met zijn kop. „Zo zijn de mensen", zei hij. ,,'s Winters hebben ze medelijden." Iedereen zuchtte van opluchting. Dan durfden ze rustig te gaan. Als de uil zei dat het in orde was, hoefde je je geen zorgen te maken. „Laten we dan maar meteen gaan," zeiden ze allemaal. Ze spreidden hun vleugels al uit. „Oehoe vlieg jij maar voorop", zeiden ze, „jou vertrouwen we." Maar de uil schudde van nee. „Jullie kunt gerust gaan, maar voor mij zijn da mensen bang. En ik ben bang voor de mensen. Toe maar, ga gerust Nog even aarzelden ze, maar in ge dachten zagen ze allemaal de tuinen en de vensterbanken van de mensen, waar genoeg te eten was. Aan iets anders konden ze niet denken. Zo gingen ze. De kraai vloog voorop. Zo vlug hun stijve vleugels hen dragen konden verdwenen ze in een wolk naar de stad. En ja hoor: alles wat de kraai verteld had was waar. Er was genoeg te eten voor alle maal en niemand deed de vogels kwaad. Oehoe bleef waar hij was: in de top van de denneboom. Het werd nacht en de sneeuw stoof langs zijn kopje, dat al helemaal suf en stijf was. Hij droom de over het sprookje van veel eten, maar toen hij wakker werd en die koude witte wereld zag, was er niets van over. „Zal ik toch naar de mensen gaan?" dacht hij. Maar hij durfde niet. De dag ging voorbij. Oehoe bewoog zich haast niet meer. Het werd weer nacht. Weer sneeuwde het en weer droomde hij. Weer werd hij wakker. En net toen hij dacht: het is niet waar, ik heb het maar gedroomd, zag hij dat het bos ver dwenen was. Hij woonde in een houten huis waar het niet koud was. Op een schoteltje lagen stukjes vlees voor hem klaar. „Ik droom nog", riep Oehoe, maar toen hij een stukje vlees op zijn stijve tong proefde, wist hij dat het echt waar was. De mensen hadden hem gered. „Vader", riep een jongetje, „kijk eens, de uil die we helemaal bevroren onder de oude den hebben gevonden wordt wakker. Hij eet." Met twee tevreden oogjes knipoogde Oehoe naar de mensen. MIES BOUHUYS Milly-Molly-Mandy is een leuk Engels meisje, dat allerlei kinderlijke avon turen beleefde, die door Joyce Lankes- ter-Brisley zijn verteld in gezellige boekjes met een heleboel tekeningen. Er is een hele serie van, die nu ook in vlot te vertaling in Nederland verschijnt. De Milly-Molly-Mandy-reeks is een uit gave van L. J. Veen te Amsterdam. Tik tak tik tak Hij trippelt over 't dak. Een grote grijze natte man met een wijde mantel aan. Tik tak tik tak hoor ik op het dak. De sneeuwpop op het plein wordt kleiner, klein, héél klein. Zijn bezem valt, zijn steenkooloog is niet langer zwart en droog tot hij op het eind helemaal verdwijnt. Alles wordt weer heel gewoon, niet meer wit, maar wel mooi schoon. Nee meneer, de dooi, lang niet meer zo mooi als het gisteren nog was in het bos en op de plas. Maar doe toch je werk maar vlug. Jaag de winter maar terug naar zijn land van sneeuw en kou. Doe je werk en doe het gauw, want we wachten allemaal op de eerste zonnestraal. MIES BOUHUYS. Dit haarzakje maak je van een vier kant stukje stevig plastic. De lengte van één kant is ongeveer twintig centimeter. Prik aan twee kanten gaatjes op onge veer twee centimeter afstand van el kaar Begin vervolgens met een dun koordje bij C en rijg kruisvormig de twee zijden AC en BC aan elkaar. Maak een mooi strikje aan de bovenkant en een gaatje in de bovenpunt. De Amerikaanse Nationale Raad van Christelijke Kerken heeft een speciale af deling voor het Verre Oosten, welke afde ling op ongeregelde tijden een China-Bulle tin laat verschijnen. Kortgeleden berichtte dit oen aantal ervaringen, welke een depu tatie van zes Britse Quakers tijdens een be- zojk aan China hadden. Ze waren daar als gasten van het Chinese Vredescomité, maar ontvingen velerlei gelegenheid om met Christengroepen in China samen te komen voor bespreking en eredienst. Zij bezochten Peking, Sjanghai, Nanking en andere plaatsen. Volgens mededeling van de deputatie functioneerde de kerk normaal in de plaatsen, welke zij bezoch ten, met een opkomst van vijftig tot hon derd personen, en in Sjanghai en een en kele andere stad zelfs tot vijfhonderd, waaronder een behoorlijk aantal jeugdigen. In Sjanghai zijn tweehonderd kerkgebou wen open, in Hankou zestig, in Kanton vijf tig, in Chunking bijna dertig. Nadat China communistisch werd, was aanvankelijk het ledental der kerk gedaald, waarbij de op merking werd gemaakt, dat het meestal „rij' t-Christeiven" waren, die de kerk ver lieten. Dit verlies zou zich nu hebben her steld. Van de Lutherse Kerk wordt bijvoor beeld bericht, dat deze in 1949 een ledental had van vijfenzestigduizend en nu van zeventigduizend. De belangrijkste activiteit van de kerk naast de eredienst is de bijbelstudie. Elke kerk had zijn wekelijkse avondklas voor dit doel. In verband daarmee wordt gemeld dat de vraag naar bijbels steeds voortduurt. Het Chine e Bijbelhuis in Sjanghai heeft juist een nieuwe uitgave van de Chinese Bijbel verzorgd. Men had verwacht dat drieduizend exemplaren voorlopig voldoen de zouden zijn, maar gezien de aantallen die verkocht worden, zal de vraag spoedig het aanbod te boven gaan. Er is geen rege ringsbeperking inzake de aantallen, welke mogen worden gedrukt. Tijdens de revolutie zag het er donker uit voor de toekomst van de Kerk, vooral ook door het verlies van buitenlandse hulp in financiën en personeel. Nu gevoelen de Christenen, dat dit verlies integendeel een zegen werd: allereerst heeft het het gevoel van verantwoordelijkheid doen toenemen onder de leden van de Chinese Kerk, die nu mild bijdraagt voor de kerkelijke uitga ven en vervolgens heeft het feit, dat de kerk nu zuiver Chinees is in de leiding, het stempel van „vreemde godsdienst" verwij derd. De Nationale Christenraad functio neert nog steeds actief. De Luthersen en de Zevendedags Adventisten zijn daar nu bij aangesloten. De Chinese Kerk voelt zich als een deel van de grote beweging voor nationale ver betering, welke de gehele natie doordringt en welke verantwoordelijk is voor zoveel treffende veranderingen in conditie en ge drag van het volk. De Christenen konden hier niet apart blijven staan en zij zijn blij in staat te zijn om er aandeel in te hebben. Dit betrokken zijn in het leven der natie brengt zowel voor hen als voor alle Chinese burgers beperking mede van gedachten en activiteiten. Zij zijn niet in staat om oppo sitie te voeren tegen de regering en het moet gezegd worden dat waar vervolging plaats vond, door de autoriteiten werd ver klaard dat politieke dwalingen er meer de oorzaak van waren dan het godsdienstig geloof. De toegangswegen tot kennisneming van westers denken zijn afgesloten in de visie op de aangelegenheden van de gehele wereld is dan ook gekleurd door die van de Chinese regering. De Rooms-Katholieken hebben het in China moeilijker dan de Protestanten. Tel kens handelt het China-Bulletin over een anti-Rooms-Katholieke campagne in China, terwijl op Protestants erf slechts een enkel geval genoemd wordt van onderdrukking van een Christelijke jeugdbeweging. Wat deze christelijke jeugdbeweging betreft, publiceert de deputatie een uitlating van mrs. J. H. Sun, nationaal presidente van de IJ.W.C.A. in China: „Er zijn vijfentwin tigduizend actieve leden en alle religieuze activiteiten gaan door als voorheen." Toch gehalveerd Verschillende van de bovengenoemde be richten zien er op het eerste gezicht gunsti ger uit dan zij in werkelijkheid zijn. Wan neer de gewone opkomst in een kerkdienst op vijftig tot honderd wordt gesteld en in enkele steden maximaal op vijfhonderd, dan valt hier niet anders te constateren dan eon enorme teruggang. Wanneer wij terug- denkon aan het kerkbezoek van vijfentwin tig jaar ge?eden, zowel in de dorpen als in de kleinere steden, dan moeten wij conclu deren dat het kerkbezoek ongeveer gehal veerd Ls. Ook wat de bij bel voorziening be treft is het bericht niet bepaald opwekkend. Een nieuwe druk van drieduizend exempla ren zou alleen al voor Java bruikbaar zijn of voor de ®tad Singapore en hier wordt uitgave bedoeld welke voor geheel China bestemd is. Maar al is er dan geen aanleiding tot laaiend optimisme de kerk van Christus in China leeft nog en werkt nog. 3 MAAKT 19 5 6 Er HONDERDTACHTIG FOTO'S vormen de inhoud van het zojuist verschenen Photography Year Book 1956, een bloem lezing uit het werk van vele fotografen uit Europa en Amerika, bekende en on bekende. De keuze van de samenstellers is, zoals uit de hierbij gereproduceerde voorbeelden te zien is, een bijzonder ge lukkige geweest. Het enige bezwaar dat wij tegen dit boek hebben is, dat er met typisch-Engels conservatisme wordt vast gehouden aan het ietwat zonderlinge sy steem de uitgekozen opnamen naar landen van herkomst te rubriceren, alsof er een specifiek-Duitse, Britse, Amerikaanse of wat voor andere „nationale" lichtbeeld kunst zou bestaan Vroeger, zo omstreeks de dertiger jaren, kon er nog wel sprake zijn van bepaalde nationale voorkeuren en werkwijzen in de fotografie. De Russen waren bijvoorbeeld In „Erbij" van 11 februari hebben wij een verslag geplaatst van een bezoek, dat een onzer medewerkers aan de „vul penprofessor" Ten Hoope heeft gebracht. Er is daarop een stroom van schrifte lijke protesten bij ons binnengekomen. In alle brieven vonden wij hetzelfde feit vermeld: toen de heer Waterman in 1893 zijn vulpen uitvond, bestond er al een ander merk, dat dus ouder is. Wij zijn de vele briefschrijvers dankbaar voor hun correctie en stellen op hun ge zag gaarne vast, dat de vulpen „Caw" al in 1890 bestond. Er blijken zelfs nog exemplaren van toen in gebruik te zijn. Omstreeks dat jaar bracht de construc teur A. C. Brown te New York de eerste vulpennen in omloop. Reeds in 1894 werden de naam Caw en het bijbeho rende beeldmerk gepatenteerd. Aan die naam is een aardige anecdote verbon den. „Vader" Brown werd op het idee van vulpenfabricage gebracht door een ver familielid, Hendrik Crawford, na zaat van de Nederlandse emigrant Hen drik van de Kraaienvoorde, die als ver slaggever in de Amerikaanse burgeroor log, het gebruik van pot en inkthoorn moede, een primitief apparaat in elkaar knutselde van met een kurk gesloten bamboe. Deze Crawford bezat een tam me kraai, die hem op al zijn tochten vergezelde en bij voorkeur plaats nam op de inktkoker, aldus het indopen be moeilijkend. Deze gewoonte zou de aan leiding tot de uitvinding zijn geweest. Het beeldmerk van de Caw-vulpen is aldus een teken van dankbare ereschuld aan de vogel, die de inspiratie leverde. befaamd om hun imposante foto's van machtige fabriekscomplexen en machines in-werking, de Hongaren om hun zonnige „tegenlichtjes" met soft-focus-lenzen, de Britten om hun verfijnde, maar weinig opwindende portretten, die eigenlijk zui vere fotografische navolgingen waren van de stijl van de grote portretschilder Sar gent. De moderne fotografie daarentegen is volkomen internationaal georiënteerd. Er zijn wat stromingen, als in elke andere kunstvorm, van experimentelen en non conformisten, maar die verdwijnen meest al even snel als zij gekomen zijn. De over grote meerderheid der fotografen (ama teurs zowel als professionals) zijn tot de overtuiging gekomen, dat de fotografie een universeel uitdrukkingsmiddel is, dat slechts ruimte biedt voor persoonlijke en zeker niet voor „volkseigen" inter pretaties. Het doet dan ook enigszins ata vistisch aan, in het voorwoord van Photo graphy Yearbook te lezen, dat dit systeem van groeperen der uitgekozen foto's naar nationaliteit „gelegenheid biedt tot het ma ken van vergelijkingen tussen het werk van fotografen uit verschillende landen". Elke werkelijk belangrijke fotograaf van heden is immers voor alles individualist en zijn werk zal bijgevolg slechts te vergelijken zijn met dat van andere individualisten. Afgezien van dit ene bezwaar als het een bezwaar mag heten is de hier bij eengebrachte collectie foto's naar onze me ning wel representatief te achten voor het beste werk, dat er op het ogenblik door het internationale fotografendom gepres teerd wordt, al kan zij de unieke verzame ling in het eerder besproken Amerikaanse tentoon steil ingboek „The family of man" toch niet doen vergeten. De algemene ten dens van de hier getoonde opnamen is, dat de fotografen uit de school van Life en Paris Match nog altijd een overwegende invloed uitoefenen op vrijwel iedereen die een camera hanteert: de „human interest" is steeds hoofdzaak, de zuivere fotografie van landschap en stilleven raken steeds meer op de achtergrond. Men zoekt vooral onderwerpen die leven, bewegen of op andere manier „vitaliteit" en actie ver beelden. zelfs als dit ten koste van de technische perfectie, de stof uitbeelding en de scherpteweergave gaat. Men kan het ook zo zeggen, dat de fotografie bezig is, ziëh los te maken uit het dwangbuis van de techniek om zich in „artistiek" opzicht grotere vrijheden te kunnen permitteren. Een treffend voorbeeld daarvan is de hierbij gereproduceerde opname van een wielrenner door de Engelse fotograaf Da vid Moore, waarin beeldscherpte en beeld kwaliteit bewust opgeofferd zijn teneinde de suggestie van snelheid zo sterk moge lijk tot uitdrukking te kunnen brengen. I Het procédé is niet nieuw, maar zelden zo indringend uitgebeeld als hier Het enige criterium voor een goede foto is, alle gewichtige salonjury's en diepzin nige analyses ten spijt, nog altijd de vraag, of zij op het eerste gezicht „aanspreekt". Michael Friedels opname van het ietwat existentialistisch aandoende danspaar on der de lichtslingers heeft die zeldzame kwaliteit, hoewel wij met geen mogelijk heid zouden kunnen verklaren waarom. Misschien is het de stralende levensblij heid op de gezichten der twee jonge men sen, zo gelukkig ondersteund door de fees telijke lichtjes, die deze plaat zo onweer staanbaar maken. Misschien zien wij er iets van onze eigen jeugdherinneringen en verloren illusies in terug wie zal het zeggen? En wat doet het er toe. zolang er fotografen zijn, die het leven en het jong- zijn zo op heterdaad weten te betrappen? Terwille van het contrast tenslotte de opname, die Jack Esten maakte van een grimmig alledags-tafreeltje in roerig Ke nia: een aantal inboorlingen, verdacht van Mau-Mau-sympathieën in een Brits ge vangeniskamp. Ogenschijnlijk alleen maar een documentaire persfoto, maar toch ook meer dan dat, want hoe voortreffelijk sug gereert de perspectivische werking van de voorgrondfiguur een Britse soldaat met het machinegeweer in de aanslag hier de macht van de sterkste tegenover het groepje hulpeloos samenhurkende gevan genen tussen het prikkeldraad: een sym bool van rassendiscriminatie en onder drukking, dat in al zijn triestheid helaas ook een document humain is. H. C. f Uk. -MU..-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1956 | | pagina 17