Bouwen in Brazilië LANDJUWEEL De derde moordenaar Tienduizend dollar voor beste schilderij van de wereld dom Jj-.G. CANME GieteC. BLIJVENDE MONUMENTEN VAN j 1 DURF EN SCHEPPINGSKRACHT 1 we iMim 1 ER WAREN drie mannen ge weest dit stond wel vast, zowel bij de gerechtsdienaren van de landvoogd, die twee van de moor denaars hadden te pakken gekre gen, als bij het volk, dat bij de op loop tegenwoordig was en door de prefect als getuige was gedag vaard. Maar beter dan iedereen wist Baruch dit zelf en hij was blij dat hij de enige was, die deze onvindbare persoon kende. Gerust was hij met zijn geheim echter helemaal niet, want het zou voor de gerechtsdienaren een zaak van prestige zijn, dat er drie en geen twee moordenaars aan het kruis kwamen te hangen. En de ge- gerechtsdienaren zouden zoeken en speuren naar de man, wiens arrestatie alleen hen tegen de on genade van de landvoogd zou vrij waren. Ternauwernood was Baruch in de herrie van het ogenblik ont snapt. Hij huiverde nog, als hij aan dit gevaarlijke avontuur te rugdacht. Hij had er eigenlijk ook nooit aan moeten meedoen. Maar Ruben en Simon hadden hem mee op sleeptouw genomen en aan iets als moord hadden ze geen van drieën gedacht. Het was lou ter te doen geweest om aan wat geld te komen zonder dat ze be hoefden te werken. Want van werken had ook Baruch een af schuw. En toen ze zo eens over 6traat slenterden, zonder een be paald doel, werd hun aandacht getrokken door een oploop. Er was iets te zien en er viel iets te beleven! Dat kon ons drietal straatslijpers zich niet laten ont gaan! Het volk verdrong zich rond een optocht, die Jeruzalems hoofd straat passeerde. Niets ongewoons. Zo vaak zag men de een of andere zonderlinge profeet de stad in op schudding brengen. Een bleke jonge man op een witte ezel dit maal, omstuwd door zijn volge lingen. Hij leek zich in een zekere populariteit te verheugen, want uit de huizen kwamen mensen, die tapijten op de weg uitspreidden, waarover de man op zijn ezel moest voortschrijden. En sommige opgewonden lieden scheurden zelfs takken af van de tamarisken en oleanders om daarmee hun profeet toe te juichen. Een van deze opgewonden lie den had bij het uitdragen van zijn tapijt de deur opengelaten. Daar het een kostbaar tapijt leek, zou het wel een rijke man wezen. De gelegenheid was te mooi om niet binnen te dringen en in de gau wigheid een en ander te roven wat verkoopwaarde bezat. Maar de man kwam te spoedig terug, vermoedelijk om nog een tapijt te halen. De rovers konden zich zo snel niet uit de voeten maken. Er ontstond een handgemeen, waarbij de eigenaar van dit huis en de tapijten' het leven liet. Ru ben en Simon waren gevat, maar Baruch ontkwam de dans. Hij had zich sindsdien verscho len. Maar honger en dorst dreven hem tenslotte buiten zijn hol. Vijl dagen had hij het uitgehouden en hij zou het misschien nog langer verduurd hebben, wanneer niet vandaag die vreemde duisternis over de stad was gekomen. De zon was ontijdig ondergegaan. Een pikzwart wolkendek, waaruit bliksemstralen knalden en de donder rommelde, belemmerde het uitzicht en het was of de aar de onder de voeten beefde. Nu kon Baruch het wagen, on ontdekt over straat te sluipen en hier en daar wat eten te ontfutselen aan de wilde honden, die met snerpend angstgehuil zich hun prooi lieten ontgaan. Het was of zelfs de raven en gieren, welker schorre kreten zich onder dit ge huil mengden, door het angstwekkend natuurta fereel afgeleid waren van hun gewoonlijk zo felle jacht op aas. Zodra Baruch zijn eerste honger had gestild, kwam bij hem de vreemde begeerte op om te gaan kijken bij de strafplaats, waar hij nu zou hebben gehangen, indien het lot hem niet zo won derlijk had begunstigd. Hij slenterde de kant naar Golgotha uit. Daar kronkelden zich nu gewis zijn twee kameraden van pijn aan de folterpaal. Welk een onbegrijpelijk geluk, dat hij aan dit gruwelijk einde was ontsnapt. Door het onweer en de aardbeving waren de mensen zo van streek, dat ze geen aandacht hadden voor de man, die de hoogte opklom, waar verscheidene mensen zich verlustigen in het wrede schouw spel van menselijk lijden. Baruch kwam voorbij een groepje vrou wen, die toch wel onder de indruk bleken van het leed, zelfs als dit misdadigers betreft. Snikkend leken zij elkander te troosten. Waren het kennissen van Ruben of Simon misschien? Baruch wierp een schichtige blik op deze vrouwen, maar het waren vreemden voor hem. Toen hij de soldaten voorbij moest, die de wacht hielden bij de terechtstelling, bekroop hem wel even de angst voor ontdekking, maar zij waren zo verdiept in het dobbelspel, waarbij het lijden der slachtoffers hen totaal onbewogen liet, dat hij hen durfde passeren. Want een onweerstaanbare drift dreef hem ertoe zekerheid te krij gen of het inderdaad Ruben en Simon waren, die hier werden ge kruisigd. Tot zijn ontsteltenis zag hij echter, al riaderend, dat er nog een derde man hing aan het kruis. Ze hadden dan tóch een derde gevonden, die dan maar moest doorgaan voor de tevergeefs kla-ren. Het gelukte hem het hol ongehinderd te bereiken. Deze wandeling na vijf dagen hongeren had hem zo vermoeid, dat hij zich onmiddellijk te rusten legde. Maar de slaap wou niet komen. Het ta fereel, dat hij op Golgotha had aanschouwd, liet hem niet los. Voooral die derde gekruisigde had indruk op hem gemaakt. Aan de terechtstelling van deze onschul dige had hij het te danken, dat hij voortaan als vrij man zich in het openbaar kon bewegen. De derde moordenaar was immers gevon den en gestraft, niemand had lan ger meer iets te zoeken, dat met deze misdaad in verband stond. Baruch keerde als een behoorlijk, onberispelijk burger onder zijn stadgenoten terug! Een misdadiger was deze jonge man eigenlijk nooit geweest. Al leen het slachtoffer van zijn on bedwingbare luiheid. Toen het lot hem met de twee slechte vrienden in aanraking had gebracht, was het met hem de verkeerde kant opgegaan. Maar nu hij zich, dank zij de onschuldig ter dood ge brachte bleke man van het ezel tje, weer als vrij man mocht be wegen, beloofde hij zichzelf nooit meen aan dergelijke kwade avon turen te zullen meedoen. Hij was gezond en jong en kon met wer ken ruimschoots de kost verdie nen. En werken zóu hij dót nam hij zich stellig voor. Met deze belofte sliep hij_ in. Heerlijk sliep hij, ontlast van" zijn angst. De toekomst lag onbewolkt vóór hem. Spijt of berouw over de dood van de rijke man of die van zijn twee rotgezellen kende hij niet. Volkomen uitgerust stond gezochte medeplichtige van de twee. Opdat de landvoogd tevre den over zijn gerechtsdienaren kon zijn en het volk de begeerde wraak kon genieten. Op de top van de heuvel gekomen, herkende Baruch inderdaad zijn twee kameraden. Enook de derde herkende hij! Was dit niet de bleke profeet, wiens intocht op het witte ezeltje het drie tal straatslijpers gelegenheid had geboden tot de misdaad, die tegen hun bedoeling in op een moord was uitgelopen? Nadat hij de begeerde zekerheid over de dood van zijn mak kers had gekregen, haastte Baruch zich naar zijn schuilplaats terug te keren, eer het onweer voorbij was en de hemel zou op- hij de volgende dag op. Na wat brood te hebben gekocht wandel de hij de stad uit. Bij een bron vleide hij zich neer om zijn dorst te lessen. Het was een heerlijke Paasdag en na het onweer van gisteren 6eheen de voorjaarszon over de weiden, waarin de tulpen en anemonen tussen de ruige dis tels hun kopjes opstaken. Aan de horizon blauwden de pijnbossen NEW YORK (United Press). Harry F. Guggenheim, voorzit ter van de raad van curatoren van de Solomon R. Guggen- heimstichtin,g, heeft bekend I gemaakt dat deze instelling j ieder jaar tienduizend dollar zal uitloven voor het beste j schilderij ter wereld'. Deze j prijs, de grootste in zijn soort, zal in de loop van dit jaar voor de eerste keer persoonlijk aan de winnaar door president Eisenhower worden overhan digd. De beoordeling geschiedt door een internationale jury. Behalve dat een internatio nale prijs van tienduizend dol lar wordt uitgeloofd, zullen zestien nationale prijzen van elk duizend dollar gegeven worden aan schilders uit die landen, die nationale secties hebben in de internationale raad van musea, de internatio nale bond van kunstcritici en de internationale vereniging voor plastische kunst, die alle drie met de stichting zullen sa- S menwerken. De nationale prij zen zullen elke twee jaar be schikbaar komen. De landen, die hiervoor in aanmerking komen, zijn Oostenrijk, België, Brazilië, Denemarken, Egypte, Frankrijk, Italië, Japan, Ne derland, Polen, Portugal, Zwe den, Zwitserland, Engeland, de Verenigde Staten en Joegosla vië, maar andere landen kun nen dit jaar nog in aanmerking komen door nationale secties op te richten en zich voor 1 juni 1956 aan te melden bij de drie samenwerkende organisa ties. Bij de oprichting van iedere nationale sectie zal het aantal pfijzen van duizend dol lar met één worden vermeer derd. Voorts komen er nog drie prijzen van elk duizend dollar, de zogenaamde continentale- sectieprijzen, waarnaar gedon gen kan worden door kunste naars uit een land, dat niet in alle drie de organisaties ver tegenwoordigd is en door kun stenaars die als hun redenen naar het oordeel der jury's steekhoudend zijn niet wen- sen deel te nemen als burgers van het land hunner geboorte. Er is een fonds van een mil joen dollar gesticht voor de prijzen. Het werk, waarmee de schilder naar enige prijs dingt, dient geschilderd te zijn in de drie jaar, die aan de wedstrijd voorafgaan en in de laatste twee jaar in een kunstzaal ten toongesteld te zijn. Aan de be kendmaking van dit plan dooi de Guggenheimstichting ont lenen wij nog enkele bijzon derheden. Het feit, dat presi dent Eisenhower geen liefheb ber is van zekere vormen van moderne kunst, zal niet van in vloed zijn op de keuze van de winnaar. Als een doek be kroond is van een schilder, die inmiddels overleden is, dan wordt de prijs aan zijn nala tenschap toegevoegd. Er zullen generlei politieke resticties worden toegepast. De stichting is van mening, dat de kunst boven de politiek en in dienst van de mensheid staat. en cederwouden. Maar tegen deze paarsblauwe achtergrond tekende zich scherp af de zandkleur van de kale rots, die vorige dag dat naargeestige, gruwelijke tafereel te aanschouwen gegeven had. Toen Baruch's blik zich op die doodse schedel richtte, was het hem of die heerlijke gemoedsrust weer week. Hij dacht aan die man, die men in zijn plaats aan het kruis had geslagen. De man, die onschuldig hem, de mis dadiger, het leven had gered. Hij was die man dankbaar. Maar nu voelde hij zich óók schuldig jegens deze onschuldige man. Hij hoorde daar te hangen. En nu hing die man daar. Hij kreeg het gezicht voor zich vaivde profeet op het witte ezeltje: een zo goed, zo ar geloos, zo vriendelijk gezicht. En eensklaps verwonderde het hem, dat dit gezicht er nog net zo goed, zo argeloos en zo vriendelijk had uitgezien, toen het in doodsstrijd daar aan het kruis hing. Deze man had hij de dood aan gedaan, de vreselijke folterdood, door niet ruiterlijk zijn misdaad (Zie verder pagina 5). EEN ENORME bevolkingstoeneming en een buitengewone voorspoed in een land met een bijna paradijselijk klimaat vormen de afgelopen vijfentwintig jaren de basis voor een ongekende bloei van de archi tectuur van Brazilië. Dit land, dat met de Sovjet-Unie en China tot de uitgestrektste landen ter wereld behoort, bezit bovendien tot dus ver nog ongemeten bodemrijkdommen. Maar dat zijn slechts mate riële omstandigheden, want het als wezenlijk herkenbare in de Braziliaanse architectuur is de latijnse geest: ,,l'esprit latine". Brazilië is een vrij oud land. De Portugese kolonie dateert uit het begin van de zestiende eeuw en ontwikkelde zich geheel onder Europese in vloed, die nog heden kenbaar is. Het is artistiek gesproken als een iberisch deel van Europa te beschouwen. Kunstzinnige invloeden van de Verenigde Staten zijn er niet te vinden. IK HAD het-geluk tijdens mijn verblijf in Italië goede vrienden te worden met een tweetal jonge Braziliaanse architecten. Bij el kaar gekomen langs enkele der vele wegen die naar Rome leiden, temidden van de fraaiste monu menten van architectuur uit bij na alle stijlen van de afgelopen vijfentwintighonderd jaar, hebben wij bij foto's en tekeningen veel en allerplezierigst over allerlei onderwerpen gediscussieerd. Het artistiek moederschap van La tijns Europa van de cultuur van onze landen was daarbij steeds het klaarblijkelijke beginsel, dat onze wederzijdse ideeën verbond Bij de bestudering van deze en reeds eerder gepubliceerde plan nen en gebouwen het hierbij gereproduceerde werk is afkom stig uit een mij toen ter hand ge stelde, niet eerder gepubliceerde verzameling ontwerpen kan ik me maar moeilijk aan de indruk onttrekken, dat de Braziliaanse architecten twintig jaar geleden 't teken van hun tijd hebben begre pen. In Europa zijn daarentegen de kansen nogal eens gemist. In elk geval lijkt het erop, dat we er niet of nauwelijks in geslaagd zijn het nieuwe bouwen tot een deel van de cultuur van ons volk te maken, terwijl er toch geen reden is aan te nemen, dat het gemiddelde culturele peil van Brazilianen en Europeanen veel verschillen zal. Ook in Brazilië bloeide in de negentiende en het begin van de twintigste eeuw de Academische Architectuur even zeer als bij ons. Ook ginds heeft men tot op de huidige dag te kampen met een geweldig wo ningtekort, ook daar is het pro bleem der voor onze tijd te eng geconcipieerde oude steden. (Vervolg van pagina 4) te erkennen en zélf de schuld en de straf op zich te nemen. Waar was nu zijn onbewolkte toekomst gebleven? Hij, die nooit over enige misstap berouw had gekend, zelfs niet over de moord op die rijke man, tobde nu over wat hij jegens de gekruisigde profeet had misdaan. En dit getob liet hem niet met rust, deze gehele mooie dag niet. 's Nachts sliep hij nog maals slecht, met het onschuldige gelaat van de profeet voor ogen. WEER liep hij de volgende och tend de kant van de folterberg op. Als door een onweerstaanbare drang gedreven. Zijn hart bleef beklemd om wat hij die man had aangedaan, die voor hem in de plaats aan het kruis was genageld. Steeds mijmerend over deze nieuwe gemoedslast, botste hij bijna aan tegen een drietal men sen, die druk stonden te gesticu- leren. Blijkbaar hadden ze het over een belangrijke zaak. Een hunner kende hij. Hem vroeg hij, wat er nü weer aan de hand was. De man vertelde hem, hoe de ter dood gebrachte profeet niet meer te vinden was geweest in zijn grafspelonk. Volgens ooggetuigen moest hij nog leven. Er was een wonder geschied! Op het horen van dit nieuws viel het zware pak Baruch van het hart. Hij had dus géén nieuwe moord begaan, doordat de profeet onschuldig voor hem in de plaats was gestorven. De profeet leefde en hij, Baruch, kon hierdoor ook weer leyen leven zander gewe tensbezwaar! Weer stond de toe komst onbewolkt vóór hem. Het drietal menden, in wier gesprek hij zich had gemengd, vertelde hem in opgewonden bewoordin gen, hoe deze profeet hun het goede, eerbare leven geleerd had, dat hij zou trachten na te volgen. Ja, dat was .juist wat Baruch no dig had! Aangestoken door hun geestdrift, drukte hij hen de hand en herhaalde zijn belofte, in die nacht na de verschrikking door hem afgelegd: dat hij voortaan als een behoorlijk mens wilde leven, dankbaar voor de gelegenheid, die de profeet hem hiertoe geschon ken had, toen hij in zijn plaats aan het kruis werd genageld. Want zonder ook maar enigs zins tekort te willen doen aan sommige geniale uitingen van de architectuur van vandaag binnen Europa en met een open oog voor het feit dat de grootste architec ten Europeanen zijn, lijkt het ge rechtvaardigd te zeggen dat de zuidelijke allure en ,een onuit puttelijke creatieve begaafdheid dóór de moeilijkheden de baas kunnen. De reusachtige ontwik keling van Brazlië en de explo ratie van geweldige gebieden schiepen een enorme behoefte aan woonplaats en werkruimte. De grote stroom van werk is aan vankelijk door een betrekkelijk kleine groep moderne architecten opgevangen en gerealiseerd tegen een politieke en oncollegiale op positie, die niet onderschat mag worden. Maar zij zijn gebleken opgewassen te zijn tegen deze taak. Met groot talent wordt de nieuwe gemeente Cidade dos Mo- tores gemaakt, met fijn gevoel bouwen zij hoge, grote kantoor gebouwen tegenover of naast de fraaie barokkerken, waaraan het land zo rijk is. Met een evenzeer zuidelijke verknochtheid aan tradities be wijzen zij, dat traditie onmogelijk is in vormen van bepaalde histo rische stijlen, maar dat architec tuur zelf traditie is. En dat het traditioneel is evenveel durf en verbeeldingskracht te hebben als onze voorouders, die grote stijlen schiepen niet mét, maar uit histo rische verworvenheden. Zij zien historische verworvenheden niet voorbij, want zij zien vooruit en de historie staat achter hen. De originaliteit van hun werk is daar het gevolg van. Deze duidelijk échte creativiteit komt waarachtig niet alleen voort uit uiterlijke eerzucht, maar uit waarachtige innerlijke noodzaak. Le Corbusier, genie van de he dendaagse architectuur, heeft in de dertiger jaren Brazilië, op ver zoek van de regering, dikwijls bezocht. Toen kwamen ook de plannen gereed voor het gebouw voor het Ministerie van Opvoe ding en Volksgezondheid, dat tij- f „DE ORIGINELE MENSEN MAKEN DE RIJKDOM DER WERELD UIT. DOOR HEN EN HUN WERKEN IS ZIJ DE WERELD EN GEEN WILDERNIS". §jj Deze uitspraak van Carlyle, al eens in onze rubriek „Het H woord is aangebruikt, schoot Nico Andriessen te binnen by het schrijven over Braziliaanse bouwkunst, waarvan neven- staande foto's twee voorbeelden laten zien. De grote plaat geeft een beeld van het in aanbouw zijnde universele sport- centrum met het stadion van de F.C. Sao Paulo en verder overdekte hallen voor binnenhuissporten, een worstelring, ten- nisbanen en een zwembad, benevens accommodatie voor atle- tiek. Het complex is door J. Villanova Artigas ontworpen. De kleine foto is gemaakt naar een ontwerp voor een hotel- restaurant annex theater, het Edificio Lupo van Luiz Con- tracci, dat eveneens in Sao Paulo zal verrijzen. dens de oorlog voltooid werd. Dit gebouw, dat de Brazilianen thans met trots het schoonste moderne ter wereld noemen, is het begin geweest van de reusachtige bloei van het nieuwe bouwen in dat land. DE INVLOED van Le Corbu sier is er inderdaad enorm. Maar het feit, dat de Braziliaanse bouwkunst meer punten van ver schil dan van overeenkomst heeft met het werk van Le Corbusier, strekt beiden tot eer, ongeacht de omstandigheid dat hun gemeen schappelijk beginsel daarbij toch het belangrijkste blijft. Overigens is het niet alleen Le Corbusier maar waarschijnlijk meer nog de oude Lucio Costa uit Rio de Ja neiro geweest, die door zijn „trap per et frapper toujours" de re gering, het publiek en de archi tectuurstudenten de weg naar de nieuwe stijl heeft gewezen. Trou wens de huidige kwaliteit en kwantiteit van werk van de he dendaagse Braziliaanse architec ten lijkt alleen mogelijk omdat deze bouwkunst gedragen wordt door een goed deel van het volk. Deze zou evenzeer onmogelijk zijn zonder grote durf en ver beeldingskracht, gepaard aan een overvloed aan inspiratie, zonder grote werkelijkheidszin en een groot creatief vermogen. Het lijkt gemakkelijk te zeggen dat hun werk formalistisch is, dat zij vorm stellen boven functie, maar het heeft Stijl. Indien nieuw bouwen alleen be tekent: de ruimtelijke vorm van functie is het formalisme geboren: de functie is tijdelijk, de vorm blijft. Zij is het blijvend teken van de scheppingskracht van een cultuur. En daarom is het bezit van een gemeenschappelijke vor mentaal in de architectuur van een zich uitbreidend deel van de gehele wereld een van de zeer hoopgevende tekenen van deze tijd. Temeer omdat die uitbrei ding blijkbaar gestuwd wordt door een generatie van waarach tig enthousiaste en vasthoudende architecten. NICO H. ANDRIESSEN DE NAAM „Landjuweel" duidt al op wat redactie en uitgever (H. D. Tjeenk Willink en Zoon N.V. te Haarlem) met de reeks bloemlezingen uit het werk van klassieke Nederlandse dichters en prozaïsten hebben gewild: het oude litteraire toernooi met zijn eigen mededingers in deze tijd weer in te voeren, dus voor een publiek van de twintigste eeuw. De eerste serie bloemlezingen, het eerste toernooi zo men wil, heeft als „deelnemers" Philips van Marnix, Heer van Sint Alde- gonde, Joannes Stalpaert van der Wiele, Pieter Cornelisz. Hooft, Hubert Kornelisz. Poot en Johan Broekhuizen, Justus van Effen en Simon Gorter. Om er een echt Landjuweel van te maken, dus voor iedereen genietelijk, hebben redactie (Clara Eggink, J, C. Bloem en A. L. Sötemann) en uitgever alles vermeden dat de reeks litterair- historisch of filologisch zou doen schijnen. Zij hebben uit de wer ken van de gekozenen alleen bij een gegaard, wat de méns van deze tijd „nog kan treffen, ont roeren en met bewondering ver vullen". Kortom: een schatkamer wordt opengebroken en vele ju welen blijken hun glans te heb ben behouden. HET „dichter bij de lezer bren gen" van grote klassieke litterato ren is zo onmiskenbaar een goed doel, dat men er vele middelen voor zou heiligen, zelfs dat men een spelling moderniseert, dat men „een middenweg zoekt tus sen taalmoeilijkheden en vlotte lectuur". Filologen kunnen hun schouders ophalen, maar hun ka- mergrootheden zijn inmiddels aan de wandel en worden gezien. Er is alle reden de uitgever geluk te wensen met zijn gedurfd initiatief NIETTEMIN heeft de eerste reeks van zes deeltjes een aantal gebreken, die bij de volgende ge makkelijk vermeden kunnen worden. Het voornaamste gebrek is, dat er kennelijk geen coördi natie tussen de redactieleden is geweest, wat betreft de te volgen methode te bedenken, want hoe derniseren. Misschien is er geen mothode te bedenken, want hoe nauw verweven zijn taal en spel ling in een klankrijk vers, maar een gelijkheid in de manier van moderniseren wil toch ook hij zien, die erkent dat die moderni sering mag worden uitgevoerd om het doel te bereiken. De nauwlettende lezer, die de gemo derniseerde verzen vergelijkt met de oorspronkelijke, komt voor raadsels te staan. Waarom hier wel en daar niet gemoder niseerd? is een vraag die dikwijls bij hem zal rijzen. Waarom „Las, ik zie de dagerade" in het veel zwaardere „Laas, ik zie den da gerade" in Hoofts Galathea ver anderd? En waarom niét gaat uit mijn bozem rokken" in uit mijn boezem rukken' gemoderniseerd, temeer omdat het rijmwoord ongelokken zon der gebrek aan respect voor de dichter in ongelukken kan wor den veranderd? Bij een zo delicate taak als verandering van spelling bij een opzet, die verdient bij eerste uitvoering weloverwogen en overtuigend te zijn, dient men dunkt ons bij de eerste reeks zo volledig mogelijk dus helaas langdurig samen te werken. Bij de tweede reeks zou ook zonder samenwerking die eenheid dan kunnen blijken. MAAR het doel zelf blijft bij deze bedenkingen onaangetast want de verwezenlijking ervan in keuze der werken is voortreffe lijk. Inderdaad is de redactie er in geslaagd niet alleen leesbare maar grotendeels zelfs boeiende bloemleiingen samen te stellen uit een onleesbare boekenschat Zeer verrassend is het uiterst verzorgde proza van Simon Gor ter, de vader van Herman Gorter wiens heerlijke essay „Over de beeldspraak" menige tijdschrift- redactie met vreugde zou publi ceren. Van Broekhuizen, die men zelfs in bloemlezingen zelden aantreft, blijkt bif zijn optreden in het Landjuweel een speels en dikwijls Aafjes-achtig dichter te zijn. „Aan Clorinde" is een on deugend, sierlijk vers, dat men niet gauw zal vergeten. DE inleidingen zijn, gezien het doel der reeks, zeer beknopt en als zodanig snel volledig. Dat Van Effen de eerste vertaling van Robinson Crusoë van Defoe verzorgde is dunkt ons te belangrijk om verzwegen te blij ven, evenals dat hij in Engeland Newton ontmoette. Dat Marnix, wiens psalmberijming, recht streeks uit het Hebreeuws, zeer representatief werd vertegen woordigd, Calvijn heeft ontmoet, werd in de inleiding niet ver meld. De ontmoeting was een keerpunt in zijn leven. De wijze, waarop de eerste deeltjes zijn uitgevoerd, is zeer fraai. Bandontwerp, omslag e:i portret werden voor alle deeltjes door S. Hartz ontworpen. TON NEELISSEN

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1956 | | pagina 20