DE LAATSTE „COMMUNARD" RESPECTABELE ROMAN VAN HUBERT LAMPO stierf in 1942 in Siberië De oude strijd tegen Thuis reizen de nieuwe gedachte De Duivel en de Maagd" Einde der hegemonie van Serge Lifar Hij bleef solidair met zijn medestrijders ONZE PUZZEL NIEUWE BOEKEN fx tn zakformaat Première nieuw ballet van Jack Carter 99 HOE MEN OOK OVER „De Duivel en de Maagd" de jongste (bij Stols versche nen) roman van Hubert Lampo mag oordelen, men zal respect moeten hebben voor de moed, waarmee hij zijn krachten gemeten heeft met een stof het „thema" der thema's die zovele prominenten heeft aangespoord tot de hoogste inzet van hun scheppend vermogen: de mens „op het scherp van het mes tussen verdoemenis en ge nade". Het kan niet anders, of een auteur als hij, die in zijn veelsoortig vroeger werk blijk heeft gegeven van een zo grote mate van verantwoordelijkheidsgevoel, moet er zich zeer wel van bewust zijn geweest, wat hij op zijn schouders laadde, toen hij de Satan nóg eens in mensengedaante opriep om hem in een „historische" roman tegen over de verschijning der volstrekte onschuld, tegenover Jeanne d'Arc, te plaatsen. Jtefó&uRfiAL/ JA, veel moed, veel innerlijke gedreven heid, moet er voor nodig zijn geweest om na Goethe, Thomas Mann, Valéry en Sar tre, na „Faust" en „Dokter Faustus", na „Mon Faust" en „Le diable et le bon Dieu". het Mefistofelische pact te vernieuwen, Dii- rers „Ridder, dood en duivel" in levenden lijve te doen herverschijnen - in een histo risch tafereel weliswaar, maar onder een belichting dan toch, waarvan men moeilijk de prangend-actuele strekking zal kun nen ontkennen. Schrijvend over Jeanne d'Arc en haar wapenbroeder Gilles de Rais, over duivelskunst en de macht van de boze, over een geschonden wereld en het menselijk tekort, heeft hij in een histori sche vermomming over déze wereld ge schreven: over óns tekort in dit tijdsbestek. De Maagd was zijn inzet,,zoals zijzelve een hulpeloze inzet was van een demonisch verraad aan het goddelijk beginsel van het goede. Lampo heeft (met de alleszins ge oorloofde vrijheid van de romancier) aan haar trouwe medestrijder, aan Gilles Baron de Rais, Maarschalk van Frankrijk, tevens haar heimelijke minnaar, de rol toebedeeld het kwaad, aangedaan, te wreken. Hij is getuige geweest van haar verfoeilijke te rechtstelling, die God noch mens verhin derde. Hij heeft de massa gadegeslagen die lijdelijk toekeek, de onschuld in infer nale vlammen zien opgaan, de boze zien triumferen. Sindsdien gelooft hij aan de oppermacht van het kwaad, van de anti- krist, van de duivel. Met walging heeft God zich - gelooft hij - „van een verwor den wereld afgekeerd" en haar prijsgege ven aan de nacht, de vernietiging, de dood. Dat is zijn „averechtse zekerheid", zijn mo- raad van de immoraliteit: met het opperste kwaad zal hij zich op het kwaad wreken. Gilles - de verpersoonlijking van de mens die zich voor de uiterste keuze ziet gesteld - trekt de duivelse consequentie uit het onvermogen tot het goede: hij gelooft voortaan aan het alvermogen van het kwaad. Men kan niet God dienen en hei melijk de duivel de hand reiken. Men moet kiezen: God of duivel. Hij kiest, onvoor waardelijk. Niet dat hij de duivel met Beëlzebub wil uitdrijven. De perfide wrok wordt zijn drijfkracht, de rancune zijn le vensbeginsel, het ressentiment zijn heils leer - en men denkt al lezende aan een zeer nabij verleden. Men denkt zelfs aan be paalde aspecten van het heden. „Niet de alledaagse boosaardigheid van de mensen volstaat om de muur neer te ha len, die ons scheidt van het rijk van de nacht", overweegt Gilles. Niet een gaster- mis", een obscene cultus van edelman, burger en boer ter ere van een „vergulde Belial" - zoals hij deze heeft zien celebre ren in een schaamteloos-geprofaneerde Dionysosroes - is genoeg om de zonde ten top te voeren en in de opperste zonde het v ereldgeheimenis te doorgronden. Gilles de Rais, eens ridder ln de legioenen van de Maagd, heeft zich opgeworpen als de Lu- ciferische mens, die uit onmacht tot God en in een wanhopige vrees voor de zinledig heid van een godverlaten wereld zich tot de duivel heeft bekeerd, vluchtend voor zijn eenzaamheid, zijn ontworteling, zijn „vrijheid". Voor zijn „existentiële situatie", Teruggetrokken in zijn roofridderkasteel, omringd door meesters der zwarte magie, die hem met hun heksenkunst de steen der wijzen, het levenselixer moeten verschaf fen, begaat hij met een diabolisch-wreed- aardige koelbloedigheid misdaden, die elke verbeelding tarten. „Een kluizenaar" - noemt hij zich in deze gedenkschriften, in deze levensbiecht, die hij kort voor zijn terechtstelling te boek stelt; „een kluize naar, vervuld met duizendvoudige twijfel", bereid tot het gruwelijkste, maar heime lijk hunkerend naar de afgezworen god van zijn kinderjaren. Eens - meent hij - zal hij „de wereld verstomd doen staan, een wereld die de duivel aanbidt, doch het niet durft te erkennen". En onheilspellend-pro- fetisch wordt hij, zodra hij in een satanisch visioen de toekomst ziet: „Als in de Apoca lyps staat de nachtelijk hemel in een ver blindende gloed en is vol van het brullen van een onbekend vuurspuwend gevogel te.... En overal is de dood, almachtig als een god boven de puinen en de graven Als een heksenmeester, een wichelaar, een satanist, een kinderdief en een lust moordenaar heeft hij God verzocht. Als een satansvorst zich boven wet en gezag ver heven wanend, is hij zijn gevang tegemoet gereden en lasterend heeft hij zijn wereld lijke en kerkelijke rechters gehoond. Des ondanks geschiedt het wonder. Als een christen betreedt hij de brandstapel. EEN ROMAN, zo stoutmoedig opgezet, een roman, die de greep waagt naar een onderwerp van zo'n grootse strekking, van zo'n actuele betekenis bovendien, mag, dunkt me, hier en daar te kort schieten, getoetst aan het voortreffelijke, dat zich onvermijdelijk ter vergelijking opdringt. Zelfs mag zijn structuur herinneringen op roepen aan een werk van recente datum (aan „Een vinger op de lippen" van Pierre H. Dubois) zonder dat daarmee de zede lijke ernst van zijn inhoud, de ongemene stilistische verdiensten van zijn auteur, de oorspronkelijkheid van diens visie, schade lijdt. Dit boek bevat - detailcritiek ter zijde gelaten - ettelijke uitnemende, diep aangrijpende passages, die tot het aller beste behoren, dat het Vlaamse proza der laatste jaren heeft opgeleverd. Dat in de katharsis aan het slot de geweldige draag kracht der strekking zich onvoldoende aan de woorden kon meedelen, kan een be wonderaar van Lampo als ik alleen maar betreuren. C. J. E. jpiNAUX VAKANTIESPREIDING zou een schone zaak zijn, dunkt me, als men zijn vrije da gen kon regelen naar de distributie van het schaarse artikel zonneschijn. Nu wij minister Beyen is, als ik het wel heb, tot deze verrassende ontdekking gekomen over veel meer buitenland kunnen beschik ken dan enige andere nationaliteit, Luxem burg en Monaco niet meegerekend, is het geen wonder dat vele Nederlanders het goede weer aan gene zijde van de grenzen zoeken. Holland mag zich immers met recht een waterland noemen: vrijwel aLle vakanties vallen hier in het water. Men kan het ook omgekeerd zeggen: vrijwel al het water valt hier in de vakanties, maar van Waesberghe, P. Heuwekemeijer, HEEFT een nieuwe muziek, of liever een nieuw muziekgevoeL, het oude ooit zonder tegenstand verdrongen? Ik geloof het niet, want dit is een geestelijke botsing, die sa menhangt met de menselijke natuur, met de tegenstellingen tussen jong en oud, tus sen behoudend en vooruitstrevend. Het verslag van een bij eenkomst, op 13 maart gehouden in het Concertgebouw te Amsterdam door de Vereniging van Con certgebouwvrienden, bewijst weer, dat de tijden mogen veran deren, maar dat de mens in dit opzicht dezelfde blijft. Een forum, gevormd dooi de heren mr. W. S. Schokking, prof. dr. E. Reeser, Marius Flothuis, dr. J. Smits Hans Henkemans en wisselde daar van gedachten over het vraagstuk van de moderne muziek op de programma's van het Concertgebouw- Orkest en beantwoordde de vragen, die de overige aanwezigen stelden. Uit het ver slag, in het aprilnummer van „Preludium" orgaan der Vereniging opgenomen, blijkt dat er onder de abonnees van de concerten nogal ontevredenen waren over de keuze van sommige moderne werken op de orkestprogramma's. Vooral het Viool concert van Arnold Schönberg, uitgevoerd in de loop van het laatste seizoen, had velen verontrust. Ik vermoed, dat de door dit werk veroorzaakte oppositie, wel de doorslag zal hebben gegeven tot het beleg gen der samenkomst. Misschien herinnert men zich, dat ik al eerder in deze rubriek (op 11 februari) enige beschouwingen aan Schönbergs werk heb gewijd. Ik besloot die met de woorden: „Ik kan er het respectabel werkstuk van een zeer bijzonder man in zien, maar als muziek doet het mij aan als een tragische eurositeit". Men zou hieruit kunnen lezen, dat ik het met de oppositie eens ben. Maar dan haast ik mij toch te verklaren dat dit niet het geval is. Omdat ik meen, dat er een misverstand heerst bij de protesterende abonnees. Alvorens een abonnement te ne men op de concerten van representatieve orkesten, ik noem nu maar het Concertge bouw-Orkest, is het nodig te overwegen, dat men zich hiermee niet verzekert louter muziek te zullen horen, die men mooi, prachtig of verrukkelijk vindt. Dat kan eenvoudig niet. Int dat geval neme men, als een aantrekkelijk programma wordt aangekondigd, losse kaarten. Een orkest, door de overheid gesubsidieerd voor zijn culturele arbeid, kan deze taak slechts ver vullen door een beeld te geven van de ont wikkelingsgang der muziek tot in het heden. Doet het dit niet, dan schiet het in die taak te kort. Het komt mij dus voor, dat hier eigenlijk in het geheel geen pro bleem ligt, want wie kan de redelijkheid hiervan ontkennen? Er is natuurlijk wel een ónder vraagstuk en dat is wat ook op de Forumavond werd aangeroerd de dosering van moeilijk te verwerken moder ne werken, de plaat sing ervan, al dan niet tussen algemeen gewaardeerde com positie:, noodzakelij ke overwegingen, die elke leiding voor gro te moeilijkheden stel len. Begrip te heb ben daarvoor valt menigeen zwaar. De interrupties uit de zaal bewezen dit, indien ik het verslag van de bijeenkomst althans mag geloven. Iemand vroeg: „Waarom organi eert u niet een aparte serie met die moderne mu ziek?" (Applaus en geroep uit de zaal: „Dat durven ze niet, want dan komen we niet!"). Eigenlijk zou men een dergelijke reactie iets eerder in een plattelandsgemeente dan in Amsterdam verwachten, maar afgezien daarvan, het organiseren van aparte series van moderne muziek zou wel de meest on praktische manier zijn om de muzickvriend met de hedendaagse kunst vertrouwd te maken. Er zou natuurlijk een avant-garde komen luisteren, maar die behoeft niet meer gewonnen te worden en zou zeer waarschijnlijk te klein zijn om dergelijke series te rechtvaardigen. Terecht merkte de heer Flothuis daarbij op, dat twee of meer nieuwe werken op één programma zelfs vaak te veel vergen, van het opnemings vermogen van vakmensen. Ook de keuze uit het werk der heden daagse componisten is niet minder moeilijk, want die vergt een scherpe blik op artis tieke kwaliteiten en eist tegelijk onbevan genheid en integriteit. De programmalei ding behoort te zijn toevertrouwd aan ïeer bevoegden met groot verantwoordelijk heidsbesef. Want het feit, dat een componist in een of ander modern idioom schrijft, wil nog niet zeggen dat zijn werk dient te wor den uitgevoerd. Het moet op een zo hoog artistiek peil staan, dat het daaraan een zeker recht op openbaarmaking zou kun nen ontlenen. Dit te beoordelen is niet ieders werk. Ten slotte: deze beschouwingen zijn een poging om de zaken zuiver te stellen, zon der in te gaan op de mérites, of op het ge brek aan mérites van de moderne compo nist. En één ding is zeker: u kunt hem be wonderen of verwerpen, de moderne com ponist zal altijd blijven bestaan! WILLEM ANDRIESSEN dat blijft in wezen toch precies hetzelfde. Nu is er één ding nog heerlijker dan het doorbrengen van een vakantie in het bui tenland, namelijk het overwegen van het probleem voor welk land men eventueel deviezen zou kunnen en willen aanvragen. Sterker nog: men kan kosteloos voor de winkelramen van de reisbureaus, uitstal kasten der kostbare verleiding, de verre gaandste dromen koesteren als men zeker weet toch niet te kunnen beschikken over de middelen, die zouden maken dat de wer kelijkheid beneden de verwachting blijft. Het is een snipperdag waard om in de strie mende Hollandse lentewind visioenen te ontwerpen van harswijn bij de bouwvallen der antieke beschaving in Griekenland of van geitenkaas bij de watervallen van Zwitserland of zomaar van Nergensland, waar het klokje net zo tikt als thuis of in de lommerd. Denken is per slot van reke ning nog goedkoper dan u reist.'En wat de luchtvaart betreft: het geld vliegt nog snel ler dan u zelf. Het enige bezwaar van deze besparing is de renteloosheid. Het is een heerlijke gedachte om tijdens de buien, die het verblijf van vreemde lingen tussen de bollenvelden bederven, door het postvatten voor een met bonte af fiches behangen etalage de indruk te wek ken, dat men zich de weelde zou kunnen permitteren met achterlating van alle zor gen te genieten van de blauwe meren tus sen de gore bergen, van de geheimen der Egyptische duisternis of dat men eigenlijk verlangt naar sneeuw in plaats van dren zerige motregen. Natuurlijk legt dat ver plichtingen op, namelijk dat men moet on derduiken tijdens de zomervakantie in een beschut achtertuintje, op de groezelige heide van het Gooi of lussen het hakhout van de verbijsterende Veluwe, waar men het natuurschoon per strekkende meter heeft gereserveerd voor de ware vrijbuiter met knapzak en thermosfles. Om de illusie volkomen maken dient men om de zoveel dagen in hei reisbureau een nieuw prospectus voor een ander bui tenland te vragen, want het zijn juist de moeilijke klanten die hoge verwachtingen wekken. Bovendien kosten die prospectus sen toch niets, gevuld als ze zijn met gra tuite beweringen, die men als rechtgeaard Hollander niet eerder gelooft voor men ze met eigen ogen bevestigd heeft gezien. Wie verre reizen doet, kan veel verhalen. Er is echter een troost voor de thuisblijvers: wie verre reizen doet zonder het verlangde ver tier te vinden, kan niets verhalen zeker niet bij het reisbureau, dat er uiteindelijk alleen maar is om kaartjes aan de gaande man te brengen. KO BRUGBIER Tot grote opluchting van de Franse bal letminnaars heeft Georges Hirsch, de nieuwe administrateur van de Parijse Opera, besloten een einde te maken aan de alleenheerschappij van Serge Lifar over het ballet van deze instelling. De reeks woedende aanvallen op Lifar, die inhiel den dat hij blijkens het repertoire een diepe minachting koesterde voor het werk van andere choreografen en voorts nooit te vreden was, wanneer hij niet zelf op het toneel stond, hebben blijkbaar succes ge had. Hoewel Lifar natuurlijk niet aan de dijk gezet word't, heeft Hirsch thans beslo ten om in het komende seizoen in ieder ge val Roland Petit aan het werk te laten, maar vermoedelijk eveneens Balanchine en Robbins, waarbij ook jonge choreogra fen een kans krijgen. Bovendien wordt de hiërarchie in de troep geducht herzien. Het is natuurlijk wel jammer, dat er nu een einde komt aan de bijzonder vermake lijke stukken, die de scherpste pennen on der de Franse balletcritici op gezette tijden aan Lifar wijdden, alsmede aan de antwoor den van Lifar, die voortdurend op tragische toon opmerkte dat hij zijn gehele leven aan het Franse ballet had geofferd. 6 D« „Bloedige week" yan 22 tot en met 28 mei vormde het laatste bedrijf van de tragedie van de Parijse Commune van 1871. De over levenden van de ge vechten op de barri caden werden door het leger van Thiers op staande voet doodgeschoten en het was al voldoen de om zwarte han den te hebben om als Communard ge brandmerkt te zijn Een handje vol Pa- rijzenaars verdedig de in een gevecht van man tegen man een der laatste stel lingen van de Com mune, het kerkhof Père Lachaise. Na een meedogenloze strijd tussen de zer ken werden de ge vangenen gefusil leerd. Evenals zo vele andere tafre- len van de opstand werd ook dit ogen blik door vele kun-, stenaars vereeu wigd. Wij drukken hierbij een gouache van Alfred Dar jon af, welke zich in het museum van de stad Parijs, het Musée Carnavalet, bevindt IN EEN van de laatste nummers van het Russische weekblad „Ogoniok" komt de foto van een grafsteen in Nowosibirsk voor. Daaronder bevindt zich het gebeente van Adrien Lejeune, een Parijzenaar, die in 1928 naar de Sovjet-Unie, door hem als zijn tweede vaderland beschouwd, was ge gaan. Hij stierf er op 95-jarige leeftijd in een stad in de Siberische steppen. Dat was in 1942, toen het Russische leger in een titan'enstrijd was gewikkeld tegen de Duitse overweldigers. Adrien Lejeune werd toen in een hospitaal in Nowosibirsk ver pleegd. Enkele dagen voor zijn dood schreef hij een brief van bewondering en bemoediging aan de Russische soldaten, die met hein in dat ziekenhuis lagen. De brief .eindigde met de ivoorden: „Leve het roemrijke Rode leger, Leve de Commune van Parijs!" ZO'N BERICHTJE in Le Monde, een paar regels cursief gezet tussen zoveel be langrijker en actueler nieuws, voert ons weer eens terug naar die bewogen dagen van 18 maart tot 29 mei in het jaar 1871 toen het Parijse volk met al het hem eigen vuur de even oprechte als ongelijke strijd levende tegen lafheid en kortzichtigheid en voor politieke en sociale gerechtigheid. Een strijd welke naar het gevoel van de Parijzenaars, maar ook van velen buiten de Franse hoofdstad, niet alleen om hun eigen zaak ging. maar om die van de gehele mensheid. Adrien Lejeune zal wel de laatste over levende van dat tijdperk zijn geweest. Hij was de laatste Communard wiens stem, zelfs veertien jaar na zijn dood, nog tot ons komt. In zijn laatste woorden onderstreepte hij de bijna mystieke band welke er inder daad is gelegd tussen de Russische revolutie van 1917 in oorsprong evenals de Parijse Commune van 1871 een volksopstand om eindelijk staatkundige en maatschappelijke gelijkheid der burgers te verkrijgen en dat Franse voorpostengevecht. De geboor tedag van de Commune 18 maart werd ook de Russische nationale feestdag. Een Russische kruiser droeg de naam van de Parijse Commune en de gebalsemde Lenin, die in zijn werken overvloedig van ziin bewondering voor de voorgangers van 1871 getuigde, rust onder de rode sjerp van een Parijse Communard in zijn mauso leum. Men kan zich dus gemakkelijk voor stellen, dat Adrien Lejeune toen het in Frankrijk leeg om hem heen begon te wor den, omdat de ene na de andere overleven de van die roemruchtige periode en dat waren er al niet zo heel veel meer, want de soldaten van de heer Thiers hadden twin tigduizend Communards over de kling ge jaagd, voordat men tot een zogenaamde beaechting overging verlangen ging naar een land, waar de strijd, waaraan hij deel had genomen, in ere werd gehouden. Daar mee bleef hij in zekere zin solidair met zijn medestrijders: maar heel weinig Commu nards hebben hun revolutionaire verleden verloochend ze hadden er ook geen reden toe en velen lieten zich bedekt I onder een rode strijdvlag ten grave dragen, liefst bij de „Mur des fédérés" in de buurt, de stille hoek van de begraafplaats Père Lachaise, waar de laatste, barricadeslrij- ders, na een week van bloedige gevechten tegen een tienvoudige overmacht door wat Thiers „de krachteri van de orde" beliefde te noemen, werden doodgeschoten. Die „Mur des fédérés" nog steeds het doelwit van heel wat plechtige herdenkin gen heeft thans tegenover zich de gra ven van een paar uitstekende voorvechters van de arbeidersbeweging, op wier graf stenen vermeld staat dat zij lid waren van de Commune: Alexandre Ricties, Edmé Charles Chabert, Prudent-Dervillers, Hen ri en Caroline Mortier, Pascal Faberot, Benoit Malon, Jean Longuet, Paul Lafar- gue en Laure Lafargue-Marx, Victor Dejeante, Gustave Lefrangais, en de chan sonnier J. B. Clément, auteur van „Le temps des cérises." Laatstgenoemde bevindt zich sinds enige jaren in gezelschap van twee geestverwante dichter-schrijvers: Henri Barbusse en Paul Eluard, wier gra ven zich in de onmiddellijke nabijheid be- virden van een reeks gedenktekens voor de in de jongste oorlog omgekomen ver zetsstrijders, zoals Paul Vaillant-Couturier en Louis Thorez en de vijfendertighonderd Fransen die in het concentratiekamp Neuengamme het leven lieten. TOCH MAG MEN de Commune niet vereenzelvigen met een uitsluitend links- politieke beweging, al is het wel waar dat het arbeiderselement daarin overwoog en het besluitvaardigst was. In de eerste plaats was de Commune vooral een zuiver-patriottische beweging welke voortkwam uit de vaste wil van de Parijzenaars om de strijd tegen Bismarck en zijn landjonkers voort te zetten, een offerbereidheid waarmee de vreesachtige capitulatie-regering, welke de failliete boedel van het Tweede Keizerrijk had over genomen, niets wist te beginnen. Het sein tot de opstand werd dan ook pas gegeven toen de verdedigers van Parijs, de Garde Nationale, de kanonnen moest afgeven die de Franse hoofdstad hadden moeten ver dedigen: Thiers was als de dood voor de lont in het kruitvat. Ten tweede heerste er in Parijs in brede kringen grote ontstemming over het gebrek aan inzicht, dat de regering toonde in de door de oorlog veroorzaakte sociaal- economische problemen. Na het einde van het beleg verklaarde de regering immers alle huren en vorderingen zonder meer in baar, hetgeen velen tot de bedelstaf bracht. In de derde plaats verlangde men niet alleen in Parijs maar in alle Franse steden naar een einde van het centraliserende be stuurssysteem, dat veel meer op de be hoeften van het platteland dan op die van de steden was afgestemd. TOEN HET spontane verzet der Parijze naars tegen de aanslag op hun artillerie zo hoog oplaaide, provoceerde de regering zelf de opstand door zich naar Versailles terug te trekken met medeneming van vrij wel het gehele bestuursapparaat. In het daardoor ontstane vacuum moesten de op standelingen wel zelf gaan regeren, hetgeen hun rebellie in de ogen van Thiers en zijn aanhang nog accentueerde. Voor de arbeiders vormde de Commune ongetwijfeld een schone gelegenheid om wraak te nemen voor het feit, dat zij bij de revoluties van 1830 en 1848 door de bour geoisie in de steek waren gelaten toen het erom ging hun economische positie te ver beteren. De samenstelling van de Commune was dan ook rijk gevarieerd, zoals het gees telijk leven van Frankrijk zelf. Aanhangers van Proudhon en Blanqui regeerden er met verstokte Jacobijnen en Socialisten, leden van de Internationale tezamen. Omhoog- gekomen arbeiders als Varlin en Benoit be raadslaagden er met leraren en onderwij zers als Arthur Arnould en Edouard Vail- lar.t. met advocaten als Protot en Tridon, met kunstenaars, schrijvers en journalisten als Courbet, Vermorel en Vallés. Men kan zeggen, dat de Commune aan die veelvervige schakering ten onder is ge gaan. Er was geen leidende partij, er waren alleen leidende persoonlijkheden. Een alge mene doctrine onlbrak: dat is wat Marx en later Lenin uit de ervaringen van de Com mune leerden. Maar in de twee maanden van haar be staan heeft zij gedaan wat zij in die om- HET pseudo-culturele gejammer over de de preciatie van het boek (liefst met hoofdletters!) waartoe het op grote schaal uitgeven van ..pocketbooks'' uiteindelijk zou leiden, is zo langzamerhand bijna geheel verstomd. De lezer van vandaag accepteert het ingenaaide boekje met de kleurige omslag om het even of het een amusementsroman, een litterair meesterstuk dan wel een wetenschappelijk werk betreft even gewoon als voorgaande generaties het tus sen met linnen beplakte stukjes karton vastge lijmde boek. In vergelijking met de gigantische, uit hout. leer. perkament, smeedijzer en hand geschept papier gemonteerde volumes van vóór dié tijd betekent dit echt geen bewijs van ver minderd respect. Het is buiten kijf dat een boek als The law of civilization and decay van Brooks Adams heden ten dage door praktisch geen sterveling meer gelezen zou worden, ware het niet her drukt en uitgegeven in de aantrekkelijke vorm. waarin het thans verkrijgbaar is gesteld. Voor de zoekers naar formules, waarin de wetten, die de loop der menselijke geschiedenis zouden be heersen, gevangen kunnen worden, een zeer in teressant werk. dat bovendien niet ten onrechte door de Amerikaanse intelligentsia met trots gerekend wordt tot een van de belangrijkste do cumenten van hun geestesleven. Heeft hierin Brooks Adams Immers niet na gedegen studie de theorieën geboekstaafd, die na hem onder meer door Marx en Spengler weer werden op genomen en op hun wijze verder uitgewerkt? Men kan de invloed van dit zestig Jaar geleden voor het eerst verschenen boek afmeten aan wat Charles A. Beard daarover verhaalt in zijn voor de hedendaagse en niet-Amerikaanse lezer be stemde inleiding. Sigmund Freud is een andere figuur, die gro tendeels thuis hoort in de vorige eeuw en wiens werk evenzeer baanbrekend moet worden ge noemd. Na een enorme hoeveelheid uitgaafjes in de trant van „Freud voor Jan en alleman" verscheen ter opluistering van de herdenking van zijn geboortedag zijn General Introduction to psycho-analysis, waarin hijzelf ten gerieve van de volslagen leek op dit gebied de grond slagen, werkwijzen en resultaten der psycho analyse heeft uiteengezet. Als aanvullende litte ratuur hierop verdient Lectures on Psycho-ana- litic psychiatry bijzondere aanbeveling. Evenals Freud is dezer dagen ook Louis Bromfield in de pers herdacht. Deze onlangs overleden farmer- schrijver met zijn feilloze intuïtie en inzicht in de psychologie van de enkeling en in de onder linge verhoudingen heeft zich in The Farm vol komen kunnen uitleven: in de beschrijving van de strijd om het meest elementaire geluk èn economische zekerheid, die drie generaties van een Amerikaanse-pioniersfamilie te leveren had den tegen hun successievelijke antagonisten: In dianen, spoorwegen en grote steden. Hierin en in The rains came ziet men Bromfield op zijn best. A. M. standig'heden kon doen: cumulatie van salarissen en abnormale lonen voor de hoge ambtenaren werden afgeschaft, er kwamen arbeidsbureaus, de nachtarbeid voor bak kers werd verboden, evenals geldstraf in de bedrijven, de vakverenigingen werden ingeschakeld bij de exploitatie van door de eigenaars verlaten ondernemingen en bij de verdeling van opdrachten van de over heid. De leenbank werd gereorganiseerd en de woeker verboden en dat alles in een samenleving waar een man als De Lamar- tine nog in 1848 een boek kon schrijven tegen „het misdadige plan van een pro gressieve inkomstenbelasting." De Commune was bij wijze van spreken de regering van „de gewone man," die nooit had geprofiteerd van baantjesjager ij en protectie, die altijd had moeten opdraaien voor de fouten van het heersende régime en die zich nu ook vrij voelde om te han delen naar eigen inzicht en te regeren vol gens beginselen van logica en gezond ver stand. Dat hééft men in Versailles nimmer wil len begrijpen en men heeft alle verzoe ningspogingen er zijn er vele geweest van de hand gewezen, omdat men wel wist dat de gewone man een hekel heeft aan bloedvergieten en militarisme. Die natuur lijke geaardheid is ook de Communards noodlottig geworden. Hun gebrek aan mili taire discipline en organisatie heeft hen echter niet verhinderd in het schijnsel van de vlammen en schier verstikt door de rook van de door de „krachten van orde" in brand geschoten gebouwen op de barri cades van ontembare moed blijk te geven. En het is ivaarschijnlijk met de gedachte aan die heroïsche strijd, dat Adrien Le jeune in 1942 in Nowosibirsk onder de kreet „Leve de Commune" de laatste adem heeft uitgeblazen. J. H. BARTMAN Horizontaal: 1. vogel. 3. kleine druif zonder pit, 7. suikerstroop. 9. klank. 10. aarden vuur- potje. 11. voorzetsel, 13. overdracht van een wissel. 14. Nederl. schaakmeester, 16. duw, 19. deel van het gezicht. 21. korf. 22. sukke laar, 23. papegaai, 24. stuk bouwland. Verticaal: 1. zinspreuk. 2. lusthof. 4. stilte. 5. familielid. 6. bergplaats, 7. naar de laatste smaak, 8. mondbehoefte, 11. kwinkslag, 12. voorzetsel. 15. afzonderlijk, 17. zwaardvis. 18. gifslangetje, 20. hemellichaam. 21. zuivel- produkt. Om in aanmerking te komen voor een van de drie geldprijzen ad f7,50, fa en f2,50 dient men uiterlijk dinsdag 17 uur de op lossing in te zenden aan een van onze bu reaus in Haarlem: Grote Houtstraat 93 en Soendaplein: in IJmuiden: Kennemerlaan 186. Men wordt verzocht de oplossingen uit sluitend per briefkaart in te zenden, met duidelijke vermelding: „Puzzel". Oplossing vorige puzzel: Horizontaal: 1. Belg. 4. Amer, 7. eek. 8. Deen, 9. Levi, 1. genadig, 14. ver. 15. remedie, 19. eter, 20. slee. 21. Oss. 22. taks, 23. atol. Verticaal: 1. bede, 2. leeg, 3. genever, 5. moed, 6. ruig, 9. Larissa. 10. vin. 12. Ned, 13. vet, 15. reet, 16. merk, 17. Eist, 18. keel. De prijzen van onze vorige puzzel wer den na loting als volgt toegekend: J. Har- wijne, Zuidpolderstr. 26, Haarlem (ƒ7,50); C. J. van der Linden, Platanenstraat 15, IJ muiden-Oost (ƒ5,en J. H. Hogeweg, Voorhoutstraat 16, Haarlem 2,50). Het Ballet der Lage Landen, onder ar tistieke leiding van Mascha ter Ween13, zal op woensdag 23 mei in de stadsschouw burg te Amsterdam de première geven va i „The witchboy" (Het Heksenjong) van c'e Engelse choreograaf Jack Carter, op oe moderne Amerikaanse ballade „Barbai and Ellen" gebaseerd. De muziek voor d baliet is speciaal gecomponeerd dooi- c -• jonge componist Leonard Salzedo.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1956 | | pagina 19