Een knappe Griekse speelfilm als verrassing 0,p htte^cLaad b-ti^iapt itu^en ONZE NAMEN De zoon van Jan werd ook een Jansma op festival te Cannes Oostenrijk herdenkt de schrijver Anton Wildgans BOLLENRIJDEN AUSTRALISCHE HALFBLOEDKINDEREN SCHEPPEN NIEUWE KUNSTVORM Hemingway gevraagd als filmacteur Uit het noorden Zoon van Bokkc z Een Christelijke film uit Japan Prachtige Franse documentaire Speeldoos en pierement SCHEPPENDE KUNST, wie kan verklaren hpe deze ont staat? Waarom en hoe ont wikkelt zich in een land, in een mensengroep, in een mens een kunstvorm, die zich on derscheidt van alle andere kunstvormen, van alle andere stijlen? Hoe komt Tiet, dat een individu zich gedrongen ge voelt om zijn gevoelens, zijn waarnemingen, zijn herinne ringen zodanig gestalte te ge ven, dat zij ook anderen ont roeren? Wij weten het niet, kunnen het althans van de mens uit niet verklaren. Toch komt men herhaaldelijk voor die vragen te staan. Toch wordt men herhaaldelijk ge confronteerd met dat raadsel. Onlangs nog was dit met ons het geval, in sterke mate zelfs, naar aanleiding van de kunst zinnige prestaties van een aan tal Australische halfbloedkin deren, in Carrolup, een in heemse nederzetting in West- Australië. Niemand, die de kinderen in vroeger jaren gekend had, be sefte dat zij zoveel talent had den. Pas toen zij op een goede dag begonnen te tekenen en hun tekeningen te kleuren, ontdekte men dat zij jeugdige kunstenaars van betekenis wa ren. Die ontdekking geschied de op de school in Carrolup en de ontdekker in de eigenlijke zin des woords was hun on derwijzer, Noel White gehe ten. Noel White bracht het werk zijner leerlingen onder de aandacht van kunstkenners en kunstcritici. Het duurde toen niet lang meer of het werk der „Kinderen van Car rolup" trok in West-Austra- lië's hoofdstad Perth de aan dacht. Na West-Australië ge raakten de andere Australi sche staten opgetogen en vrij spoedig verspreidde de mare van de ontdekking der jeugdi ge kunstenaars zich zelfs bui ten dit werelddeel. Een paar Jaar geleden in 1951 vonden een aantal van die „kinderschetsen" een plaats1 op een Londense ten toonstelling. Een toonaange vend opvoedkundig blad („Teachers' World") wijdde er een belangwekkende be schouwing aan. Deze kunst- produkten der inheemse Australische kinderen (aldus ongeveer het blad) doen een groot aantal problemen rijzen van opvoedkundige, psycholo gische en anthropologische aard. Ja, zij raken sommige kernproblemen van de men selijke beschaving. En stellig zijn zij een uitdaging aan het adres van sommige in de mode zijnde theoretici op het stuk van kunstzinnige opvoeding met hun uitspraken over „kin deren, die niet uitbeelden wat zij zien". INMIDDELS heeft Mary Durack Miller een boek over de kinderen van Carrolup ge schreven. „Child artists of the Australian bush" heet het. De schrijfster ondervond veel medewerking van een Engelse, mevrouw Florence Rutter, die heel veel heeft gedaan om de aandacht te vestigen op de jeugdige „Kunstenaars der wildernis". Florence Rutter was het ook die zorgde, dat de school in Carrolup ingrijpend verbeterd werd en dat de kunstprodukten der leerlin gen ook buiten Australië ge ëxposeerd werden. Mary Durack Miller is door en door op de hoogte van alles wat West-Australië betreft. Zij stamt uit een geslacht van voortrekkers. Haar voorouders behoorden tot de eersten, die zich drie generaties geleden vestigden in het afgelegen W.-Australische district Kim- berley, waar zij opgroeide. Zij bracht haar Jeugd door op een veeboerderij. Zij had toen heel veel contakt met de inboor lingen en leerde dezen beter kennen dan de meeste blan ken. Zij begreep hen. Uit haar boek spreekt een sterk mede leven met de inheemse bevol king, die alle houvast, ja, soms zelfs de wil-tot-leven verloor, nadat het land door de blanken was bezet gewor den. In die oude, rauwe tijd had men maar al te vaak wei nig oog voor de rechten van de mens en van overwonnen volken! De resten en nazaten fan de Australische .stammen, die zich gevestigd hadden in de nederzetting van Carrolup, waren andere mensen dan de nog steeds fiere, onafhanke lijke, rondzwervende „wilde" groepen, die men nog heden ten dage in Kimberley aan treft. Het volkje van Carro lup was afgezakt tot een armoedig bestaan aan de bui tenrand van „provinciestad jes". Carrolup kreeg geleide- mevrouw Rutter als wel aan de jeugd van Carrolup zelf tóe. Maar mevrouw Rutter slaagde er door haar relaties in bij staat en maatschappij steun te vinden om de verbe teringen grondig door te voe ren. Mary Durack Miller ver telt daarover op pakkende wijze. Zij schetst, hoe de in boorlingen werden van vrije jagers tot „kinderen van staat". Zij wijst er op, welk lot veel kinderen van Carrolup te wachten stond, zolang er niet ingegrepen was. Dan komt zij te spreken over de kunstzinnigheid dier kin deren. Zoals wij zeiden: de eerste stoot tot verbetering van hun lot ging uit van de kinderen zelf. Verveeld, een zaam, lang vóór zonsonder- Platen in waterverf door inheemse Australische kinderen van dertien en veertien jaar. lijk aan te kampen met een nieuw probleem: Dat der half bloeds. Een aantal jaren was Carrolup namelijk allesbehal ve een modelgemeenschap. Toen mevrouw Rutter er kwam, stelde zij vast dat de levensomstandigheden der jeugd van Carrolup veel te wensen lieten. Om in die om standigheden verbetering te brengen, begon mevrouw Rut ter een kruistocht. Allereerst naar Perth, waar zoals zij spoedig bespeurde veel be langstelling voor de inheemse bevolking was. Gebrek aan geld en te weinig kennis om trent de toestanden in Car rolup waren de oorzaken, dat tot dan toe geen verbe teringen waren bewerkstel ligd. Na mevrouw Rutters onthullingen en activiteit kwam er wel geld en werden de nodige maatregelen getrof fen. De eer, het initiatief tot ver betering te hebben genomen, komt evenwel niet zozeer aan gang verbannen naar hun slaapzalen, vroegen zij om pa pier en kleurkrijt. Dit werd hun verstrekt. Tevens kregen zij toestemming om het klas lokaal in hun vrije tijd te ge bruiken om te tekenen en te kleuren. Op een goede dag kwam er een nieuw onderwij zer, Noel White geheten, die getroffen werd door wat de kinderen maakten en er on middellijk een grote belang stelling voor koesterde. Hij moedigde de jeugdige te kenaars aan en stelde hen in de gelegenheid .om buiten de natuur te bestuderen. Hij pro beerde echter niet en dit was erg belangrijk om ze te leren tekenen. Hij liet de kinderen zich in volle vrij heid ontplooien, want hij be greep, dat daar in Carrolup iets nieuws bezig was te ont staan. VRIJWEL alle tekeningen en gekleurde schetsen uit de „School van Carrolup" zijn ju weeltjes! Het werk onder scheidt zich door een uiterst sterk ontwikkeld gevoel voor kleurnuances. Plet verschilt wezenlijk van alles, wat blan ke kinderen maken. Als men het werk bekijkt, wordt het duidelijk, dat slechts kinderen met een lange reeks voor ouders, bij wie kennis van de wildernis als het ware in het bloed zat, zoiets kunnen ma ken. Veelal zijn de „produk- ten" der scholieren van Car rolup zelfs ontroerend. Men proeft er de wildernis in. Men vindt er de geheimzinnige na tuurkennis en oeroude „to venarij" in terug, die deel uit maken van het wezen en de cultuur der Australische in boorlingen. Kortom, de scholie ren van Carrolup hebben het leven en de natuur op heter daad betrapt en vervolgens vastgelegd in scherpe lijnen en tere kleuren. Zo nu en dan lijkt het, alsof er Oost-Aziatische invloeden aan het werk zijn geweest, want sommige teke ningen doen enigszins denken aan Japanse houtsneden. Noel White begreep, toen hij de tekeningen voor het eerst zag, dadelijk, dat zijn leerlin gen „bijzonder" waren. Hij moedigde hen aan om veel te praten met de volbloed-in boorlingen, die nog in de streek van Carrolup wonen. Tot aan zijn komst hadden veel blanken op die ..zwart jes" neergezien als op wezens van lager orde. Doch die half bloedkinderen leerden van hun eigen volk (schrijft Mary Durack Miller) wat geen blan ke hen had kunnen leren: een diep begrip voor land en le ven, gevoel voor de wondere schoonheid der natuur en voor de geheimzinnige achter gronden van de primitieve magie. Voorts danken wij en ook dit is erg belangrijk aan de „Kinderen van Car rolup" een nieuw argument voor de wijsheid, dat er geen vuilnisbak der mensheid be staat. Want zo de Mens die kinderen al in de steek had gelaten, God en de natuur de den zulks niet. Ook zij bleken te zijn nazaten van de men sen uit de Droomtijd, zoals de Australische inboorlingen de scheppingsperiode noemen. De Kinderen van Carrolup ken den de oude stamdansen en stamliederen niet en konden daarmede dus hun verknocht heid met het land hunner voorouders niet tot uitdruk king brengen. Maar zij kregen potlood en papier. En ziet, een prachtige tuin ontlook op een vuilnishoop. Hun kunst is geen inheemse kunst, althans strikt genomen niet. Maar deze bevestigt toch hun af komst, is een symptoom van de herlevende scheppende kracht van een volk, dat eens. vóór de komst der blanken, heer en meester was in het Vijfde Werelddeel. ROME (U.P.) Een van de meest vooraanstaande Ita liaanse filmregisseurs, Dino de Laurentiis, heeft plannen be kend gemaakt om de Ameri kaanse schrijver en Nobelprijs winnaar Ernest Hemingway te engageren als hoofdrolspeler in een film, waarin hij een avon turier zou moeten uitbeelden, die zevenhonderd jaar na de beroemde Italiaanse ontdek kingsreiziger Marco Polo diens befaamde reis naar China nog eens maakt. „Hemingway is bij uitstek geschikt om het klassieke type van de moderne avonturier uit te beelden,' al dus de regisseur, die hieraan toevoegde, dat wanneer He mingway het aanbod aan vaardt, de film de schrijver terug zal brengen in het nu communistisch China, waar communisctische China, waar hij in 1942 als oorlogscorres pondent werkte. THANS KOMT het moment dat de lezer wordt uitgenodigd zich te her inneren, hoe hij indertijd op gezag van zjjn onderwijzer het doorluchtig Huis van Karei de Grote had aan te duiden. Hij diende van de Karolingen te spre ken. En de Merovingen waren de af- stammel-ingcn van de legendarische S koning Merovech. Waarmee we dan zijn aangeland bij de uitgang -ing. DIE UITGANG had in de Germaanse talen de betekenis „behorende bij" en werd later gebezigd om het begrip „zoon van" aan te duiden. Zo kon men de zoon van een Jan niet slechts Jansen noemen, maar ook Janning. Daarmee is het duidelijk dat de familienamen Gose- ling, Ilesscling, Hidding en Banning niets anders betekenen dan: 7.0011 van Gose, Hessel, Hidde en Banne, welke voornamen tot op de huidige dag voor komen. Woltering, Bruning, Heering en Lot gering zijn andere voorbeelden van patroniemen, die op deze wijze ont stonden. Ook Penning hoort er bij. Die naam heeft niets met een munt te ma ken, doch werd —7 evenals Pens af geleid van de mansvoornaam Penne, die vorige week ter sprake kwam. De doop naam Kerst heeft voor de geslachts namen Kersten en Kcrsting gezorgd. In het Saksische gedeelte van 011s land luidde die zelfde uitgang -ink. Daar vindt men dus Johannink- Wilmink, Ei- sink, Mensink, Bentinck, Teunink, Wie- sink, Hartgerink en Poppink. Het zijn zowel familienamen als de namen van erven en boerderijen, die naar de stich ter heten en niet zelden ook door latere bewoners werden aangenomen. MOGEN DE Friezen ontbreken? Stel lig niet en dit te minder omdat zij altijd hun zaken het liefst op hun eigen ma nier hebben opgeknapt. Hun oude taal heeft alle stormen weerstaan en namen uit „it heitelan" herkent men op het eerste gezicht. Om te beginnen is er de groep, die eindigt op -inga. Tjesse, Helt?, Schelte, Botte en Eise zijn namen, die nog dagelijks aan Friese knapen worden gegeven. Vandaar op de naam bordjes Tjessinga, Hettinga, Scheltinga, Bottinga en Eisinga, alle met de beteke nis: zoon van Tjesse en hoe die stoere Stanriezen nog meer hebben geheten. Om nog enkele voorbeelden van dit naamtype te noemen: Hellinga, Elzinga, Heeringa, Nanninga, Penninga, Abbing- ga en Pibenga. Later hebben de noorder lingen voor wat variatie gezorgd. Hessel Sinnes, dat is: zoon van Sinne, die onder deze naam in 1680 te Leeuwarden lecr- j ling-zilversmid werd, noemde zich Hes- sel Sinnema, toen hij het tot keurmces- ter van zijn gilde had gebracht. En Fol- kertsma werd de naam der afstamme lingen van Hans Folkertsz, die anno 1641 kerkelijk lidmaat te Ternaard werd. NAAST Scheltinga komt dus Schelte- ma voor en de buurman van Hettinga kan Hettema heten. Op deze manier ont stonden ook alweer honderden namen. Om een kleine greep te doen: Andriesma, Sjoerdsma, Sytsema, Halbertsma, Hyl- kema, Anema, Hoitsma, Hobbcma- Bins- na, Fockema, Galema, Tjepkema, Foppe. ma, Bokma, de laatste naam afgeleid van de voornaam Bokke, die elders als Bocke voorkwam en de namen Boeke en Boeken deed ontslaan. Namen, die eindigen op -scma, wijzen op een herkomst uit Groningen en zo gaat de familie Roelofsema terug tot Bcernt Roelofs, die in de zeventiende eeuw te Büjham woonde. Andere Gro ningse namen zijn Geertsema en Hoek- seina, de laatste naam ontleend aan de voornaam Hoeke, die als Hoek ook al tot familienaam werd. Al met al, Jansma is dus alweer Jan- sen, ditmaal ln noordelijke vermom- mlng. Moeilijker is de herkomst te zien in namen als Van Harinxma (tlioe Sloo- ten). Het uitgangspunt is de voornaam Hare, die leidde tot het patroniem Ha- j ring. dat gaandeweg als vornaam werd gebruikt. Het volgende stadium kwam 1" toen de zoon van een Haring zich Ha- S ringsma noemde. Tenslotte maakte de S gs plaats voor een x en kwam er voor de naam nog „van" te 6taan, omdat el- j ders de adel zich naar bezittingen noem- de. 5 J. G. DE BOER VAN DER LEY CANNES - De verrassing van het internationaal filmfestival te Cannes, dat tot 11 mei wordt gehouden, is in de eerste week een Griekse speelfilm, To Koritsi me ta Mavra (Het meisje in het zwart) van regisseur Michael Cacoyannis geweest. Misschien was het geen meesterwerk, dat we hier te zien kregen die zijn er tot nu toe nog helemaal niet bij de speelfilms in dit festival. Maar deze film van het kleine Griekenland met zijn bescheiden cinematografische industrie, toonde toch zeer grote kwaliteiten. De regisseur had het vorige jaar te Cannes reeds de aandacht op zich gevestigd door „Stella" een overigens niet zo belang rijk werk als dit. „Het meisje in het zwart" speelt op een der kleine Griekse eilanden on blijkbaar heeft een groot deel van de bevolking meegespeeld. Gezien de resultaten zou dat erop kunnen wijzen, dat de Grieken een even grote natuurlijke be gaafdheid voor het acteren als bij voorbeeld de Italianen hebben. De film vertelt een eenvoudig verhaal van plagerijen in een dorp, die een zeer tragisch einde krijgen. Dat scenario, van de regisseur zelf, is voortreffelijk gevonden, Cacoyannis draagt zijn verhaal voor in prachtige, goed-gecomponeerde beelden. De film heeft aanvankelijk een enigszins traag tempo, maar zoveel sfeer, dat men sterk geboeid blijft. Voor hoofdrollen en bijrollen heeft men uitstekende typen weten te vinden, die met sobere middelen maximale spanningen wekken. Deze film is geen favoriete voor de Grand Prix, maar ik geloof zeker, dat zij een der andere prijzen zal bemachtigen. België neemt te Cannes voor het eerst met een speelfilm deel: „Meeuwen sterven in de Haven" van de regisseurs Rik Kuypers, Ivo Michiels en Roland Verhavert de eerste Vlaamse speel film, die aan een internationaal forum wordt voorgelegd. Hoewel men hier en daar enige critiek hoorde, bij voorbeeld op het soms te langzame tempo en op het nu en dan fragmentarische karak- ler, dat nog versterkt wordt door een veelheid van stijlen, was het oordeel over deze film in het algemeen gunstig en achtten velen ook dit werk een verrassing. NOG EEN verrassing: een Japanse film, die aan het Christen dom gewijd was. „Seido no Kirisuto" (De bronzen Christus) van regisseur Minoru Shibuya vertelt hoe in vroeger eeuwen (overi gens tot in de tweede helft van de negentiende toe!) de christe nen in Japan werden vervolgd, hoe ze vroeger werden gemar teld als ze hun geloof niet wilden afzweren. Een groot deel van dit werk is traag, zoals men dat van de Japanse films gewend is, zonder dat daar bijzondere kwaliteiten tegenover staan; maar op Een beeld uit de verrassende Belgische (in het Nederlands ge sproken) speelfilm „Meeuwen sterven in de haven" zichzelf reeds is hel belangwekkend, dat de Japanners zich aan dit onderwerp wijdden. Naarmate de film echter haar climax nadert, wordt zij vol meeslepende overtuigingskracht. Gruwelijk maar prachtig zijn daar de beelden van de christenen, die, aan kruisen genageld, worden verbrand en zingende de dood ingaan. Daar is de camera voor het eerst losgekomen van de studio daar, in die opnamen in de vrije natuur, bereikte men treffende resultaten. Er zijn ter gelegenheid van het festival heel veel regisseurs en filmsterren naar Cannes gekomen. De belangstelling van het publiek gaat vooral naar enkele Amerikanen, zoals Kim Novak, Susan Hayward en Ginger Rogers uit. Voor het legertje Franse beroemdheden, die er toch óók mogen zijn, is het wel een beetje zuur. Zo kon men dezer dagen waarnemen, dat de beroemde actrice Arletty, lid van de internationale jury bovendien, langzaam met een auto reed over de feestelijke Croisette-vol-men- sen en dat niemand naar haar omkeek. Othello en Jago in de Russische verfilming van „Othello" De Russen hebben „Othello" van Shakespeare verfilmd en zij toonden dit werk met trots aan de festivalgangers. Het is iets minder film geworden dan de hier destijds bekroonde „Othello" van Orson Welles, maar het is trouwer aan Shakespeare en ge streefd is toch naar een filmische vormgeving, waarbij het dyna mische element zou overheersen. De technische verzorging is voortreffelijk en de kleuren zijn, zoals steeds bij de Russen, bij zonder mooi. De vertolking is meeslepend, maar krijgt nu en dan even het pathos, dat op het toneel meer thuishoort dan voor de zo gevoelige camera's. Onder regie van Serge Youtkevitsj speel den S. Bondartsjoek en Irne Skobtseva, samen met A. Popov als Jago, de hoodroilen. Vooral de blonde Desdemona, die hier aan wezig is als lid van een grote delegatie filmmensen uit de Sovjet unie, wordt veel gefotografeerd. DE FRANSEN hebben het festival met de kleurenfilm „Marie Antoinette" van Jean Delannoy geopend. Delannoy heeft, in samenwerking met de historicus Philippe Erlanger, een film gemaakt, die tot in details historisch verantwoord is, die prach tige scènes bevat, zeer fraai van kleur is en althans door Michèle Morgan in de titelrol en Jacques Morel als Lodewijk XVI uitstekend gespeeld wordt, maar die toch niet de allure van een meesterwerk heeft. De film wekt belangstelling, maar zij overtuigt niet helemaal. Daarop volgde van Franse zijde een werkelijk schitterende documentaire van anderhalf uur over een expeditie van de Calypso, een schip dat toegerust is voor diepzee-onderzoek. Deze film „Le Monde du Silence" van Jacques-Yves Cousteau geeft onvergetelijke beelden van die wereld op de bodem dei- zee, waarbij tot diepten werd afgedaald, welke mensen met camera's nog nooit eerder hadden bereikt. Zo ziet men opnamen van een dode walvis, die door haaien wordt verslonden (de cameraman onderzee bevond zich daarbij in een ijzeren kooi) en van filmers, die paardje rijden op reuzenschildpadden, letterlijk spelend met grote vissen enzovoorts. Deze film lijkt mij een kandidaat voor een der belangrijkste prijzen van het festival, hoewel men voorzichtig moet zijn met voorspellingen, want En geland en Italië moeten nog aan de beurt komen en onder de Italiaanse films bevindt zich „II Tetto" (Het dak) het nieuwste werk van Vittorio de Sica! India was nog niet erg op dreef met een sombere familie geschiedenis. Hongarije vertoonde „Een kleine Feestcaroussel" met enkele voortreffelijke opnamen, maar als geheel ver onder de festivalmaat. Datzelfde dient te worden gezegd van een Bul gaarse speelfilm (De zaak Protar), die één verdienste had, name lijk dat zij een lichte komedie was en daardoor voor het eerst sinds hel begin van het filmfeest de ban van de ernst brak. Bij de korte documentaires de „court métrages" zoals men hier zegt heeft het jongste werk van de Nederlandse cineast Bert Haanstra, getiteld „En de Zee was niet meeren een indruk gevend van de folklore in de streken rond de voormalige Zuiderzee, veel waardering gevonden. Dat was ook het geval met een Tsjechische documentaire over het werk van de beroemde poppenfilmer Jiri Trnka, die hier zelf aanwezig is. Men ziet hem vaak in de kleine zaal van het Festivalpaleis, waar dagelijks tientallen poppenfilms worden vertoond in een soort apart festi val, dat zeer speciale charmes heeft. JAN KOOMEN. (Vah onze correspondent te Wenen) BINNENKORT geven de Oos tenrijkse posterijen een nieu we postzegel uit ter herden king van de schrijver Anton Wildgans, die deze maand vijf enzeventig jaar geleden werd geboren en die vijfentwintig jaar geleden in de kracht van zijn jaren is gestorven. Dit wijst op de bijzondere rol, die deze grote schrijver in de ge schiedenis van de Oostenrijkse litteratuur heeft gespeeld. Wildgans behoorde tot de ge neratie van Hugo von Hof- mannsthal, Schnitzler, Joseph Roth en Hermann Bahr, die allen zonder onderscheid typi sche Oostenrijkse trekken heb ben vertoond. Geen van hen Is ln persoon en werk zo door en door Oostenrijker geweest als Wildgans. Men vindt dit overtuigend be- vestlgd ln zijn beroemde toe- spraak over „De Oostenrijkse mens. Daarin zong hij geen chauvinistisch loflied op zijn volk, doch trachtte hij veeleer een schuchtere beschrijving te geven van zijn gecompliceerde karakter vol goede eigenschap pen maar ook met veel onver mijdelijke onvolmaaktheden. Niet alleen in deze toespraak, maar ook in een groot aantal van zijn brieven kwam hij tel kens terug op dit Oostenrijkse volkskarakter, dat hij echter niet sarkastisch beschreef, zo als Hans Weigel dat in zijn jongste boek „O, du mein Os- terreich" heeft gedaan, maar waarover hij teruggetrokken en als het ware „con sordino" mediteerde, omdat hij zichzelf één wist met dit volk. Daarom schreef hij ook in een van zijn brieven: „Ik ben door en door Oostenrijker, met de trots en het heimelijke schaamtegevoel van dit mensensoort, met ver scheidene van zijn deugden en met veel van zijn fouten". Wildgans is aanvankelijk als dichter begonnen. Het dichten zat hem zo diep in het bloed, dat hij zijn gedachten oor spronkelijk alleen in verzen kon uitdrukken. Het duide lijkst komt dit tot uitdrukking in zijn boeren-epos „Kirbisch" in dichtvorm, dat niettemin zo'n sterke dramatische span ning vertoont, dat het later tot een film werd omgewerkt. Pas veel later waagde hij zich aan het drama. Gewoonlijk werden het korte toneelstukken, meest al één-acters met een sociale strekking, zoals „Armoede" én „In eeuwigheid, amen". Deze stukken, die nog altijd worden opgevoerd en die de sociale toestanden weerspiegelen uit de twintiger jaren, zijn onder meer de oorzaak geweest, waarom hij tweemaal werd uitgenodigd directeur van het Burgtheater te worden. Ofschoon hij deze taak met het grootste enthousiasme en te vens met diep verantwoorde lijkheidsbesef op zich nam, be leefde hij hier zoveel teleur stelling en tegenwerking, dat hij de eerste keer al spoedig voor deze eer (1921-1922) be dankte. Toen hij zich tien jaar later nogmaals liet overhalen en voor de tweede keer de lei ding van deze schouwburg op zich nam, ging hij er aan te gronde. Hij betaalde dit offer met zijn leven. Ondanks zijn sterke lichamelijke constitutie was hij niet bestand tegen de Intriges. Hij stierf op vijftig jarige leeftijd. Vooral na de laatste oorlog heeft Oostenrijk getracht het onrecht goed te maken, in de eerste plaats door een nieuwe kritische uitgave van zijn gehele oeuvre, dat niet alleen van grote letterkundige waarde is, maar dat tevens beschouwd kan worden als een historisch en sociaal document voor de kennis van dit be gaafde volk, dat Wildgans - ondanks de vele fouten, waar voor hij geenszins blind was - boven alles heeft liefgehad. AMSTERDAM, mei. Eigenlijk had ik het stukje van deze week willen beginnen met de opmerking: ik heb de bollen ge daan. Maar nu ik er nog eens goed over nadenk, wordt het eigenlijk bijzonder dui delijk, dat de bollen meer mij gedaan heb ben dan ik hén. Mijn vrouw heeft me achteraf verteld, dat er nog niet zo erg veel te zien was en dat ze vooral de tulpen over al had gemist, maar ik weet van niets. Ik heb een middagje autogereden. U heeft misschien ook wel een gedacht, dat het erg vermoeiend moet zijn om de Mille Miglia te rijden met een gemiddelde van honderdtwintig kilometer per uur, of de Tulpenrallye met zestig, of Indianapolis niet tweehonderdtachtig. Dat zal ook wel, maar ik geloof dat een middagje bollen- rijden in het bijzonder een middagje in een weekeinde daar gemakkelijk mee kan concurreren. Wat ik gezien heb? De achterkant van een lichtgroene Ford Pre fect, de hele middag. Telkens als wij dach ten „nu slim zijn, snel rechts af en de menigte ontlopen" en de pijl uitstaken, ging hij ook rechts af. Eén keer ben ik op zo'n moment toch rechtdoor gegaan en hem dus kwijt geraakt. Maar toen bleek vóór hem een volstrekte identieke Prefect ie zitten. Ook deze was bestuurd door óf een beginner óf een gelegenheidsrijder. Omdat hij bovendien eveneens werd voor afgegaan door drieduizend andere begin ners of gelegenheidsrijders, heeft het de hele middag grote moeite gekost om tel kens op tijd te reageren, als hij weer in kennelijke paniek remde Voor iets, dat er achteraf niet bleek te zijn geweest. Zijn remlichten, pardon hun remlichten, werk ten ook niet. Het is een inspannend mid dagje geweest. Het werd eigenlijk slechts opgelucht door het obligate kopje thee bij een éta blissement, dat mij vroeger altijd als „In 't Zingende Zwijnshoofd" is aangeduid, maar dat nu anders heet. Misschien heeft het wel altijd anders geheten. Het kopje thee en het koekje mochten van gisteren zijn, de ober was dat geenszins. Ik- klaagde over de drukte en hij zei: „Oh, het is verschrik kelijk, meneer, met die pokkenbollen. Er zijn er nog niet eens veel, ook. Moet u zelf rijden? Nou, ik beklaag u" en telde mij inmiddels de rekening voor, vermeerderd niet een niet vermelde achtentwintig per cent voor de bediening. Toen hij daar op merkzaam op werd gemaakt, zei hij dat het hom speet en daar leek het inderdaad wel op. Verder was het een enig middagje. We hebben een keer moeten tanken en bij het service-station hoefden we maar een klein kwartiertje in de rij op onze beurt staan te wachten. Toen we geen super- benzine wensten, hebben we het middagje van de benzineschenker ook nog bedorven. Maar achter ons stond een slee met Ame rikanen uit Duitsland en die hoorde ik nog net om tachtig liter super vragen. Ik hoop, dat dit hem weer wat heeft opgevrolijkt. Thuis zijn we In een oud boek van prent briefkaarten alle prentjes van de bollen velden op gaan zoeken en toen hebbe'- "e daar nog een half uurtje naar gekekc was het wel de moeite waard. Wat rus;. r ook. Alle bloemen zijn er tegelijk op de prentbriefkaarten, compleet met molens, Volendamse costuums., lachende mensen er de zon. Volgend jaar gaan we er maar eens snel met de trein doorheen. Gewoon even een retourtje naar Den Haag. A. S. H. De Kring van Draaiorgelvrienden zal in augustus te Utrecht onder de titel „Van speeldoos tot pierement" een tentoonstel ling houden, welke een zo groot mogelijke verscheidenheid zal bieden van oude en nieuwe mechanische muziekinstrumenten, zoals speeldozen, kanarie-orgeltjes, Flöten- Uhren, buiikorgeltjes, cylinderpiano's, echte draaiorgels, alsmede kleiner materiaal, zo als fluiten, beelden en andere orgelonder delen, foto's, publikaties enzovoorts. Men hoopt voor deze tentoonstelling de basis te leggen voor de oprichting van een blijvend draaiorgelmuseum.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1956 | | pagina 18