y£RHUIZ£N Wakker blijven en niet vergeten De kerk vervolgt haar weg Elke Zaterdag acht pagina's bij alle edities van Haarlems DagbladOprechte Haarlemsche Courant OFFICIËLE BEELDPROCLAMATIE VAN MOORDEN EN STRAFFEN UIT HET JAAR 1816 Nieuw wapen in strijd tegen plantenziekten DRIE NIEUWE KINDERBOEKEN WAT DOET DIT NEGERMEISJE? KERKELIJK LEVEN Ook in Azië Insecticiden worden gemagnetiseerd Volkswagenpraktijken in V.S. wekken wrevel in Engeland De nachtwacht van de twintigste eeuw OP DE HOEK van de straat stond de berenman met een grote trompet. Hij blies en hij blies, maar er kwam geen geluid uit. De tranen rolden over zijn wangen, niet alleen omdat hij zo hard blies, maar ook omdat hij verdriet had. „Wat doe je toch?" vroeg de acrobaat van het circus, die voorbijkwam. „Ik zoek Borre...." zei de berenman. „Borre, dat kleine wasbeentje? Is hij weggelopen?" vroeg de acrobaat. De berenman knikte. „Borre hield zo veel van muziek. Ik speelde altijd voor hem. Maar vanmorgen kwam er een man langs die nog mooier speelde dan ik. Dat vond Borre tenminste.. Hij liep met die man mee. Eerst de straat uit, de hoek om.nog een straat en toen was hij weg". ,,Oo, maar hij komt vast wel terug", zei de acrobaat. „Nee", zei de berenman. „Borre komt niet terug. Ik ben op alle hoeken van de straat gaan spelen op mijn trompet. Dan komt hij vast, dacht ik. Maar toen opeens, bij het hek van het park, deed mijn trompet het niet meer. En hoe moet ik Borre nu ooit terugvinden? Hij luistert alleen maar naar mijn muziek". „Tja", zei de acrobaat. „Zal ik eens kijken?" Hij klom op het dak en tuurde naar beneden. Maar wat hij ook zag in de stratengeen Borre. „Kun je die trompet niet laten ma ken?" vroeg hij, toen hij weer beneden was. „Nee", schudde de berenman, „het is een Afrikaanse trompet. Die kan nie mand hier maken". „Dan weet ik het ook niet meer", zei de acrobaat en met een salto verdween hij om de hoek. De berenman probeerde weer te blazen. En weer rolden er tra nen over zijn wangen. Toen kwam de paardenman van het circus. „Wat doe je toch?" vroeg hij. De berenman vertelde zijn verhaal en de paardeman draafde op zijn paard de hele stad door om Borre te zoeken. „Nee", zei hij toen hij terugkwam en hij gaf zijn paard de sporen en reed weg. De berenman probeerde weer te blazen. Toen kwam de leeuwentemmer. Die zwaaide met zijn zweep en riep overal: „Borre..Allé..Borre!" maar Borre kwam niet. Toen kwam de direc teur van het circus. Hij zag de beren man meteen, want er stond een hele kring mensen en kinderen om hem heen, die allemaal moesten lachen om een man die op een trompet blies, waar geen geluid uit kwam. „Wat sta je daar?" vroeg de direc teur boos. „De hele stad lacht je uit". „Borre is weg en mijn trompet doet het niet meer". „Zozei de circusdirecteur en hij bleef een hele poos stil. „Nou berenman, geen beer meer en geen trompet? Dan ook geen circus meer. Wat moeten we met zo'n berenman? Kijk eens even, je huilt ook nog. Een huilende berenman, nee dat gaat niet". Weg was de circusdirecteur en daar stond de berenman. Met gebogen hoofd liep hij door de stad. Nu was hij alles kwijt. Hij liep nog een keer naar het hek van het park, waar hij voor het eerst gemerkt had dat zijn trompet niet meer blazen wilde. Hij liet zich op een bankje vallen en merkte niets van de blaadjes aan de bomen en de zon die hoog aan de lucht stond. En toen opeens, terwijl zijn tranen nog aldoor over zijn wangen rolden, zei een stem metje boven hem: ..Wat scheelt eraan?" De berenman keek op en zag een merel zitten. „Och", zei hij, „mijn beertje is weg en mijn trompet doet het niet meer". „Waarom roep je je beertje dan niet?" „Hij luistert alleen maar als ik mu ziek maak. Nee.... ik vind hem nooit meer terug". „Wacht even", zei de merel. „Ik heb het wel erg druk met nesten bouwen en zomaar ik zal toch even om raad gaan vragen bij mijn vriendjes". Even later waren ze er allemaal: de merels, de kraaien, de vinken, de mus sen en kijk, daar kwam ook de ekster aan. Iedereen riep iets vrolijks tegen de berenman, behalve de ekster. „Waarom zeg jij niets om hem aan het lachen te maken?" vroeg de merel, die er het eerst was. Iedereen keek naar de ekster. Die kreeg een kleur. „O, je hebt natuurlijk weer lets in je snavel", riep de merel. „Laat eens kijken!" De ekster kreeg een kleur en liet iets uit zijn snavel vallen. Een klein koperen dingetje was het maar. De berenman vloog overeind: „Dat is.... dat is het mondstukje van miin trompet! Daar om speelde hij niet!" Meteen had hij het opgeraapt, schroefde het op zijn trompet en speel de.... spéélde dat het schetterde door het park. En ja hoor, op een sukkel drafje kwam het wasbeertje aange slopen, dat in de warme zon onder een boom in slaap was gevallen en nu wak ker werd van de muziek van zijn baas. In optocht ging het door de stad naar het circus: voorop de berenman, achter hem zijn beertje en boven hun hoofden een zwerm vogels, die voor de feest muziek zorgde. De circusdirecteur zette de tent wagenwijd open. Als het circus in de buurt komt, moet je maar eens gaan kijken of je het beertje en zijn baas niet ziet. Ze zijn er nog altijd, hoor!! MIES BOUHUYS Waarom benoemde Koning Langhaard de Twaalfde na zijn luchtreis Ikkikkik en Appelwang tot hofkabouters? Als je daar benieuwd naar bent, dan moet je het boekje „De reis van Langhaard de Twaalfde vragen, dat door Hans Andreus werd geschreven en in de reeks „Bonte „Boekjes" van de uitgeversmaatschappij „Holland" te Amsterdam is verschenen. Tientje Louw tekende er een heleboel leuke platen bij. In dezelfde serie is ook „Grote oren" van Mies Bouhuys en Rie Kooyman uitgekomen. De .dichteres Harriet Laurey schreef het kostelijke ver haal, vol spannende gebeurtenissen, van „Tovertje Konijn en Haasje Repje" en daar maakte Fiep Westendorp de illustraties bij. De boekjes zien er leuk uit, met kleurige bandjes. De versjes van Mies Bouhuys beslaan dertig bladzijden, de verhalen elk ongeveer tachtig. Mooie cadeaus. Hans Likpot wil verhuizen naar een heel ander land, met marsepeinen huizen, waar je van watertandt. De school is daar van kauivgum, de meester is van drop, de boeken zijn daar wafeltjes met chocola erop. En als het regent in dat land, - dat doet het elke dag - valt er geen water, zoals hier: het regent hagelslag. Hans Likpot heeft zijn koffers klaar, hij zal nu heus maar gaan. Nou Hans, waar wacht je nu nog op? Wat blijf je daar nou staan? Hans zegt: als het eens niet bestaat, dat land vol marsepein? Je weet, er wordt zo veel gepraat, 't kan wel een grapje zijn! Hij zegt: al is ons htiis van steen, bij moeder, dat is vast staat altijd wel een trommeltje met lekkers in de kast. MIES BOUHUYS. Trek een lijn van l naar 2, vandaar naar 3 en zo verder tot 40, als je wilt zieru wat deze tekening voorstelt. TO53CODCOO>X>C»>DOC03DOOOOtXXXKX;<XXXXWX)0»DOO<XO Van de bekende Britse historicus Toyn- bce is de uitspraak: Iedere vooruitgang is door een minderheid ontstaan. Volgens de president van de Lutherse Wereldbond is dit woord van toepassing op het Christen dom in Azië, dat daar als een scheppende minderheid zijn werk doet. Deze president, landbisschop dr. Lilje, is alleszins tot oordelen bevoegd in deze ma terie. De hierboven aangehaalde uitspraak deed hij, nadat hij kort geleden van een reis door Azië en Noord-Amerika was te ruggekeerd. Op deze reis heeft in" Azië vooral het jonge nationalisme grote indruk op dr. Lilje gemaakt. Bijna alle volken hebben hun zelfstandigheid verkregen. Het dwingt respect af, aldus de bisschop, om te zien wat enkele volken reeds uit hun nieuwe vrijheid hebben opgebouwd. Geldt dit voor het politieke en economische leven, het gaat zeker niet minder op voor de ont wikkeling van de Christelijke kerken. Was het vroeger de zending, die vaak voortref felijk werk heeft gedaan, thans zijn het de zelfstandige jonge kerken, die dit moe ten verrichten. Eén der bewijzen voor de verkregen zelfstandigheid is bijvoorbeeld het feit, dat thans in Tranquebar bisschop Manikamde als eerste inheem-e aan het hoofd van de kerk staat. Opvallend vindt dr. LiLje het, dat men in de jonge kerken getroffen wordt door het onvervalst belijden, zonder enig compromis, van het christelijk geloof, zoals men dat in het oude Europa nauwe lijks vindt. De bisschop wees verder op de confron tatie met het communisme, waaraan geen enkel Aziatisch land ontkomt. Waar men het aantreft mag men volgens dr. Lilje niet vergeten, dat het slechts zeer weinig te maken heeft met het Moslcouse materialis me. Men word t in deze gebieden 'in de eer ste plaats aangetrokken door de economi sche en sociale kracht, die het communis me in deze gebieden probeert te ontplooien. Er zijn evenwel sterke afweerkrachten aanwezig. Beslissend zal zijn hoe men in het gebied tussen Karachi en Tokio, waar in bijna de helft van de bevolking der aarde samengedrongen woont, het sociale pro bleem zal oplossen. Belangrijke geschiedenis Natuurlijk heeft dr. Lilje op zijn reis bij zondere aandacht besteed aan de vele pro blemen van religieuze aard. Hij is er vast van overtuigd, dat op het ogenblik de gods dienstgeschiedenis een enorm belangrijke periode meemaakt. Alle wereldgodsdiensten maken thans een renaissance door. Dit gaat zeker ook op voor het Hindoeisme, het Boeddhisme en het Shintoeisme, maar het geldt ook voor wat zich momenteel in het kerkelijk leven van Noord-Amerika voltrekt. Over Ame rika gaat om met de woorden van dr. Lilje te spreken heden ten dage een golf van „kerkelijkheid". Het zou b*list onjuist zijn deze golf uit te leggen als een soort van modeverschijnsel. Er zijn er wel, die dit doen, maar zij bewijzen hiermee slechts een totaal onjuist begrip te hebben van wat zich voordoet. In Azië vormt het Christendom slechts een minderheid. Toch mag men de sterke invloed, die van de christelijke kerken en gemeenschappen uitgaat, volstrekt niet on derschatten. Deze beïnvloeding is veel ster ker dan men gezien het aantal christenen, zou denken te kunnen verwachten. In Japan is een in het oog lopend ver schijnsel, dat aan de universiteit in Tokio onder meer Luthers geschriften tot het geestelijk bezit van de jonge academici be horen. De studenten daar hebben de grote geestelijke kansen, die het christelijk ge loof biedt, verstaan. Zo is het van belang om te weten, dat het door de Amerikaanse synode van Missouri georganiseerde „Lu- ther-uurtje" tot de mee9t beluisterde radio-uitzendingen in Japan behoort. Uit dit alles blijkt, dat de werking van het Evangelie ook in deze uitgestrekte gebie den ondanks alles doorgaat. Lange tijd zijn het mensen uit het wes ten geweest die het brachten. Aan deze situatie is thans voor een groot gedeelte een eind gekomen. Maar gelukkig staan vaak de bewoners van deze gebieden klaar om het werk voort te zetten en uit te breiden. Zo gaat de geschiedenis der kerk voort. De weg, die afgelegd moet worden, is soms geen eenvoudige. Het staat echter vast, dat de kerk „het werk zijner handen" niet zal vergaan. Zij gaat door, ook in Azië. Nieuwe voorzitter. De bondsraadsverga dering van de Christelijke Middenstands bond, die in Utrecht is gehouden, heeft in de plaats van de heer Joh. de Jong uit Rotter dam, die zich niet herkiesbaar had gesteld, met overgrote meerderheid van stemmen gekozen de heer H. de Mooy 'vit RijrVurg, 5 MEI 1956 wvwtsm 'M- M >i>. - w»m wm SsssS» r msmmmmsmmmmtm mmm Ongeveer anderhalve eeuw geleden hebben de eerste vrije kolonisten zich op Tasmanië gevestigd. Contact met de inheemse bevolking door middel van de taal teas moeilijk. Daarom besloot de gouverneur de „zwartjes" met prenten duidelijk te maken wat hij verwachtte en te zeggen had. DE NEDERLANDER Abel Tasman heeft in 1642 het later naar hem Tasmanië genoemde eiland voor de kust van Austra lië ontdekt, waaraan hij de naam van zijn aanstaande vrouw, Maria van Diemen, gaf. Het duurde echter tot 1804 eer Van Diemensland een blijvende blanke bevolking kreeg. In dat jaar bestemde de Engelse re gering het eiland namelijk tot strafkolonie. Tal van misdadi gers uit Groot-Brittannië wer den er heen gebracht om daar hun straffen uit te zitten. De geschiedenis van Van Diemens land als strafkolonie heeft een treurige vermaardheid verwor ven. Treuriger nog is de historie van de behandeling der inboor lingen. Toen een paar jaar na de oprichting der strafgemeen- schappen vrije kolonisten zich op het eiland gingen vestigen, woonde er een talrijke inheem se bevolking. Een halve eeuw later kon men het aantal der nog in leven zijnde inboorlingen op de vingers van twee handen aftellen. Hoe was dat gekomen? In die jaren beschouwden vele Euro pese kolonisten op Tasmanië en elders in de koloniale gebieden de gekleurde rassen als van la ger orde dan de blanken. De blanken op Van Diemensland zagen in de „blackfellows" (in boorling) en zijn „jin" (vrouw) niet veel meer dan een soort apen, jegens wie heel veel ge-, oorloofd was. Het leven van „zo'n zwartje" telde niet zwaar. Nog in 1835 kwamen door soldaten georganiseerde en bedreven klop jachten op „blackfellows" voor! Tot vol ledig begrip van zaken dient men echter te weten, dat de inboorlingen heus niet allemaal onschuldige, brave jongens wa ren. Zij maakten zich schuldig aan ver grijpen tegen het leven en de eigendom der blanken. Eén zo'n vergrijp echter was als regel een voldoende aanleiding om tot buitensporig harde en collectieve straf maatregelen over te gaan. Dan zocht men niet alleen de donkere booswicht te straf fen, doch trad men ook onmenselijk op tegen de inboorlingengroep als geheel. Dan zaaiden de blanken dood en verderf in de zwarte rijen. Kortom, de bloedige hardheid der blanken tezamen met enige „zegeningen" der beschaving betekenden de ondergang van de inheemse bevolking van Van Diemensland. WAS HET de bedoeling geweest van de blanken om de „blackfellows" uit te roeien? Het antwoord op deze vraag luidt: beslist niet. Vooral de overheid kwam op Van Diemensland met het voornemen om de inheemse bevolking te beschermen, zij het dan, dat streng optreden tevens op het programma stond. Beide elementen be scherming en gestrengheid spreken heel duidelijk uit een onlangs gevonden oude proclamatie, die zowel wat betreft de vorm als naar de inhoud zeer belangwekkend is. Het is een proclamatie in beelden! Het stuk dateert uit het jaar 1816, dus uit een tijd, toen er nog maar weinig vrije kolonisten woonden op Van Diemensland. Het is een proclamatie, uitgevaardigd door de gouverneur en bestemd voor de in heemse bevolking. De gouverneur wilde door middel van die proclamatie de „black fellows" duidelijk maken, dat de blanke kolonisten gekomen waren en wilden blij ven, alsmede hoe voortaan de wet zou zijn en worden gehandhaafd. Daar geen enkele inboorling de kunst van lezen machtig was, moest de gouverneur wel zijn toevlucht nemen tot een realistische beeldroman, ge goten in de vorm van zes sprekende prent jes. Deze prentjes verschenen in druk op een groot plakkaat. Dit plakkaat werd aan geslagen en bovendien ter verdere lering aan de inheemse bevolking uitgereikt. HET EERSTE prentje stelt voor enige blanke mannen, met hun honden, vrouwen en kinderen. Het wil zoveel zeggen als: COVIRHOft tJAV V pfceCLAM Aften TH l /«.CHtCIHf mC- „Beste inboorlingen, dit zijn wij, wij zijn hier gekomen en willen hier blijven". De wil der blanken om goede en vriend schappelijke betrekkingen met de inheem sen te onderhouden komt tot uiting op het tweede prentje. Dit toont de gouverneur in ambtsgewaad. De blanke autoriteit schudt een donkere hoofdman de hand. Achter de gouverneur staan waarschuwend een ambtenaar en twee soldaten, gestoken in de pompeuze uniform van die dagen. De hoofdman draagt eveneens zijn officiële plunje (veren in het haar) en heeft gevolg meegebracht, te weten drie volwassen leden en een jeugdig lid van zijn stam. Het begin der proclamatie is dus ge moedelijk. Ernstiger is de toon van het derde prentje. Het stelt voor een inboor ling, die bezig is een blanke man met een speer te vermoorden. De gevolgen van die moord zijn zeer aanschouwelijk voorgesteld op het vierde prentje, want dit beeldt uit, hoe een der soldaten de moordenaar aan een boom opknoopt. Een andere soldaat waakt met het geweer aan de voet over de gouverneur, die een handgebaar maakt als wil hij zeggen: Kijk, mensen, zó ver gaat het een zwarte moordenaar. Het vijfde plaatje is niet minder realis tisch. Het toont eveneens een moord. De dader is nu een Europeaan en het moord wapen een geweer. Het slachtoffer is een inboorling. Prentje nummer zes is (als nummer vier) een afbeelding van een te rechtstelling. Een der soldaten knoopt na melijk de blanke moordenaar op, terwijl de gouverneur weer een handgebaar maakt als wil hij zeggen: Kijk, mensen, zó ver gaat het een blanke moordenaar, die zich vergrijpt aan het leven van een „black-, fellow". Ge ziet dus, beste zwartjes, dat ik ook uw levens beschermen wil. OF DE INBOORLINGEN die beeldroman begrepen hebben, laat zich niet meer vast stellen. Evenmin is nog na te gaan, of zij geloof geschonken hebben aan de procla matie van 1816, dus of zij als waarheid aanvaardden, dat iedere boosdoener, blank of zwart, door de overheid gestraft zou worden.'Wel staat vast, dat de hand van de blanke man al heel spoedig zeer zwaar drukte op de inheemse bevolking. En dit is dan nog een milde formulering! Niette min is de beeld-proclamatie van 1816 een uiterst belangrijk document, omdat hij een der eerste officiële contacten tussen blank en gekleurd op Van Diemensland voor het nageslacht vastlegde en omdat hij getuigt van de goede bedoelingen der overheid. In 1854 hield Van Diemensland op een strafkolonie te zijn. Het eiland werd voort aan Tasmanië genoemd. Dit is de inboor lingen niet per beeldproclamatie bekend gemaakt, want er waren toen praktisch gesproken geen inheemse Tasmaniërs meer, zodat de „blackfellows" en hun „jins" niet meer genoten van het heugelijke nieuws. Zoals ijzervijlsel wordt aangetrokken door een magneet, zo gedragen zich ook in secticiden en andere verdelgingsmiddelen wanneer zij door een nieuw type verstuiver op planten e.d. gespoten worden: de mi- eroscopisch-fijne druppeltjes worden als het ware naar de bladeren van de planten gezogen en blijven er in een volkomen gelijkmatig-verdeeld laagje aan vast kleven. Dit betekent een belangrijke be sparing voor boer en tuinder, die nu niet langer een groot deel der gebruikte ver stuivingsmiddelen teloor zien gaan door verwaaiing of de onvermijdelijke spreiding. De anders capricieuze poederdeeltjes wor den in het nieuwe apparaat namelijk door middel van elektriciteit „gedisciplineerd". Voordat zij weggespoten worden, krijgt elk stofdeeltje een positieve lading, waardoor het door de planten-bladeren wordt aange trokken, omdat planten alle negatief gela den zijn en ongelijke krachten .(het voor beeld van de magneet) elkaar aantrekken. De afstotende kracht van de gelijkgerichte ladingen maken bovendien, dat elk positief geladen deeltje vanzelf „afstand noemt" van zijn soortgenoten, zodat het poeder zeer gelijkmatig over de bladeren wordt verspreid'. (Van onze correspondent in Londen) In Londen is men ontstemd over prak tijken van de Westduitse Volkslagen- fabrieken die in de Verenigde Staten auto handelaren onder druk zouden zetten om Britse en andere buitenlandse concurreren de auto's uit de showroom te houden of hen te dwingen ze op een minder opvallen de plaats neer te zetten. Jaguar heeft als gevolg hiervan vijftien dealers verloren en de Rootes-groep zes. De Amerikaanse re gering laat volgens berichten uit New York een onderzoek naar het optreden van de verkooporganisatie van de Volkswagen- fabrieken instellen. „Gedenk, Here! wat ons geschied is, aan schouw het, en zie onze smaad aan. Ons erfdeel is tot de vreemdelingen gewend, onze huizen tot de uitlanders. Wij zijn we zen zonder vader, onze moeders zijn als weduwen. Ons water moeten wij voor geld drinken; ons hout komt ons op prijs te staan. Wij lijden vervolging op onze hal zen, zijn wij moede, men laat ons geen rust". Hoeveel Joden zullen in de jaren van de Duitse terreur niet aan deze regels van de Klaagliederen van Jeremia gedacht heb ben? En hoe weinig zullen zij zich in de tijd, welke aan het schrikbewind van Hit- Iers trawanten voorafging, hebben kunnen voorstellen, dat de trieste woorden van deze profeet opnieuw zo'n schrijnende actuali teit zouden verkrijgen! Voor die® Neder landers, die de gebeurtenissen tijdens de bezetting niet van achter hun vitrages ga de sloegen, maar er met hoofd en hart in betrokken waren, is de Jodenvervolging het kernpunt van de oorlog geweest. Zij kunnen daar nooit meer van los komen. Op nationale gedenkdagen, bij het passeren van een verlaten Joods kerkhof, bij het horen van een vertrouwde Joodse naam, bij hot dwalen door Amsterdam: altijd weer zijn daar de bordjes met Verboden voor Joden, de gele sterren, de ontruimde huizen, de transporten en de plaatsen die voorgoed leeg blevën. Toch zijn er velen voor wie deze beelden en herinneringen in de tien, twaalf jaren, die verstreken sinds de laatste trein naar Polen vertrok, vervaagden en verdrongen werden door de feiten van de dag. Aan niets raakt men zo spoedig gewoon als aan de vrede en de vrijheid. Daarom zijn wij de uitgeverijen Van Loghum Slaterus en J. M. Meulenhoff bijzonder dankbaar voor de afzonderlijke verschijning van de Kroniek van de Jodenvervolging, door mr. Abel J. Herzberg speciaal geschreven voor de voor treffelijke, vierdelige geschiedenis „Onder drukking en Verzet" van Nederland in de bezettingstijd. Reeds toen hebben wij zonder enige bedenking van dit relaas gewaagd, waarin zoveel verbijsterend fei tenmateriaal uit de zwartste bladzijden van de jongste geschiedenis op zo fascinerende wijze werd opgebouwd tot een aangrijpend verslag, dat wij ook nu niet zonder ont roering hebben herlezen. Het is waar: mr. Herzberg heeft niet alleen geschreven wat hoe gebeurde. Hij belichtte in een psychologisch knappe ana lyse ook waarom de nationaal-socialisten tot deze voor zes miljoen mensen noodlottige verdwazing moesten komen. Die benade ring van het probleem vormt zeker niet het minst belangrijke hoofdstuk van het boek. Maar wie het wezen van dit onze Joodse medeburgers aangedane leed wil proberen te verstaan, zal er goed aan doen de volgende passage over het kamp Wes- terbork, de drempel van de gaskamer van Oswiecim, uit het hoofd te leren: „Het kon voorkomen dat in een zieken zaal een kind lag te huilen: pappa-mamma pappa-mamma, dagen en nachten achter een. Bij dag was het nog te verdragen, maar in de nacht sneed die dunne kinder stem door de ruimte en maakte de zieken razend. Ze wilden wat slapen, die enkele nachten nog, die hun vergund waren, en nu werden ze wakker gehouden door dat wat ze juist wilden vergeten. Pappa mamma, ze waren allang op transport. Wees, stil laat de anderen slapen, er is niets aan te doen, of je schreeuwt of niet, ze horen het niet. Heb nu eens medelijden met een kind, als je morgen zelf op transport gaat en de laatste uren daarvoor uit de slaap gehouden wordt". Moge de reeds lang in diepste eenzaam heid verstorven kinderstem dank zij deze Kroniek ons wakker houden en niet doen vergeten. J. H. BARTMAN Negentien jaar geleden, op 28 april 1937, had het eerste grote luchtbombardement plaats. Het was gericht op het Baskk-ehe stadje Guernica, ver achter het front in de Spaanse burgeroorlog gelegen en zonder enige militaire betekenis. Het was markt dag en er vielen duizenden doden, waar onder vele vrouwen en kinderen. De ver schrikking van Guernica is uitgebeeld door Picasso op een groot doek, dat 3.50 bij 7.60 meter meet en ongeveer een maand nadien gereed kwam. Het wordt beschouwd als een der meesterwerken der schilderkunst van deze tijd en is wel „de nachtwacht van de twintigste eeuw" genoemd. Het schilde rij wordt met alle voorstudies tentoonge steld in het Stedelijk Museum te Amster dam van 13 juli tot 1 oktober aanstaande.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1956 | | pagina 17