Tien jaar SWF IS G. G. OP ZIJN ACHTERHOOFD GEVALLEN? TERUG TOT TOERGENJEY Brief over de kunst van Isaac Israels NIEUWE BOEKEN •fe in zakformaat Marnix Gijsen was in Den Haag Stalin nog niet behandeld in Sovjet-encyclopedie Zware pijpen in Canada ONZE PUZZEL OOK ROOSEVELT WAS EEN BAKERSTREET IRREGULAR Meesterlijke •vertelkunst Bella: drie drama's in vijf dagen ONGEVEER alle omroepen in Duitsland er zijn er tien als we goed geteld heb ben kunnen in deze dagen hun tienjarig bestaan herdenken. In het algemeen is er voor ons weinig aanleiding om daaraan bij zondere aandacht te schenken, maar voor de zogenaamde Südwestfunk, welke zijn zetel in Baden-Baden heeft en in het al gemeen de landen Baden, Rijnland-Palts en een deel van Wurtemberg bestrijkt, is een uitzondering op haar plaats. De SWF heeft namelijk geen enkele voorganger, noch in de periode van de om roep van Goebbels, noch daarvoor. Het genoemde werkterrein was altijd stiefmoe derlijk bedeeld en het is aan het Franse militair gezag te danken, dat daarin op 31 maart 1946 verandering kwam. Twee ouderwetse hotels op de heuvels bij de stad Baden-Baden vormen het uitgangspunt van een gloednieuwe, architectonisch en om- roeporganisatorisch belangwekkende ra- diostad. Over het principe van de stu- diobouw van de SWF geen gewel dig om roe pge bouw waarin alle diensten ongeacht hun aard en werkzaamheid te zamen zijn ondergebracht, maar decentra lisatie van de afzonderlijke artistieke of technische afdelingen in paviljoens en scheiding van het stadium der voorberei ding en dat van de uitzending-per-band schreven wij reeds eerder. De SWF heeft zich in de afgelopen tien jaar ontwikkeld tot de derde omroepinstan- tie in Duitsland, naar haar omvang gere kend. Het aantal luisteraars steeg van 450.000 in 1946 tot 1.300.000 in 1955. Be halve het omroepcentrum in Baden-Baden werden studio's ingericht in Mainz, Frei burg, Tübingen waar het studiogebouw op een prachtig terrein van twintigduizend vierkante meter ligt en dépendances in Kaiserslautern, Koblenz en Trier. Er wor den twee programma's verzorgd, waarvan het tweede zonder veel kosten uit het eer ste werd ontwikkeld door toepassing van een herhalingssysteem, waardoor ten eer ste een consequente programmategenstel ling mogelijk is en ten tweede de luiste raars in de gelegenheid zijn verzuimde kansen in te halen. Voor de uitzending be schikt men over tien middengolven en 29 FM-zenders alsmede een kortegolfstation. Van de drie lengten welke op de midden golf worden gebruikt 363, 295 en 195 meter is de laatstgenoemde in ons land het best te ontvangen. Bovendien beheert de Südwestfunk nog tien televisiezenders, waarvoor als onderdeel van de geza menlijke Duitse exploitatie ook pro- grammabijdragen worden geleverd. Het aantal personeelsleden 'groeide van 179 in 1946 tot 869 in 1950. Daarna nam het door de televisie-afdeling nogmaals toe tot 1120. INTUSSEN zou deze ontwikkeling op zichzelf nog geen reden zijn voor een com pliment, ware het niet dat juist de Süd westfunk op voorbeeldige wijze de cultu rele en politieke vorming van zijn luiste raars nastreeft. Wat dat betreft kan met dankbaarheid worden geconstateerd, dat de Franse militaire regering in 1946 voor de programmasamenstelling de juiste men sen heeft weten te vinden. En in dat op zicht is er niets veranderd toen de Fransen in 1946 hun Ordonnantie nummer 187 uit vaardigden, waardoor de SWF een zelf standige Duitse instelling werd en zijn eigen weg mocht bepalen. Wie bijvoorbeeld de muzikale en litteraire programma's be schouwt, constateert hoe de SWF niet al leen alle recht laat wedervaren aan de hedendaagse muziek, maar daarbij ook zijn taak al3 cultuurbemiddelaar op de grens van een Romaans en een Germaans levens gebied niet verzaakt. De SWF staat voorts vooraan in de kunst van het luisterspel, hij is de enige omroep in Duitsland die er een eigen luisterspelkern op na houdt en daarmee ook de specifieke radiodrama- turgie bevordert. Ook op politiek gebied hebben wij van de SWF na het opheffen van de censuur nimmer die rancuneuze toon jegens de geallieerden bespeurd, zo als die bij tijd en wijle wel doorklinkt bij de Westduitse omroep. Het verwondert ons daarom niet, dat juist de SWF ook bijzonder geliefd is in zijn eigen verzorgingsgebied van veertig duizend vierkante kilometer. En het is overbekend, dat omroepen met profeten gemeen hebben, dat zij in eigen land het moeilijkst geëerd worden. J. H. BARTMAN POOLSE LIEDEREN VAN CHOPIN Te Marburg is volgens een bericht van United Press een tot nu toe onbekend ma nuscript van Chopins Poolse liederen opus 74 ontdekt tussen waardeloos papier. Men neemt aan dat het werk omstreeks 1830 is .voltooid. STAN KENTON IN AMSTERDAM Het volledige orkest van Stan Kenton zal op 28 april tijdens een nachtvoorstelling in 't Concertgebouw te Amsterdam optrenen. ZOWEL van Louis Aragon als Franz Werfel verscheen wat men zou kunnen noemen hèt boek, waaruit men hun kunstenaarsschap en persoonlijkheid zo volledig als in geen ander van hun werken kan leren kennen: Les beaux quartiers, de vlijmscherpe, schijnbaar chaotisch opgebouwde beschrijving van het leven in het razende Parijs van een tweetal broers uit de provincl daarheen getrokken en Die Ce- schwlster von Neapel, de kroniek van een door een autocratische vader geregeerd gezin. Met Werfel is Manfred Hausmann een van de weinige van vóór de oorlog reeds bekende Duit se auteurs, die door de huidige lezers nog ge apprecieerd worden. Zijn landlopersroman Lam- pioon kiiszt Madchen utid kleine Birken is even als Abel mit der Mundharmonika doorweven met een lichte waas van die melancholie, die elk oprecht zoeken van het geluk nu eenmaal lijkt te te moeten begeleiden. Onbetichtbaar van de bekende onsympathieke Duitse karaktertrekken uitgezonderd dan die van het zo pertinent beter weter dan elk ander is de na de oorlog voor het voetlicht getre den Wolfgang Koeppen, wiens in fraaie stijl ge schreven en kunstig geconstrueerde romans een aanklacht zijn tegen de onverschilligheid en het onbegrip waarmee de verslagen wereldverove raars en hun overwinnaars in dit laatste geval voor ons gevoel overigens geheel begrij pelijk! voorbijgaan aan de frustrerende situa tie,, waarin de jongere generatie kwam te ver keren. Tauben lm Gras en Das Treibhaus moet men ondanks alle aversie en wantrouwen, die elk Duits geschrift over Europa's donkerste uren bijna altijd oproept, beschouwen als een tweetal tijdsdocumenten met meer dan litteraire waarde. MOSKOU (AFP) Het 39ste deel van de Sovjet-encyclopedie dat te Moskou is verschenen gaat van „si" tot „so", zodat Stalin en het Stalinistische tijdperk in het veertigste deel aan de beurt zullen komen. Wel is er bij het 39ste deel een los blad ge voegd dat bedoeld is als vervanging voor een blad dat volgens de aanwijzingen uit het tiende deel „met een scheermes ver wijderd dient te worden" om het verwijde ren netter te doen geschieden. Op dit blad staan de naam en foto van de gewezen Chi nese vicepremier Kao Kang, „de Mandsjoe- rijse Stalin". Dit is de tweede keer dat de Sovjet-encyclopedie de naam en foto van een politicus verwijdert. De eerste keer was Beria het slachtoffer. MONTREAL (United Press) Voor de derde jaarlijkse internationale kampioen schappen pijproken, die op 29 april in Canada gehouden zullen worden, hebben twintig landen ingeschreven. De winnaar van verleden jaar, Johannes Stilling uit Kopenhagen, die zijn pijp gedurende 99 minuten en 15 seconden brandende hield, zal zijn titel op die dag verdedigen. HET KLINKT ongeloof lijk en toch is het waar: honderdduizenden volko men normale mensen over de gehele wereld geloven aan gebeurtenissen, die nooit hebben bestaan. Zij hebben zich zelfs in clubs de Société Jules Verne, de Sherlock Holmes Society, de Dickens Fellowship, de Club Mystère-Fiction en sinds kort de Geoffrey-Gïll- club in Nederland verenigd. Minder dan met de schrij vers van allerlei verhalen houden deze verenigingen zich bezig met de door hen geschapen figuren en toe standen, welke zij dikwijls als werkelijkheid aanvaar den. En de buitenstaander kan zich nauwelijks inden ken, wélke genoegens aan dit „dwaze" gedoe zijn ver bonden. DE GROOTSTE en in vloedrijkste van deze ver enigingen is ongetwijfeld The Dickens Fellowship te Londen, met vertakkingen over de gehele wereld. De gewezen minister Earl Jo- witt is voorzitter. Officieel luidt de doelstelling: „Alle bewonderaars van Charles Dickens te verenigen om zijn ideeën te helpen ver spreidén en in alle opzich ten de zaak van de armen en verdrukten te helpen." Wel, ook dót komt mis schien wel eens voor, maar een beter inzicht in de werkzaamheden heeft het verslag van een bijeen komst in Old Hall, Lincolns Inn, ter gelegenheid van het gouden jubileum van het clubblad, The Dicken- sian, gehouden. In een eeuwenoude omgeving, wel ke zó uit een boek van Dickens overgenomen leek te zijn, discussieerde men levendig en met gloed over de juiste plaats van een ge bouw of de lengte van de schaduw van een monu ment, waarover Dickens een regeltje in zijn boeken had laten vallen. Ieder lid wéét, dat Dickens het éne gebouw beschreef, terwijl hij enkele andere voor de geest had en dat er dus van wérkelijke gebouwen geen sprake is. Het stoort niemand. Evenmin als iemand er over valt, dat Pickwick niet echt heeft bestaan en dat geen enkel weeshuis ooit een Oliver Twist heeft ingeschreven. Nog veel verder gaan echter de dertig Sherlock- Holmse-verenigingen, want daar is de figuur van de schrijver Conan Doyle wel volkomen op de achter grond geraakt. De Sherlock Holmes Society te Londen, de Bakerstreet Irregulars te New York en de Speek- led Band te Boston, om er maar enkele te noemen, houden zich bezig met on derzoekingen naar het le ven van de grote speurder, alsof hij werkelijk bestaan heeft. In feite schrijven nog zeer velen uit de ge hele wereld ernstigbedoelde brieven naar Bakerstreet 221b te Londen, zoals als jonge kinderen aan Sint Nicolaas: hij bestaat wel niet, maar het loont de moeite in hem te geloven Chemisten van naam be ijveren zich om een labo ratorium samen te stellen, zoals Holmes ééns moet hebben ingericht, aard rijkskundigen vervaardigen landkaarten op schaal bij de voornaamste avonturen, weer anderen verdedigen vermakelijke standpunten, zoals de beroemde schrijver Van boven naar beneden: Sherlock Holmes, Samuel Pickwick en Geoffrey Gill Rex Stout, die meent dat dr. Watson, de metgezel en biograaf van Sherlock Hol mes, een vrouw is geweest! Een bekende medicus twij felde op grond van gege vens in de verhalen of Hol mes werkelijk aan verdo vende middelen verslaafd was: vermoedelijk simu leerde hij slechts die ge woonte om dr. Watson te plagen. Dit artikel ver scheen in 1936 in.... The Lancet, het meest vooraan staande Engelse tijdschrift op medisch gebied. WIJ KUNNEN ONS le vendig indenken, datern stige mensen bezwaar heb ben tegen deze nutteloze dwaasheden.... maar is het zo nutteloos en is het zo dwaas? Doen we eigen lijk niet allemaal precies hetzelfde, als we ons laten meeslepen door de span ning van boek, toneel of film? De leden van de hier genoemde clubs gaan alleen nog een stapje verder: zij houden voor één bepaalde romanfiguur of voor ver scheidene boeken van één schrijver de sfeer van wer kelijkheid vast en ver plaatsen zich in een ge fantaseerde wereld, die zij kunnen meebeleven, zon der de onaangenaamheden te moeten aanvaarden, waarmee het werkelijke leven zo gul kan zijn. Daarom juist voelen mis schien zoveel bekende per sonen, die vele zorgen aan het hoofd hebben, zich tot dergelijke clubs aangetrok ken. De beroemdste van allen was wel de Ameri kaanse president Franklin D. Roosevelt, die midden in de oorlog lid van de Baker street Irregulars werd. Hij had die geestelijke ontspan ning broodnodig en wierp zich met hartstocht in de discussies, onder andere over de vraag of prof. Mo- riarty, de doodsvijand van Sherlock Holmes, onder de naam Hitier zijn duistere praktijken had voortge zet.... De president hield zijn lidmaatschap echter geheim, omdat de Amerika nen hem een dergelijke „frivoliteit" in moeilijke oorlogsjaren wel eens kwa lijk konden nemen. Pas na zijn dood werden zijn lid maatschap en brieven door de club bekend gemaakt. De Nederlandse G.G.- club, welke te 's-Graven- hage werd opgericht, be strijkt een veel breder ter rein dan de hiervoor ge noemde verenigingen: de detectiveroman en de mysterielectuur in alle ver scheidene vormen. Maar daarnaast wil men speciaal voor de geniaalste schrijver van speurdersverhalen, die wij ooit in ons land hebben gekend (mr. Jan van Sche- vichaven oftewel Ivans) en zijn schepping Geoffrey Gill de aandacht vragen. Ook hier krijgen we dus bin nenkort misschien discus sies in de trant van: „Was het schokje door het ach terhoofd van G.G. te wij ten aan een val in zijn jeugd op genoemd lichaams deel?" Of met andere woorden: „Is G.G. op zijn achterhoofd gevallen?" Laat ónderen het dwaas heid vinden.... Wij grij pen al naar de boeken van Ivans om in de debatten goed beslagen ten ijs te komen! C. D. Horizontaal. 1. grasland, 4. vis, 6. tap met een sleutel, 7. waterstand afk9. voorzet sel, 10. vogel, 15. pasgang van een paard, 16. elektrisch geladen atoom, 17. voortdurend, 20. goud (frans), 21. bijwoord, 22. koren, 24. groente, 25. voegwoord. Verticaal: 1. rivier in Nederland, 2. per soonlijk voornaamwoord, 3. eng, 4. meisjes naam, 5. oningewijde, 8. jongensnaam, 9. tandvormig bovendeel van een kasteèlmuur, 11. achting, 12. stad in Duitsland aan de Do- nau, 13. telwoord (Duits), 14. stok, 17. deel van de onderarm, 18. bijb. figuur, 19. bloei- wijze, 22. gebod, 23. voorzetsel. Om in aanmerking te komen voor een van de drie geldprijzen ad f7,50, f 5 en f 2,50 dient men uiterlijk dinsdag 17 uur de oplossing in te zenden aan een van onze bureaus in Haar lem: Grote Houtstraat 93 en Soendaplein; in IJmuiden: Kennemerlaan 186. Men wordt verzocht de oplossingen uit sluitend per briefkaart in te zenden, met duidelijke vermelding: „Puzzel". Oplossing van de vorige puzzel: Horizontaal: 1. balk, 3. bond, 6. te, 7. nu, 10. uk, 11. do, 14. farm, 15. hart. Verticaal: 1. bits, 2. la, 4. on, 5. deur, 8. duif, 9. port, 12. er, 13. na. In de cirkel: 1. boer, 2. ever, 3. veen, 4. edik, 5. rang, 6. wrat, 7. ijdel, 8. klok, 9. Amor, 10. aard, 11. laan, 12. soep, 13. mist, 14. edel, 15. eind, 16. roek. De gevraagde plaatsnamen zijn: Beverwijk- Aalsmeer. De prijzen van onze vorige puzzel werden na loting als volgt toegekend: G. Veenhof, R. Visscherstraat 51, Haarlem 7.50); A. Looijen, Bornstraat 41, Velsen-Noord 5. en W. de Rue, Theemsplein 26 rd, Haarlem 2.50). Marnix Gijsen en niet zijn „burgerlijke" alter ego prof. dr. J. Goris, de commissaris van de Vlaamse Voorlichtingsdienst in New York en „gevolmachtigde minister" der Belgische regering in de Verenigde Sta ten, was het die zondagmiddag in een in tiem zaaltje te Den Haag recipieerde om oude schrijversvrienden weer te«-zien en met hem alleen van naam bekende letter kundigen boven de grote rivieren kennis te maken. Marnix Gijsen de „man van overmorgen" verkeerde enkele uren van zijn kort verblijf in Nederland ongedwon gen in een kleine kring van genodigde vrienden. Voor redevoeringen bleef men op deze bijeenkomst gelukkig gespaard. Gijsen cau- seerde als voortreffelijk gastheer in een wisselende kring, gaf kostelijke anekdotes ten beste uit zijn ambtelijke loopbaan, ver- lelde een en ander van zijn en ónze Neder landse vrienden uit de minieme New York- se „kunstenaarskolonie" de romanschrijf ster Dola de Jong,' de bejaarde A. J. Bar- nouw, de dichter-medicus L. Vroman en was, bescheiden als hij is, niet dan na aan sporing bereid iets te „onthullen" omtrent de roman, die hij onlangs heeft voltooid. „Het is deze keer" en men moet Gij sen ontmoet hebben om zich te kunnen voorstellen hóe hij zo iets zegt „een boek met de titel van een keukenmeiden roman. „Terwille van Leentje" zal het he ten, een titel, waarvan ik me niet laat af brengen zoals destijds, toen ik mijn roman „In'paradisum" geschreven had, die als „De man van overmorgen" de wereld inging, omdat mijn uitgever dat paradijselijke minder geschikt achtte voor de verkoop". Vele genodigden zijn hun vriend Gijsen de hand komen drukken: Ed. Hoornik en Adriaan van der Veen, Pierre Dubois en Jacques den Haan, dr. J. Hulsker als ver tegenwoordiger van het ministerie van On derwijs, Kunsten en Wetenschappen en Jos. Panhuysen, Alfred Kossmann en H. Gom- perts te veeltallig om volledig op te noe men. Als Gijsen binnenkort terugkeert naar zijn officiële post in de Verenigde Sta ten, kan het niet anders dan met het gevoel zijn, dat dit kortstondig samenzijn de be vestiging was van hetgeen hij al wel gewe ten moet hebben: dat de verre Hollandse vriend hem een niet minder warm hart toe draagt dan zijn naaste Amerikaanse buur. C.J.E.D. BELLA heeft een naam gekregen, die nieuwsgierig genoeg om me na te lopen en helemaal niet bij hem past. maar dan ook te zien, wat ik daar nu doen moest. Triom- helemaól niet. Ten eerste is het een „hij.** fantelyk zette ik hem in het hondenmand- T,„„, J. En deze „hij" is meer grappig dan mooi, je, achter op mijn fiets, maar voordat ik „TOERGENJEV IS VERGETEN, overbodig, waardeloos geworden naast een Tolstoi zoai3 zijn naam zou doen vermoeden, zelf op het zadel zat, floep, was Kwikzilver, en een Dostojewski", aldus moest tot zijn diepe misnoegen want hij achtte de Eigenlijk liggen de namen voor hem op- ik bedoel Bella, er al weer uit. Dat was schrijver-dichter van „Eerste Liefde", van „Roedin" en „Aan de vooravond" onge- geschept: Woelwater, Kwikzilver, Drukkie ook dom van me, want een hondje, dat niet meen hoog - Dmitri Meresjkovski, Rusland, grootste criticus sinds Bjelinski, des- wervelwind, want het is een ontzettend opziet tegen de hoogte van een hele ver- J x. dnjk en levendag diertje. Wat ras betreft: dieping, zal toch zeker niet op een fiets tijds getuigen. Na een halve eeuw kunnen wij zeggen: Meresjkovski heeft juist een niemendalletje. Luisteren doet hij rustig blijven zitten. Ik had niet aan de gezien toen hij voorspelde: „We zullen nog wel eens tot Toergènjev terugkeren", alleen, als het hem goed uit komt. Maar hij mogelijkheid gedacht, dat hij dat mandje Als een ontzagwekkende natuurkracht deint de golfslag van Tolstoi's epiek voort is makkelijk in de omgang met de andere niet evpn heerlijk zou vinden als onze in de ruimten der wereldlitteratuur, als een apocalyptische kreet galmt de stem van ho£de.n e" n* iedereen dik bevriend honden en veel andere gasten. Ik wachtte f De laatste keer, dat hij in ons Honden- nu een autoloos moment af op die drukke Dostojevski na in de afgronden, die hij met zijn zienersblik in de menselijke ziel hotel te Vorden was, heeft hij drie drama's, weg en stak over naar het hotel, een echt opende. Russisch, zeer Russisch waren beiden, in zijn elementaire geweldigheid de in zakformaat gelukkig, op touw gezet in mensenhotel, om daar hetzelfde trucje uit één, in zijn mysterieus-borende doordringendheid de ander. Maar als de branding vijf dagen. Het eerste was een sprong in te halen: naar binnenlopen en hem, als hij van Tolstoi's proza, als de duistere roep van Dostojevski één ogenblik zwijgen, fénKvfrtt van de slaapkamer over de bal- uit nieuwsgierigheid weer meekwam daar f konbalustrade naar dan pakken. Maar dan hoort men heel nabij de slepende, donkere cellotoon van een elegisch-vragende beneden. Dit ging wel TT/^TVTFAUTVTT TATFT Bella was niet dom en melodie: Tcergènjev's taalmuziek, dat wonder van lyrische epiek. op een hee.1 andere Hl/NI/rNHwIrl vloog er geen tweede en meer gedecideerde NEGENTIENDE-EEUWS Rqssisch wa- Russische boek, onlangs ook in een ver- manier dan bij Moor- ren zijn weemoed, zijn bewogen bezonnen- taling van Aleida Schot in de poplaire tje het geval was. Ik was op de slaapkamer heid, zijn verlangen naar „ruimte en licht" Bijenreeks van „De Bezige Bij" te Am- bezig en schrok natuurlijk erg, want hij en naar vrijheid, rechtschapenheid, mens- sterdam opnieuw uitgegeven, waarin de heeft zulke dunne pootjes waardigheid, zijn deernis om de vluchtig- jonge generatie zich „nihilistisch" verzet Maar ik trof hem beneden gezond heid van het menselijk geluk, zijn lijden tegen de verkalkte dogma's en formalis- en wel aan, misschien een beetje be keer in. Hij bleef netjes buiten staan wachten, of we hem riepen (de hoteleige naar hielp uit volle macht mee) of niet. Toen liep hij opeens om het hotel heen. Aan de achterkant vond hij een kippen- botje. Dóór was mijn kans, want hij ging met de lijdenden, ook al was die smart tische zeden der vaderen, is een Europees duusd, maar ook dat was gauw voorbij. De rustig liggen kluiven. En werkelijk, door boek geworden, een signaal van een gisten- dag daarna wist hij, met zijn vlugheid, de zijn botje een ogenblik te verliezen kon ik niet zonder pose en „aan Chopin her innerende mondainiteit". Maar waar was, dat ook hij uit Gogol's „mantel" was ge komen: behorend tot de intelligentsia, tot de geestelijke bovenlaag dier jaren, voelde hij zich een dakloze zwerver, een over bodig mens, zoals hij dit type meer dan eens in zijn werken vereeuwigd heeft. Hij was een „Roedin" zoals Meresjkovski hem eens schetste: zwak, weifelend, wankel, stromend als water. Hij was „het vrouwe- eeuwig-vrouwelijke? de tijd. Jevgeni Bazarov, de jonge opstan- zijdeur uit te glippen, toen ik met de fiets deling, was Toergènjev's „lievelingskind", thuis kwam. Roepen hielp niets. Ik ging het krijgen en hem daarmee lokken. En deze keer heb ik hem geen ogenblik meer Liet hij hem daarom jong sterven, niet op hem dus per fiets achterna, maar het pro- los gelaten. Ik ben naast de fiets blijven de barricade als een verloren Roedin, maar bleem hoe hem te krijgen (als hij het een op een fataal-tragisch ziekbed? Hijzelf is kostelijk avontuur vond, wat wel duidelijk zo aan zijn einde gekomen, in Parijs als was en hij het vertikte om te luisteren) was een Hamlet, ja, maar toch óók als een Don hiermee nog niet opgelost. Ten einde raad Quichotte, wiens Dulcinea Rusland was, de ben ik bij een benzinestation (we waren Russische taal, de Russische ziel. Het al op de grote weg) eenvoudig het kan- C. J. E. DINAUX toortje binnen gelopen.... en ja, hij was lopen, toen hij in het mandje zat. Het derde drama, een paar dagen later, was kort en geruisloos: toen ons meisje drie kalfsoes ters voor zou gaan braden, lagen er nog maar twee op het bord, waarop zij ze op het aanrecht had gezet. De derde zat al in Bella's maagje. Ongebraden. G. O. lijke element". „Inhoud zonder wil", getuigde hij eens van zichzelf. „Een vrouwenziel in het lichaam van een reus", zei Daudet van hem. Maar aan dit vrouwelijk-lijdzame, dit kwetsbaar-poëtiserende, waartoe zijn genie hem voorbestemde, heeft de wereld letterkunde een proza te danken zoals er in Rusland sinds Poesjkin en Lermontov niet was geschreven, in een feilloze roman compositie, die afgewogen tot in de ge ringste details meesterlijk stand houdt naast het voortreffelijke van Flaubert en Maupassant, met een rijkdom van gestal ten, die het gezelschap van Poesjkin's Tat- jana en Shakespeare's Hamlet, van Ra cine's Phèdre en Cervantes' Don Quichotte niet onwaardig zijn. Vrouwengestalten als Helena uit „Aan de vooravond" of Lisa- weta uit „Het Adelsnest" en Natalja uit „Roedin" edel, sterk en zuiver. Mannen figuren als de overtollige Roedin, als de opstandige Bazarov uit „Vaders en zonen". Deze „vrouwelijke ziel" Toergènjev, die door Tolstoi niet in staat werd geacht om meer lief te hebben dan het liefhebben, heeft ze ter wereld gebracht, uit Slavische kunstenaarsmelancholie, die van mensen liefde vervuld was. Nooit ben ik daarvan vaster overtuigd geweest dan na het her lezen van de vier romans, die, voor het eerst vereend in de onvolprezen Russische Bibliotheek van de uitgever Van Oor schot, als eerste deel van Toergènjev's Ver zameld Werk zijn verschenen in de loffe lijke vertaling van dr. Karei van het Reve. Mag „Roedin" (de eerste roman van de schrijver der poëtisch en tegelijk sociaal- kritische Jagersverhalen) als een litterair- historisch document van het machteloos idealisme zijn geroemd en verworpen, jnag „Het Adelsnest" (voorbeeldig in zijn even wichtige compositie) zijn geprezen als het werk van eenvoudige en heldere lijnen, dat Toergènjev zich als hoogste ideaal voor ogen stelde, in „Aan de Vooravond" ont plooiden zich alle kwaliteiten, die Toergèn jev tot een groot-menselijk, een klassiek schrijver stempelden. Wat hij in zijn „Lied der triomferende liefde" als een „sferisch hooglied" had uitgezongen, wat hij in zijn meesternovelle „Eerst Liefde" met al het stilistische aroom van zijn con sordino ge temperde taal tot de hartsmelodie van zijn oeuvre had verinnigd, klonk hier nóg eens als een vragende stem, die in de stilte van een zomeravond verijlt. Alle mannelijke liefde in Toergènjev's werk is een ver voering, die vervluchtigt met de jeugd. Maar in zijn vrouwengestalten heeft ze als een onaantastbaar gevoelen der menselijke ziel voor goed een asiel gevonden als het eeuwig-vrouwelijke, dat zich in opofferend dienen, in duldzaam lijden, boven de passie van het ogenblik verheft tot charitas. „Wij hebben" laat Toergènjev de beeldhouwer Sjoebin klagen „geen man nen. Het is óf allemaal kleingoed, knaag dieren, Hamletjes, zelfverguizers, óf duis ternis en onderaardse verlatenheid, óf zwetsers, holle vaten en klinkende schel len". Als hij mafinen in het leven roept, die het metterdaad durven opnemen tegen verdrukking en levensmismoedigheid, laat hij hen tragisch-vooftijdig sterven. Zó groot was zijn scepsis. Maar zijn vrouwen figuren heeft „de goede reus met een vrou wenziel" het hoogste ingeschapen waarin hij geloofde: liefde, die liefheeft zonder om te zien en weet dat ze onvervuld moet blijven, melancholische liefde, dezelfde waaruit „Aan de vooravond" is geschreven. j En „Vaders en zonen"? Dit dóór en dóór iniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiüiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii Beste Bob Buys O verveen, april VANMIDDAG was ik dan, zoals je weet in de Laken hal te Leiden waar de tentoonstelling van werken van Isaac Israëls geopend werd. Zowel de openingsrede van de heer Jos. de Gruyter als het zien (dat in vele gevallen een weerzien was) der schilderijen, liet indrukken achter die ik op de thuisreis naar Haarlem (in een spoorweg coupé die uitzicht gaf op een deplorabel grauw landschap van gedeeltelijk in bloei staande vaalpaarse krokusvelden onder een als matglas beslagen egaalgrijze hemel) heb trachten te ordenen. Je vroeg mij mijn impressies van het werk van Is. Israëls mee te delen, maar als ik dat wil doen, kan ik die moeilijk losmaken van de omgeving, waarin ik deze onderging. Je bent het met mij eens dat de atmosfeer en de entourage, waarbinnen men kunst ziet of hoort, want voor concerten geldt dit ook, zij het in min dere mate, ons mede beïnvloeden. Je kent de zalen van de Lakenhal met het hoog inval lende licht, met het aandonkerend grijsbruin der wandbe- kleding, met de grijs geschilderde lambrizering, de ouder wetse met fluweel beklede rustbanken. Denk je daarbij een menigte waardige tentoonstellingsbezoekers. Denk je daarbij de dikwijls nogal verwaarloosde en een beetje geelbruin aangeslagen schilderijen, alle gevat in brede lijsten, variërend van licht tot donker goud - en je kunt je voorstellen wat er voor nodig is om onder deze omstan digheden iets op te roepen, iets dat er toch eenmaal geweest moet zijn en dat hier, zij het ietwat befloerst en verduisterd, nog aanwezig was. namelijk een nerveus en heftig aansprekende, een direct op je afkomende uiting van kunst. Wat mij in de rede van Jos. de Gruyter trof, was de mededeling dat thans, na de voorafgaande in Groningen, voor de éérste keer een museumtentoonstelling van Israëls werk gehouden werd. Een dergelijk evenement, geboden vijfendertig jaar na de dood van één van onze gerenom meerde impressionisten, geeft verplichtingen aan degenen die dit ondernemen en wekt gerechtvaardigde verwach tingen bij het publiek. Afgezien van de betekenis die Israëls voor het huidige geslacht nog heeft, moet dan vast gesteld worden dat het, indien dit een rehabilitatie van een vergeten „meester" wil wezen, bij een vrij zwakke poging gebleven is. Nu moet ik toegeven dat het een onderneming is, waar van het eigenlijk reeds bij voorbaat vaststond, dat zij slechts ten dele zou slagen. Het zou dus bijzonder onrecht vaardig zijn, de man die het niettemin op zich nam hier over hard te vallen. Behalve het boek van mej. Marius en de briljante monografie van Hammacher over de Amster damse impressionisten bestaat er in onze litteratuur immers zeer weinig om zich omtrent de schilders van deze epoque te oriënteren. Een tweede moeilijkheid bij het samenstellen van een retrospectieve tentoonstelling van Is. Israëls is dat het zeer grote aantal werken overal ver spreid is. Daaronder bevinden zich veel stukken die hem niet op waardige wijze vertegenwoordigen. In tegenstel ling met schilderijen van schilders, die langer aan een bepaald stuk werkten, heeft de tijd aan het oeuvre van Isaac Israëls geen goed gedaan. Is het je niet opgevallen, dat een snel geschilderde studie, die het Juist van de fris heid van toets en kleur moet hebben, sneller terugloopt dan wat men met een mooi woord meer „doorwrocht" werken noemt? De laatste kunnen een patina krijgen, dat verrijkt, denk maar aan Monticelli! Ik geloof dan cok dat het eerste, dat gedaan moet worden om Israëls in ere te herstellen, een grondig schoonmaken van de beste werken is. Het resultaat zal even verrassend zijn als bij Frans Hals indertijd. Ten tweede moeten de vele kitschlijsten door goede encadre- menten vervangen worden, waarna men een niet te groot 'aantal uitgezochte werken in helder en vol licht zou kun nen exposeren. Daar echter een groot deel van het oeuvre in particulier bezit is, zal de verwezenlijking van een Portret van de kunstcriticus W. H. Steenhoff DE BETEKENIS van deze Leidse tentoonstelling is naar mijn mening deze, dat ondanks de niet erg critisch toegepaste selectie en de slechte staat, waain veel schil derijen zich bevinden, toch duidelijk wordt welk een briljant talent Israëls geweest is. Frans Erens geeft in zijn „Vervlogen jaren" een voortreffelijk geschreven portret van hem. Hij vertelt dat Israëls altijd op zoek was naar het echte in alles, naar de knoop, waar levensaderen van mensen dier en ding samenkomen. Erens heeft het steeds over diens „luciditeit" en over de intuïtie die doordrong tot de kernen en zegt er zeker van te zijn dat „onze tijd" (dus de jaren rond de eeuwwisseling) door Israëls op onvergankelijke wijze in beeld zijn gezet voor de komende jaren. Ik weet niet of het juist dat facet in Israëls kunst is, dat ons nu het meeste aanspreekt. Want pas als hij, vooral als portrettist, dieper peilt, zoals in de portretten van Steenhoff en Fie Carelsen, bovenal in het beklem mende visionaire portret van Mata Hari, die reeds ten dode bereid tegen een wit vlak oprijst, komt hij boven het modieuze uit. Als je terug uit Marseille nog gelegenheid vindt om naar de Lakenhal te gaan, neem dan vooral veel tijd voor de twee kabinetten met aquarellen en tekeningen. Daarin vind je met nerveuze, felle hand het leven betrapt, zoals maar zeer enkelen dat hebben weten te treffen. je OTTO B. DE KAT dergelijk plan op veel moeilijkheden stuiten. ÏÏillllllllllllllliili!lllllll!lllllllllllllllllllllil!ll!lll11llllllllllll!llllllllllilllllllllHIIII lllll!lllllllllll!l!!tlHIIII!ll!lll!!IIIII»IIIIIH!llll!IIII!!limilll!l!llllllll!1lllHllllllllllllllllllllllHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII!llllllHllllIllll!lll11Mllim!l

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1956 | | pagina 23