Een knappe Griekse speelfilm als verrassing
0,p htte^cLaad b-ti^iapt itu^en
ONZE NAMEN
De zoon van Jan
werd ook een
Jansma
op festival te Cannes
Oostenrijk herdenkt de schrijver Anton Wildgans
BOLLENRIJDEN
AUSTRALISCHE HALFBLOEDKINDEREN
SCHEPPEN NIEUWE KUNSTVORM
Hemingway
gevraagd
als filmacteur
Uit het noorden
Zoon van Bokkc z
Een Christelijke film uit Japan
Prachtige Franse documentaire
Speeldoos en pierement
SCHEPPENDE KUNST, wie
kan verklaren hpe deze ont
staat? Waarom en hoe ont
wikkelt zich in een land, in
een mensengroep, in een mens
een kunstvorm, die zich on
derscheidt van alle andere
kunstvormen, van alle andere
stijlen? Hoe komt Tiet, dat een
individu zich gedrongen ge
voelt om zijn gevoelens, zijn
waarnemingen, zijn herinne
ringen zodanig gestalte te ge
ven, dat zij ook anderen ont
roeren? Wij weten het niet,
kunnen het althans van de
mens uit niet verklaren. Toch
komt men herhaaldelijk voor
die vragen te staan. Toch
wordt men herhaaldelijk ge
confronteerd met dat raadsel.
Onlangs nog was dit met ons
het geval, in sterke mate zelfs,
naar aanleiding van de kunst
zinnige prestaties van een aan
tal Australische halfbloedkin
deren, in Carrolup, een in
heemse nederzetting in West-
Australië.
Niemand, die de kinderen in
vroeger jaren gekend had, be
sefte dat zij zoveel talent had
den. Pas toen zij op een goede
dag begonnen te tekenen en
hun tekeningen te kleuren,
ontdekte men dat zij jeugdige
kunstenaars van betekenis wa
ren. Die ontdekking geschied
de op de school in Carrolup en
de ontdekker in de eigenlijke
zin des woords was hun on
derwijzer, Noel White gehe
ten. Noel White bracht het
werk zijner leerlingen onder
de aandacht van kunstkenners
en kunstcritici. Het duurde
toen niet lang meer of het
werk der „Kinderen van Car
rolup" trok in West-Austra-
lië's hoofdstad Perth de aan
dacht. Na West-Australië ge
raakten de andere Australi
sche staten opgetogen en vrij
spoedig verspreidde de mare
van de ontdekking der jeugdi
ge kunstenaars zich zelfs bui
ten dit werelddeel.
Een paar Jaar geleden in
1951 vonden een aantal van
die „kinderschetsen" een
plaats1 op een Londense ten
toonstelling. Een toonaange
vend opvoedkundig blad
(„Teachers' World") wijdde
er een belangwekkende be
schouwing aan. Deze kunst-
produkten der inheemse
Australische kinderen (aldus
ongeveer het blad) doen een
groot aantal problemen rijzen
van opvoedkundige, psycholo
gische en anthropologische
aard. Ja, zij raken sommige
kernproblemen van de men
selijke beschaving. En stellig
zijn zij een uitdaging aan het
adres van sommige in de mode
zijnde theoretici op het stuk
van kunstzinnige opvoeding
met hun uitspraken over „kin
deren, die niet uitbeelden wat
zij zien".
INMIDDELS heeft Mary
Durack Miller een boek over
de kinderen van Carrolup ge
schreven. „Child artists of the
Australian bush" heet het. De
schrijfster ondervond veel
medewerking van een Engelse,
mevrouw Florence Rutter, die
heel veel heeft gedaan om de
aandacht te vestigen op de
jeugdige „Kunstenaars der
wildernis". Florence Rutter
was het ook die zorgde, dat de
school in Carrolup ingrijpend
verbeterd werd en dat de
kunstprodukten der leerlin
gen ook buiten Australië ge
ëxposeerd werden.
Mary Durack Miller is door
en door op de hoogte van alles
wat West-Australië betreft.
Zij stamt uit een geslacht van
voortrekkers. Haar voorouders
behoorden tot de eersten, die
zich drie generaties geleden
vestigden in het afgelegen
W.-Australische district Kim-
berley, waar zij opgroeide. Zij
bracht haar Jeugd door op een
veeboerderij. Zij had toen heel
veel contakt met de inboor
lingen en leerde dezen beter
kennen dan de meeste blan
ken. Zij begreep hen. Uit haar
boek spreekt een sterk mede
leven met de inheemse bevol
king, die alle houvast, ja,
soms zelfs de wil-tot-leven
verloor, nadat het land door
de blanken was bezet gewor
den. In die oude, rauwe tijd
had men maar al te vaak wei
nig oog voor de rechten van
de mens en van overwonnen
volken!
De resten en nazaten fan de
Australische .stammen, die
zich gevestigd hadden in de
nederzetting van Carrolup,
waren andere mensen dan de
nog steeds fiere, onafhanke
lijke, rondzwervende „wilde"
groepen, die men nog heden
ten dage in Kimberley aan
treft. Het volkje van Carro
lup was afgezakt tot een
armoedig bestaan aan de bui
tenrand van „provinciestad
jes". Carrolup kreeg geleide-
mevrouw Rutter als wel aan
de jeugd van Carrolup zelf
tóe. Maar mevrouw Rutter
slaagde er door haar relaties
in bij staat en maatschappij
steun te vinden om de verbe
teringen grondig door te voe
ren. Mary Durack Miller ver
telt daarover op pakkende
wijze. Zij schetst, hoe de in
boorlingen werden van vrije
jagers tot „kinderen van
staat". Zij wijst er op, welk lot
veel kinderen van Carrolup
te wachten stond, zolang er
niet ingegrepen was.
Dan komt zij te spreken over
de kunstzinnigheid dier kin
deren. Zoals wij zeiden: de
eerste stoot tot verbetering
van hun lot ging uit van de
kinderen zelf. Verveeld, een
zaam, lang vóór zonsonder-
Platen in waterverf door inheemse Australische kinderen van
dertien en veertien jaar.
lijk aan te kampen met een
nieuw probleem: Dat der half
bloeds. Een aantal jaren was
Carrolup namelijk allesbehal
ve een modelgemeenschap.
Toen mevrouw Rutter er
kwam, stelde zij vast dat
de levensomstandigheden der
jeugd van Carrolup veel te
wensen lieten. Om in die om
standigheden verbetering te
brengen, begon mevrouw Rut
ter een kruistocht. Allereerst
naar Perth, waar zoals zij
spoedig bespeurde veel be
langstelling voor de inheemse
bevolking was. Gebrek aan
geld en te weinig kennis om
trent de toestanden in Car
rolup waren de oorzaken,
dat tot dan toe geen verbe
teringen waren bewerkstel
ligd. Na mevrouw Rutters
onthullingen en activiteit
kwam er wel geld en werden
de nodige maatregelen getrof
fen.
De eer, het initiatief tot ver
betering te hebben genomen,
komt evenwel niet zozeer aan
gang verbannen naar hun
slaapzalen, vroegen zij om pa
pier en kleurkrijt. Dit werd
hun verstrekt. Tevens kregen
zij toestemming om het klas
lokaal in hun vrije tijd te ge
bruiken om te tekenen en te
kleuren. Op een goede dag
kwam er een nieuw onderwij
zer, Noel White geheten, die
getroffen werd door wat de
kinderen maakten en er on
middellijk een grote belang
stelling voor koesterde. Hij
moedigde de jeugdige te
kenaars aan en stelde hen in
de gelegenheid .om buiten de
natuur te bestuderen. Hij pro
beerde echter niet en dit
was erg belangrijk om ze
te leren tekenen. Hij liet de
kinderen zich in volle vrij
heid ontplooien, want hij be
greep, dat daar in Carrolup
iets nieuws bezig was te ont
staan.
VRIJWEL alle tekeningen
en gekleurde schetsen uit de
„School van Carrolup" zijn ju
weeltjes! Het werk onder
scheidt zich door een uiterst
sterk ontwikkeld gevoel voor
kleurnuances. Plet verschilt
wezenlijk van alles, wat blan
ke kinderen maken. Als men
het werk bekijkt, wordt het
duidelijk, dat slechts kinderen
met een lange reeks voor
ouders, bij wie kennis van de
wildernis als het ware in het
bloed zat, zoiets kunnen ma
ken. Veelal zijn de „produk-
ten" der scholieren van Car
rolup zelfs ontroerend. Men
proeft er de wildernis in. Men
vindt er de geheimzinnige na
tuurkennis en oeroude „to
venarij" in terug, die deel uit
maken van het wezen en de
cultuur der Australische in
boorlingen. Kortom, de scholie
ren van Carrolup hebben het
leven en de natuur op heter
daad betrapt en vervolgens
vastgelegd in scherpe lijnen en
tere kleuren. Zo nu en dan lijkt
het, alsof er Oost-Aziatische
invloeden aan het werk zijn
geweest, want sommige teke
ningen doen enigszins denken
aan Japanse houtsneden.
Noel White begreep, toen hij
de tekeningen voor het eerst
zag, dadelijk, dat zijn leerlin
gen „bijzonder" waren. Hij
moedigde hen aan om veel te
praten met de volbloed-in
boorlingen, die nog in de
streek van Carrolup wonen.
Tot aan zijn komst hadden
veel blanken op die ..zwart
jes" neergezien als op wezens
van lager orde. Doch die half
bloedkinderen leerden van
hun eigen volk (schrijft Mary
Durack Miller) wat geen blan
ke hen had kunnen leren: een
diep begrip voor land en le
ven, gevoel voor de wondere
schoonheid der natuur en
voor de geheimzinnige achter
gronden van de primitieve
magie. Voorts danken wij
en ook dit is erg belangrijk
aan de „Kinderen van Car
rolup" een nieuw argument
voor de wijsheid, dat er geen
vuilnisbak der mensheid be
staat. Want zo de Mens die
kinderen al in de steek had
gelaten, God en de natuur de
den zulks niet. Ook zij bleken
te zijn nazaten van de men
sen uit de Droomtijd, zoals de
Australische inboorlingen de
scheppingsperiode noemen. De
Kinderen van Carrolup ken
den de oude stamdansen en
stamliederen niet en konden
daarmede dus hun verknocht
heid met het land hunner
voorouders niet tot uitdruk
king brengen. Maar zij kregen
potlood en papier. En ziet, een
prachtige tuin ontlook op een
vuilnishoop. Hun kunst is
geen inheemse kunst, althans
strikt genomen niet. Maar
deze bevestigt toch hun af
komst, is een symptoom van
de herlevende scheppende
kracht van een volk, dat eens.
vóór de komst der blanken,
heer en meester was in het
Vijfde Werelddeel.
ROME (U.P.) Een van de
meest vooraanstaande Ita
liaanse filmregisseurs, Dino de
Laurentiis, heeft plannen be
kend gemaakt om de Ameri
kaanse schrijver en Nobelprijs
winnaar Ernest Hemingway te
engageren als hoofdrolspeler in
een film, waarin hij een avon
turier zou moeten uitbeelden,
die zevenhonderd jaar na de
beroemde Italiaanse ontdek
kingsreiziger Marco Polo diens
befaamde reis naar China nog
eens maakt. „Hemingway is
bij uitstek geschikt om het
klassieke type van de moderne
avonturier uit te beelden,' al
dus de regisseur, die hieraan
toevoegde, dat wanneer He
mingway het aanbod aan
vaardt, de film de schrijver
terug zal brengen in het nu
communistisch China, waar
communisctische China, waar
hij in 1942 als oorlogscorres
pondent werkte.
THANS KOMT het moment dat de
lezer wordt uitgenodigd zich te her
inneren, hoe hij indertijd op gezag van
zjjn onderwijzer het doorluchtig Huis
van Karei de Grote had aan te duiden.
Hij diende van de Karolingen te spre
ken. En de Merovingen waren de af-
stammel-ingcn van de legendarische S
koning Merovech. Waarmee we dan zijn
aangeland bij de uitgang -ing.
DIE UITGANG had in de Germaanse
talen de betekenis „behorende bij" en
werd later gebezigd om het begrip „zoon
van" aan te duiden. Zo kon men de
zoon van een Jan niet slechts Jansen
noemen, maar ook Janning. Daarmee is
het duidelijk dat de familienamen Gose-
ling, Ilesscling, Hidding en Banning
niets anders betekenen dan: 7.0011 van
Gose, Hessel, Hidde en Banne, welke
voornamen tot op de huidige dag voor
komen.
Woltering, Bruning, Heering en Lot
gering zijn andere voorbeelden van
patroniemen, die op deze wijze ont
stonden. Ook Penning hoort er bij. Die
naam heeft niets met een munt te ma
ken, doch werd —7 evenals Pens af
geleid van de mansvoornaam Penne, die
vorige week ter sprake kwam. De doop
naam Kerst heeft voor de geslachts
namen Kersten en Kcrsting gezorgd. In
het Saksische gedeelte van 011s land
luidde die zelfde uitgang -ink. Daar
vindt men dus Johannink- Wilmink, Ei-
sink, Mensink, Bentinck, Teunink, Wie-
sink, Hartgerink en Poppink. Het zijn
zowel familienamen als de namen van
erven en boerderijen, die naar de stich
ter heten en niet zelden ook door latere
bewoners werden aangenomen.
MOGEN DE Friezen ontbreken? Stel
lig niet en dit te minder omdat zij altijd
hun zaken het liefst op hun eigen ma
nier hebben opgeknapt. Hun oude taal
heeft alle stormen weerstaan en namen
uit „it heitelan" herkent men op het
eerste gezicht. Om te beginnen is er de
groep, die eindigt op -inga. Tjesse,
Helt?, Schelte, Botte en Eise zijn namen,
die nog dagelijks aan Friese knapen
worden gegeven. Vandaar op de naam
bordjes Tjessinga, Hettinga, Scheltinga,
Bottinga en Eisinga, alle met de beteke
nis: zoon van Tjesse en hoe die stoere
Stanriezen nog meer hebben geheten.
Om nog enkele voorbeelden van dit
naamtype te noemen: Hellinga, Elzinga,
Heeringa, Nanninga, Penninga, Abbing-
ga en Pibenga. Later hebben de noorder
lingen voor wat variatie gezorgd. Hessel
Sinnes, dat is: zoon van Sinne, die onder
deze naam in 1680 te Leeuwarden lecr-
j ling-zilversmid werd, noemde zich Hes-
sel Sinnema, toen hij het tot keurmces-
ter van zijn gilde had gebracht. En Fol-
kertsma werd de naam der afstamme
lingen van Hans Folkertsz, die anno
1641 kerkelijk lidmaat te Ternaard werd.
NAAST Scheltinga komt dus Schelte-
ma voor en de buurman van Hettinga
kan Hettema heten. Op deze manier ont
stonden ook alweer honderden namen.
Om een kleine greep te doen: Andriesma,
Sjoerdsma, Sytsema, Halbertsma, Hyl-
kema, Anema, Hoitsma, Hobbcma- Bins-
na, Fockema, Galema, Tjepkema, Foppe.
ma, Bokma, de laatste naam afgeleid
van de voornaam Bokke, die elders als
Bocke voorkwam en de namen Boeke
en Boeken deed ontslaan.
Namen, die eindigen op -scma, wijzen
op een herkomst uit Groningen en zo
gaat de familie Roelofsema terug tot
Bcernt Roelofs, die in de zeventiende
eeuw te Büjham woonde. Andere Gro
ningse namen zijn Geertsema en Hoek-
seina, de laatste naam ontleend aan de
voornaam Hoeke, die als Hoek ook al
tot familienaam werd.
Al met al, Jansma is dus alweer Jan-
sen, ditmaal ln noordelijke vermom-
mlng. Moeilijker is de herkomst te zien
in namen als Van Harinxma (tlioe Sloo-
ten). Het uitgangspunt is de voornaam
Hare, die leidde tot het patroniem Ha- j
ring. dat gaandeweg als vornaam werd
gebruikt. Het volgende stadium kwam
1" toen de zoon van een Haring zich Ha- S
ringsma noemde. Tenslotte maakte de
S gs plaats voor een x en kwam er voor
de naam nog „van" te 6taan, omdat el-
j ders de adel zich naar bezittingen noem-
de. 5
J. G. DE BOER VAN DER LEY
CANNES - De verrassing van het internationaal filmfestival
te Cannes, dat tot 11 mei wordt gehouden, is in de eerste week
een Griekse speelfilm, To Koritsi me ta Mavra (Het meisje in het
zwart) van regisseur Michael Cacoyannis geweest. Misschien was
het geen meesterwerk, dat we hier te zien kregen die zijn er
tot nu toe nog helemaal niet bij de speelfilms in dit festival.
Maar deze film van het kleine Griekenland met zijn bescheiden
cinematografische industrie, toonde toch zeer grote kwaliteiten.
De regisseur had het vorige jaar te Cannes reeds de aandacht
op zich gevestigd door „Stella" een overigens niet zo belang
rijk werk als dit. „Het meisje in het zwart" speelt op een der
kleine Griekse eilanden on blijkbaar heeft een groot deel van
de bevolking meegespeeld. Gezien de resultaten zou dat erop
kunnen wijzen, dat de Grieken een even grote natuurlijke be
gaafdheid voor het acteren als bij voorbeeld de Italianen hebben.
De film vertelt een eenvoudig verhaal van plagerijen in een
dorp, die een zeer tragisch einde krijgen. Dat scenario, van de
regisseur zelf, is voortreffelijk gevonden, Cacoyannis draagt zijn
verhaal voor in prachtige, goed-gecomponeerde beelden. De film
heeft aanvankelijk een enigszins traag tempo, maar zoveel sfeer,
dat men sterk geboeid blijft. Voor hoofdrollen en bijrollen heeft
men uitstekende typen weten te vinden, die met sobere middelen
maximale spanningen wekken. Deze film is geen favoriete voor
de Grand Prix, maar ik geloof zeker, dat zij een der andere
prijzen zal bemachtigen.
België neemt te Cannes voor het eerst met een speelfilm deel:
„Meeuwen sterven in de Haven" van de regisseurs Rik Kuypers,
Ivo Michiels en Roland Verhavert de eerste Vlaamse speel
film, die aan een internationaal forum wordt voorgelegd. Hoewel
men hier en daar enige critiek hoorde, bij voorbeeld op het soms
te langzame tempo en op het nu en dan fragmentarische karak-
ler, dat nog versterkt wordt door een veelheid van stijlen, was
het oordeel over deze film in het algemeen gunstig en achtten
velen ook dit werk een verrassing.
NOG EEN verrassing: een Japanse film, die aan het Christen
dom gewijd was. „Seido no Kirisuto" (De bronzen Christus) van
regisseur Minoru Shibuya vertelt hoe in vroeger eeuwen (overi
gens tot in de tweede helft van de negentiende toe!) de christe
nen in Japan werden vervolgd, hoe ze vroeger werden gemar
teld als ze hun geloof niet wilden afzweren. Een groot deel van
dit werk is traag, zoals men dat van de Japanse films gewend is,
zonder dat daar bijzondere kwaliteiten tegenover staan; maar op
Een beeld uit de verrassende Belgische (in het Nederlands ge
sproken) speelfilm „Meeuwen sterven in de haven"
zichzelf reeds is hel belangwekkend, dat de Japanners zich aan
dit onderwerp wijdden. Naarmate de film echter haar climax
nadert, wordt zij vol meeslepende overtuigingskracht. Gruwelijk
maar prachtig zijn daar de beelden van de christenen, die, aan
kruisen genageld, worden verbrand en zingende de dood ingaan.
Daar is de camera voor het eerst losgekomen van de studio
daar, in die opnamen in de vrije natuur, bereikte men treffende
resultaten.
Er zijn ter gelegenheid van het festival
heel veel regisseurs en filmsterren naar
Cannes gekomen. De belangstelling van
het publiek gaat vooral naar enkele
Amerikanen, zoals Kim Novak, Susan
Hayward en Ginger Rogers uit. Voor
het legertje Franse beroemdheden, die
er toch óók mogen zijn, is het wel een
beetje zuur. Zo kon men dezer dagen
waarnemen, dat de beroemde actrice
Arletty, lid van de internationale jury
bovendien, langzaam met een auto reed
over de feestelijke Croisette-vol-men-
sen en dat niemand naar haar omkeek.
Othello en Jago in de Russische verfilming van „Othello"
De Russen hebben „Othello" van Shakespeare verfilmd en zij
toonden dit werk met trots aan de festivalgangers. Het is iets
minder film geworden dan de hier destijds bekroonde „Othello"
van Orson Welles, maar het is trouwer aan Shakespeare en ge
streefd is toch naar een filmische vormgeving, waarbij het dyna
mische element zou overheersen. De technische verzorging is
voortreffelijk en de kleuren zijn, zoals steeds bij de Russen, bij
zonder mooi. De vertolking is meeslepend, maar krijgt nu en dan
even het pathos, dat op het toneel meer thuishoort dan voor de
zo gevoelige camera's. Onder regie van Serge Youtkevitsj speel
den S. Bondartsjoek en Irne Skobtseva, samen met A. Popov als
Jago, de hoodroilen. Vooral de blonde Desdemona, die hier aan
wezig is als lid van een grote delegatie filmmensen uit de Sovjet
unie, wordt veel gefotografeerd.
DE FRANSEN hebben het festival met de kleurenfilm „Marie
Antoinette" van Jean Delannoy geopend. Delannoy heeft, in
samenwerking met de historicus Philippe Erlanger, een film
gemaakt, die tot in details historisch verantwoord is, die prach
tige scènes bevat, zeer fraai van kleur is en althans door
Michèle Morgan in de titelrol en Jacques Morel als Lodewijk
XVI uitstekend gespeeld wordt, maar die toch niet de allure
van een meesterwerk heeft. De film wekt belangstelling, maar
zij overtuigt niet helemaal.
Daarop volgde van Franse zijde een werkelijk schitterende
documentaire van anderhalf uur over een expeditie van de
Calypso, een schip dat toegerust is voor diepzee-onderzoek. Deze
film „Le Monde du Silence" van Jacques-Yves Cousteau
geeft onvergetelijke beelden van die wereld op de bodem dei-
zee, waarbij tot diepten werd afgedaald, welke mensen met
camera's nog nooit eerder hadden bereikt. Zo ziet men opnamen
van een dode walvis, die door haaien wordt verslonden (de
cameraman onderzee bevond zich daarbij in een ijzeren kooi) en
van filmers, die paardje rijden op reuzenschildpadden, letterlijk
spelend met grote vissen enzovoorts. Deze film lijkt mij een
kandidaat voor een der belangrijkste prijzen van het festival,
hoewel men voorzichtig moet zijn met voorspellingen, want En
geland en Italië moeten nog aan de beurt komen en onder de
Italiaanse films bevindt zich „II Tetto" (Het dak) het nieuwste
werk van Vittorio de Sica!
India was nog niet erg op dreef met een sombere familie
geschiedenis. Hongarije vertoonde „Een kleine Feestcaroussel"
met enkele voortreffelijke opnamen, maar als geheel ver onder
de festivalmaat. Datzelfde dient te worden gezegd van een Bul
gaarse speelfilm (De zaak Protar), die één verdienste had, name
lijk dat zij een lichte komedie was en daardoor voor het eerst
sinds hel begin van het filmfeest de ban van de ernst brak.
Bij de korte documentaires de „court métrages" zoals men
hier zegt heeft het jongste werk van de Nederlandse cineast
Bert Haanstra, getiteld „En de Zee was niet meeren een
indruk gevend van de folklore in de streken rond de voormalige
Zuiderzee, veel waardering gevonden. Dat was ook het geval met
een Tsjechische documentaire over het werk van de beroemde
poppenfilmer Jiri Trnka, die hier zelf aanwezig is. Men ziet hem
vaak in de kleine zaal van het Festivalpaleis, waar dagelijks
tientallen poppenfilms worden vertoond in een soort apart festi
val, dat zeer speciale charmes heeft.
JAN KOOMEN.
(Vah onze correspondent
te Wenen)
BINNENKORT geven de Oos
tenrijkse posterijen een nieu
we postzegel uit ter herden
king van de schrijver Anton
Wildgans, die deze maand vijf
enzeventig jaar geleden werd
geboren en die vijfentwintig
jaar geleden in de kracht van
zijn jaren is gestorven. Dit
wijst op de bijzondere rol, die
deze grote schrijver in de ge
schiedenis van de Oostenrijkse
litteratuur heeft gespeeld.
Wildgans behoorde tot de ge
neratie van Hugo von Hof-
mannsthal, Schnitzler, Joseph
Roth en Hermann Bahr, die
allen zonder onderscheid typi
sche Oostenrijkse trekken heb
ben vertoond. Geen van hen
Is ln persoon en werk zo door
en door Oostenrijker geweest
als Wildgans.
Men vindt dit overtuigend be-
vestlgd ln zijn beroemde toe-
spraak over „De Oostenrijkse
mens. Daarin zong hij geen
chauvinistisch loflied op zijn
volk, doch trachtte hij veeleer
een schuchtere beschrijving te
geven van zijn gecompliceerde
karakter vol goede eigenschap
pen maar ook met veel onver
mijdelijke onvolmaaktheden.
Niet alleen in deze toespraak,
maar ook in een groot aantal
van zijn brieven kwam hij tel
kens terug op dit Oostenrijkse
volkskarakter, dat hij echter
niet sarkastisch beschreef, zo
als Hans Weigel dat in zijn
jongste boek „O, du mein Os-
terreich" heeft gedaan, maar
waarover hij teruggetrokken
en als het ware „con sordino"
mediteerde, omdat hij zichzelf
één wist met dit volk. Daarom
schreef hij ook in een van zijn
brieven: „Ik ben door en door
Oostenrijker, met de trots en
het heimelijke schaamtegevoel
van dit mensensoort, met ver
scheidene van zijn deugden en
met veel van zijn fouten".
Wildgans is aanvankelijk als
dichter begonnen. Het dichten
zat hem zo diep in het bloed,
dat hij zijn gedachten oor
spronkelijk alleen in verzen
kon uitdrukken. Het duide
lijkst komt dit tot uitdrukking
in zijn boeren-epos „Kirbisch"
in dichtvorm, dat niettemin
zo'n sterke dramatische span
ning vertoont, dat het later tot
een film werd omgewerkt. Pas
veel later waagde hij zich aan
het drama. Gewoonlijk werden
het korte toneelstukken, meest
al één-acters met een sociale
strekking, zoals „Armoede" én
„In eeuwigheid, amen". Deze
stukken, die nog altijd worden
opgevoerd en die de sociale
toestanden weerspiegelen uit
de twintiger jaren, zijn onder
meer de oorzaak geweest,
waarom hij tweemaal werd
uitgenodigd directeur van het
Burgtheater te worden.
Ofschoon hij deze taak met het
grootste enthousiasme en te
vens met diep verantwoorde
lijkheidsbesef op zich nam, be
leefde hij hier zoveel teleur
stelling en tegenwerking, dat
hij de eerste keer al spoedig
voor deze eer (1921-1922) be
dankte. Toen hij zich tien jaar
later nogmaals liet overhalen
en voor de tweede keer de lei
ding van deze schouwburg op
zich nam, ging hij er aan te
gronde. Hij betaalde dit offer
met zijn leven. Ondanks zijn
sterke lichamelijke constitutie
was hij niet bestand tegen de
Intriges. Hij stierf op vijftig
jarige leeftijd. Vooral na de
laatste oorlog heeft Oostenrijk
getracht het onrecht goed te
maken, in de eerste plaats door
een nieuwe kritische uitgave
van zijn gehele oeuvre, dat niet
alleen van grote letterkundige
waarde is, maar dat tevens
beschouwd kan worden als een
historisch en sociaal document
voor de kennis van dit be
gaafde volk, dat Wildgans -
ondanks de vele fouten, waar
voor hij geenszins blind was -
boven alles heeft liefgehad.
AMSTERDAM, mei. Eigenlijk had ik
het stukje van deze week willen beginnen
met de opmerking: ik heb de bollen ge
daan. Maar nu ik er nog eens goed over
nadenk, wordt het eigenlijk bijzonder dui
delijk, dat de bollen meer mij gedaan heb
ben dan ik hén. Mijn vrouw heeft me
achteraf verteld, dat er nog niet zo erg veel
te zien was en dat ze vooral de tulpen over
al had gemist, maar ik weet van niets. Ik
heb een middagje autogereden.
U heeft misschien ook wel een gedacht, dat
het erg vermoeiend moet zijn om de Mille
Miglia te rijden met een gemiddelde van
honderdtwintig kilometer per uur, of de
Tulpenrallye met zestig, of Indianapolis
niet tweehonderdtachtig. Dat zal ook wel,
maar ik geloof dat een middagje bollen-
rijden in het bijzonder een middagje in
een weekeinde daar gemakkelijk mee
kan concurreren. Wat ik gezien heb? De
achterkant van een lichtgroene Ford Pre
fect, de hele middag. Telkens als wij dach
ten „nu slim zijn, snel rechts af en de
menigte ontlopen" en de pijl uitstaken,
ging hij ook rechts af. Eén keer ben ik op
zo'n moment toch rechtdoor gegaan en
hem dus kwijt geraakt. Maar toen bleek
vóór hem een volstrekte identieke Prefect
ie zitten. Ook deze was bestuurd door óf
een beginner óf een gelegenheidsrijder.
Omdat hij bovendien eveneens werd voor
afgegaan door drieduizend andere begin
ners of gelegenheidsrijders, heeft het de
hele middag grote moeite gekost om tel
kens op tijd te reageren, als hij weer in
kennelijke paniek remde Voor iets, dat er
achteraf niet bleek te zijn geweest. Zijn
remlichten, pardon hun remlichten, werk
ten ook niet. Het is een inspannend mid
dagje geweest.
Het werd eigenlijk slechts opgelucht
door het obligate kopje thee bij een éta
blissement, dat mij vroeger altijd als „In 't
Zingende Zwijnshoofd" is aangeduid, maar
dat nu anders heet. Misschien heeft het wel
altijd anders geheten. Het kopje thee en
het koekje mochten van gisteren zijn, de
ober was dat geenszins. Ik- klaagde over de
drukte en hij zei: „Oh, het is verschrik
kelijk, meneer, met die pokkenbollen. Er
zijn er nog niet eens veel, ook. Moet u zelf
rijden? Nou, ik beklaag u" en telde mij
inmiddels de rekening voor, vermeerderd
niet een niet vermelde achtentwintig per
cent voor de bediening. Toen hij daar op
merkzaam op werd gemaakt, zei hij dat het
hom speet en daar leek het inderdaad
wel op.
Verder was het een enig middagje. We
hebben een keer moeten tanken en bij het
service-station hoefden we maar een
klein kwartiertje in de rij op onze beurt
staan te wachten. Toen we geen super-
benzine wensten, hebben we het middagje
van de benzineschenker ook nog bedorven.
Maar achter ons stond een slee met Ame
rikanen uit Duitsland en die hoorde ik nog
net om tachtig liter super vragen. Ik hoop,
dat dit hem weer wat heeft opgevrolijkt.
Thuis zijn we In een oud boek van prent
briefkaarten alle prentjes van de bollen
velden op gaan zoeken en toen hebbe'- "e
daar nog een half uurtje naar gekekc
was het wel de moeite waard. Wat rus;. r
ook. Alle bloemen zijn er tegelijk op de
prentbriefkaarten, compleet met molens,
Volendamse costuums., lachende mensen
er de zon.
Volgend jaar gaan we er maar eens snel
met de trein doorheen. Gewoon even een
retourtje naar Den Haag.
A. S. H.
De Kring van Draaiorgelvrienden zal in
augustus te Utrecht onder de titel „Van
speeldoos tot pierement" een tentoonstel
ling houden, welke een zo groot mogelijke
verscheidenheid zal bieden van oude en
nieuwe mechanische muziekinstrumenten,
zoals speeldozen, kanarie-orgeltjes, Flöten-
Uhren, buiikorgeltjes, cylinderpiano's, echte
draaiorgels, alsmede kleiner materiaal, zo
als fluiten, beelden en andere orgelonder
delen, foto's, publikaties enzovoorts. Men
hoopt voor deze tentoonstelling de basis te
leggen voor de oprichting van een blijvend
draaiorgelmuseum.