y£RHUIZ£N
Wakker blijven en niet vergeten
De kerk vervolgt
haar weg
Elke Zaterdag acht pagina's bij alle edities van
Haarlems DagbladOprechte Haarlemsche Courant
OFFICIËLE BEELDPROCLAMATIE
VAN MOORDEN EN STRAFFEN
UIT HET JAAR 1816
Nieuw wapen in strijd
tegen plantenziekten
DRIE NIEUWE KINDERBOEKEN
WAT DOET DIT NEGERMEISJE?
KERKELIJK LEVEN
Ook in Azië
Insecticiden worden
gemagnetiseerd
Volkswagenpraktijken in
V.S. wekken wrevel
in Engeland
De nachtwacht van de
twintigste eeuw
OP DE HOEK van de straat stond de
berenman met een grote trompet. Hij
blies en hij blies, maar er kwam geen
geluid uit. De tranen rolden over zijn
wangen, niet alleen omdat hij zo hard
blies, maar ook omdat hij verdriet had.
„Wat doe je toch?" vroeg de acrobaat
van het circus, die voorbijkwam. „Ik
zoek Borre...." zei de berenman.
„Borre, dat kleine wasbeentje? Is hij
weggelopen?" vroeg de acrobaat.
De berenman knikte. „Borre hield zo
veel van muziek. Ik speelde altijd voor
hem. Maar vanmorgen kwam er een
man langs die nog mooier speelde dan
ik. Dat vond Borre tenminste.. Hij liep
met die man mee. Eerst de straat uit,
de hoek om.nog een straat en toen
was hij weg".
,,Oo, maar hij komt vast wel terug",
zei de acrobaat.
„Nee", zei de berenman. „Borre komt
niet terug. Ik ben op alle hoeken van
de straat gaan spelen op mijn trompet.
Dan komt hij vast, dacht ik. Maar toen
opeens, bij het hek van het park, deed
mijn trompet het niet meer. En hoe
moet ik Borre nu ooit terugvinden? Hij
luistert alleen maar naar mijn muziek".
„Tja", zei de acrobaat. „Zal ik eens
kijken?" Hij klom op het dak en tuurde
naar beneden. Maar wat hij ook zag in
de stratengeen Borre.
„Kun je die trompet niet laten ma
ken?" vroeg hij, toen hij weer beneden
was.
„Nee", schudde de berenman, „het is
een Afrikaanse trompet. Die kan nie
mand hier maken".
„Dan weet ik het ook niet meer", zei
de acrobaat en met een salto verdween
hij om de hoek. De berenman probeerde
weer te blazen. En weer rolden er tra
nen over zijn wangen.
Toen kwam de paardenman van het
circus. „Wat doe je toch?" vroeg hij.
De berenman vertelde zijn verhaal en
de paardeman draafde op zijn paard de
hele stad door om Borre te zoeken.
„Nee", zei hij toen hij terugkwam en hij
gaf zijn paard de sporen en reed weg.
De berenman probeerde weer te blazen.
Toen kwam de leeuwentemmer. Die
zwaaide met zijn zweep en riep overal:
„Borre..Allé..Borre!" maar
Borre kwam niet. Toen kwam de direc
teur van het circus. Hij zag de beren
man meteen, want er stond een hele
kring mensen en kinderen om hem
heen, die allemaal moesten lachen om
een man die op een trompet blies, waar
geen geluid uit kwam.
„Wat sta je daar?" vroeg de direc
teur boos. „De hele stad lacht je uit".
„Borre is weg en mijn trompet doet
het niet meer".
„Zozei de circusdirecteur en hij
bleef een hele poos stil. „Nou berenman,
geen beer meer en geen trompet? Dan
ook geen circus meer. Wat moeten we
met zo'n berenman? Kijk eens even, je
huilt ook nog. Een huilende berenman,
nee dat gaat niet".
Weg was de circusdirecteur en daar
stond de berenman. Met gebogen hoofd
liep hij door de stad. Nu was hij alles
kwijt. Hij liep nog een keer naar het
hek van het park, waar hij voor het
eerst gemerkt had dat zijn trompet
niet meer blazen wilde. Hij liet zich op
een bankje vallen en merkte niets van
de blaadjes aan de bomen en de zon
die hoog aan de lucht stond. En toen
opeens, terwijl zijn tranen nog aldoor
over zijn wangen rolden, zei een stem
metje boven hem: ..Wat scheelt eraan?"
De berenman keek op en zag een merel
zitten.
„Och", zei hij, „mijn beertje is weg
en mijn trompet doet het niet meer".
„Waarom roep je je beertje dan niet?"
„Hij luistert alleen maar als ik mu
ziek maak. Nee.... ik vind hem nooit
meer terug".
„Wacht even", zei de merel. „Ik heb
het wel erg druk met nesten bouwen
en zomaar ik zal toch even om
raad gaan vragen bij mijn vriendjes".
Even later waren ze er allemaal: de
merels, de kraaien, de vinken, de mus
sen en kijk, daar kwam ook de ekster
aan. Iedereen riep iets vrolijks tegen
de berenman, behalve de ekster.
„Waarom zeg jij niets om hem aan het
lachen te maken?" vroeg de merel, die
er het eerst was.
Iedereen keek naar de ekster. Die
kreeg een kleur. „O, je hebt natuurlijk
weer lets in je snavel", riep de merel.
„Laat eens kijken!"
De ekster kreeg een kleur en liet iets
uit zijn snavel vallen. Een klein koperen
dingetje was het maar. De berenman
vloog overeind: „Dat is.... dat is het
mondstukje van miin trompet! Daar
om speelde hij niet!"
Meteen had hij het opgeraapt,
schroefde het op zijn trompet en speel
de.... spéélde dat het schetterde door
het park. En ja hoor, op een sukkel
drafje kwam het wasbeertje aange
slopen, dat in de warme zon onder een
boom in slaap was gevallen en nu wak
ker werd van de muziek van zijn baas.
In optocht ging het door de stad naar
het circus: voorop de berenman, achter
hem zijn beertje en boven hun hoofden
een zwerm vogels, die voor de feest
muziek zorgde. De circusdirecteur zette
de tent wagenwijd open. Als het circus
in de buurt komt, moet je maar eens
gaan kijken of je het beertje en zijn
baas niet ziet. Ze zijn er nog altijd,
hoor!!
MIES BOUHUYS
Waarom benoemde Koning Langhaard de Twaalfde na
zijn luchtreis Ikkikkik en Appelwang tot hofkabouters?
Als je daar benieuwd naar bent, dan moet je het boekje
„De reis van Langhaard de Twaalfde vragen, dat door
Hans Andreus werd geschreven en in de reeks „Bonte
„Boekjes" van de uitgeversmaatschappij „Holland" te
Amsterdam is verschenen. Tientje Louw tekende er een
heleboel leuke platen bij. In dezelfde serie is ook „Grote
oren" van Mies Bouhuys en Rie Kooyman uitgekomen.
De .dichteres Harriet Laurey schreef het kostelijke ver
haal, vol spannende gebeurtenissen, van „Tovertje Konijn
en Haasje Repje" en daar maakte Fiep
Westendorp de illustraties bij. De
boekjes zien er leuk uit, met kleurige
bandjes. De versjes van Mies Bouhuys
beslaan dertig bladzijden, de verhalen
elk ongeveer tachtig. Mooie cadeaus.
Hans Likpot wil verhuizen
naar een heel ander land,
met marsepeinen huizen,
waar je van watertandt.
De school is daar van kauivgum,
de meester is van drop,
de boeken zijn daar wafeltjes
met chocola erop.
En als het regent in dat land,
- dat doet het elke dag -
valt er geen water, zoals hier:
het regent hagelslag.
Hans Likpot heeft zijn koffers klaar,
hij zal nu heus maar gaan.
Nou Hans, waar wacht je nu nog op?
Wat blijf je daar nou staan?
Hans zegt: als het eens niet bestaat,
dat land vol marsepein?
Je weet, er wordt zo veel gepraat,
't kan wel een grapje zijn!
Hij zegt: al is ons htiis van steen,
bij moeder, dat is vast
staat altijd wel een trommeltje
met lekkers in de kast.
MIES BOUHUYS.
Trek een lijn van l naar 2, vandaar naar 3 en zo verder tot 40, als je wilt zieru
wat deze tekening voorstelt.
TO53CODCOO>X>C»>DOC03DOOOOtXXXKX;<XXXXWX)0»DOO<XO
Van de bekende Britse historicus Toyn-
bce is de uitspraak: Iedere vooruitgang is
door een minderheid ontstaan. Volgens de
president van de Lutherse Wereldbond is
dit woord van toepassing op het Christen
dom in Azië, dat daar als een scheppende
minderheid zijn werk doet.
Deze president, landbisschop dr. Lilje, is
alleszins tot oordelen bevoegd in deze ma
terie. De hierboven aangehaalde uitspraak
deed hij, nadat hij kort geleden van een
reis door Azië en Noord-Amerika was te
ruggekeerd. Op deze reis heeft in" Azië
vooral het jonge nationalisme grote indruk
op dr. Lilje gemaakt. Bijna alle volken
hebben hun zelfstandigheid verkregen. Het
dwingt respect af, aldus de bisschop, om te
zien wat enkele volken reeds uit hun
nieuwe vrijheid hebben opgebouwd. Geldt
dit voor het politieke en economische leven,
het gaat zeker niet minder op voor de ont
wikkeling van de Christelijke kerken. Was
het vroeger de zending, die vaak voortref
felijk werk heeft gedaan, thans zijn het
de zelfstandige jonge kerken, die dit moe
ten verrichten.
Eén der bewijzen voor de verkregen
zelfstandigheid is bijvoorbeeld het feit, dat
thans in Tranquebar bisschop Manikamde
als eerste inheem-e aan het hoofd van de
kerk staat. Opvallend vindt dr. LiLje het,
dat men in de jonge kerken getroffen
wordt door het onvervalst belijden, zonder
enig compromis, van het christelijk geloof,
zoals men dat in het oude Europa nauwe
lijks vindt.
De bisschop wees verder op de confron
tatie met het communisme, waaraan geen
enkel Aziatisch land ontkomt. Waar men
het aantreft mag men volgens dr. Lilje niet
vergeten, dat het slechts zeer weinig te
maken heeft met het Moslcouse materialis
me. Men word t in deze gebieden 'in de eer
ste plaats aangetrokken door de economi
sche en sociale kracht, die het communis
me in deze gebieden probeert te ontplooien.
Er zijn evenwel sterke afweerkrachten
aanwezig. Beslissend zal zijn hoe men in
het gebied tussen Karachi en Tokio, waar
in bijna de helft van de bevolking der aarde
samengedrongen woont, het sociale pro
bleem zal oplossen.
Belangrijke geschiedenis
Natuurlijk heeft dr. Lilje op zijn reis bij
zondere aandacht besteed aan de vele pro
blemen van religieuze aard. Hij is er vast
van overtuigd, dat op het ogenblik de gods
dienstgeschiedenis een enorm belangrijke
periode meemaakt.
Alle wereldgodsdiensten maken thans
een renaissance door. Dit gaat zeker ook op
voor het Hindoeisme, het Boeddhisme en
het Shintoeisme, maar het geldt ook voor
wat zich momenteel in het kerkelijk leven
van Noord-Amerika voltrekt. Over Ame
rika gaat om met de woorden van dr.
Lilje te spreken heden ten dage een
golf van „kerkelijkheid". Het zou b*list
onjuist zijn deze golf uit te leggen als een
soort van modeverschijnsel. Er zijn er wel,
die dit doen, maar zij bewijzen hiermee
slechts een totaal onjuist begrip te hebben
van wat zich voordoet.
In Azië vormt het Christendom slechts
een minderheid. Toch mag men de sterke
invloed, die van de christelijke kerken en
gemeenschappen uitgaat, volstrekt niet on
derschatten. Deze beïnvloeding is veel ster
ker dan men gezien het aantal christenen,
zou denken te kunnen verwachten.
In Japan is een in het oog lopend ver
schijnsel, dat aan de universiteit in Tokio
onder meer Luthers geschriften tot het
geestelijk bezit van de jonge academici be
horen. De studenten daar hebben de grote
geestelijke kansen, die het christelijk ge
loof biedt, verstaan. Zo is het van belang
om te weten, dat het door de Amerikaanse
synode van Missouri georganiseerde „Lu-
ther-uurtje" tot de mee9t beluisterde
radio-uitzendingen in Japan behoort. Uit
dit alles blijkt, dat de werking van het
Evangelie ook in deze uitgestrekte gebie
den ondanks alles doorgaat.
Lange tijd zijn het mensen uit het wes
ten geweest die het brachten. Aan deze
situatie is thans voor een groot gedeelte een
eind gekomen. Maar gelukkig staan vaak
de bewoners van deze gebieden klaar om
het werk voort te zetten en uit te breiden.
Zo gaat de geschiedenis der kerk voort.
De weg, die afgelegd moet worden, is soms
geen eenvoudige. Het staat echter vast, dat
de kerk „het werk zijner handen"
niet zal vergaan. Zij gaat door, ook in Azië.
Nieuwe voorzitter. De bondsraadsverga
dering van de Christelijke Middenstands
bond, die in Utrecht is gehouden, heeft in de
plaats van de heer Joh. de Jong uit Rotter
dam, die zich niet herkiesbaar had gesteld,
met overgrote meerderheid van stemmen
gekozen de heer H. de Mooy 'vit RijrVurg,
5 MEI 1956
wvwtsm 'M- M >i>. - w»m wm SsssS» r msmmmmsmmmmtm mmm
Ongeveer anderhalve eeuw geleden hebben de eerste vrije
kolonisten zich op Tasmanië gevestigd. Contact met de
inheemse bevolking door middel van de taal teas moeilijk.
Daarom besloot de gouverneur de „zwartjes" met prenten
duidelijk te maken wat hij verwachtte en te zeggen had.
DE NEDERLANDER Abel
Tasman heeft in 1642 het later
naar hem Tasmanië genoemde
eiland voor de kust van Austra
lië ontdekt, waaraan hij de
naam van zijn aanstaande
vrouw, Maria van Diemen, gaf.
Het duurde echter tot 1804 eer
Van Diemensland een blijvende
blanke bevolking kreeg. In dat
jaar bestemde de Engelse re
gering het eiland namelijk tot
strafkolonie. Tal van misdadi
gers uit Groot-Brittannië wer
den er heen gebracht om daar
hun straffen uit te zitten. De
geschiedenis van Van Diemens
land als strafkolonie heeft een
treurige vermaardheid verwor
ven. Treuriger nog is de historie
van de behandeling der inboor
lingen. Toen een paar jaar na
de oprichting der strafgemeen-
schappen vrije kolonisten zich
op het eiland gingen vestigen,
woonde er een talrijke inheem
se bevolking. Een halve eeuw
later kon men het aantal der
nog in leven zijnde inboorlingen
op de vingers van twee handen
aftellen.
Hoe was dat gekomen? In die
jaren beschouwden vele Euro
pese kolonisten op Tasmanië en
elders in de koloniale gebieden
de gekleurde rassen als van la
ger orde dan de blanken. De
blanken op Van Diemensland
zagen in de „blackfellows" (in
boorling) en zijn „jin" (vrouw)
niet veel meer dan een soort
apen, jegens wie heel veel ge-,
oorloofd was. Het leven van „zo'n zwartje"
telde niet zwaar. Nog in 1835 kwamen door
soldaten georganiseerde en bedreven klop
jachten op „blackfellows" voor! Tot vol
ledig begrip van zaken dient men echter
te weten, dat de inboorlingen heus niet
allemaal onschuldige, brave jongens wa
ren. Zij maakten zich schuldig aan ver
grijpen tegen het leven en de eigendom der
blanken. Eén zo'n vergrijp echter was als
regel een voldoende aanleiding om tot
buitensporig harde en collectieve straf
maatregelen over te gaan. Dan zocht men
niet alleen de donkere booswicht te straf
fen, doch trad men ook onmenselijk op
tegen de inboorlingengroep als geheel.
Dan zaaiden de blanken dood en verderf
in de zwarte rijen. Kortom, de bloedige
hardheid der blanken tezamen met enige
„zegeningen" der beschaving betekenden
de ondergang van de inheemse bevolking
van Van Diemensland.
WAS HET de bedoeling geweest van de
blanken om de „blackfellows" uit te
roeien? Het antwoord op deze vraag luidt:
beslist niet. Vooral de overheid kwam op
Van Diemensland met het voornemen om
de inheemse bevolking te beschermen, zij
het dan, dat streng optreden tevens op het
programma stond. Beide elementen be
scherming en gestrengheid spreken heel
duidelijk uit een onlangs gevonden oude
proclamatie, die zowel wat betreft de vorm
als naar de inhoud zeer belangwekkend is.
Het is een proclamatie in beelden!
Het stuk dateert uit het jaar 1816, dus
uit een tijd, toen er nog maar weinig vrije
kolonisten woonden op Van Diemensland.
Het is een proclamatie, uitgevaardigd door
de gouverneur en bestemd voor de in
heemse bevolking. De gouverneur wilde
door middel van die proclamatie de „black
fellows" duidelijk maken, dat de blanke
kolonisten gekomen waren en wilden blij
ven, alsmede hoe voortaan de wet zou zijn
en worden gehandhaafd. Daar geen enkele
inboorling de kunst van lezen machtig was,
moest de gouverneur wel zijn toevlucht
nemen tot een realistische beeldroman, ge
goten in de vorm van zes sprekende prent
jes. Deze prentjes verschenen in druk op
een groot plakkaat. Dit plakkaat werd aan
geslagen en bovendien ter verdere lering
aan de inheemse bevolking uitgereikt.
HET EERSTE prentje stelt voor enige
blanke mannen, met hun honden, vrouwen
en kinderen. Het wil zoveel zeggen als:
COVIRHOft tJAV V
pfceCLAM Aften
TH l
/«.CHtCIHf
mC-
„Beste inboorlingen, dit zijn wij, wij zijn
hier gekomen en willen hier blijven". De
wil der blanken om goede en vriend
schappelijke betrekkingen met de inheem
sen te onderhouden komt tot uiting op het
tweede prentje. Dit toont de gouverneur
in ambtsgewaad. De blanke autoriteit
schudt een donkere hoofdman de hand.
Achter de gouverneur staan waarschuwend
een ambtenaar en twee soldaten, gestoken
in de pompeuze uniform van die dagen. De
hoofdman draagt eveneens zijn officiële
plunje (veren in het haar) en heeft gevolg
meegebracht, te weten drie volwassen
leden en een jeugdig lid van zijn stam.
Het begin der proclamatie is dus ge
moedelijk. Ernstiger is de toon van het
derde prentje. Het stelt voor een inboor
ling, die bezig is een blanke man met een
speer te vermoorden. De gevolgen van die
moord zijn zeer aanschouwelijk voorgesteld
op het vierde prentje, want dit beeldt uit,
hoe een der soldaten de moordenaar aan
een boom opknoopt. Een andere soldaat
waakt met het geweer aan de voet over
de gouverneur, die een handgebaar maakt
als wil hij zeggen: Kijk, mensen, zó ver
gaat het een zwarte moordenaar.
Het vijfde plaatje is niet minder realis
tisch. Het toont eveneens een moord. De
dader is nu een Europeaan en het moord
wapen een geweer. Het slachtoffer is een
inboorling. Prentje nummer zes is (als
nummer vier) een afbeelding van een te
rechtstelling. Een der soldaten knoopt na
melijk de blanke moordenaar op, terwijl
de gouverneur weer een handgebaar maakt
als wil hij zeggen: Kijk, mensen, zó ver
gaat het een blanke moordenaar, die zich
vergrijpt aan het leven van een „black-,
fellow". Ge ziet dus, beste zwartjes, dat ik
ook uw levens beschermen wil.
OF DE INBOORLINGEN die beeldroman
begrepen hebben, laat zich niet meer vast
stellen. Evenmin is nog na te gaan, of zij
geloof geschonken hebben aan de procla
matie van 1816, dus of zij als waarheid
aanvaardden, dat iedere boosdoener, blank
of zwart, door de overheid gestraft zou
worden.'Wel staat vast, dat de hand van
de blanke man al heel spoedig zeer zwaar
drukte op de inheemse bevolking. En dit
is dan nog een milde formulering! Niette
min is de beeld-proclamatie van 1816 een
uiterst belangrijk document, omdat hij een
der eerste officiële contacten tussen blank
en gekleurd op Van Diemensland voor het
nageslacht vastlegde en omdat hij getuigt
van de goede bedoelingen der overheid.
In 1854 hield Van Diemensland op een
strafkolonie te zijn. Het eiland werd voort
aan Tasmanië genoemd. Dit is de inboor
lingen niet per beeldproclamatie bekend
gemaakt, want er waren toen praktisch
gesproken geen inheemse Tasmaniërs meer,
zodat de „blackfellows" en hun „jins" niet
meer genoten van het heugelijke nieuws.
Zoals ijzervijlsel wordt aangetrokken
door een magneet, zo gedragen zich ook in
secticiden en andere verdelgingsmiddelen
wanneer zij door een nieuw type verstuiver
op planten e.d. gespoten worden: de mi-
eroscopisch-fijne druppeltjes worden als
het ware naar de bladeren van de planten
gezogen en blijven er in een volkomen
gelijkmatig-verdeeld laagje aan vast
kleven. Dit betekent een belangrijke be
sparing voor boer en tuinder, die nu niet
langer een groot deel der gebruikte ver
stuivingsmiddelen teloor zien gaan door
verwaaiing of de onvermijdelijke spreiding.
De anders capricieuze poederdeeltjes wor
den in het nieuwe apparaat namelijk door
middel van elektriciteit „gedisciplineerd".
Voordat zij weggespoten worden, krijgt elk
stofdeeltje een positieve lading, waardoor
het door de planten-bladeren wordt aange
trokken, omdat planten alle negatief gela
den zijn en ongelijke krachten .(het voor
beeld van de magneet) elkaar aantrekken.
De afstotende kracht van de gelijkgerichte
ladingen maken bovendien, dat elk positief
geladen deeltje vanzelf „afstand noemt"
van zijn soortgenoten, zodat het poeder
zeer gelijkmatig over de bladeren wordt
verspreid'.
(Van onze correspondent in Londen)
In Londen is men ontstemd over prak
tijken van de Westduitse Volkslagen-
fabrieken die in de Verenigde Staten auto
handelaren onder druk zouden zetten om
Britse en andere buitenlandse concurreren
de auto's uit de showroom te houden of
hen te dwingen ze op een minder opvallen
de plaats neer te zetten. Jaguar heeft als
gevolg hiervan vijftien dealers verloren en
de Rootes-groep zes. De Amerikaanse re
gering laat volgens berichten uit New York
een onderzoek naar het optreden van de
verkooporganisatie van de Volkswagen-
fabrieken instellen.
„Gedenk, Here! wat ons geschied is, aan
schouw het, en zie onze smaad aan. Ons
erfdeel is tot de vreemdelingen gewend,
onze huizen tot de uitlanders. Wij zijn we
zen zonder vader, onze moeders zijn als
weduwen. Ons water moeten wij voor geld
drinken; ons hout komt ons op prijs te
staan. Wij lijden vervolging op onze hal
zen, zijn wij moede, men laat ons geen rust".
Hoeveel Joden zullen in de jaren van de
Duitse terreur niet aan deze regels van de
Klaagliederen van Jeremia gedacht heb
ben? En hoe weinig zullen zij zich in de
tijd, welke aan het schrikbewind van Hit-
Iers trawanten voorafging, hebben kunnen
voorstellen, dat de trieste woorden van deze
profeet opnieuw zo'n schrijnende actuali
teit zouden verkrijgen! Voor die® Neder
landers, die de gebeurtenissen tijdens de
bezetting niet van achter hun vitrages ga
de sloegen, maar er met hoofd en hart in
betrokken waren, is de Jodenvervolging
het kernpunt van de oorlog geweest. Zij
kunnen daar nooit meer van los komen. Op
nationale gedenkdagen, bij het passeren
van een verlaten Joods kerkhof, bij het
horen van een vertrouwde Joodse naam,
bij hot dwalen door Amsterdam: altijd
weer zijn daar de bordjes met Verboden
voor Joden, de gele sterren, de ontruimde
huizen, de transporten en de plaatsen die
voorgoed leeg blevën.
Toch zijn er velen voor wie deze beelden
en herinneringen in de tien, twaalf jaren,
die verstreken sinds de laatste trein naar
Polen vertrok, vervaagden en verdrongen
werden door de feiten van de dag. Aan
niets raakt men zo spoedig gewoon als aan
de vrede en de vrijheid. Daarom zijn wij de
uitgeverijen Van Loghum Slaterus en J. M.
Meulenhoff bijzonder dankbaar voor de
afzonderlijke verschijning van de Kroniek
van de Jodenvervolging, door mr. Abel J.
Herzberg speciaal geschreven voor de voor
treffelijke, vierdelige geschiedenis „Onder
drukking en Verzet" van Nederland in
de bezettingstijd. Reeds toen hebben
wij zonder enige bedenking van dit relaas
gewaagd, waarin zoveel verbijsterend fei
tenmateriaal uit de zwartste bladzijden van
de jongste geschiedenis op zo fascinerende
wijze werd opgebouwd tot een aangrijpend
verslag, dat wij ook nu niet zonder ont
roering hebben herlezen.
Het is waar: mr. Herzberg heeft niet
alleen geschreven wat hoe gebeurde. Hij
belichtte in een psychologisch knappe ana
lyse ook waarom de nationaal-socialisten
tot deze voor zes miljoen mensen noodlottige
verdwazing moesten komen. Die benade
ring van het probleem vormt zeker niet
het minst belangrijke hoofdstuk van het
boek. Maar wie het wezen van dit onze
Joodse medeburgers aangedane leed wil
proberen te verstaan, zal er goed aan doen
de volgende passage over het kamp Wes-
terbork, de drempel van de gaskamer van
Oswiecim, uit het hoofd te leren:
„Het kon voorkomen dat in een zieken
zaal een kind lag te huilen: pappa-mamma
pappa-mamma, dagen en nachten achter
een. Bij dag was het nog te verdragen,
maar in de nacht sneed die dunne kinder
stem door de ruimte en maakte de zieken
razend. Ze wilden wat slapen, die enkele
nachten nog, die hun vergund waren, en
nu werden ze wakker gehouden door dat
wat ze juist wilden vergeten. Pappa
mamma, ze waren allang op transport.
Wees, stil laat de anderen slapen, er is niets
aan te doen, of je schreeuwt of niet, ze
horen het niet. Heb nu eens medelijden met
een kind, als je morgen zelf op transport
gaat en de laatste uren daarvoor uit de
slaap gehouden wordt".
Moge de reeds lang in diepste eenzaam
heid verstorven kinderstem dank zij deze
Kroniek ons wakker houden en niet doen
vergeten. J. H. BARTMAN
Negentien jaar geleden, op 28 april 1937,
had het eerste grote luchtbombardement
plaats. Het was gericht op het Baskk-ehe
stadje Guernica, ver achter het front in de
Spaanse burgeroorlog gelegen en zonder
enige militaire betekenis. Het was markt
dag en er vielen duizenden doden, waar
onder vele vrouwen en kinderen. De ver
schrikking van Guernica is uitgebeeld door
Picasso op een groot doek, dat 3.50 bij 7.60
meter meet en ongeveer een maand nadien
gereed kwam. Het wordt beschouwd als
een der meesterwerken der schilderkunst
van deze tijd en is wel „de nachtwacht van
de twintigste eeuw" genoemd. Het schilde
rij wordt met alle voorstudies tentoonge
steld in het Stedelijk Museum te Amster
dam van 13 juli tot 1 oktober aanstaande.