DE LAATSTE „COMMUNARD"
RESPECTABELE ROMAN
VAN HUBERT LAMPO
stierf in 1942 in Siberië
De oude strijd tegen
Thuis reizen
de nieuwe gedachte
De Duivel en de Maagd"
Einde der hegemonie
van Serge Lifar
Hij bleef solidair met zijn
medestrijders
ONZE PUZZEL
NIEUWE BOEKEN
fx tn zakformaat
Première nieuw ballet
van Jack Carter
99
HOE MEN OOK OVER „De Duivel en de Maagd" de jongste (bij Stols versche
nen) roman van Hubert Lampo mag oordelen, men zal respect moeten hebben voor
de moed, waarmee hij zijn krachten gemeten heeft met een stof het „thema" der
thema's die zovele prominenten heeft aangespoord tot de hoogste inzet van hun
scheppend vermogen: de mens „op het scherp van het mes tussen verdoemenis en ge
nade". Het kan niet anders, of een auteur als hij, die in zijn veelsoortig vroeger werk
blijk heeft gegeven van een zo grote mate van verantwoordelijkheidsgevoel, moet er
zich zeer wel van bewust zijn geweest, wat hij op zijn schouders laadde, toen hij de
Satan nóg eens in mensengedaante opriep om hem in een „historische" roman tegen
over de verschijning der volstrekte onschuld, tegenover Jeanne d'Arc, te plaatsen.
Jtefó&uRfiAL/
JA, veel moed, veel innerlijke gedreven
heid, moet er voor nodig zijn geweest om
na Goethe, Thomas Mann, Valéry en Sar
tre, na „Faust" en „Dokter Faustus", na
„Mon Faust" en „Le diable et le bon Dieu".
het Mefistofelische pact te vernieuwen, Dii-
rers „Ridder, dood en duivel" in levenden
lijve te doen herverschijnen - in een histo
risch tafereel weliswaar, maar onder een
belichting dan toch, waarvan men moeilijk
de prangend-actuele strekking zal kun
nen ontkennen. Schrijvend over Jeanne
d'Arc en haar wapenbroeder Gilles de Rais,
over duivelskunst en de macht van de
boze, over een geschonden wereld en het
menselijk tekort, heeft hij in een histori
sche vermomming over déze wereld ge
schreven: over óns tekort in dit tijdsbestek.
De Maagd was zijn inzet,,zoals zijzelve
een hulpeloze inzet was van een demonisch
verraad aan het goddelijk beginsel van het
goede. Lampo heeft (met de alleszins ge
oorloofde vrijheid van de romancier) aan
haar trouwe medestrijder, aan Gilles Baron
de Rais, Maarschalk van Frankrijk, tevens
haar heimelijke minnaar, de rol toebedeeld
het kwaad, aangedaan, te wreken. Hij is
getuige geweest van haar verfoeilijke te
rechtstelling, die God noch mens verhin
derde. Hij heeft de massa gadegeslagen
die lijdelijk toekeek, de onschuld in infer
nale vlammen zien opgaan, de boze zien
triumferen. Sindsdien gelooft hij aan de
oppermacht van het kwaad, van de anti-
krist, van de duivel. Met walging heeft
God zich - gelooft hij - „van een verwor
den wereld afgekeerd" en haar prijsgege
ven aan de nacht, de vernietiging, de dood.
Dat is zijn „averechtse zekerheid", zijn mo-
raad van de immoraliteit: met het opperste
kwaad zal hij zich op het kwaad wreken.
Gilles - de verpersoonlijking van de
mens die zich voor de uiterste keuze ziet
gesteld - trekt de duivelse consequentie uit
het onvermogen tot het goede: hij gelooft
voortaan aan het alvermogen van het
kwaad. Men kan niet God dienen en hei
melijk de duivel de hand reiken. Men moet
kiezen: God of duivel. Hij kiest, onvoor
waardelijk. Niet dat hij de duivel met
Beëlzebub wil uitdrijven. De perfide wrok
wordt zijn drijfkracht, de rancune zijn le
vensbeginsel, het ressentiment zijn heils
leer - en men denkt al lezende aan een zeer
nabij verleden. Men denkt zelfs aan be
paalde aspecten van het heden.
„Niet de alledaagse boosaardigheid van
de mensen volstaat om de muur neer te ha
len, die ons scheidt van het rijk van de
nacht", overweegt Gilles. Niet een gaster-
mis", een obscene cultus van edelman,
burger en boer ter ere van een „vergulde
Belial" - zoals hij deze heeft zien celebre
ren in een schaamteloos-geprofaneerde
Dionysosroes - is genoeg om de zonde ten
top te voeren en in de opperste zonde het
v ereldgeheimenis te doorgronden. Gilles de
Rais, eens ridder ln de legioenen van de
Maagd, heeft zich opgeworpen als de Lu-
ciferische mens, die uit onmacht tot God en
in een wanhopige vrees voor de zinledig
heid van een godverlaten wereld zich tot
de duivel heeft bekeerd, vluchtend voor
zijn eenzaamheid, zijn ontworteling, zijn
„vrijheid". Voor zijn „existentiële situatie",
Teruggetrokken in zijn roofridderkasteel,
omringd door meesters der zwarte magie,
die hem met hun heksenkunst de steen der
wijzen, het levenselixer moeten verschaf
fen, begaat hij met een diabolisch-wreed-
aardige koelbloedigheid misdaden, die elke
verbeelding tarten. „Een kluizenaar" -
noemt hij zich in deze gedenkschriften, in
deze levensbiecht, die hij kort voor zijn
terechtstelling te boek stelt; „een kluize
naar, vervuld met duizendvoudige twijfel",
bereid tot het gruwelijkste, maar heime
lijk hunkerend naar de afgezworen god
van zijn kinderjaren. Eens - meent hij - zal
hij „de wereld verstomd doen staan, een
wereld die de duivel aanbidt, doch het niet
durft te erkennen". En onheilspellend-pro-
fetisch wordt hij, zodra hij in een satanisch
visioen de toekomst ziet: „Als in de Apoca
lyps staat de nachtelijk hemel in een ver
blindende gloed en is vol van het brullen
van een onbekend vuurspuwend gevogel
te.... En overal is de dood, almachtig als
een god boven de puinen en de graven
Als een heksenmeester, een wichelaar,
een satanist, een kinderdief en een lust
moordenaar heeft hij God verzocht. Als een
satansvorst zich boven wet en gezag ver
heven wanend, is hij zijn gevang tegemoet
gereden en lasterend heeft hij zijn wereld
lijke en kerkelijke rechters gehoond. Des
ondanks geschiedt het wonder. Als een
christen betreedt hij de brandstapel.
EEN ROMAN, zo stoutmoedig opgezet,
een roman, die de greep waagt naar een
onderwerp van zo'n grootse strekking, van
zo'n actuele betekenis bovendien, mag,
dunkt me, hier en daar te kort schieten,
getoetst aan het voortreffelijke, dat zich
onvermijdelijk ter vergelijking opdringt.
Zelfs mag zijn structuur herinneringen op
roepen aan een werk van recente datum
(aan „Een vinger op de lippen" van Pierre
H. Dubois) zonder dat daarmee de zede
lijke ernst van zijn inhoud, de ongemene
stilistische verdiensten van zijn auteur, de
oorspronkelijkheid van diens visie, schade
lijdt. Dit boek bevat - detailcritiek ter
zijde gelaten - ettelijke uitnemende, diep
aangrijpende passages, die tot het aller
beste behoren, dat het Vlaamse proza der
laatste jaren heeft opgeleverd. Dat in de
katharsis aan het slot de geweldige draag
kracht der strekking zich onvoldoende aan
de woorden kon meedelen, kan een be
wonderaar van Lampo als ik alleen maar
betreuren. C. J. E. jpiNAUX
VAKANTIESPREIDING zou een schone
zaak zijn, dunkt me, als men zijn vrije da
gen kon regelen naar de distributie van het
schaarse artikel zonneschijn. Nu wij
minister Beyen is, als ik het wel heb, tot
deze verrassende ontdekking gekomen
over veel meer buitenland kunnen beschik
ken dan enige andere nationaliteit, Luxem
burg en Monaco niet meegerekend, is het
geen wonder dat vele Nederlanders het
goede weer aan gene zijde van de grenzen
zoeken. Holland mag zich immers met
recht een waterland noemen: vrijwel aLle
vakanties vallen hier in het water. Men
kan het ook omgekeerd zeggen: vrijwel al
het water valt hier in de vakanties, maar
van Waesberghe,
P. Heuwekemeijer,
HEEFT een nieuwe muziek, of liever een
nieuw muziekgevoeL, het oude ooit zonder
tegenstand verdrongen? Ik geloof het niet,
want dit is een geestelijke botsing, die sa
menhangt met de menselijke natuur, met
de tegenstellingen tussen jong en oud, tus
sen behoudend en vooruitstrevend. Het
verslag van een bij
eenkomst, op 13
maart gehouden in
het Concertgebouw te
Amsterdam door de
Vereniging van Con
certgebouwvrienden,
bewijst weer, dat de
tijden mogen veran
deren, maar dat de
mens in dit opzicht
dezelfde blijft. Een
forum, gevormd dooi
de heren mr. W. S.
Schokking, prof. dr. E. Reeser, Marius
Flothuis, dr. J. Smits
Hans Henkemans en
wisselde daar van gedachten over het
vraagstuk van de moderne muziek op de
programma's van het Concertgebouw-
Orkest en beantwoordde de vragen, die de
overige aanwezigen stelden. Uit het ver
slag, in het aprilnummer van „Preludium"
orgaan der Vereniging opgenomen,
blijkt dat er onder de abonnees van de
concerten nogal ontevredenen waren over
de keuze van sommige moderne werken op
de orkestprogramma's. Vooral het Viool
concert van Arnold Schönberg, uitgevoerd
in de loop van het laatste seizoen, had
velen verontrust. Ik vermoed, dat de door
dit werk veroorzaakte oppositie, wel de
doorslag zal hebben gegeven tot het beleg
gen der samenkomst.
Misschien herinnert men zich, dat ik al
eerder in deze rubriek (op 11 februari)
enige beschouwingen aan Schönbergs werk
heb gewijd. Ik besloot die met de woorden:
„Ik kan er het respectabel werkstuk van
een zeer bijzonder man in zien, maar als
muziek doet het mij aan als een tragische
eurositeit". Men zou hieruit kunnen lezen,
dat ik het met de oppositie eens ben. Maar
dan haast ik mij toch te verklaren dat dit
niet het geval is. Omdat ik meen, dat er een
misverstand heerst bij de protesterende
abonnees. Alvorens een abonnement te ne
men op de concerten van representatieve
orkesten, ik noem nu maar het Concertge
bouw-Orkest, is het nodig te overwegen,
dat men zich hiermee niet verzekert louter
muziek te zullen horen, die men mooi,
prachtig of verrukkelijk vindt. Dat kan
eenvoudig niet. Int dat geval neme men,
als een aantrekkelijk programma wordt
aangekondigd, losse kaarten. Een orkest,
door de overheid gesubsidieerd voor zijn
culturele arbeid, kan deze taak slechts ver
vullen door een beeld te geven van de ont
wikkelingsgang der muziek tot in het
heden. Doet het dit niet, dan schiet het in
die taak te kort. Het komt mij dus voor,
dat hier eigenlijk in het geheel geen pro
bleem ligt, want wie kan de redelijkheid
hiervan ontkennen? Er is natuurlijk wel
een ónder vraagstuk en dat is wat ook
op de Forumavond werd aangeroerd de
dosering van moeilijk
te verwerken moder
ne werken, de plaat
sing ervan, al dan
niet tussen algemeen
gewaardeerde com
positie:, noodzakelij
ke overwegingen, die
elke leiding voor gro
te moeilijkheden stel
len. Begrip te heb
ben daarvoor valt
menigeen zwaar. De
interrupties uit de
zaal bewezen dit, indien ik het verslag
van de bijeenkomst althans mag geloven.
Iemand vroeg: „Waarom organi eert u
niet een aparte serie met die moderne mu
ziek?" (Applaus en geroep uit de zaal: „Dat
durven ze niet, want dan komen we niet!").
Eigenlijk zou men een dergelijke reactie
iets eerder in een plattelandsgemeente dan
in Amsterdam verwachten, maar afgezien
daarvan, het organiseren van aparte series
van moderne muziek zou wel de meest on
praktische manier zijn om de muzickvriend
met de hedendaagse kunst vertrouwd te
maken. Er zou natuurlijk een avant-garde
komen luisteren, maar die behoeft niet
meer gewonnen te worden en zou zeer
waarschijnlijk te klein zijn om dergelijke
series te rechtvaardigen. Terecht merkte de
heer Flothuis daarbij op, dat twee of meer
nieuwe werken op één programma zelfs
vaak te veel vergen, van het opnemings
vermogen van vakmensen.
Ook de keuze uit het werk der heden
daagse componisten is niet minder moeilijk,
want die vergt een scherpe blik op artis
tieke kwaliteiten en eist tegelijk onbevan
genheid en integriteit. De programmalei
ding behoort te zijn toevertrouwd aan ïeer
bevoegden met groot verantwoordelijk
heidsbesef. Want het feit, dat een componist
in een of ander modern idioom schrijft, wil
nog niet zeggen dat zijn werk dient te wor
den uitgevoerd. Het moet op een zo hoog
artistiek peil staan, dat het daaraan een
zeker recht op openbaarmaking zou kun
nen ontlenen. Dit te beoordelen is niet
ieders werk.
Ten slotte: deze beschouwingen zijn een
poging om de zaken zuiver te stellen, zon
der in te gaan op de mérites, of op het ge
brek aan mérites van de moderne compo
nist. En één ding is zeker: u kunt hem be
wonderen of verwerpen, de moderne com
ponist zal altijd blijven bestaan!
WILLEM ANDRIESSEN
dat blijft in wezen toch precies hetzelfde.
Nu is er één ding nog heerlijker dan het
doorbrengen van een vakantie in het bui
tenland, namelijk het overwegen van het
probleem voor welk land men eventueel
deviezen zou kunnen en willen aanvragen.
Sterker nog: men kan kosteloos voor de
winkelramen van de reisbureaus, uitstal
kasten der kostbare verleiding, de verre
gaandste dromen koesteren als men zeker
weet toch niet te kunnen beschikken over
de middelen, die zouden maken dat de wer
kelijkheid beneden de verwachting blijft.
Het is een snipperdag waard om in de strie
mende Hollandse lentewind visioenen te
ontwerpen van harswijn bij de bouwvallen
der antieke beschaving in Griekenland of
van geitenkaas bij de watervallen van
Zwitserland of zomaar van Nergensland,
waar het klokje net zo tikt als thuis of in
de lommerd. Denken is per slot van reke
ning nog goedkoper dan u reist.'En wat de
luchtvaart betreft: het geld vliegt nog snel
ler dan u zelf. Het enige bezwaar van deze
besparing is de renteloosheid.
Het is een heerlijke gedachte om tijdens
de buien, die het verblijf van vreemde
lingen tussen de bollenvelden bederven,
door het postvatten voor een met bonte af
fiches behangen etalage de indruk te wek
ken, dat men zich de weelde zou kunnen
permitteren met achterlating van alle zor
gen te genieten van de blauwe meren tus
sen de gore bergen, van de geheimen der
Egyptische duisternis of dat men eigenlijk
verlangt naar sneeuw in plaats van dren
zerige motregen. Natuurlijk legt dat ver
plichtingen op, namelijk dat men moet on
derduiken tijdens de zomervakantie in een
beschut achtertuintje, op de groezelige
heide van het Gooi of lussen het hakhout
van de verbijsterende Veluwe, waar men
het natuurschoon per strekkende meter
heeft gereserveerd voor de ware vrijbuiter
met knapzak en thermosfles.
Om de illusie volkomen maken dient
men om de zoveel dagen in hei reisbureau
een nieuw prospectus voor een ander bui
tenland te vragen, want het zijn juist de
moeilijke klanten die hoge verwachtingen
wekken. Bovendien kosten die prospectus
sen toch niets, gevuld als ze zijn met gra
tuite beweringen, die men als rechtgeaard
Hollander niet eerder gelooft voor men ze
met eigen ogen bevestigd heeft gezien. Wie
verre reizen doet, kan veel verhalen. Er is
echter een troost voor de thuisblijvers: wie
verre reizen doet zonder het verlangde ver
tier te vinden, kan niets verhalen zeker
niet bij het reisbureau, dat er uiteindelijk
alleen maar is om kaartjes aan de gaande
man te brengen. KO BRUGBIER
Tot grote opluchting van de Franse bal
letminnaars heeft Georges Hirsch, de
nieuwe administrateur van de Parijse
Opera, besloten een einde te maken aan
de alleenheerschappij van Serge Lifar over
het ballet van deze instelling. De reeks
woedende aanvallen op Lifar, die inhiel
den dat hij blijkens het repertoire een diepe
minachting koesterde voor het werk van
andere choreografen en voorts nooit te
vreden was, wanneer hij niet zelf op het
toneel stond, hebben blijkbaar succes ge
had. Hoewel Lifar natuurlijk niet aan de
dijk gezet word't, heeft Hirsch thans beslo
ten om in het komende seizoen in ieder ge
val Roland Petit aan het werk te laten,
maar vermoedelijk eveneens Balanchine
en Robbins, waarbij ook jonge choreogra
fen een kans krijgen. Bovendien wordt de
hiërarchie in de troep geducht herzien.
Het is natuurlijk wel jammer, dat er nu
een einde komt aan de bijzonder vermake
lijke stukken, die de scherpste pennen on
der de Franse balletcritici op gezette tijden
aan Lifar wijdden, alsmede aan de antwoor
den van Lifar, die voortdurend op tragische
toon opmerkte dat hij zijn gehele leven aan
het Franse ballet had geofferd. 6
D« „Bloedige week"
yan 22 tot en met
28 mei vormde het
laatste bedrijf van
de tragedie van de
Parijse Commune
van 1871. De over
levenden van de ge
vechten op de barri
caden werden door
het leger van Thiers
op staande voet
doodgeschoten en
het was al voldoen
de om zwarte han
den te hebben om
als Communard ge
brandmerkt te zijn
Een handje vol Pa-
rijzenaars verdedig
de in een gevecht
van man tegen man
een der laatste stel
lingen van de Com
mune, het kerkhof
Père Lachaise. Na
een meedogenloze
strijd tussen de zer
ken werden de ge
vangenen gefusil
leerd. Evenals zo
vele andere tafre-
len van de opstand
werd ook dit ogen
blik door vele kun-,
stenaars vereeu
wigd. Wij drukken
hierbij een gouache
van Alfred Dar jon
af, welke zich in het
museum van de stad
Parijs, het Musée
Carnavalet, bevindt
IN EEN van de laatste nummers van het
Russische weekblad „Ogoniok" komt de
foto van een grafsteen in Nowosibirsk voor.
Daaronder bevindt zich het gebeente van
Adrien Lejeune, een Parijzenaar, die in
1928 naar de Sovjet-Unie, door hem als
zijn tweede vaderland beschouwd, was ge
gaan. Hij stierf er op 95-jarige leeftijd in
een stad in de Siberische steppen. Dat was
in 1942, toen het Russische leger in een
titan'enstrijd was gewikkeld tegen de
Duitse overweldigers. Adrien Lejeune werd
toen in een hospitaal in Nowosibirsk ver
pleegd. Enkele dagen voor zijn dood
schreef hij een brief van bewondering en
bemoediging aan de Russische soldaten,
die met hein in dat ziekenhuis lagen. De
brief .eindigde met de ivoorden: „Leve het
roemrijke Rode leger, Leve de Commune
van Parijs!"
ZO'N BERICHTJE in Le Monde, een
paar regels cursief gezet tussen zoveel be
langrijker en actueler nieuws, voert ons
weer eens terug naar die bewogen dagen
van 18 maart tot 29 mei in het jaar 1871
toen het Parijse volk met al het hem eigen
vuur de even oprechte als ongelijke strijd
levende tegen lafheid en kortzichtigheid
en voor politieke en sociale gerechtigheid.
Een strijd welke naar het gevoel van de
Parijzenaars, maar ook van velen buiten
de Franse hoofdstad, niet alleen om hun
eigen zaak ging. maar om die van de gehele
mensheid.
Adrien Lejeune zal wel de laatste over
levende van dat tijdperk zijn geweest. Hij
was de laatste Communard wiens stem,
zelfs veertien jaar na zijn dood, nog tot ons
komt. In zijn laatste woorden onderstreepte
hij de bijna mystieke band welke er inder
daad is gelegd tussen de Russische revolutie
van 1917 in oorsprong evenals de Parijse
Commune van 1871 een volksopstand om
eindelijk staatkundige en maatschappelijke
gelijkheid der burgers te verkrijgen en
dat Franse voorpostengevecht. De geboor
tedag van de Commune 18 maart
werd ook de Russische nationale feestdag.
Een Russische kruiser droeg de naam van
de Parijse Commune en de gebalsemde
Lenin, die in zijn werken overvloedig van
ziin bewondering voor de voorgangers van
1871 getuigde, rust onder de rode sjerp van
een Parijse Communard in zijn mauso
leum. Men kan zich dus gemakkelijk voor
stellen, dat Adrien Lejeune toen het in
Frankrijk leeg om hem heen begon te wor
den, omdat de ene na de andere overleven
de van die roemruchtige periode en dat
waren er al niet zo heel veel meer, want de
soldaten van de heer Thiers hadden twin
tigduizend Communards over de kling ge
jaagd, voordat men tot een zogenaamde
beaechting overging verlangen ging naar
een land, waar de strijd, waaraan hij deel
had genomen, in ere werd gehouden. Daar
mee bleef hij in zekere zin solidair met zijn
medestrijders: maar heel weinig Commu
nards hebben hun revolutionaire verleden
verloochend ze hadden er ook geen
reden toe en velen lieten zich bedekt
I onder een rode strijdvlag ten grave dragen,
liefst bij de „Mur des fédérés" in de buurt,
de stille hoek van de begraafplaats Père
Lachaise, waar de laatste, barricadeslrij-
ders, na een week van bloedige gevechten
tegen een tienvoudige overmacht door wat
Thiers „de krachteri van de orde" beliefde
te noemen, werden doodgeschoten.
Die „Mur des fédérés" nog steeds het
doelwit van heel wat plechtige herdenkin
gen heeft thans tegenover zich de gra
ven van een paar uitstekende voorvechters
van de arbeidersbeweging, op wier graf
stenen vermeld staat dat zij lid waren van
de Commune: Alexandre Ricties, Edmé
Charles Chabert, Prudent-Dervillers, Hen
ri en Caroline Mortier, Pascal Faberot,
Benoit Malon, Jean Longuet, Paul Lafar-
gue en Laure Lafargue-Marx, Victor
Dejeante, Gustave Lefrangais, en de chan
sonnier J. B. Clément, auteur van „Le
temps des cérises." Laatstgenoemde bevindt
zich sinds enige jaren in gezelschap van
twee geestverwante dichter-schrijvers:
Henri Barbusse en Paul Eluard, wier gra
ven zich in de onmiddellijke nabijheid be-
virden van een reeks gedenktekens voor
de in de jongste oorlog omgekomen ver
zetsstrijders, zoals Paul Vaillant-Couturier
en Louis Thorez en de vijfendertighonderd
Fransen die in het concentratiekamp
Neuengamme het leven lieten.
TOCH MAG MEN de Commune niet
vereenzelvigen met een uitsluitend links-
politieke beweging, al is het wel waar dat
het arbeiderselement daarin overwoog en
het besluitvaardigst was.
In de eerste plaats was de Commune
vooral een zuiver-patriottische beweging
welke voortkwam uit de vaste wil van de
Parijzenaars om de strijd tegen Bismarck
en zijn landjonkers voort te zetten, een
offerbereidheid waarmee de vreesachtige
capitulatie-regering, welke de failliete
boedel van het Tweede Keizerrijk had over
genomen, niets wist te beginnen. Het sein
tot de opstand werd dan ook pas gegeven
toen de verdedigers van Parijs, de Garde
Nationale, de kanonnen moest afgeven die
de Franse hoofdstad hadden moeten ver
dedigen: Thiers was als de dood voor de
lont in het kruitvat.
Ten tweede heerste er in Parijs in
brede kringen grote ontstemming over het
gebrek aan inzicht, dat de regering toonde
in de door de oorlog veroorzaakte sociaal-
economische problemen. Na het einde van
het beleg verklaarde de regering immers
alle huren en vorderingen zonder meer in
baar, hetgeen velen tot de bedelstaf bracht.
In de derde plaats verlangde men niet
alleen in Parijs maar in alle Franse steden
naar een einde van het centraliserende be
stuurssysteem, dat veel meer op de be
hoeften van het platteland dan op die van
de steden was afgestemd.
TOEN HET spontane verzet der Parijze
naars tegen de aanslag op hun artillerie zo
hoog oplaaide, provoceerde de regering
zelf de opstand door zich naar Versailles
terug te trekken met medeneming van vrij
wel het gehele bestuursapparaat. In het
daardoor ontstane vacuum moesten de op
standelingen wel zelf gaan regeren, hetgeen
hun rebellie in de ogen van Thiers en zijn
aanhang nog accentueerde.
Voor de arbeiders vormde de Commune
ongetwijfeld een schone gelegenheid om
wraak te nemen voor het feit, dat zij bij de
revoluties van 1830 en 1848 door de bour
geoisie in de steek waren gelaten toen het
erom ging hun economische positie te ver
beteren. De samenstelling van de Commune
was dan ook rijk gevarieerd, zoals het gees
telijk leven van Frankrijk zelf. Aanhangers
van Proudhon en Blanqui regeerden er met
verstokte Jacobijnen en Socialisten, leden
van de Internationale tezamen. Omhoog-
gekomen arbeiders als Varlin en Benoit be
raadslaagden er met leraren en onderwij
zers als Arthur Arnould en Edouard Vail-
lar.t. met advocaten als Protot en Tridon,
met kunstenaars, schrijvers en journalisten
als Courbet, Vermorel en Vallés.
Men kan zeggen, dat de Commune aan
die veelvervige schakering ten onder is ge
gaan. Er was geen leidende partij, er waren
alleen leidende persoonlijkheden. Een alge
mene doctrine onlbrak: dat is wat Marx en
later Lenin uit de ervaringen van de Com
mune leerden.
Maar in de twee maanden van haar be
staan heeft zij gedaan wat zij in die om-
HET pseudo-culturele gejammer over de de
preciatie van het boek (liefst met hoofdletters!)
waartoe het op grote schaal uitgeven van
..pocketbooks'' uiteindelijk zou leiden, is zo
langzamerhand bijna geheel verstomd. De lezer
van vandaag accepteert het ingenaaide boekje
met de kleurige omslag om het even of het
een amusementsroman, een litterair meesterstuk
dan wel een wetenschappelijk werk betreft
even gewoon als voorgaande generaties het tus
sen met linnen beplakte stukjes karton vastge
lijmde boek. In vergelijking met de gigantische,
uit hout. leer. perkament, smeedijzer en hand
geschept papier gemonteerde volumes van vóór
dié tijd betekent dit echt geen bewijs van ver
minderd respect.
Het is buiten kijf dat een boek als The law
of civilization and decay van Brooks Adams
heden ten dage door praktisch geen sterveling
meer gelezen zou worden, ware het niet her
drukt en uitgegeven in de aantrekkelijke vorm.
waarin het thans verkrijgbaar is gesteld. Voor
de zoekers naar formules, waarin de wetten, die
de loop der menselijke geschiedenis zouden be
heersen, gevangen kunnen worden, een zeer in
teressant werk. dat bovendien niet ten onrechte
door de Amerikaanse intelligentsia met trots
gerekend wordt tot een van de belangrijkste do
cumenten van hun geestesleven. Heeft hierin
Brooks Adams Immers niet na gedegen studie
de theorieën geboekstaafd, die na hem onder
meer door Marx en Spengler weer werden op
genomen en op hun wijze verder uitgewerkt?
Men kan de invloed van dit zestig Jaar geleden
voor het eerst verschenen boek afmeten aan wat
Charles A. Beard daarover verhaalt in zijn voor
de hedendaagse en niet-Amerikaanse lezer be
stemde inleiding.
Sigmund Freud is een andere figuur, die gro
tendeels thuis hoort in de vorige eeuw en wiens
werk evenzeer baanbrekend moet worden ge
noemd. Na een enorme hoeveelheid uitgaafjes
in de trant van „Freud voor Jan en alleman"
verscheen ter opluistering van de herdenking
van zijn geboortedag zijn General Introduction
to psycho-analysis, waarin hijzelf ten gerieve
van de volslagen leek op dit gebied de grond
slagen, werkwijzen en resultaten der psycho
analyse heeft uiteengezet. Als aanvullende litte
ratuur hierop verdient Lectures on Psycho-ana-
litic psychiatry bijzondere aanbeveling. Evenals
Freud is dezer dagen ook Louis Bromfield in de
pers herdacht. Deze onlangs overleden farmer-
schrijver met zijn feilloze intuïtie en inzicht in
de psychologie van de enkeling en in de onder
linge verhoudingen heeft zich in The Farm vol
komen kunnen uitleven: in de beschrijving van
de strijd om het meest elementaire geluk èn
economische zekerheid, die drie generaties van
een Amerikaanse-pioniersfamilie te leveren had
den tegen hun successievelijke antagonisten: In
dianen, spoorwegen en grote steden. Hierin en
in The rains came ziet men Bromfield op zijn
best. A. M.
standig'heden kon doen: cumulatie van
salarissen en abnormale lonen voor de hoge
ambtenaren werden afgeschaft, er kwamen
arbeidsbureaus, de nachtarbeid voor bak
kers werd verboden, evenals geldstraf in
de bedrijven, de vakverenigingen werden
ingeschakeld bij de exploitatie van door de
eigenaars verlaten ondernemingen en bij
de verdeling van opdrachten van de over
heid. De leenbank werd gereorganiseerd en
de woeker verboden en dat alles in een
samenleving waar een man als De Lamar-
tine nog in 1848 een boek kon schrijven
tegen „het misdadige plan van een pro
gressieve inkomstenbelasting."
De Commune was bij wijze van spreken
de regering van „de gewone man," die nooit
had geprofiteerd van baantjesjager ij en
protectie, die altijd had moeten opdraaien
voor de fouten van het heersende régime
en die zich nu ook vrij voelde om te han
delen naar eigen inzicht en te regeren vol
gens beginselen van logica en gezond ver
stand.
Dat hééft men in Versailles nimmer wil
len begrijpen en men heeft alle verzoe
ningspogingen er zijn er vele geweest
van de hand gewezen, omdat men wel wist
dat de gewone man een hekel heeft aan
bloedvergieten en militarisme. Die natuur
lijke geaardheid is ook de Communards
noodlottig geworden. Hun gebrek aan mili
taire discipline en organisatie heeft hen
echter niet verhinderd in het schijnsel van
de vlammen en schier verstikt door de
rook van de door de „krachten van orde"
in brand geschoten gebouwen op de barri
cades van ontembare moed blijk te geven.
En het is ivaarschijnlijk met de gedachte
aan die heroïsche strijd, dat Adrien Le
jeune in 1942 in Nowosibirsk onder de
kreet „Leve de Commune" de laatste adem
heeft uitgeblazen. J. H. BARTMAN
Horizontaal: 1. vogel. 3. kleine druif zonder
pit, 7. suikerstroop. 9. klank. 10. aarden vuur-
potje. 11. voorzetsel, 13. overdracht van een
wissel. 14. Nederl. schaakmeester, 16. duw,
19. deel van het gezicht. 21. korf. 22. sukke
laar, 23. papegaai, 24. stuk bouwland.
Verticaal: 1. zinspreuk. 2. lusthof. 4. stilte.
5. familielid. 6. bergplaats, 7. naar de laatste
smaak, 8. mondbehoefte, 11. kwinkslag, 12.
voorzetsel. 15. afzonderlijk, 17. zwaardvis. 18.
gifslangetje, 20. hemellichaam. 21. zuivel-
produkt.
Om in aanmerking te komen voor een van
de drie geldprijzen ad f7,50, fa en f2,50
dient men uiterlijk dinsdag 17 uur de op
lossing in te zenden aan een van onze bu
reaus in Haarlem: Grote Houtstraat 93 en
Soendaplein: in IJmuiden: Kennemerlaan 186.
Men wordt verzocht de oplossingen uit
sluitend per briefkaart in te zenden, met
duidelijke vermelding: „Puzzel".
Oplossing vorige puzzel:
Horizontaal: 1. Belg. 4. Amer, 7. eek. 8.
Deen, 9. Levi, 1. genadig, 14. ver. 15. remedie,
19. eter, 20. slee. 21. Oss. 22. taks, 23. atol.
Verticaal: 1. bede, 2. leeg, 3. genever, 5.
moed, 6. ruig, 9. Larissa. 10. vin. 12. Ned, 13.
vet, 15. reet, 16. merk, 17. Eist, 18. keel.
De prijzen van onze vorige puzzel wer
den na loting als volgt toegekend: J. Har-
wijne, Zuidpolderstr. 26, Haarlem (ƒ7,50);
C. J. van der Linden, Platanenstraat 15,
IJ muiden-Oost (ƒ5,en J. H. Hogeweg,
Voorhoutstraat 16, Haarlem 2,50).
Het Ballet der Lage Landen, onder ar
tistieke leiding van Mascha ter Ween13,
zal op woensdag 23 mei in de stadsschouw
burg te Amsterdam de première geven va i
„The witchboy" (Het Heksenjong) van c'e
Engelse choreograaf Jack Carter, op oe
moderne Amerikaanse ballade „Barbai
and Ellen" gebaseerd. De muziek voor d
baliet is speciaal gecomponeerd dooi- c -•
jonge componist Leonard Salzedo.