STEMMEN MET ROOD POTLOOD OF MET BRUINE BONEN De woningbouw in Europa Mens en industrie Semira gevonden EEN RACEWAGEN van eeti kurk Trek een lijn KERKELIJK LEVEN Oecumenisch Haarlems DagbladI Oprechte Haarlemsche Courant Verkiezingen brachten zverkloosheid VOOR EN NA j Deze prent, naar een houtsnede van j I Han Yen, geeft een aardig beeld van verkiezingen in uithoeken van China, waarbij de stemgerechtigden hun j j voorkeur doen blijken door bonen in j bakjes achter de ruggen der kandidaten te werpen. Geologisch onderzoek in Middellandse Zee lOWl** IN EEN TAAL, die alleen vissen kun nen horen en verstaan, hield King, de karperkoning, een toespraak tot alle grote en kleine vissen in zijn rijk. Hij schoof zijn kroontje van mos wat naar achteren op zijn reusachtige kop, hapte een paar maal gewichtig met zijn grote kaken en begon: „Vissenkinderen het gevaar is weer dichtbij, heerlijk eten zal langs onze neuzen strijken. Je hoeft niets anders te doen dan er in te bijten en het is met je gedaan. Wie toe hapt ziet ons heerlijk rijk nooit meer terug." Alle vissenmonde gingen van schrik een paar maal open en dicht. De vissen hebben maar weinig hersens en ze wa ren het gevaar van het vorig jaar hele maal vergeten. Opeens wisten ze alles weer. De mensenstemmen, de schaduw van de lange dunne hengels, het heerlijk eten dat overal in het water dreef en de scherpe haakjes die in dat lekkere eten verborgen zaten. Ze hadden allemaal wel eens een vriend of een broertje zien verdwijnen, die niet van dat lekkers had kunnen afblijven. King vertelde alles nog eens heel uit voerig en bij alles wat hij zei knikten en hapten de vissen van „Jaja jawe zullen er om denken" en van „Neeneeneewe zullen er niet in bijten." Diep in gedachten zwom men ze weg toen Kink was uitgespro ken. „Ziezo", bromde King en hij trok zijn kroontje weer naar voren, „ziezo, dat heb ik ze weer eens goed gezegd. Och. och.... als dat domme vissen volk mij toch niet had". Trots en tevreden zwom hij op en neer in de sloot en zag hoe zijn volk angstig wegkroop voor het gevaar. King, de karperkoning, kroop niet weg. Nee, hem zou niets gebeuren, hij was veel te wijs om toe te happen, zei hij zelf. Hij ging midden in de sloot slapen met een trotse glimlach om zijn grote kaken. Oo, oo, wat was hij tevreden met zichzelf. Zó tevreden dat hij er van droomde. Hij droomde dat hij bij de allerhoogste keizer van alle vissen werd geroepen, bij de walvis, die in verre wateren zwemt. „Dag King, wijze koning", zei de walvis. „Ik ben heel trots op je, King, er is geen tweede vis op de wereld die zo verstandig is als jij." King glom in zijn droom van plezier. „Weet je, King, als beloning voor je wijsheid en je dapperheid wil ik je iets geven", zei de walvis. Hij wenkte twee haaien die als lakeien naast zijn troon stonden. „King, ik geef je iets waardoor je nog wijzer en dapperder zult worden dan je al was. Misschien wel zo wijs als ik." King deed zijn kaken al van elkaar. De walviskeizer knikte met zijn kop en daar kwam één van de lakeien met een heerlijk hapje, dat hij aan een draad voor de neus van King liet bengelen. „Hap", deed king en hij slikte diep want hij wilde het geschenk van de keizer goed proeven. Maar het hapje was nog niet door zijn grote keelgat of alles ver anderde ineens. Weg waren de keizer, de lakeien en de glimlach om zijn mond. „Auau", riep hij en het klonk helemaal niet deftig meer. Hij voelde een lelijke pijn in zijn keel en merkte dat hij omhooggetrokken werd. Eerst zijn kop met het kroontje van mos, toen zijn grote kaken, zijn buik vol glinsterende schubben ein zijn brede staart verdwenen uit het water. De vis sen van zijn rijk keken hem met grote verschrikte ogen na. King, de koning was gevangen. In zijn droom had hij in zo'n heerlijk hapje gebeten, waarin een vishaak verborgen zat. „Oo, vader, kijk eens, kijk toch eens wat ik gevangen heb", riep een jonge tje aan de waterkant en hij wees op King, die lag te spartelen in het gras. „Tsjonge", zei zijn vader, die naast hem stond te vissen, „wat een kanjer, zo'n grote heb ik nog nooit gevangen. Dat is knap werk." King, de karperkoning ging in een net en werd naar het huis van het jon getje gedragen. „Zullen we hem bak ken?" vroeg de vader. „Nee, laten we er nog even mee wach ten, vader. Ik vind hem zo mooi. Heeft u gezien dat er mos op zijn kop groeit? Kijk, net een kroontje!" „Goed", zei de vader, „maar dan moet hij in het water." King de karperkoning mocht in een teil met water in de schuur staan. Alle vriendjes uti de buurt kwamen kijken en het jongetje zelf was niet bij die teil weg te slaan. Hij praatte zachtjes tegen King, die aldoor maar in de rondte zwom. „Waarom kijk je toch zo treurig? Ik eet je heus niet op", zei het jongetje. Maar King dacht aan zijn volk, aan zijn fijne sloot en het water waar hij door heen kon schieten. Hij zwom steeds langzamer rond en stootte zijn neus tegen de randen van de zinken teil. Op een nacht kon het jongetje niet slapen. „Kom ik ga even naar mijn karper kijken", dacht hij. Op zijn knieën zat hij naast de teil en probeer de te begrijpen waar King aan dacht. Opeens wist hij het. King wilde terug naar zijn eigen water, naar zijn vriend jes en misschien wel naar zijn vrouw en kinderen. Het jongetje dacht niet lang na. Hij nam het netje van de muur, deed King erin en bracht hem terug naar de plek waar hij hem gevangen had. Plons, deed het water en kijk, daar was King opeens thuis tussen zijn volk en zijn vriendjes. Hij deed niet meer verwaand en dik. Hij was veel wijzer dan hij ooit was geweest en regeerde nog jaren en jarenlang over het vissen- volk. En soms, als het jongetje komt vissen, laat King heel even zijn kroontje zien. Maar happen doet hij niet meer. Dat niet. MIES BOUHUYS Zaag een grote kurk doormidden en snij uit de ene helft een stuk als zit plaats. Lijm de twee helften aan elkaar en maak er vier kartonnen wielen on der, die met spijkertjes bevestigd wor den. Er was bij Zandvoort op het strand een sinaasappelkist geland en Miek, het poesje, zag hem staan. Ze is meteen aan boord gegaan. „Dag, poezekindren, ik ga vissen!" „Och Miek, we zullen je zo missen". „Dag allemaal, ik breng uit zee een vat vol nieuwe haring mee". Maar ze was nog maar net aan boord - de golfjes droegen haar snel voort - of Miek keek angstig om zich heen toen Zandvoort met het strand verdween. „Ik wil terug, och toe", riep Miek, „ik wil terug, ik voel me ziek". Maar niet de vissen, niet de zee, de golfjes niet, de wind niet, nee niet één, al riep ze moord en brand, bracht haar terug naar 't witte strand. Als visser Bol niet was gekomen en Miek aan boord had meegenomen, dan wed ik dat die domme kat nog altijd op de Noordzee zat. MIES BOUHUYS. Trek een lijn van 1 naar 2 en dan naar 3 en zo verder tot 77. Je weet dan, waar Ollie Bol in rijdt. 3* 36 3;. Een van de typisch moderne problemen, die zich in de samenleving voordoen is hoe men er in kan slagen de zogenaamde in dustriële mens te bereiken. Ook voor de kerk is dit een belangrijk vraagstuk. Dat de kerk tot taak heeft het Evangelie te brengen zal niemand willen betwisten. Over de wijze, waarop dit heeft te geschie den, is men het echter niet altijd eens. Men heeft natuurlijk geen verschil van mening over de traditionele manier: de godsdienst oefening. Hierbij laten we dan de verschil lende zienswijzen omtrent de liturgie maar buiten beschouwing. Men begrijpt ook al gemeen wel, dat er naast de verkondiging in het kerkgebouw nog andere gelegen heden moeten worden gezocht en gebruikt. Het is echter heel wat gemakkelijker d'it vast te stellen dan om het in de praktijk uit te voeren. Dat de mens van onze tijd anders is en dus anders moet worden benaderd dan die van vorige generaties is overigens iets waar niet alleen de kerk mee te maken heeft. Ook voor allerlei verenigingen levert dit problemen op. We zien dan ook dat zowel van de zijde der overheid als van die van particulieren getracht wordt wegen le zoe ken waarop de „industriële mens" kan worden tegemoet getreden. Het is een gelukkig verschijnsel te noe men, dat de kerk hierbij niet achterblijft. In haar termen gesproken betekent dit dat zij een arbeidsapostolaat wil beoefenen. Dit wil zeggen, dat men deze moderne mens in de eerste plaats opzoekt in zijn be drijf of werkplaats. In verschillende delen van Europa, waar zich grote werksteden vormen, begrijpt men, dat een nieuwe technische wereld ontstaat. Inziende, dat de kerk hiermee tot dusver onvoldoende contact heeft gehad, zoekt men naar een methode om de mens zoveel mogelijk te benaderen in zijn werksfeer. In Bristol in Engeland heeft men het daar gedurende vijf jaar verrichte in dustriële kerkewerk nauwkeurig gadege slagen. Na afloop hiervan heeft thans Re- verend John Ragg, sociaal en industrieel adviseur van de Anglicaanse bisschop van Bristol, er een belangrijk rapport over doen verschijnen. Hieruit blijkt, dat in een kleine gemeente maandelijks „People's services" werden gehouden. In deze bedrijfsdiensten werd gebeden voor het werk, waarna men sen van verschillend beroep spraken over de betekenis van het christen zijn in onze tijd. Ook werden gestelde vragen beant woord. Voorts werden in de bedrijven contacten gelegd met de directies en de onderne mingsraden, waarbij men niet verzuimde ook met de vakbeweging in contact ta treden. Van bijzonder belang hierbij was de relatie, die gezocht werd met de perso neelsfunctionarissen. Gebleken is, dat men er als regel inderdaad in slaagde vele con tacten te leggen met bedrijven en arbei ders. Een en ander te blijven onderhouden vormde het moeilijkste probleem, dat zich voordeed. Gemakkelijk was het werk natuurlijk niet en men is er dan ook reeds toe over gegaan om voor de geestelijken een in dustriële cursus in te stellen met als be doeling meer begrip voor het werk te wek ken en om verder de methodiek van het werk onder de loupe te nemen. Hiernaast werden nog enkele groepen van kerkleden gevormd, die de vraag bestuderen, wat het christen zijn in de industriële samenleving betekent. Werd het werk aanvankelijk in Bristol alleen verricht van Anglicaanse zijde, later is men tot het inzicht gekomen, dat het arbeidsapostolaat door de verschillende kerken gezamenlijk moest worden aange pakt. Sedertdien doen de Vrije Kerken er eveneens aan mee. Al dit werk, dat in Bristol wordt gedaan, kan in deze vorm natuurlijk niet zomaar worden overgebracht naar ons land. Ieder land en iedere sfeer heeft nu eenmaal eigen vormen. Toch is het goed, dat de kerken in ons land weten hoe er in Bristol wordt ge arbeid. Want het staat vast, dat ook bij ons de „industriële mens" steeds meer wordt ge vonden. Ook in Nederland moet het ar beidsapostolaat worden opgebouwd, waar bij duidelijk zal moeten worden gemaakt, dat het niet een of andere ledenwinactio betreft, maar dat het de kerk gaat om haar plaats te vinden in onze moderne samen leving. In Bristol doen de kerken dit werk ge zamenlijk. Laten we hopen, dat dit ook bij ons zo zal gaan geschieden. >ooooor>o^x*x)tx*>i')ry>3ooc>ooooooc»>x*xx>ooMooox)30ooc<xo30DCKX>oc>c>ooor>3oox)ooooocK<xxx>oiX)oooooooooooooooooooooc*x>Dooc<xxxx>oo(XK>oooooo TRUMAN EN MOZART Ex-president Truman van de Verenigde Staten, die een bezoek aan Europa brengt, heeft deze week in Salzburg een sonate van Mozart gespeeld op een piano, die eens o door de componist zelf is gebruikt. 9 JUNI 1956 Elke Zaterdag acht pagina's bij alle edities van EEN VREEMD IDEE heeft ons enkele uren bezig gehouden: hoe zou het zijn, als wij plotseling in Nederland de stem- gewoonten van andere volken zouden moeten overnemen? In onze verbeelding zagen wij ons al wapenen met sabel of degen, of met een bruine boon naar het stemlokaal gaan of naar bijeenkomsten in een reusachtig stadion, waar Drees en Romme elkaar op de worstelmat zouden bekampen. Op die manieren immers wordt er ook heden ten dage nog op onze aarde gestemd! HET RECHT van de sterkste is een der oudste vormen van verkiezingen, zoals die nu nog bij de primitieve stammen plegen voor te komen. Op bepaalde tijden wordt de huidige heerser uitgedaagd door een sterke tegenstander, die hem in een twee strijd moet proberen te verslaan. De uit slag is beslissend voor het leiderschap. Wie op de laatste zondag van april een „Landsgemeinde" in het Zwitserse kanton Appenzell-Ausserrhoden meemaakt, zou gemakkelijk op de gedachte kunnen komen, dat hier eveneens de wapens de verkie zingen moeten beslissen. Iedere stemge rechtigde draagt daar zijn sabel of zijn de gen. De verkiezing geschiedt echter door het vreedzame opsteken van de hand en de wapens dienen slechts als bewijs van de weerbaarheid en het stemrecht van de burgers. Wie menen mocht, dat zo'n wapen de elegantie van vrouwelijke burgers af breuk kan doen, kunnen wij mededelen, dat Zwitserland dit probleem krachtdadig heeft opgelost. De vrouwen hébben name lijk geen stemrecht. Wanneer wij in onze wijsheid glimlachen over de primitieve wijze, waarop in grote delen van de wereld nog wordt gestemd, dan mogen wij niet uit het oog verliezen, dat analfabetisme een grote handicap pleegt te zijn. Het heeft geen zin verkie zingsleuzen aan te plakken en kieslijsten uit te delen, als de kiezers de leuzen aan de muur en de namen achter de witte cirkel tjes niet kunnen lezen. Een systeem als in communistisch China, waar in vele dor pen de afgevaardigden worden gekozen door achter hun rug bonen in bakjes te la ten werpen, heeft dus wel degelijk een goede grond, al gaat het „geheime" van de stemming er geheel en al door verlo ren. De communistische Chinezen hebben trouwens in het door hen bezette oostelijke gedeelte van Tibet een geheel ónder ver kiezingsprobleem ter oplossing gekregen. Als tegenhanger van de hogepriester en wereldlijk leider uit Lhasa, de Dalai Lama, van wiens medewerking de huidige heer sers zich niet konden verzekeren, pousseer den de Chinezen de Panchen Lama, die volgens hen de ware leider van het Tibe taanse volk zou zijn. Deze zou over nóg meer lichamelijke tekenen van goddelijke afkomst dan de Dalai Lama beschikken. Het is ons niet bekend, welke tekenen zij zochten, maar het zullen wel hamertenen en sikkelnagels zijn geweest. Zeer ongelukkig waren wij er aan toe, als onze verkiezingen hier onder dezelfde omstandigheden zouden plaats hebben, die in de twintigen jaren de Amerikaanse pre sidentsverkiezingen plachten te begeleiden. Uit de eerste hand hebben wij van de heer G. Leeflang uit de Nolensstraat te Rotter dam, die in die tijd in Amerika verbleef, vernomen, hoe die verkiezingen duizenden jonge kerels hun baantje kostten. Zelf was hij één van die jonge mannen. DE HEER LEEFLANG, die thans redac teur-archivaris is van een groot Rotter dams dagblad, kwam als jonge marconist van een onzer zeesleepboten in 1923 in New York aan. Op zijn zeemanspas bezocht hij de Verenigde Staten, waar hij spoedig werk vond als trambestuurder. Reeds de dag, waarop hij zijn eerste lessen zou krij gen, maakte hij een stevige blunder. Men had hem verteld, dat hij mits hij de uni formpet ophield, welke hem terstond na zijn sollicitatie verstrekt was vrij ver voer op de tram zou genieten. Vol ver trouwen stapte hij dus 's morgens op de tram, die hem naar zijn werk zou brengen. Hij kon niet weten, dat hij zich in de wa gen van een concurrerende maatschappij bevond en er ontstond een rel, toen de passagier vriendelijk op zijn pet wees en weigerde te betalen. De zaak werd gesust en de lessen konden beginnen. Slapte in het bedrijf leidde tot het ont slag van de heer Leeflang, die daarna via een particulier arbeidsbureau bij de Beth- lehem-Steelfabrieken in Pennsylvania te werk werd gesteld. Daar maakte hij snel promotie, totdat.... de presidentsverkie zingen naderden. De grote fabrieken plach ten namelijk vóór de verkiezingen hun produktie sterk in te krimpen: de onzeker heid, hoe het nieuwe bewind zou uitvallen, dwong tot voorzichtigheid. Alleen in de maispluk was nog iets te verdienen en als ongewenste passagier (hobo) reisde de Ne derlander met tientallen anderen per vrachttrein naar het maisgebied. Belache lijk was de overgang van de dag vóór de verkiezingen, toen er aan geen baantje te komen was, naar de dag na de overwinning van Coolidge, toen de werkgevers de ar beidskrachten weer met open armen ont vingen. De zeemanspas van de heer Leeflang gaf hem geen recht op een zó langdurig verblijf in de Verenigde Staten en via Ellis-eiland moest hij naar Nederland te rugkeren. Nu nóg kan hij het woord „ver kiezingen" niet horen zonder te denken aan die tijd van zorg en werkloosheid. Te genwoordig is dit heel anders in Amerika. HOE weinig romantisch dus onze ver kiezingen met het rode potlood in het een zame hokje ook mogen zijn: dit „couloir- systeem" van 1S96 lijkt ons toch nog altijd beter dan de vechtpartijen van de wilde volken, de voortekenen van Tibet of de primitieve methoden van communistisch China, al zullen de grossiers in bruine bonen het in het laatste geval misschien niet met ons eens zijn! C. D. De Economische commissie voor Europa heeft onlangs de resultaten gepubliceerd van een onderzoek naar de woningtoestand in diverse landen van Europa. Deze studie stelt vast dat de meeste lan den hun woningbouw moeten opvoeren van het jaar 1954 tot 1964 om aan de eisen te voldoen. Een zeer gunstige uitzondering hierop zal vermoedelijk Noorwegen zijn dat een naar verhouding vrij gunstige wo ningvoorziening kent en, eveneens in ver houding, de meeste woningen bouwt. Na Noorwegen noemt het rapport West-Duits- land als het land met het hoogste aandeel in de woningbouw. Gezien de ernstige wo ningnood, die daar heerst, zal het daar nog ten minste tien jaar duren om de wo ningsituatie op gelijk niveau te krijgen als de beter bedeelde landen in Europa. Zwe den, dat niet in de oorlog is geweest, heeft toch ook met de woningnood te maken omdat het zulke kleine woningen bezit. Wil het een gelijke voorziening in zijn land Nederlander prof. Koenigswald neemt deel aan expeditie De Nederlandse Organisatie voor Zuiver- Wctcnschappelijk onderzoek heeft prof. dr. G. H. R. von Koenigswald een subsidie verleend om deel te nemen aan een geolo- gisch-paleontologisch onderzoek in het oosteiyk gedeelte van de Middellandse Zee, dat uitgevoerd zal worden door een Ameri kaanse expeditie onder leiding van pro fessor dr. Maurice Ewing, directeur van het „Lamont Geological Observatory" van de Columbia University te New York. In een onderhoud met het ANP vertelde prof. Von Koenigswald dat de Columbia University in New York over een eigen schip voor oceanografisch en geofysisch onderzoek beschikt, dat speciale apparaten aan boord heeft om grote bodemmonsters uit de zeebodem te nemen. Met dit schip komen prof. Ewing en zijn staf naar de Middellandse Zee om een geologisch- paleontologisch onderzoek in het oostelijk bekken daarvan in te stellen. Men zal daarbij door boringen de geologische ge schiedenis van de sedimentatie in dat ge deelte der Middellandse Zee nagaan als mede de geomorfologie in verband met de oude landruggen tussen Europa en Afrika. De expeditie zal een tweetal maanden duren. DAMASCUS (United Press) Syrische oudheidkundigen hebben met behulp van Egyptische kleitafels de ten minste drie duizend jaar oude haven Semira ontdekt. Saltan Abdoel Hak, directeur van het mi nisterie voor oudheidkunde, vertelde over deze uiterst belangrijke vondst, dat de oude Phoenicische havenstad even ten zuiden van de aan de kust van de Middellandse Zee liggende stad Tartus in Noord-Syrië gevonden werd. Volgens de eerste berichten zijn bij op gravingen grote hoeveelheden kleitafels, aardewerk en andere voorwerpen van Phoenicische, Assyrische en Griekse her komst tevoorschijn gekomen. De vondsten dateren tot dusverre grotendeels uit het tweede millennium voor Christus. Sinds in de Tal Alamarneh in Egypte kleitafels waren gevonden waarin over Semira gesproken werd, hebben tal van wetenschappelijke expedities tevergeefs naar deze verdwenen handelsstad gezocht. De Syrische archaeologen hebben in tegen stelling tot bijvoorbeeld vroegere Ameri kaanse en Franse expedities de stad kun nen vinden omdat zij deze meer landin waarts en niet vlak aan de kust zochten. De Kanaanitische Phoeniciërs bouwden namelijk hun havens niet vlak aan de kust om beter beschermd te zijn tegen aanval len van zeerovers. Semira werd dan ook op een afstand van ongeveer vijf kilometer van de kust gevonden. Uit de opgravingen heeft men kunnen opmaken, dat de stad ongeveer vijfentwintig eeuwen dus sinds de ontbinding van het Griekse rijk on der het duinzand begraven heeft gelegen. Semira onderhield nauwe handelsbetrek kingen met het oude Egypte. krijgen als in Noorwegen en Denemarken dan heeft het hiervoor zeker wel tien jaar nodig. Uit dit gezichtspunt bekeken is Finland er zelfs nog slechter aan toe. Naast de huidige woningnood in Engeland, waar overigens de woningstoestand in ver houding redelijk wordt genoemd, zal men zich daar noodzakelijk bezig moeten gaan houden met het opruimen van krotwijken in de steden. Hierdoor zal er in de eerste tien jaren niet veel kans zijn op „veel lucht" in de woningvoorziening. De kwantitatieve woningnood in de Sovjet-Unie wordt voor de steden als zeer ernstig betiteld. Zelfs al zou de stedelijke bevolking van Rusland afnemen dan nog zou men circa twintig jaar, met het bouw- ritme van 1954, nodig hebben om de wo ningtoestand op het huidige gemiddelde peil van West-Europa te brengen. De Rus sen hebben echter het voornemen hun bouwproduktiviteit aanmerkelijk op te voeren. Oostenrijk en België zullen, bij hun hui dige bouwactiviteit hun woningbouw moeten handhaven om aan de eisen tege moet te komen die het slopen van de krot ten gaan stellen. Denemarken kan tegen 1960 een nieuwe stroom van jonge gezin nen verwachten zodat het zijn woningpro- duktie niet kan laten verslappen. De commissie meent dat bij een voort zetting van de woningbouw, in de omvang van 1954, voor de overige landen van Europa de situatie zich slechts zeer lang zaam zal verbeteren. Naast deze verbete ring zal er dan echter ook een verslechte ring plaats vinden. In onze grafiek geven wij een overzicht van het aantal woningen dat de diverse landen bezitten. Het gemlddeldde aantal woningen per duizend inwoners ligt voor west- en centraal-Europa op 270. Neder land komt op 230 woningen waardoor wij dus een heel stuk onder het gemiddelde liggen. Polen en Bulgarije hebben naar verhouding ongeveer dezelfde woningvoor raad als wij, hoewel de aard van de wo ningen er minder genoemd moet worden. Als wij de grootte van de woningen be zien blijkt het dat ons land de ruimste wo ningen van Europa bezit (samen met Zwit serland). Per woning bezitten namelijk een aantal vertrekken van 4.8. Bij de Zweden is dit aantal 3.1 waaruit duidelijk blijkt dat de ruime woningvoorraad der Zweden uit zeer kleine woningen bestaat. Toch staat dit land nog niet onderaan de rang lijst want volgens de cijfers is dat Zuid- slavië met een cijfer van 2,05! Daar heeft men dus de kleinste woningen van Europa.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1956 | | pagina 17