EEN HALVE EEUW MODERNE KUNST IN AMERIKA Wat is ochtendziekte? Nieuwe lichtpunten bij de woninginrichting Ochtendziekte ROLLYWOOD AAN DE PRINSENGRACHT I Zuinigheid, maar geen kastelen Huxley gehuwd NU MEN zich weer intensiever gaat bezighouden met het vraag stuk der zogenaamde ochtend ziekte (een der omroepvereni gingen heeft een ontbijtclub, welke zich er bij voortduring mee onledig houdt) moet ik opnieuw waarschuwen tegen een eenzijdige aanpak van zaken. Dat gevaar blijft dreigen, zolang allerlei on bevoegden uit dat uitermate interessante en gecompliceerde spectrum van ochtendstemmingen er steeds één aan de kaak blijven stellen als „ochtendziekte". Deze gemoedstoestand, waartegen alle olijkerds en vrolijkerds in het ge weer worden geroepen, pleegt men af te leiden uit verschijnse len, als een grote zwijgzaamheid, een vreemde predispositie voor kleine ongevallen en een ietwat afwezige reactie op opmerkingen van anderen. En dat noemt men dan een ziekte! Dagelijks worden duizenden, misschien wel tien duizenden ongelukkige landgeno ten tot een voorwerp van bespot ting en hoon, omdat zij deze vol komen normale eigenschappen ten toon spreiden. Iedere nieuwe dag moet immers even verwerkt worden en waar om kan dit 's morgens direct niet worden gedaan? In het arbeids proces mogen we geen minuut verliezen, willen we nog met het buitenland kunnen concurreren, dus dan kan het niet. Dat is de trieste achtergrond van onze hui dige welvaart: wij werken ons allemaal een hoedje om iets te maken, dat nét zo goedkoop moet zijn als wat buitenlanders ver vaardigen, die daarbij lui bij hun machines kunnen rondhangen, omdat hun grondstoffen lekker al goedkoper zijn. Wij hebben overdag geen tijd om de dag te verwerken en velen komen er pas in de avond aan toe, wanneer het eigenlijk de moeite niet meer waard is. Zij voelen zich als na een mop je, dat zij niet begrepen hebben en demonstreren alle ongemak ken, die de tandeloze, oude volks mond heeft uitgesproken in de zegswijze: vogeltjes, die 's mor gens zo vroeg zingen zijn 's avonds voor de poes. Dan hebben zij de steun nodig van de mensen, die des morgens in stille innerlijke strijd hun evenwicht hebben ge vonden, terwijl zij zélf zich gek scherend stonden te scheren of onder volkomen ongegrond ge juich hun eitjes kookten. (Zie verder pagina 5). HET Haagse Gemeentemuseum bergt tot 15 april een tentoon stelling die gezien de aankondiging „vijftig jaar moderne kunst in de U.S.A.zeker nieuwsgierig maakt. Amerika intrigeert ons al zolang. Bestaan er naast die schrijvers van naam schilders en beeldhouwers, die ons even interessant zullen voorkomen? Het werk van de architect Frank Lloyd Wright is velen niet meer onbekend. Maar zijn er ook andere Amerikaanse architecten van evengrote waardet Soms hebben we het gevoel, dat die Amerikanen nog steeds alles hier in Europa moeten komen leren, behalve aan de techniek. Tenslotte kwamen na de oorlog weer vele Amerikanen in Parijs en ook elders studeren. Er zijn er die bovendien bleven. We hebben gezien hoe Europese beeldende kunstenaars, die tijdens de oorlog in Amerika waren gedwongen te blijven, terugkwamen en naar kwaliteit niet be paald gewonnen bleken te hebben en zelfs achteruit waren gegaan. Velen onzer zijn niet vrij van een zeker Europees chauvinisme. Terecht of ten onrechte? DE tentoonstelling „Vijftig ja ren moderne kunst in de Verenig de Staten" kan hierop dan geen goed antwoord geven. Deze ex positie is samengesteld uit de col lectie van het „Museum of Mo dern Art" te New York en men tracht, schrijft de directeur René d'Harnoncourt in de catalogus,voor het eerst voor ons een overzicht van de Amerikaanse kunst uit de twintigste eeuw in al haar facet ten te geven. Naast schilderkunst en beeldhouwkunst werd ook gra fiek, architectuur en fotografie vertegenwoordigd. De afdeling ar chitectuur is een selectie van voorbeelden van naoorlogs bou wen. Het is dus geen verslag van een halve eeuw Amerikaanse bouwkunst, maar kan, als men wil, gezien worden als een voor beeld van de resultaten van een ontwikkeling in die laatste vijftig jaren. Die ontwikkeling is dan niet typisch Amerikaans alleen. Men heeft daar bij voorbeeld adviezen aan Le Corbusier gevraagd. Eén van de belangrijkste figuren naast Wright is daar tegenwoordig Mies van der Rohe, een belangrijke fi guur uit de Duitse „Bauhaus"- groep. Gropius, Mendelsohn en Saarinen zijn andere belangrijke figuren, die van deze zijde van de oceaan vandaan kwamen, na al gevormd te zijn. Wij moeten ech ter erkennen dat zij in Amerika kansen kregen, die hier nog onge dacht waren. Maar inmiddels is dat veranderd. De voor Amerika zo typische wolkenkrabber heeft hier, zij het niet in ongeorgani seerde massa als in New York, een plaats gekregen. We zien op deze tentoonstelling maquettes en foto's van gebou- len dat het geen kunst uit de laat ste vijftig jaar kan bezitten. Ik las een dergelijke veronderstel ling al ergens. Wél is het zo dat deze collectie schilderijen en schilderen. Want dat deed de in Amerika geboren maar in Duits land grootgeworden Lionel Fei- ninger (18711956) ook. En Jood se schilders als Jack Levine en Hyman Bloom vindt men precies zo in Parijs. De enigszins chaotische kleur- geving, indertijd soms in Hondius' werk te constateren, was ik ge neigd (en niet alleen ik) als Ame rikaans te zien. Iets van hetzelfde mochten we ook constateren aan het eerste v/erk, dat de Nederlan- beeld'houdwunst bepaald is door museummensen. Gaarne erken nen we hun recht om hun per soonlijke voorkeur enigermate in de samenstelling tot uiting te doen komen. Men moet plezier in zijn werk kunnen behouden en dat wordt moeilijk wanneer ieder per soonlijk handelen verboden wordt. In eigen omgeving hebben we echter maar al te vaak gezien hoe onvolledig onze eigen levende kunst soms vertoond wordt. Dat in Amerika alleen maar zo geschil derd zou worden als deze exposd- der Frederick Franck na de oor log uit Amerika meebracht. Na een herhaald en langduriger con tact met Europa werden Francks uitingen evenwichtiger. Zou men dan dus geen schilders hebben in Amerika als die van ons uit de Bergense schooi, als die meer menselijk gerichte figuren uit de „Ecole de Paris" en zouden chao tische kle urge ving en compositie typisch Amerikaans zijn? Het werk van de bekende John Marin, overigens niet te vergelijken met dat van Europese prominenten, pleit tegen de veronderstelling. By de illustraties: De bovenste afbeelding toont een door de architect Frank L. Whitney ont worpen fabriek van meelproduk- ten in Texas (1949). De middelste reproduktie is naar een schilderij „Manchester Valley" van Joseph Pickett uit de vorige we reldoorlog. De onderste plaat is uit „De wereld van Christina" door Andrew Wyeth (1948). gezet. Sindsdien stond men vol doende open om zich, zowel als producent en als consument, in al die door de inleider Holger Cahill (oud-directeur van het „Museum of Modern Arts") genoemde, maar op deze plaats onmogelijk nader te beschrijven, richtingen te ont wikkelen. Mij en er zullen wel velen met mij zijn vermochten het meest de schilderijen te inte resseren, die vertellen van het leven in Amerika, van de industrie, van de strijd in het maatschappe lijk leven, van bijzonderheden van het bestaan op het land, zoals schrijvers ons daarvan vertelden. Een schilderij echter als „Ame rikaans landschap" van Charles Sheeler, dat doet denken aan een nieuw-zakelijke uitbeelding van onze cementfabriek bij de Hoog ovens zou me maar matig belang inboezemen als het van genoemde plek door een Nederlander ge maakt was. Aantrekkelijk is „De wereld van Christina" van An drew Wyeth, illustrerend een Amerikaans verhaal, al is dit pic turaal een kleurenfoto gelijkende schilderij ook niet zeer interes sant. Een zeer bijzondere figuur is zeker Ben Shahn, wiens compo sities wel te maken hebben met de vondsten van de moderne foto grafie. „Abstracten" en wat wij tegen woordig gemakshalve dan wel experimentelen noemen, zijn op dringerig vertegenwoordigd. Er is wel werk van kwaliteit bij, maar slechts weinig ontmoet men een begrip voor schilderkunstige waarden als bijvoorbeeld ten on zent een Corneille deze tentoon spreidt. Sterker misschien nog hier bestaat in Amerika de mode van het ontdekken van moderne primitieven, zondagsschilders, die dan toch nooit in de verste verten de kwaliteiten van de douane beambte Rousseau benaderen. DE beeldhouwkunst maakt een serieuze indruk. Dit is de beeld houwkunst eigen in alle landen waar op voorbeeld van de groten gepoogd wordt mee te doen. De beeldhouwkunst vereist in ieder geval al een ambtelijk kunnen mits het niet gaat om het aan el kaar solderen en beschilderen van ijzerdraad. In de afdeling grafiek vindt men zeker aantrekkelijke zaken. Veel is interessant door het expe rimenteren met materialen, veel ook lijkt even interessant door verschillende foefjes, die werden aangewend. Het past me tenslotte niet te oordelen over de fotogra fie al bekeek ik de resultaten dan ook graag. BOB BUYS DE CATALOGUS doet verslag van de ontwikkeling van het Amerikaanse schilderen: een door het noemen van ongedacht veel „ismen" soms moeilijk leesbaar stuk. Na Britse invloeden in den beginne kwamen en bleven Franse invloeden gelden. Het in Amerika geldende academisme werd pas verbroken rond 1908 door een groep „De acht" ge naamd die uitgangspunten in het werk van Manet vond. Er moet over hun optreden nog al wat te doen geweest zijn. Gezien het werk van één der belang rijkste figuren onder deze acht, Maurice Prendergast, interesseert ons dit toch maar matig. Van be lang is verder geweest de kunst handelaar Alfred Stieglitz, die werk van Matisse naar Amerika bracht. Hij stimuleerde figuren als Max Weber, een onder invloed van het kubisme staande figuur, die het spits afbeet in de strijd om het overwinnen van conventies. Dan treden ook op John Marin en Marsdan Hartley, van welke laat ste figuur één der mooiste schil derijen („Storm bij avond'') ons toegezonden werd. Gezien deze collectie zou ik Hartley de meest echte schilder in dit gezelschap willen noemen. Het grootste moment in de ont wikkeling van de Amerikaanse beeldende kunst is geweest de „Armory Show" te New York in 1913, waarop de meeste stromin gen in de moderne kunst dier dagen het publiek werden voor wen, die ons in bewondering kun nen brengen. Het werk van Wright boeit enorm, mede door het steeds wisselend karakter, be paald vaak door het landschap waarin en het terrein waarop zijn gebouwen geplaatst zijn. Wel vertrouwd al door foto's in het Secretariaatsgebouw van de UNO van Wallace Harrison en zijn ad viseurs, met zijn chaotische New Yoik weerspiegelende gevels, een vondst die inderdaad1 alleen d'aar gedaan kan worden. En in deze vorm bouwde men daar meer. DAT HET „Museum of Modern Art" pas een kwart eeuw bestaat mag niemand doen veronderstel- tie dat suggereert, valt niet aan te nemen. Wanneer bijvoorbeeld de hier niet vertegenwoordigde Ameri kaanse Nederlander Gerard Hon dius, van wiens werk enige tijd geleden een tentoonstelling in Amsterdam te zien was, zich weet te handhaven daar in Amerika, dan neem ik direct aan dat er meer schilders van dezelfde geest geacht zullen worden onder een publiek van enige eruditie. En Hondius' werk is van heel wat menselijker aard dan het meeste hier vertoonde. Men kome niet met het argument, dat hij in te genstelling tot de hier wel ver tegenwoordigden Europees zou o,__ion (Vervolg van pagina 4) OCHTENDZIEK is hij, die daar niet om glimlacht. Ochtendziek is een ieder, die meer zegt dan „hola, wat is dat nou?" wanneer hij zijn hoofd krachtig tegen het bed stoot tijdens het zoeken van een manchetknoop daaronder. Ochtendziek zijn wij, -wanneer wij geen tekenen van blijde op winding gaan vertonen, als de stem van de heer Christiani uit de radio opwalmt. Het onderzoek van de voor melde ontbijtclub moet zich voor al niet gaan baseren op de be vindingen van allerlei matineuze hoeraroepers, omdat deze cate gorie, zoals ik aantoonde, zijn eigen problemen heeft. Men zal zelfs nog moeten nagaan, waarin nu eigenlijk de ochtendziekte be staat: in de veelgesmade, stille teruggetrokkenheid of in de luid ruchtige reacties daarop, die ook niet altijd even gezond aandoen. Het overkoepelende probleem is natuurlijk altijd weer dat van de verdraagzaamheid. Men kan daarin misschien een heel eind gaan, maar dan resteert toch nog het probleem der verdraagbaar heid. Om dat op te lossen zal men niet alleen de bouw van woningen moeten versnellen, maar vooral ook de bouw van grote lokaliteiten en zalen, waar in alle ochtendlijke uitbundig heid kan worden gebundeld zon- der schade voor andersgezinden. O KO BRUGBIER Sinds eerste partijsecretaris;; Nikita Kroesjtsjev vorig jaar 5 felle kritiek leverde op de overbodige, Byzantijns aan- H doende versieringen van ge- bouwen en huizen, heeft men X bij bouwprojecten in Moskou reeds voor tweehonderd mil- k joen gulden bespaard door „allerlei tierelantijnen en sma- keloze beelden weg te laten". R Aldus, volgens Radio-Moskou. de huidige eerste stadsarchi- tect Loveiko, die meedeelde. R dat meer dan achthonderd ont- R werpen herzien waren. HEEFT U zich wel eens afge vraagd, hoe menige moderne bio- H scoop, schouwburg, foyer of ten toonstellingszaal verlicht wordt? Soms ziet men in de zoldering kleine gaatjes, die op regelmati ge afstand van elkaar geplaatst, het plafond op een eierrek doen gelijken. Wist u dat achter elk van die gaatjes, die vaak geen grotere middellijn hebben dan on geveer drie centimeter, een lamp je van slechts ongeveer vijfen twintig watt brandt? Men vraagt zich af, hoe grote ruimten goed en doeltreffend verlicht kunnen worden door een aantal van der gelijke zwakke lampjes. Het ge heim hiervan is gelegen in een vernuftig geconstrueerd lens- en spiegeloptiek, dat zich achter elk van die gaatjes bevindt. Een tentoonstellingsruimte, waar men dergelijke en andere moder ne verlichtingsornamenten, als mede exclusieve wandbekleding, ceramiek, textielontwerpen en binnenkort ook kleine meubelen kan bewonderen, is sinds kort in een oud wijnkoperspakhuis op de Prinsengracht 777 te Amsterdam ingericht. Deze tentoonstellings ruimte is het resultaat van het initiatief van drie jonge mensen, die tot voor kort alle drie in het bedrijfsleven werk zaam waren, maar daar geen voldoende expansiemogelijkheden vonden voor hun kunstzinnige aspiraties. In het begin van dit jaar hebben deze drie mensen de 37-jarige A. Th. J. M. Mansvelt en F. C. Nijnens en de 33-jarige C. O. Lockhorn RAAK opgericht. Wat is RAAK? Eén der initiatiefnemers, de heer Lockhorn, heeft het als volgt geformuleerd: „Daar wij niet oud willen worden om te moeten zeg gen dat wij financieel wel ge slaagd zijn, maar per ongeluk hebben vergeten te leven, hebben wij RAAK opgericht. Hierin wil len wij werk en hobby met elkaar verbinden. RAAK wil trefpunt worden voor al diegenen, die in teresse hebben in interieurkunst: architecten, exclusieve woningin richtingzaken, maar ook particu lieren". Bij al deze activiteiten wordt de hoofdschotel gevormd door het onderdeel lichttechniek. De heer Mansvelt is ontwerper van optieken, die aangepast moeten zijn aan de eisen op het gebied van verlichting van fabrieken, scholen en woonhuizen, maar ook van musea en sportvelden. Men heeft hiervoor de naam „haute culture" van de verlichting be dacht. Men werkt bij RAAK niet met vertegenwoordigers: slechts enkele reizende adviseurs vormen een onderdeel van de staf. Hoofdkwartier is het gebouw aan de Prinsengracht, in drie maan den door de mensen van RAAK ingericht: van een oud, ver waarloosd wijnkoperspakhuis is een uiterst modern en met smaak gestoffeerde expositieruimte ge maakt, waar de tentoongestelde voorwerpen alle bijzonder goed tot hun recht komen. Behalve verlichtingsconstructies vonden we er een grote hoeveelheid nieu we materialen. Glasfibres, waar bij de meest uiteenlopende mate rialen als raffia, hennep en tex- tieldraden zijn gebed in dunne vinylplaten. Daarnaast was er het zogenaamde „rollywood" uit Zwe den: geweven fineerstroken van alle mogelijke houtsoorten. Deze materialen vinden hun toepas sing als wandbekleding, tafel bladen en afscheidingswanden bij de interieurs van schepen, thea ters en ook in woonhuizen. De wanden van de tentoonstel- lingsvertrekken zijn op kogella gers aangebracht, zodat zij weg gerold kunnen worden, waardoor een grote ruimte ontstaat, waar men zich voorstelt kamermuziek avonden en lezingen te houden. JONGE KUNSTENAARS kun nen hier hun werken exposeren. Wij vonden er reeds werk van de graficus Nan Platvoet, van de Brabantse tekenaar Harry van Rosmalen, van de schilder Tonny Ros, maar ook waren er tekenin gen van Ton Smits, die onder meer „cartoons" voor de „New Yorker" heeft gemaakt. Bij de expositie van de ge bruiksvoorwerpen trad het werk van de Deen Holm Sörensen op de voorgrond: verlichtingsorna menten, waarbij een keur van lampen van grote artisticiteit. De kunstenaar was zelf aanwezig en vertelde ons hoe de nieuwe ont werpen op dit gebied na de oor log langzaam vorm vonden. Vele ontwerpers hadden reeds in de oorlog hun gedachten laten gaan over de lijnen waarlangs de in terieurkunst zich na de oorlog zou moeten gaan ontwikkelen. Deze Deen heeft verscheidene rei zen naar de Verenigde Staten ge maakt, waar hij onder meer ont wierp voor grote Amerikaanse firma's op dit gebied. In dienst van een grote Amerikaanse fir ma stond ook de Japanner Isami Noguchi, die de maker is van de Akarilampen, waarbij het omhul sel is vervaardigd van een soort papier, dat als een lampion in elkaar geklapt kan worden. Be halve van deze twee ontwerpen waren er ook lampen te zien van de Zweed Johann Bengt Gull- berg, waarbij een ruime toepas sing is gemaakt van stroken plas tiek. DE MODERNE interieurkunst heeft na de oorlog een grote vlucht genomen en hoewel er op dit gebied vergeleken bij de tijd perken van de balpoten en „old finish" ontzaglijk veel verbeterd is, moet het toch van belang worden geacht dat men zich in Nederland ook op het gebied van de verlichting ernstig bezint op nieuwe wegen op dit gebied. Welk een besparing van stroomverbruik men kan berei ken, tonen de spiegelconstruc- ties en wat men kan winnen aan smaakvolle ornamentiek wordt bewezen door het werk van een Sörensen. Kennisneming hiervan kan leiden tot nieuwe inzichten inzake een modern en verant- woord interieur. De wereldbekende Engelse ro manschrijver en essayist Aldous Huxley is deze week te Yuma in Arizona gehuwd met Laura Ar- chera, een veertigjarige Italiaanse concertvioliste. Het huwelijk werd inAmerikaanse stijl gesloten in een zogenaamde „drive-in"-kapel. Huxley vertelde aan een ver slaggever van United Press, dat zijn nieuwe boek de volgende week zal verschijnen. De titel is „Hemel en hel". Hier is dan de beloofde Paas haas, die uit stevig triplex van ongeveer een centimeter dikte ge maakt wordt. Ieder vierkantje op de werktekening is één vierkante centimeter. Haas en voetstuk worden uit het triplex met de figuurzaag uitge zaagd en daarna met tempera verven beschilderd: het voetstuk in groen, de haas in donkerbruin en licht hazelnootbruin, de donke re contouren in zwart, het oog in wit en blauw. Als de verf goed droog is, worden haas en voetstuk aan elkaar gelijmd. Het draag- korfje wordt uit stevig karton ge knipt en met kleurig papier of een restje katoen bekleed. De lijnen a en b en de twee an dere, die daaraan evenwijdig lo pen, moeten goed omgevouwen worden tot een soort van nis, waarin de dikte van het hout op de rug van het haasje goed slui tend past. Dan worden de hazen- rug en de korf in elkaar gelijmd en met een paar punaises nog eens extra verzekerd. Tenslotte lijmt men de bodem, van dik karton, in de korf. Met Pasen draagt het haasje na tuurlijk bontgekleurde eieren, maar daarna kan hij nog dienst doen als bonbonnière of als bor stelhouder op de kinderkamer. De ontwerpster is dezelfde jonge Ita liaanse, die ook de paastafel-deco- ratie maakte, welke wij vorige week in „Erbij" beschreven. Hiernaast de werktekening voor het voetstuk, hierboven die voor de draagkorf.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1956 | | pagina 20