I DE TWEE VERRE GELIEVEN |ONZE namen I Rennie en haar kinderen Krijgt ambtenaar straks meer j macht HONDENHOTEL Onbezorgde uitgaansavond niet drie engelen Film „We are no Angels" doet niet onder voor toneelstuk Paul et Virginie ONZE PUZZEL re- MUZIEK BOVEN DE NOORDPOOL De negen MuzenTj in zakformaat Oüét oude litteratuur - - DE COMBINATIE van de namen Paul en Virginie komt iedereen bekend voor, die in zijn jeugd onderricht is in de Franse litteratuurgeschiedenis. Maar van het verhaal, dat daarbij hoort, herinneren velen zich ternauwernood dat het van een reine liefde is tegen een exotische achter grond, met een jammerlijk besluit. Men zou hun een verfrissing van deze vage herinnering 'niet willen opdringen. Er zijn wel passages in „Paul et Virginie" te vin den, die door niemand verbeterd zouden kunnen worden, maar zij zijn niet van ge noeg betekenis om er meer dan een curiosi teit van te maken. Het verhaal heeft een grotere waardigheid als document voor lit teratuurhistorici. Bernardin de Saint-Pierre was immers de eerste Franse auteur, die ernst maakte met de natuurbeschrijving, niet alleen door schematische verwijzingen en navolgingen van de klassieken, maar op de manier van iemand die inderdaad al de namen van de vogels en de bloemen kent. Hij kan voor het inbrengen van dit element niet onverdeeld als weldoener geloofd wor den, maar hij is in ieder geval belangrijk door zijn invloed op de romantici, Chateau briand en Lamartine in de eerste plaats, benevens als een extreme vertegenwoordi ger van een aantal opvattingen, die typisch zijn voor de achttiende eeuw. Hij besteedde zijn beschrijvingskunst aan de natuur niet alleen omdat hij er plezier in had en omdat hij er iets nieuws mee deed, maar pas met ware overtuiging, dank zij zijn ideeën in de trant van Rousseau, over een natuurlijke harmonie van de mens en de buitenwereld. De beschaving had met dwangmiddelen en affectaties de harmonie verstoord en het was dus zaak de natuurstaat terug te vin den waarin de wilden van Amerika en Afrika niet opgehouden hadden gelukkig te leven: zij waren vanzelf deugdzaam en profiteerden onbekommerd van een natuur, die door de Voorzienigheid ingericht was om de mens te dienen. Bernardin de Saint- Pierre sloeg alle critische zin in de wind wanneer het er om ging de dienstvaardig heid van de natuur aan te tonen. Het schuim van de golven als zij op de rotsen slaat is wit, zei hij, om de zeelieden attent te maken op het gevaar. En alle vulkanen staan aan de rand van de zee, omdat zij tot laak hebben het verbranden van het vuil, dat door de rivieren naar de zee wordt aangevoerd en dat anders het oppervlak daarvan geheel bedekken zou. Zulke opvattingen zijn nu zo komisch, dat men een grote historische verbeeldings- krtacht nodig heeft om zich voor te stellen, dat zij in de tweede helft van de achttiende eeuw niet alleen goedgelovige dwazen tot aanhangers hadden. Zelfs de kerk nam Bernardin de Saint-Pierre's werk goed op, alsof zij zelf niet als een van de grootste kwaden van de beschaving moest worden afgebroken. De deugd bleef immers altijd noodzakelijk, omdat mensen anders dan dieren en planten alleen bewust volgens de natuur kunnen leven en het richtsnoer voor de deugd was het goddelijke voor schrift. Waartoe deze goede stemming ver zuurd met een herinnering aan de erfzon de? Enige jaren na de verschijning van „Paul et Virginie" nam de kerk niettemin afstand van de auteur ervan, maar zonder ophef. Men kan de onaantastbare positie van de mythen van de goede wilde en de hulp vaardige Voorzienigheid alleen begrijpen als men de kracht van soortgelijke illusies in zijn eigen tijd wil onderscheiden en als men daarbij ziet, dat het geloof in de na tuur als geneesmiddel tegen de beschaving geenszins tot de achttiende eeuw beperkt is. Hoe kunstmatiger de beschaving er uitziet, hoe naïever het geneesmiddel aan geprezen kan worden. De terugkeer tot de natuur beheerste zoals men weet de mode in de tijd van Marie Antoinette. Wie echter ook bij de vooruitzichten van de genezing al gelukkig mocht worden, Bernardin de Saint-Pierre zelf niet. Hij bood de aanblik van een consequent slecht (Overgenomen uit „The howls of Ivy" - Ban tam Books, New Vork, samengesteld door Henry Boltinoff). humeur, wat op een afstand altijd verma kelijk is en bij hem des te meer in contrast met de rozigheid van zijn openbare opvat tingen. Er is met goede reden gesteld, dat ideeën zoals die van Bernardin de Saint- Pierre het pessimisme in de hand werken, wanneer blijkt dat de natuur haar ver plichtingen als geconcretiseerde voorzie nigheid niet nakomt. Men kan hem zelf als het eerste slachtoffer beschouwen. In zijn jeugd gaf hij zich moeite om een terrein te vinden, waar hij zijn ideeën kon toepassen. Hij reisde zelfs naar Rusland, om een plan voor de vestiging van een ideale republiek aan keizerin Catherina voor te leggen. Hij had de omgeving van het Aralmeer op het oog, waar het klimaat hem geschikt voor kwam. Maar toen hij in audiëntie werd toegelaten, was hij zo onder de indruk van de machtige vrouw, dat hij er niet van rep te. Teruggekeerd in Frankrijk leefde hij twintig jaar lang volgens een gebruik des tijds van spaarzame toelagen uit 's lands schatkist, die hij minder afsmeekte dan |llillllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll|||||||||||||||||||||lil!Hllllillllllllll hui opeiste. Aan zijn eerste geschriften dankte hij een zekere bekendheid, maar hij ver speelde de relaties die hem die opleverde door zijn argwaan en zijn kribbige uitval len. Alleen met Jean Jacques Rousseau, die een soortgelijk karakter vertoonde, hield hij jarenlang een door wederzijdse boos heden onderbroken vriendschap aan. In 1784 kwam het einde aan zijn armoedige tijd, toen hij zijn „Etudes de la Nature" publiceerde. Drie jaar later, toen hij vijftig was, steeg zijn roem bij de verschijning van „Paul et Virginie" ten top. Daarna leefde hij, tot zijn dood in 1814, voor zijn doen niet slecht. Hij sloot een zakelijk eerste huwelijk met een jonge vrouw, die hem twee kinderen schonk, Paul en Virginie, daarna een merkwaardig gelukkig huwelijk met een nog jonger meisje, dat later aan haar tweede echtgenoot veel van het mate riaal heeft verschaft voor een verheer lijkende biografie. Zijn omgangsvormen werden er niet zachter van en hij maakte in de Académie Frangaise en daarbuiten vaak ruzie met degenen die zijn opvattin gen niet deelden. Napoleon was een van zijn bewonderaars: op Sint Helena moet hij „Paul et Virginie" verscheidene malen her lezen hebben. DE GESCHIEDENIS verbonden aan de twee hutjes op het strand van Ile-de-Fran- ce (het eiland Mauritius in de buurt van Madagascar) pakte vele tijdgenoten zo krachtig aan, dat zij de auteur verzochten hun tenminste te zeggen wat er waar van was, opdat zij hun emotie konden bedaren met de gedachte aan het deel verzinsel dat er bij kwam. In die hutjes hadden de moe ders van Paul en Virginie hun kinderen als broer en zuster opgevoed, zoals de grijze eilandbewoner aan de auteur vertelde. De moeders waren beiden door misstappen in de liefde gedwongen hun leven buiten Frankrijk te slijten en daardoor des te minder geneigd af te wijken van het pad der deugd. De kinderen leefden in een voudige communie met de natuur, werden niet gekweld met onderwijs en besteedden al hun gedachten aan het nut van de kleine gemeenschap, die behalve uit de twee ge zinnen bestond uit een echtpaar van neger slaven. De moderne lezer wordt verrast door de afwezigheid van scrupules over de slavernij. Wel is Virginie goed voor de sla ven: als zij een verhongerde negerslavin ontmoet, die door haar meester verstoten is, maakt zij met Paul een wandeling naar een verre plantage om de wrede planter te bewegen haar weer aan te nemen. En als zij later hoort dat haar protégée terstond aan kettingen gelegd is, verbaast zij zich even over de slechtheid van de mensen. Op de terugweg van deze expeditie verdwalen Paul en zij in het bos, waar de natuur, hoewel enerzijds angstaanjagend, met voedsel en water op de juiste ogenblikken blijken geeft van haar hulpvaardigheid. Als tenslotte bij het invallen van de nacht Virginie om hulp gebeden heeft, horen zij dadelijk het blaffen van hun trouwe hond: het blijkt dat zij vlak bij huis waren. Niet lang daarna wordt Virginie zich be wust van een andere dan de strikt zuster lijke liefde voor Paul, maar hij ontwaakt pas tot een overeenkomstig gevoel als zij op het punt staat naar Frankrijk te ver trekken, waar de familieplicht haar roept om gebruik te maken van de goede zorgen van een eindelijk vermurwde rijke tante. Paul, achtergebleven, maakt plannen om zich de roem en het geld te verwerven, die in de beschaving voor de liefde onmisbaar zijn, maar de grijze verteller legt hem in lange vervelende pagina's uit, dat hij daar niet eens de kans toe zal hebben in een maatschappij, die op klassevoorrechten be rust en dat hij er ook geen plezier aan zou hebben als het wel mogelijk was. Gelukkig krijgt Virginie zelf genoeg van het leven dat de tante haar opdringt. Zij keert terug naar Ile-de-France, maar het schip ver gaat in een vreselijke storm vlak voor de kust, onder de ogen van Paul en de andere eilandbewoners. Een van de matrozen heeft aangeboden Virginie te redden, maar zij moest daarvoor haar bovenkleren uitdoen en daar kon geen sprake van zijn. Paul stierf enkele maanden later en werd naast haar aangespoelde lichaam begraven. Ber nardin de Saint-Pierre laat niet na ons te verzekeren, dat de tante in Frankrijk ellen dig doodgegaan is, beroofd van al haar rijkdommen. IN DE negentiende eeuw stond „Paul et Virginie" bekend als ongeschikt voor de jeugd. Théophile Gautier was een van de eersten, die er een forse suggestie van sen sualiteit in aanwees. Tegenwoordig, in een iets minder preutse tijd, zijn het in Frank rijk toch voornamelijk kinderen die het lezen om er later zelden naar terug te keren. Het verhaal maakt zich op een te doorzichtig eigenwijze manier af van al de onopgeloste inconsequenties, die de smaak van de achttiende eeuw wel verdroeg: de reinheid tegenover de erotiek, de gerieflijke wereld tegenover de gelovigheid, het van zelfsprekende geluk tegenover de schone melancholie. Onvergankelijk is Bernardin de Saint-Pierre het best in een persoonlijke zin: als een standaardvoorbeeld van de publicist wiens officiële zonnigheid gevoed wordt door argwaan en mensenhaat Wie zich met zulke personalia niet wil inlaten, houdt van zijn bestaan niet anders over dan de titel met het schema van het ver haal. In die vorm kan „Paul et Virginie" voor een klassiek werk doorgaan. Het moet dat ook wel op grond van zijn reputatie: als een liedje waarvan de muziek verloren is gegaan. Horizontaal: 1. gebogen, 4. vloeistof, 7. zij tak Seine, 9. gemeente in Gelderland, 10. ik (Lat.), 11. gewicht 15. iemand, die boete doet, 18, begrip, 19. bergplaats, 20 lipharen. Verticaal: 1. legerplaats in het open veld, 2. omgelegen, 3. dwaas, 4. zijtak Donau, 5. telwoord, 6. platvis, 8. reeks, 12 bijb. figuur, 13. lidwoord, 14. zijtak Elbe, 16. gesloten, 17. lus. Om in aanmerking te komen voor een van de drie geldprijzen ad f7,50, f5 en f2,50 dient men uiterlijk dinsdag 17 uur de op lossing in te zenden aan een van onze bureaus in Haarlem: Grote Houtstraat 93 en Soendaplein; in IJmuiden: Kennemerlaan 186. Men wordt verzocht de oplossingen uit sluitend per briefkaart in te zenden, met duidelijke vermelding: „Puzzel". Oplossing van de vorige puzzel: Horizontaal: 1.* gnoom, 5. omega, 9. aan, 10. eer, 12. val, 13. toendra. 17. slier, 19. tijm, 21. vijl, 23. Ulm, 24. beo, 25. tas. 28. som, 30. vaart, 35. kandeel, 38. ego, 40. nee, 41. een, 43. delta, 44. plint. Verticaal: 1. gat, 2. na, 3. ont, 4. meel, 5. orde, 6. eva, 7. ga, 8. alk, 11. enig, 14. os, 15. r.r., 16. bij, 18. pij, 19. tot, 20. mus, 21. vos, 22. lom, 26. al, 27. made, 29. Ob, 30. va, 31. Anna, 32, reep, 33. te, 34. bed, 35. kol, 36. lei, 37. ent, 39. ge, 42. en. De prijzen voor onze puzzel werden na loting als volgt toegekend: mej. C. M. Was- sink, Van Oosten de Bruynstraat 199, Haar lem (ƒ7,50); mej. A. E. van Noord, Brabant laan 2, Heemstede 5,en A. W. Volmer, Kerkplein 2 a, Velsen-Zuid (ƒ2,50). Uit Oostenrijk STOCKHOLM (United Press) Een Oostenrijks orkest van veertig man zal, ge zeten in een toestel van de SAS op weg van Wenen naar Tokio, boven de Noord pool spelen. De op 5 april beginnende tocht gaat over de NoordipooL, zonder dat daarbij over Rus sisch gebied zal worden gevlogen. Boven de Noordpool zal het orkest beginnen te spe len. De muziek zal door de radio naar Oos tenrijk worden uitgezonden. Acht Oosten rijkse journalisten zullen het toestel van Wenen naar Bodoe in Noorwegen volgen en vandaar met een toestel van de SAS een rondvlucht boven Scandinavië maken. BIJNA tien weken lang telde Zeeland een inwoner, die enkele keren „in bet nieuws" kwam.Want hij had geen naam. Sterker: hij bestond niet eens, althans niet op papier. En dat allemaal omdat in ons aan voorschriften zo rijke vader- land één administratieve kwestie nog steeds niet afdoende werd opgelost WAT WAS er gebeurd? Op 17 februari jongstleden werd het gezin Otte te Hansweert (gemeente Kruiningen) ver- j blijd met de geboorte van de vqfde spruit, een zoon. Artikel 29 van ons Burgerlijk Wetboek schrijft voor, dat van elke geboorte binnen drie dagen aangifte moet worden gedaan. Enig res- pijt wordt slechts gegeven als in deze j termijn een zondag of een feestdag valt. Vader Otte heeft aan zijn burgerplicht voldaan, maar toch leidde dit niet tot resultaat. En wel omdat hü zijn zoon de voornaam Boelhouwer wilde geven, een keuze, die de ambtenaar van de Burger- lijke Stand niet kon billijken. Van zijn kant weigerde de vader een andere naam op te geven, het kwam dus niet itot een inschrijving. En al bleef men in het gezin Otte koppig van „onze Boel" i spreken, de jongeman spartelde naam- loos in de wieg. Waarom weigerde de ambtenaar deze naam? Omdat er nog steeds een circu- Iaire uit 1838 bestaat, waarin de toen- malige minister van Justitie er aan J herinnerde dat „geslachtsnamen van be- staande familiën" niet als voornaam gegeven mochten worden, zoals reeds in de Franse wet van 11 germinal an XI was bepaald. Wie heeft gelijk BOELHOUWER is ontegenzeggelijk een bestaande familienaam. En daarmee was voor de ambtenaar de zaak afge- daan: hy wordt op zijn vingers getikt als hy buiten zijn boekje gaat. Maar waar- om bleef vader Otte zo halstarrig? Wel, hy kan bewijzen dat de voornaam Boel houwer al eeuwen in zijn familie voor komt. En sinds wanneer mag men zijn verwanten niet meer vernoemen? Afge zien daarvan: elders werd deze naam wel geaccepteerd. Nog onlangs gebeurde dat, toen te Alblasserdam een neefje werd geboren. Ziehier een interessante strijdvraag. Binnenkort wordt ze zelfs actueel als j onze volksvertegenwoordiging haar oor deel gaat uitspreken over de wijze, waarop wijlen prof. E. M. Meijers de kwestie der voornamen in ons nieuwe Burgerlijk Wetboek dacht te regelen. Zjjn ontwerp schrijft voor dat de aan gever van het kind de namen geeft. Dat is de gewone gang van zaken. Maar iets nieuws wordt de bepaling, dat de amb tenaar deze namen weigeren kan als hy vindt dat ze „ongepast zijn of overeen j komen met bestaande geslachtsnamen, tenzy deze tevens gebruikelijke voor- namen zijn" en dan zélf wei wat be- denkt. Waar de aangever zich niet tegcm verzetten kan Niet overdrijven1 NU IS overheidsbemoeiing in onze tijd niet geheel onbekend, maar hier dreigt toch wel iets te veel van het goede. Want „ongepast" en „gebruikelijk" zij zéér rekbare begrippen. De ambtenaar zal Merwedevis niet bijster gepast vin den. Rijnvis moet hij echter accepteren: die doopnaam komt in het Elburgse re gentengeslacht Feith sinds de veertiende eeuw tot op heden voor. Of twijfelt hij ook hier? Want voetbalverslagen kun nen hem Ieren dat Rijnvis tevens een familienaam ls. Een gebruikelijke voor naam kan men het moeilijk noemen. En wat gebeurt er als een vader zijn spruit met de namen Willem Drees gelukkig wil maken? Die laatste naam is een ver korting van Andreas en wordt te Har derwijk nog als voornaam gedragen. Euwe is een Groningse voornaam. Zal dus de inschrijving van een Max Euwe slagen? U ziet, het is moeilijk. Enig toezicht is stellig niet overbodig. Dat kunnen de honderdzevenentachtig Italiaanse va ders getuigen, die hun zonen Stalino noemden. Maar aan de andere kant, als nu de ambtenaren zelfs al namen voor ons kroost gaan verzinnen Wat vader Otte betref: hij heeft zich tot de rechtbank te Middelburg gewend iom de naam Boelhouwer alsnog in het register te krijgen. Woensdag is de ambtenaar van de Burgerlijke Stand In raadkamer gehoord. En de strijd gaat verder. Voor half april zal uitspraak S worden gedaan. J. G. DE BOER VAN DER LEY n WIE ZIJN PAASDAGEN in de hoofd stad doorbrengt en een bioscoop binnen stapt om een anderhalf uur geamuseerd toe te kunnen kijken naar wat zich op het witte doek voltrekt, zal geen spijt van die onderneming hebben als hij het Alhambra- theater bezoekt. Daar gaat namelijk sinds vrijdag de film „We are no angels", een Amerikaanse filmbewerking van het blij spel van Franse origine, dat indertijd door Cor Ruys in ons land is geïntroduceerd. Ik herinner me het toneelstuk nog goed. Tot mijn genoegen doet de film er beslist niet voor onder. Slechts zelden verraadt de film haar afkomst, meestentijds ontloopt zij handig het doem niet van haar oor spronkelijke voorbeeld af te kunnen wij ken en slaagt zij er inderdaad in een leven te leiden naar haar eigen wetten. Het op merkelijke is, dat de film zo geraffineerd Joseph (Humphrey Bogart) gluurt door de ruiten om zich te overtuigen van de rijk dommen, die hij de familie Ducotel op hem zouden wachten. Rechts boven doet Aldo Ray hetzelfde. goed met de ruimtelijke beperkingen om springt, want het hele verhaal speelt zich praktisch af ten huize van één en dezelfde familie en de vrees was gewettigd dat die eenheid van plaats de film maar weinig bewegingsvrijheid zou laten, een karak teristieke camera-instelling als het ware in de weg staan en dat vooral, omdat toneelstuk en film niet diep gaan, zodat de beweging in de film door de uiterlijke beweging moet worden ingeleid en ge ïnspireerd. Maar regisseur Michael Curtiz weet hoe hij zo'n bezwaar moet opvangen. Het begin vooral is frappant als de drie gevangenen, die in de vermakelijke ge schiedenis de hoofdrol spelen, kennis ma ken met de familie, waar zij een dag en nacht zullen doorbrengen, door middel van het afluisteren der gesprekken via een dak. Ze volgen de gezinsleden op de voet door zich van het ene tuimelraam naar het andere te verplaatsen en overal steken zij wat op. Ze leren met ons in de zaal het grote probleem kennen waar het eer zame gezin Ducotel mee worstelt: hoe tegenover de rijke neef André Trouchard te verantwoorden, dat papa Docutel geen za kenman is en de winkel, die hij leidt, in financieel opzicht een mislukking. Daar zit papa erg mee in. Hij is een liefhebbend vader en echtgenoot, maar van boekhou den heeft hij geen verstand en hij geeft zo vaak en goedhartig krediet, dat ieder een op het Duivelseiland waar de film speelt ervan weet en profiteert. De drie gevangenen, die zichzelf groot verlof heb ben toegestaan, zijn eerst van plan hem te beroven, maar al spoedig gaat hun goede hart spreken en dan bestaat er voor hen nog maar één doel: de Ducotels uit de knoei te helpen. André belast zich met het vervalsen der boekhouding en de verkoop in de winkel. Albert beoefent zijn speciali teit: het openmaken van sloten. Jules ont fermt zich over de lieve dochter des hui zes, die verliefd is op de erfgenaam van de boze oom, maar geen wederliefde krijgt, omdat oom dat verbiedt. Het lijkt erop, dat zij in hun onderneming zullen slagen. Ze vieren een heerlijke kerstavond aan een welvoorziene dis, waarvoor zij zelf de in grediënten bijeen gestolen hebben en ze laten zich door de lieve dochter met drie engelen vergelijken, die als hemelse wel doeners op aarde zijn neergedaald. Maar dat ze geen engelen zijn ondervinden de oom en zijn erfgenaam. Want midden in de nacht komen deze heren roet in het eten strooien en de ondergang van de fa milie Ducotel schijnt nabij. Op dat mo ment herinneren de gevangenen zich, dat zij nog een „engeltje" huize Ducotel heb ben binnengebracht. Dat engeltje zit in een mandje, een slangetje is het, heel giftig en gevaarlijk. Wanneer het verhaal ten einde is, zijn er twee onaangename mensen min der op de aarde. De familie Ducotel gaat een onbezorgde toekomst tegemoet en de gevangenen schorten hun groot verlof 'op. Ze laten de boosheid dezer wereld achter zich en keren maar liever terug naar de gevangenis. Een stralenkrans zweeft met hen mee om hun hoofd DAT IS HET GEGEVEN, een zeer amu sant gegeven, dat men van het toneel al kent en dat ook in de film bijzonder aar dig is verwerkt. Feitelijk wijkt de film maar heel weinig af van het toneelstuk. Michael Curtiz doet er bijna niets omheen. Maar de dialogen legt hij wel zo geestig in beelden vast, dat men geen toneel imitatie krijgt voorgezet. Hij laat hoogstens het pannetje te lang op het vuur sudderen in sommige scènes, waardoor men even het gevoel krijgt: dat had wel wat korter en dus „sjeuiger" gekund. Het drietal boeven is goed getypeerd. Vooral de dikke, mi misch zo komische Aldo Ray wekt her haaldelijk uw lachlust. Het aangename van de film schuilt hem wel daarin, dat er nergens naar de klucht toe wordt gespeeld. Noch Michael Curtiz is op grove effecten uit noch zijn acteurs. Zo behoudt de film bewerking de charme van het oorspronke lijke en kan men met een gerust hart ieder die eens een avondje onbezorgd uit wil zijn „We are no angels" aanbevelen. P. W. FRANSE Richard de Derde. De Catalaanse sur realistische schilder Salvador Dali heeft Sir Laurence Olivier in zijn laatste film rol, de vorstelijke schurk Richard de Der de, geschilderd. In deze filmversie van Shakespeare's stuk treden Engelands be roemde tonelisten met Sir Laurence Oli vier op, te weten: Sir Ralph Richardson, Sir John Gielgud, Sir Cedric Hardwicke en Alec Clunes, benevens Claire Boom en Pamela Brown. Hulde voor verslaggever. Namens zijn hoofddirectie heeft de heer M. Turel, ver tegenwoordiger in Nederland van de Is raëlische luchtvaartmaatschappij El-Al, aan Jan de Troye, chef van de reportage- dienst van de Vara, een speciaal exem plaar van de „Haggadah" overhandigd. Hierin wordt de exodus van de Joden uit Egypte naar het land Kanaan beschreven. Ook president Eisenhower heeft een exem plaar van dit zeldzame boek. Jan de Troye heeft ruim een jaar geleden na een veer- tiendaags bezoek aan Israel vier klank beelden over deze jonge staat gemaakt. ^i'J NIEUWE BOEKEN i fiijfl, WAT voor vreemde dingen er gebeurd zijn in New York, toen op een goede of misschien kwa de dag de Romeinse goden en godinnen aan het Metropolitan Museum door Hunter Hawk -tot leven werden gewekt, is koren op de molen van een humoristische auteur als Thome Smith, die er dan ook inderdaad in The night of the gods wat moois van heeft gemaakt. Verzamelaars van jazz-litteratuur hebben een buitenkansje: de autobiografische kroniek van zijn jeugdjaren in New Orleans door Louis Armstrong onder de titel, die zijn b naam is: Satchmo en Really the blues van Mezz Mezzrow, waarvan ook door de ze als musicus populaire auteur gesignaleerde exemplaren verkrijgbaar zijn. OF André Gide er inderdaad in geslaagd is om met zijn Les faux monnayeurs de ideale roman te schrijven, die hem voor ogen zweefde, is nog steeds aan discussie onderhevig. In ieder geval blijft het een voornaam stuk van Gide s oeuvre, dat nog steeds zeer veel lezers trekt, al zullen thema en constructie daarvan de meesten zoals dat heet „vreemd" voorkomen. Thyde Monnier daarentegen maakt het in Fleuve de lezer niet te moeilijk de tragiek te peilen van de boerenjongen, die in zijn ver geefse jacht op geluk de banden met zijn ver leden stuk voor stuk verloren ziet gaan. Een wel zeer simpel gegeven, zal men zeggen. In derdaad, maar door Monnier's schrijfkunst uit gebouwd tot een reeks psychologisch fijn uit gesponnen conflicten. De afloop maakt wel enigszins de indruk er een beetje met de haren bijgesleept te zijn. A. M. lllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllillllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIUIIIIIIIÜI'llllllllt'ülllllülli:! Werkmanprijs. B. en W. van Amster dam hebben de H. N. Werkmanprijs 1955 voor de ontwerper van het typografisch bestverzorgde boek, tijdschrift of handels drukwerk toegekend aan de heer J. W. Schrofer te Amsterdam voor zijn bij de drukkerij Meijer te Wormerveer in gebruik zijnde letterproeven. Gemoderniseerd. Het beroemde Bolsjoi Theater Ie Moskou zal, volgens een bericht van United Press, binnenkort worden ge moderniseerd. Er wordt in deze ruim hon derddertig jaar oude en tweeduizend zit plaatsen tellende schouwburg onder meer een luchtverversingsinstallatie aange bracht. Samenwerking. De Westduitse ambas sadeur in Tokio heeft het Duits-Japanse culturele instituut in Kyoto ter gelegen heid van de opening een grote collectie boekwerken van waarde geschonken. Kunstenaars herdenken. B. en W. van Rotterdam stellen de raad voor maximaal vijfduizend gulden aan de stichting „Kun stenaars herdenken 5 mei" te verlenen, als bijdrage in de kosten van de tentoonstel ling, die van 7 april tot 6 mei in Museum Boymans zal worden gehouden. Het na delig saldo is op twaalfduizend gulden ge raamd. EéN van de dierbaarste gasten in ons Honden'hotel is Rennie geweest, een lichtgebouwde, niet raszuivere herder met een grappige, maar ongeoorloofde krul in de staart, van het vrouwelijk ge slacht Ik bedoel niet de krul of de staart, hoewel die beide ook, maar de hond. Ze had haar naam niet te danken aan haar vlugge verplaatsbaarheid, maar aan het dorp Renesse, waar zij geboren was. Al gguw was Rennie vol komen thuis in het Hondenhotel en ieder volgend bezoek was voor haar zo wel als voor ons een grote vreugde, die wij evenwel op verschillende manieren toonden, want Rennie rende bij voor beeld', als ze net weer bij ons i^as, van louter plezier de trap enige keren op en af. Wij niet: Het was een lief en volkomen be trouwbaar dder, maar erg nerveus. Haar eigen huis lag drie kilometer van het onze af, maar toen by haar in de buurt enige explosies elkaar opvolgden, omdat er een viaduct van een niet meer ge bruikte tram werd opgeblazen, holde Rennie in haar anigst naar ons toe. Op een morgen in het laatst van juli kwam er een telefonische aanvraag, of er plaats was voor Rennie. Midden in de vakantietijd hadden we al veel gasten. Ik vroeg benieuwd: „Voor wanneer?" en toen het antwoord „Vandaag nog" kwam, dacht ik zuchtend na. Het was eigenlijk al te vol. Maar het betrof Ren nie, die lief was en aanhankelijk, die nooit enige onrust in de hondenfamilie bracht en op wie wij erg gesteld waren. „We hadden haar eerst willen mee nemen", zei de stem van Rennie's vrouw verder, „maar het kon ndet". En dus werd Rennie gebracht, een paar uur later, voor een dag of veertien. Om elf uur verscheen Rennie, bege leid door de oudste zoon des huizes, die z» langs zijn neus weg vertelde, dat Ren nie een keer was weggelopen, toen zij loops was en dat zij wel dachten, dat er jongen zouden komen. Als het zo was, zou dat waarschijnlijk in de komende veertien dagen gebeuren....!! Toen begreep ik, waarom zq niet mee kon. De jongen vervolgde: „En vader wil er niet meer dan twee houden". Ik heb niet beloofd om Rennie over veertien dagen af te leveren met ten hoogste twee kinderen. Want het Hon denhotel heeft geen abattoir, al is er in de tuin wel een vijver. Maar die is niet daórvoor. We waren wel even beduusd. De opgaaf om in een huis vol honden nog een aanstaande moeder op te ne mennou ja, zó'n grote opgaaf was dat nu eigenlqk ook weer niet. Mijn man bracht nog even in het midden, dat het Handenhotel geen kraamkliniek was, maar in ons hart vonden we het al niet meer erg en ik had in mijn ge dachten het zo geregeld, dat Rennie haar bevalling kon afwachten in de badkamer, die haar eigen terrein zou blijven, waar geen andere honden zou den worden toegelaten, ook onze eigen niet. Van een „afwachten" was evenwel geen sprake. Rennie was vrolijk met de anderen, zoals altijd. Ik vond het moei lijk, dat ik helemaal niet kon uitrekenen wanneer de blijde gebeurtenis verwacht kon worden. Hoe het ook zq, toen Rennie tien dagen bq ons was, zei ik op een goed ogenblik tegen de hondenschare: „Moe ten jullie niet eens naar buiten?" Rennie trok zoet met de anderen mee de tuin in. Toen ik even later naar buiten keek, zag ik haar met een heel ongelukkig gezicht op de stoep van de eetkamer «taan. Naast haar lag een klein hondje, nog in het vlies, met de navelstreng nog ver bonden aan de moeder. Gauw werd de klaarstaande mand gehaald, waarin wij moeder en kind naar boven droegen, naar de kraamkamer. Wq gingen eieren kloppen om door Rennie's melk te roe ren. Het hele huis trilde als het ware van verwachting, wat de badkamer zou opleveren. Om de beurt gingen wij eens even kijken. Rennie was tenslotte tot een nakomelingschap van vijf stuks ge komen, toen ze belangstelling kreeg voor de haar voorgehouden bak met melk en eieren. Vqf stuks! Wij keken elkaar eens aan. Drie ver drinken? Niemand in huis voelde zich daartoe geroepen. Mqn man was nog niet thuis en wq vrouwen praatten en praatten, wel beseffend dat de diertjes er dadelijk na de geboorte het minst van zouden merken. Onze verstandelij ke overwegingen gin gen zelfs zó ver dat we met een emmer lauw water naar bo ven gingen. Want het was dan maar het beste om er nu direct drie af te nemen, als het zou moeten. Rennie evenwel lag met een gezicht, stralend van trots, nu zeven kinderen af te likken. Alle zeven wisten al melk te vinden bq hun moeder. Rennie doeg even met de staart en keek naar ons op, alsof ze zeggen wou: „Hoe vind je ze?" Wij waren vertederd door het plotseling opgekomen moeder] q'ke in het dier en we zeiden beschaamd tegen elkaar: „Weg met die emmer. Rennie vertrouwt ons volkomen. Dit kunnen wij ndet doen." En dus hebben we nog vier dagen ge noten van Rennie en haar zeven kinde ren. In het begin leverde het wel eens moeilijkheden op, want er waren zóveel honden in huis, dat Rennie niet weg durfde uit de badkamer en daar dus ook haar behoeften deed. Zq was altijd met allemaal goede vrienden geweest maar je kinderen aan die vrienden over leveren was toch weer iets anders, dat doet geen enkele moederhond. Toch veranderde dit de tweede dag al. Als zij de trap afkwam, liet ik haar gauw naar buiten en wachtte even op haar. Binnen de minuut was ze dan weer boven. De derde dag heb ik Monty de kleintjes laten zien, toen Rennie beneden was. Monty was zelf al moeder geweest. Zij stond bij de mand te trillen van aandoe ning. Hier en daar deelde zij een voor zichtig likje uit. NA vier dagen werd Rennie gehaald en verhuisde zq met een volle mand naar haar eigen huis. Groot was onze verbazing, toen zq de volgende dag op eigen houtje zo maar bij ons op bezoek kwam. Ik zag haar aankomen en deed de voordeur open. Dadelijk liep zij naar boven, naar de badkamer Want wat was er gebeurd? De eigen baas had vijf van haar kinderen weggenomen. Toen zq het overgebleven tweetal voedde, be sefte zij dat er veel te weinig waren. Hier had zq er toch meer gehadZo moet ongeveer haar gedachtengang zijn geweest. Misschien waren die andere kleintjes nog op de badkamer? Een moe- derbond is iets prachtigs. G. O.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1956 | | pagina 18