Mietje helpt de Paashaas GEEN GEMEENPLAATSEN IN HET HOORSPEL Een „verbeteriegskliiiiek voor autobestuurders Woordjes zoeken Paaseieren Over de verbanning van Makarios Elke Zaterdag acht pagina"s hij alle edities van Haarlems DagbladOprechte Haarlemsche Courant EEN ZAAGSTUKJE zegt S. de Vries Jr. I Toch was het gezellig KERKELIJK LEVEN Mietje was nog maar een heel jong en ook een heeJ dom kipje. Toen ze nog een kuikentje was, liep ze altijd bij haar moeder weg en kwam meestal op heel gevaarlijke plekjes terecht: bij de vijver, waar ratten op haar loerden, in de keu ken van de boerderij, waar Karbon, de zwarte kater met grote groene glimogen naar haar keek of bij het hok van Grim, de waakhond, die begon te grommen zo gauw hij haar zag. Nu was Mietje een echt kipje, maar ze was nog even dom. Telkens liep ze weg. En dat was heel gevaarlijk, want haar moeder had nu andere kuikens waar ze op letten moest en ze kon Mietje niet steeds weer achterna lopen. En zó kwam het, dat Mietje op een heer lijke voorjaarsdag het hek uittripte, zonder dat iemand het merkte. „Tok tok," kakelde Mietje, „wat is de wereld groot! Ik dacht altijd dat hij bij het bos ophield. Maar kijk eens aan, je kunt nog verder!" Tot het avond werd, had ze het best naar haar zin. Maar toen er geen licht meer tussen de takken viel, wilde ze haar nachthok in.. Ze dacht dat de hele wereld vol nachthokken zou zijn, maar dat viel lelijk tegen. Niets, niets dat er ook maar op leek vond ze tussen de struiken. Om haar heen hoorde ze vreemde geluiden van dieren die ze niet kende. Overal ritselde, piepte of kraakte iets. Mietje werd bang. Opeens was ze weer een heel klein kuikentje, dat heel bang „piep piep" riep. Ze gaf een harde kakel, toen vlak bij haar de struiken opeens uit elkaar werden gebogen en een snorrehoofd met twee lange oren er bovenop nieuwsgierig naar voren kwam. „Wees maar niet bang,' zei het hoofd. En nu kwam ook alles wat erbij hoorde te voorschijn. „Ben jij een konijn?" vroeg Mietje verlegen, want daar leek het dier wel een beetje op. „Een konijn!" riep hij. „Wat ben jij voor een dier dat je nog nooit een haas gezien hebt?" „Ik woon niet in het bos," zei Mietje, „ik woon op een boerderij en daar zijn alleen maar konijnen." „Jaja.' knikte de haas, „daar ben ik wel eens geweest. Van de winter toen het zo koud was en we hier niet genoeg te eten hadden. Maar die hond van jullie. „Hij heet Grim," zei Mietje ernstig „en hij is heel gevaarlijk." Dat had ze haar moeder altijd horen zeggen. „Wat doe je hier?" vroeg de haas. Er rolde een kippetraan langs haar snavel. „Ik zoek mijn nachthok." „Ssssss," floot de haas tussen zijn tanden, „dat zal niet makkelijk zijn. Hoe wil je daar vanavond nog komen?" Mietje keek nog veel treuriger. „Wacht eens," zei de haas, „misschien kan ik je toch helpen. Morgenvroeg gaat de Paashaas op stap. Als hij je mee wil nemen, brengt hij je wel langs. Kom maar. Hij wipte vooruit door de struiken en Mietje fladderde achter hem aan. Op een open plek in het bos, net in het licht van de maan, waren wel honderd hazen bezig. Eén grote haas stond in het tenmidden en wees de anderen wat ze moesten doen. „Ooooriep Mietje, want zo iets moois had ze nog nooit gezien. Hele bergen prachtig ver sierde eieren lagen op het mos en wer den door de hazen op kleine karretjes geladen. De grote haas, natuurlijk de Paashaas, telde ze één voor één. Om dat hij geen poten genoeg had, telde hij ook nog de pootjes van zijn vrouw en zijn zeven kinderen. „Sssst.fluisterde de haas naast Mietje, „niets zeggen, anders raakt hij in de war." „Achthonderd.... negenhonderd negenhonderd zesennegentig Negenhon derd zevenennegentigtelde de Paashaas. Hij was bijna klaar, want hij moest die nacht duizend eieren bezor gen. „Negenhonderd achtennegentig. Negenhonderd.... hé, wat is dat?" Op het mos lag nog maar één Paasei: het negenhonderd negenennegentigste. Een duizendste was er niet. De hazen werden allemaal wit om hun snorren. De oren van de Paashaas zelf trilden. „Waar is het duizendste ei?" riep hij. Niemand wist het. „Heeft u misschien verkeerd geteld?" vroeg een klein haasje. „Verkeerd geteld? Ver keerd geteld? Wat denk je wel? De Paashaas kan zich niet vergissen. Er is gewoon één ei te weinig geleverd door de kippen. Die hebben natuurlijk ver keerd geteld!" „Tokriep Mietje verschrikt. Alle hazen keken verbaasd. Nu pas zagen ze Mietje. „Ha," riep de Paashaas, „daar is de redding! Daar komt ons duizendste eitje. Leg het maar gauw, lieve kip." Mietje schudde haar kop en sloeg haar ogen neer. „Dat kan ik niet," zei ze. „Ik heb nog nooit een eitje gelegd." „Wat?", riep de Paashaas. „Een kip die nog nooit een ei heeft gelegd! Hoe durf je hier te komen!" „Och kipje," zei mevrouw Paashaas, „helpt u ons toch. Een klein eitje is al genoeg." Mietje schudde treurig van nee. Ze had die aardige hazen zo graag willen helpen. De Paashaas duwde zijn vrouw opzij en kwam boos op Mietje af. „En nou geen onzin," riep hij. „Een kip die zo brutaal is om in het bos te komen en naar ons werk te kijken, moet ook een ei kunnen leggen." „Maar ik kan het nietsnikte Mietje. Toen werd de Paashaas écht boos. Hij wees naar haar met zijn voor poot en riep: „Eruit! Eruit! Gooi haar eruit!" Mietje vluchtte fladderend en hup pend voor het boze hazenvolk, dat op haar afkwam. Zonder stil te staan wrong ze zich door struiken en takken en toen opeens, vlakbij, hoorde ze grommen. Haar hart stond stil. Dat was Grim, die 's nachts wel eens zwerftoch ten ging maken in het bos. „Kom, komt u vlug binnen,' zei een stem naast haar en een snavel trok haar bij de vleugel in een nest. Zuchtend en blazend viel Mietje op een zacht strooien bedje neer. „Bent u een kip?" vroeg ze, toen ze een beetje op adem was ge komen. Hoeveel woordjes kun je maken van dit kruiswoordraadsel? Je mag van links naar rechts en andersom, van bo ven naar beneden en omgekeerd. Je hoeft niet alle letters te gebruiken voor een woord. HOEVEEL VERSCHILLEN ZIJN ER TUSSEN DEZE PAASHAZEN? „Een kip! Stel je voor! Ik ben een fazant," zei het vleugeldier dat haar gered had. „O," riep Mietje, „ik heb zulke vrese lijke dingen meegemaakt, „vreselijk mevrouw, vreselijk. Ik ben zo dom ge weest. Ik benOpeens hield ze op. „Mevrouw!" riep ze, „mevrouw! Er ge- gebeurt iets met me." „Dat zie ik,' zei de fazant, „u legt een ei. Is dat niet heel gewoon voor een kip? Maar haalt u het alstublieft weg, want kuikens groot brengen kan ik niet." Mietje zat met haar grote kraalogen naar haar ei te kijken. Een ei, een echt ei! Zij, domme Mietje, had een ei ge legd! Ze kakelde en klokte van trots. Toen de hazen haar in optocht naar huis brachten wilde niet één kip het eerst geloven. Maar ze moesten wel, want helemaal apart op een karretje, dat door een klein haasje werd geduwd, lag het ei van Mietje, dat prachtig ver sierd was met groen en bloempjes. Nie mand, niemand en niemand zal met de Pasen zo trots op zijn nieuwe kleren zijn als Mietje, de kip, op haar eerste ei. „Goeie morgen, kipje Sijtje, heb je al een mooi vers eitje, een mooi eitje voor de Paas?" - roept op 't boerenerf de haas. „Toktok toktok, tok tok tok, ik ben nog maar net van stok, maar hier heb je, lieve haas, een mooi eitje voor de Paas". „Goeie morgen, lieve bomen, stonden jullie nog te dromen? 'k Wou wat blaadjes voor de Paas!" roept in 't stille bos de haas. „Wil je blaadjes, katjes, knopjes om je mooie eierdopjes te versieren met de Paas? Ga je gang maar, lieve haas". Goeie morgen, lieve schapen, stonden jullie nog te slapen? 'k Wou wat bloempjes voor de Paas!" - roept, in 't weiland nu, de haas. „Zoek maar goed, al is 't wat vroeg, speenkruid bloeit er al genoeg langs de slootkant, voor de Paas. Ga je gang maar, lieve haas". - Goeie morgen, lief klein kindje, heb je soms een rose lintje voor mijn eitjes met de Paas?" - roept aan kindjes raam de haas. „Al mijn strikjes, rose, wit, blauw, liggen klaar. Neem ze maar gauw. Breng je mij dan met de Paas ook zo'n eitje, lieve haas?" - Met de Paas - en dat is morgen! - komt hij jou zo'n ei bezorgen en zo weet je dus voortaan hoe die haas dat heeft gedaan. MIES BOUHUYS. xxxxxxxxxxTooononr xxxn k xj« xxxxxjoooooc OP DEZE zaterdag tussen Goede Vrijdag en Pasen willen wij over de deportatie van Makarios, de aartsbisschop van Cy prus, schrijven. De correspondenten heb ben ons uitvoerig ingelicht over de ge beurtenissen, die zich rond deze veelbe sproken figuur hebben afgespeeld. Poli tieke medewerkers hebben hun oordeel er over uitgesproken, maar wat is de mening van de kerken en hun leiders? Alleereerst geven wij daarbij het woord aan de secretaris-generaal van de Wereld raad van Kerken, de Nederlander dr. W. A. Visser 't Hooft, die de vorige week zijn visie op de verbanning van Makarios heeft gegeven, waarbij hij overigens nadrukke lijk vaststelde, dat hij niet sprak namens de Wereldraad, maar zuiver zijn persoon lijke mening naar voren bracht. De deportatie van de aartsbisschop en andere kerkelijke leiders van Cyprus door de Britse gouverneur aldaarheeft de or thodoxe kerken ten diepste getroffen, al dus dr. Visser 't Hooft, die vertelt van vele telegrammen en boodschappen, die bij het secretariaat van de Wereldraad bin nengekomen zijn en die alle getuigen van hevige verontwaardiging. Het is duidelijk, dat het volk de activiteiten van de aarts bisschop als kerkelijk en als politiek leider niet kan scheiden en onderscheiden. Daar om heeft deze daad een enorme wrok doen ontstaan. Als er geen tegenmaatregelen ge nomen worden, dan zal de verbanning van Makarios ernstige gevolgen hebben voor de verhouding tussen de Orthodoxe volken en die van het wesien. Ook de pogingen van de Wereldraad om „westerse-* en „oosterse" christenen bijeen te brengen, komen duide lijk in gevaar. Niet alleen het orthodoxe christendom, maar de christelijke opinie in de gehele wereld is door deze gebeurtenis verontrust. Alle kerken die bij de Wereldraad zijn aan gesloten, aldus verklaart de secretaris-ge neraal, zullen de behoefte gevoelen aan hun broeders in de orthodoxe kerken hun diep medeleven te betuigen en hun de ver zekering te geven, dat zij voor hen bidden en dat zij ten zeerste begeren, dat er recht wordt gedaan. De Wereldraad van kerken heeft altijd de nadruk gelegd op twee principes met betrekking tot dergelijke problemen. Het eerste Is het zelfbestemmingsrecht. Da commissie van de kerken voor internatio nale zaken heeft in 1954 verklaard, dat zij het recht en de bekwaamheid van de Cy prioten erkent om hun toekomstige status zelf te bepalen. Het andere principe is, dat alle betrokkenen met geduld naar vreedza me middelen zullen moeten blijven zoeken voor een oplossing van dergelijke geschil len. Ik twijfel er niet aan, aldus dr. Visser 't Hooft, dat een belangrijk deel van de christelijke openbare mening vraagt, dat het conflict op Cyprus wordt opgelost door onderhandelingen en niet door het opleg gen van één enkele oplossing door geweld of door gewelddaden van welke zijde ook. „Ik ben er zeker van dat tal van christe nen in vele landen en kerken mijn eigen overtuiging delen, dat het terugroepen van de aartsbisschop uit zijn verbanning een zeer belangrijke voorwaarde is voor het voortzetten der onderhandelingen. Ik ge loof, dat ik spreek namens de cristelijke openbare mening in vele kerken, wanneer ik veronderstel, dat alle betrokkenen ge vraagd wordt een poging te doen tot een aanvaardbare oplossing van het grondwet telijke probleem op Cyprus". Internationaal contact ONMIDDELLIJK na het bekend worden van de verbanning van Makarios heeft het secretariaat van de Wereldraad van kerken te Genève een telegram gezonden naar de kerk van Cyprus, waarin het diepe mede leven van de Oecumene wordt uitgespro ken. Voorts is de verzekering gegeven, dat zo spoedig mogelijk met de functionaris sen van de Wereldraad zal worden over legd omtrent de te nemen stappen. De kerk van Cyprus is lid van de Wereldraad sedert de eerste Assemblée te Amsterdam in 1948. Voordat hij tot bisschop gewijd werd, hield aartsbisschop Makarios zich aan da universiteit te Boston twee jaar lang be zig met. oecumenische studies. Door be middeling van het Departement voor In terkerkelijke hulp van de Wereldraad had hij daarvoor een beurs gekregen van de Methodistenkerk. Het secretariaat van de Wereldraad on derhoudt momenteel telefonisch en tele grafisch contact met functionarissen van da Raad en van de Commissie van de ker ken voor Internationale Zaken in Londen, New York en Genève: alles wordt in het werk gesteld om tot een snelle beslissing te komen ten aanzien van de stappen, die dienen te worden genomen. Telegrammen uit alle delen van de we reld sporen ondertussen de Wereldraad tot de grootste activiteit aan opdat, zoals een telegram hoopt „Makarios en de zijnen nog vóór Pasen aan hun kudde zullen worden teruggegeven". o Er 31 MAART 1956 De strijd, die wij bij de VARA voeren voor het goede hoorspel is vooral de strijd tegen de routine en tegen het cliché. Dat zegt de hoorspelregisseur S. de Vries Jr. van deze omroepvereniging, die al bijna een kwart eeuw op dit terrein werkzaam Is en ongetwijfeld als een deskundige bij uitstek kan worden beschouwd. Hij werd geboren te Groningen, deed onderwijzers examen, studeerde M.O. Nederlandse taal en letteren, schreef operette-teksten en kwam als schrijver van korte verhalen in de journalistiek. In 1931, toen hij In Am sterdam werkte, schreef hij zijn eerste hoorspelen. Korte tijd later begon hij zelf te regisseren. In 1935 trad hij bij de VARA lil dienst. Een gesprek met hem behoeft be slist niet altijd een gesprek over het hoor spel te zijn, want De Vries is een gezellige prater, die van vele markten thuis is, maar èls men met hem praat over zijn werk, dat 's Woensdagavonds in zovele hulskamers komt, dan kan men er zeker van zijn, dat men frisse denkbeelden te horen krijgt. We zijn er in Nederland nog lang niet met de hoorspelen, gaat hij verder. Wij zoe ken naar nieuwe wegen, nieuwe vormen. Teveel auteurs van hoorspelen menen, dat ze het nu wel weten, daardoor doen ze het dan net als voorgangers, die ook al volgens een cliché werkten. Zo verzuimen ze nieu we vormen te zoeken. Men hoort en leest dikwijls hoorspelen waarin veel wordt ver teld in plaats van gespeeld en waarin al lerlei „overbruggingen" alleen maar ge maakt worden door een flard muziek. Zelfs bij de BBC zijn er veel te veel hoorspe len in cliché-vorm. Uit Frankrijk komt evenmin veel dat bruikbaar is: de hoorspe len zijn er vaak ouderwets van vorm en dikwijls voor ons wat te gewaagd van on derwerp. Verreweg de beste hoorspelen komen nu uit Duitsland, van jonge schrij vers, die in de nazitijd niet hebben gewerkt en daardoor fris tegenover de materie staan, die niet zijn vastgelopen in de ge meenplaatsen van een stukje muziek, een echo'tje enzovoorts. Noemt u eens een paar namen? Wolfgang Hildesheimer, Heinrich Böll („Een dag als alle andere dagen") of Gün- ther Eich („De meisjes uit Viterbo") en Hans-Werner Richter („Zij vielen uit Gods hand") bijvoorbeeld. Nu speelt daarbij een rol, dat men er gemakkelijk jonge auteurs aantrekt, omdat hoorspelen er hoog geho noreerd worden en ze, als ze telkens over andere zenders worden gespeeld, de schrij vers dus soms een klein vermogen kunnen opleveren, eerder dan met een goedver- kochte roman het geval is. Zo worden daar de besten aangetrokken, mensen met il lustere namen, zoals de jonge anti-Nazi gchrijvers van Gruppe '47, die onlangs ette lijke congresvergaderingen geheel of voor het grootste gedeelte aan het hoorspel heeft gewijd, waarbij de schrijvers elkander fragmenten van hun hoorspelen voorlazen. Wat Is de beste methode om in Neder land een korps goede hoorspelschrijvers te kweken? Samenwerking tussen auteur en re gisseur nog voor er een letter van het hoorspel op papier staat. Als een auteur een idee heeft, doet hij er goed aan eerst Canadezen het leven bij verkeersongeluk ken. Men heeft berekend, dat de volgende dertigduizend in de komende tien jaar worden bereikt. Afgezien van hartziekten Men zit hier niet stil. Integendeel. Maar elk jaar weer stijgt het zwarte cijfer, be halve in Manitoba, zodat men zich in andere provincies en daarbuiten heeft af gevraagd, hoe dat mogelijk is. Nu is men in Manitoba voorzichtig met conclusies, maar de cijfers van de gevoerde campagne spreken duidelijke taal. WAT BEHELST die campagne precies? Het is een ingenieus plan, dat berust op het zogenaamde afkeuringssysteem en de „verbeteringskliniek-voor-de-autobestuur der". Het werkt als volgt. Iedere auto bestuurder heeft een rijbewijs met een vast nummer. Indien hij betrokken is bij een verkeersongeluk of een veroordeling krijgt, wordt zijn nummer genoteerd en doorgegeven. Is het de eerste keer, dan wordt er een kaart in het register gezet en ontvangt hij een brief thuis, dat de „kli niek" zijn gedragingen op de weg nauw gezet volgt. Op de kaart worden hem tevens een aantal afkeuringspunten ge geven, die variëren naar gelang van de ernst van de overtreding. Passeert hij het aantal van zes punten op zijn kaart, dan betekent het dat hij opnieuw zal worden onderworpen aan een onderzoek naar zijn rijvaardigheid. Daarbij wordt hem duide lijk gemaakt, dat een rijbewijs een voor recht Is, dat hem kan worden ontnomen, indien hij zijn leven niet betert. Slaagt hij, dan mag hij zijn rijbewijs twaalf maanden voorwaardelijk houden, maar heeft hij in die tijd opnieuw een ongeluk, dat wordt zijn rijvergunning automatisch de eerste keer meestal een maand ingetrokken. Houdt hij echter in die proeftijd zijn lei schoon, dan vermindert geleidelijk het aantal afkeuringen, zodat de automobilist na een jaar opnieuw met een blanco re gister kan beginnen. Het aantrekkelijke van het plan is, dat het blijkt te werken. In het gebied van Groot-Winnlpeg, met ongeveer honderd duizend automobilisten, verminderde het aantal dodelijke ongelukken in 1955 met ruim twaalf percent vergeleken met 1954, het aantal niet-dodelijke ongelukken met ruim elf percent. In de rest van de provin cie (Manitoba heeft tweehonderdzeventig duizend autorijders) liep het aantal dode lijke ongelukken met ruim negentien per cent terug. Het aantal ongelukken met niet-dodelijke afloop steeg slechts mini maal, met nog geen tiende percent. In ver gelijking met de laatste zes maanden van 1955 met het tweede halfjaar van 1954 is de daling van het ongelukkencijfer nog op merkelijker. Afgezien echter van deze aanzienlijke verbetering, Is het de verdienste van het plan, dat het aantal automobilisten van twijfelachtige bekwaamheid aan het licht wordt gebracht. Eind 1953 bedroeg het ruim zestien percent van alle bestuurders, eind 1954 vijftien en een half percent. Het daalt dus. Deze groep weet dat ze voort durend onder controle staat en dat het voorrecht om een auto te kunnen besturen afhangt van de ernst, waarmee dat ge beurt. Manitoba hoopt dit aantal nog aan zienlijk te kunnen verkleinen door aan houdende toepassing van het recept: „kli nische" zorg en intrekking van het rij bewijs. Men zegt het daar ronduit: het worden mensen met verantwoordelijk heidsbesef, óf ze worden van de weg ge bannen. De verzekeringsmaatschappijen vonden het resultaat van de campagne reëel ge noeg om de premies te verlagen. Op 1 januari van dit jaar maakten ze bekend, dat de gemiddelde premieverlaging voor bezitters van personenauto's negen per cent zou bedragen en voor hen die vracht wagens hebben zes percent. De heer R. B. Baillie, de commissaris voor het autover keer, heeft ons voorgerekend dat het hem negen dollar scheelt, hetgeen in zijn geval neerkomt op een verlaging van bijna twaalf percent. Niemand weet precies hoe veel de besparing betekent voor alle be stuurders, maar men schat dat het bedrag tussen een half miljoen en een miljoen dollar 's jaars moet liggen. Tussen twee haakjes: het plan kost de provincie hon derddertigduizend dollar per jaar. H Nu de recordwinter van I 1956 voorbij is, realiseren wij I A' ons, dat het ondanks de jp||y* 1 'PÉI 'V. - strenge kou en de hoge ko- BgfeC <■--é lenrekeningen, eigenlijk toch y Vff'-fr lil lil- wel een gezellige tijd was. Bt'- J| V «mI jJ gJjjjfëÉkci Gezellig, omdat er volop ge- E ff legenheid was voor ijsver- gWBHBPK „je |j P wanneer heel het gezin met I een boek, een knutselwerkje I S of zomaar in zalig nietsdoen I p p p| i de ver- stamt X -. - :;v\ P.'. 'P haar ander 9 magere 1 lamp. Nu koestert zij zich, I I gelijk wij allen, in het stra- lende licht van de lentezon, E& H gezondheid en levensvreugde, waarvoor u wat haar betreft, alle win- I r H tergeneugten cadeau krijgt. XflHIHHHHi lilllllllltllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllilllllllllllllillllllllllllllllllllllllllllllilllllllllllllllllllllllllllHOIIIIIIIIillilKIIKIIIIIIIIIIIIIIIIinl Het HEEFT er alles van dat da West- Canadese provincie Manitoba een voor beeld aan het stellen is op de Noord- Amerikaanse wegen. Het zal niemand verwonderen te lezen, dat het probleem van de veiligheid op de weg in Canada letterlijk levensgroot is. Canada telt ongeveer zestien miljoen in woners, die er vier miljoen auto's op na houden. Het gevolg: in 1942 vielen er veer tienhonderd doden op de weg, tien jaar later zevenentwintighonderd. In de afge lopen twintig jaar lieten dertigduizend llllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllilllllllllllllflllllllillllllll. met de regisseur te komen praten, die hem duidelijk kan maken wat technisch wel en wat niet mogelijk is. Een troost is, dat in het hoorspel met zekere restricties bijna alles mogelijk is. Eenheid van tijd, plaats en handeling is niet nodig, vaak zelfs niet eens wenselijk en de verplaatsing zo wel van de ene tijd naar de andere als van de ene plek naar de andere levert technisch geen moeilijkheden op. Nuttig is ook, dat boorspelauteurs-in-spe een lezing van een spel of een microfoonrepetitie bijwonen. Wie schreven er in Nederland bijvoor beeld goede hoorspelen? Wij zonden enkele heel goede hoor spelen uit van Ton Lensink, van Lo van Hensbergen en van Milo Anstadt, die nu regisseur bij de televisiesectie is. Inder tijd heeft Jan Moraal een paar zeer aan trekkelijke hoorspelen geschreven, nu heeft hij er door zijn werk voor de jonge renprogramma's blijkbaar geen tijd meer voor. Voortreffelijke Nederlandse hoorspe len met zeer originele „verhalen" hebben we van Jo van de Walle gespeeld. Ed. Hoornik heeft voorts een verdienstelijke proef geleverd, waarbij men zich kan ver heugen, dat dus ook uit de kring van jonge Nederlandse litteratoren belangstelling voor het hoorspel is gebleken. Het gesprek komt van de hoorspel auteurs op de acteurs. De oudere, vooraan staande toneelspelers zijn slechts zelden goede acteurs voor hoorspelen, zegt De Vries, want het hoorspel eist een volko men andere wijze van spreken dan het theater en die ouderen zitten vaak gevan gen in de toon en in de spreektechniek, die over het voetlicht moet reiken. Ze spelen niet voor de huiskamer maar voor de zaal. Bij de jongeren is dat meestal anders en dus beter. Bevorderen hoorspelen het toneelbe- zoek of houden ze de mensen juist uit de schouwburg, omdat men nu, thuiszittend, stukken kan horen? Ik neem aan, dat er mensen zijn die veel naar hoorspelen luisteren en nooit naar de schouwburg gaan, maar die zouden dat dan ook niet doen als er geen hoorspe len waren. Voor hen kan het hoorspel dus toch een verrijking van hun leven beteke nen. Anderzijds zijn er stellig velen, die Juist door het hoorspel tot de schouwburg komen. Het hoorspel kan een goede propa ganda vormen voor het toneel en ook voor da film. Daarom zien filmverhuurders al tijd graag, dat wa van hun films een hoor spel maken en uitzenden. De praktijk heeft hun geleerd, dat dit het bioscoopbezoek be vordert. Maar.om de mensen te bren gen tot het bezoeken van een toneelstuk of een film, waarvan ze de stof door een hoorspel leren kennen, ls voorwaarde, dat dit hoorspel goed ls! In andere gevallen is het stellig een anti-reclame. Er wordt bij de hoorspelafdeling van de VARA hard gewerkt. S. de Vries jr. is niet iemand om er maar even met de pet naar te gooien. Hij pleegt dagen en dagen lang met zijn mensen te repeteren en is pas te vreden met een maximaal resultaat. De verklaring daarvan kan men mede vinden in een nieuwe roman van de veelzijdige De Vries, een roman die aan het hoorspelvak is gewijd. Eén der figuren daarin, een oude acteur, vraagt de hoofdpersoon, een hoor spelregisseur, waarom hij toch zo ploetert en kleine nuances zo belangrijk acht, ter wijl de meeste luisteraars de verschillen toch niet zullen horen. Daarop antwoordt de regisseur, dat het gaat om degenen,, die het wél horen. Voor diegenen werkt ook S. de Vries jr. zelf. Illllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllilllllllllil

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1956 | | pagina 17