STEMMEN MET ROOD POTLOOD
OF MET BRUINE BONEN
De woningbouw in Europa
Mens en industrie
Semira gevonden
EEN RACEWAGEN
van eeti kurk
Trek een lijn
KERKELIJK LEVEN
Oecumenisch
Haarlems DagbladI Oprechte Haarlemsche Courant
Verkiezingen brachten zverkloosheid
VOOR EN NA
j Deze prent, naar een houtsnede van j
I Han Yen, geeft een aardig beeld van
verkiezingen in uithoeken van China,
waarbij de stemgerechtigden hun j
j voorkeur doen blijken door bonen in j
bakjes achter de ruggen der
kandidaten te werpen.
Geologisch onderzoek in
Middellandse Zee
lOWl**
IN EEN TAAL, die alleen vissen kun
nen horen en verstaan, hield King, de
karperkoning, een toespraak tot alle
grote en kleine vissen in zijn rijk. Hij
schoof zijn kroontje van mos wat naar
achteren op zijn reusachtige kop, hapte
een paar maal gewichtig met zijn grote
kaken en begon: „Vissenkinderen
het gevaar is weer dichtbij, heerlijk
eten zal langs onze neuzen strijken. Je
hoeft niets anders te doen dan er in te
bijten en het is met je gedaan. Wie toe
hapt ziet ons heerlijk rijk nooit meer
terug."
Alle vissenmonde gingen van schrik
een paar maal open en dicht. De vissen
hebben maar weinig hersens en ze wa
ren het gevaar van het vorig jaar hele
maal vergeten. Opeens wisten ze alles
weer. De mensenstemmen, de schaduw
van de lange dunne hengels, het heerlijk
eten dat overal in het water dreef en de
scherpe haakjes die in dat lekkere eten
verborgen zaten. Ze hadden allemaal
wel eens een vriend of een broertje zien
verdwijnen, die niet van dat lekkers
had kunnen afblijven.
King vertelde alles nog eens heel uit
voerig en bij alles wat hij zei knikten
en hapten de vissen van „Jaja
jawe zullen er om denken" en van
„Neeneeneewe zullen er
niet in bijten." Diep in gedachten zwom
men ze weg toen Kink was uitgespro
ken.
„Ziezo", bromde King en hij trok zijn
kroontje weer naar voren, „ziezo, dat
heb ik ze weer eens goed gezegd. Och.
och.... als dat domme vissen volk mij
toch niet had". Trots en tevreden zwom
hij op en neer in de sloot en zag hoe zijn
volk angstig wegkroop voor het gevaar.
King, de karperkoning, kroop niet weg.
Nee, hem zou niets gebeuren, hij was
veel te wijs om toe te happen, zei hij
zelf. Hij ging midden in de sloot slapen
met een trotse glimlach om zijn grote
kaken. Oo, oo, wat was hij tevreden
met zichzelf. Zó tevreden dat hij er van
droomde. Hij droomde dat hij bij de
allerhoogste keizer van alle vissen
werd geroepen, bij de walvis, die in
verre wateren zwemt. „Dag King, wijze
koning", zei de walvis. „Ik ben heel
trots op je, King, er is geen tweede vis
op de wereld die zo verstandig is als jij."
King glom in zijn droom van plezier.
„Weet je, King, als beloning voor je
wijsheid en je dapperheid wil ik je iets
geven", zei de walvis. Hij wenkte twee
haaien die als lakeien naast zijn troon
stonden. „King, ik geef je iets waardoor
je nog wijzer en dapperder zult worden
dan je al was. Misschien wel zo wijs als
ik."
King deed zijn kaken al van elkaar.
De walviskeizer knikte met zijn kop en
daar kwam één van de lakeien met een
heerlijk hapje, dat hij aan een draad
voor de neus van King liet bengelen.
„Hap", deed king en hij slikte diep want
hij wilde het geschenk van de keizer
goed proeven. Maar het hapje was nog
niet door zijn grote keelgat of alles ver
anderde ineens. Weg waren de keizer,
de lakeien en de glimlach om zijn
mond. „Auau", riep hij en het
klonk helemaal niet deftig meer. Hij
voelde een lelijke pijn in zijn keel en
merkte dat hij omhooggetrokken werd.
Eerst zijn kop met het kroontje van mos,
toen zijn grote kaken, zijn buik vol
glinsterende schubben ein zijn brede
staart verdwenen uit het water. De vis
sen van zijn rijk keken hem met grote
verschrikte ogen na. King, de koning
was gevangen. In zijn droom had hij in
zo'n heerlijk hapje gebeten, waarin een
vishaak verborgen zat.
„Oo, vader, kijk eens, kijk toch eens
wat ik gevangen heb", riep een jonge
tje aan de waterkant en hij wees op
King, die lag te spartelen in het gras.
„Tsjonge", zei zijn vader, die naast
hem stond te vissen, „wat een kanjer,
zo'n grote heb ik nog nooit gevangen.
Dat is knap werk."
King, de karperkoning ging in een
net en werd naar het huis van het jon
getje gedragen. „Zullen we hem bak
ken?" vroeg de vader.
„Nee, laten we er nog even mee wach
ten, vader. Ik vind hem zo mooi. Heeft
u gezien dat er mos op zijn kop groeit?
Kijk, net een kroontje!"
„Goed", zei de vader, „maar dan moet
hij in het water."
King de karperkoning mocht in een
teil met water in de schuur staan. Alle
vriendjes uti de buurt kwamen kijken
en het jongetje zelf was niet bij die teil
weg te slaan. Hij praatte zachtjes tegen
King, die aldoor maar in de rondte
zwom.
„Waarom kijk je toch zo treurig? Ik
eet je heus niet op", zei het jongetje.
Maar King dacht aan zijn volk, aan zijn
fijne sloot en het water waar hij door
heen kon schieten. Hij zwom steeds
langzamer rond en stootte zijn neus
tegen de randen van de zinken teil.
Op een nacht kon het jongetje niet
slapen. „Kom ik ga even naar mijn
karper kijken", dacht hij. Op zijn
knieën zat hij naast de teil en probeer
de te begrijpen waar King aan dacht.
Opeens wist hij het. King wilde terug
naar zijn eigen water, naar zijn vriend
jes en misschien wel naar zijn vrouw
en kinderen. Het jongetje dacht niet
lang na. Hij nam het netje van de muur,
deed King erin en bracht hem terug
naar de plek waar hij hem gevangen
had. Plons, deed het water en kijk, daar
was King opeens thuis tussen zijn volk
en zijn vriendjes. Hij deed niet meer
verwaand en dik. Hij was veel wijzer
dan hij ooit was geweest en regeerde
nog jaren en jarenlang over het vissen-
volk. En soms, als het jongetje komt
vissen, laat King heel even zijn kroontje
zien. Maar happen doet hij niet meer.
Dat niet. MIES BOUHUYS
Zaag een grote kurk doormidden en
snij uit de ene helft een stuk als zit
plaats. Lijm de twee helften aan elkaar
en maak er vier kartonnen wielen on
der, die met spijkertjes bevestigd wor
den.
Er was bij Zandvoort op het strand
een sinaasappelkist geland
en Miek, het poesje, zag hem staan.
Ze is meteen aan boord gegaan.
„Dag, poezekindren, ik ga vissen!"
„Och Miek, we zullen je zo missen".
„Dag allemaal, ik breng uit zee
een vat vol nieuwe haring mee".
Maar ze was nog maar net aan boord
- de golfjes droegen haar snel voort -
of Miek keek angstig om zich heen
toen Zandvoort met het strand verdween.
„Ik wil terug, och toe", riep Miek,
„ik wil terug, ik voel me ziek".
Maar niet de vissen, niet de zee,
de golfjes niet, de wind niet, nee
niet één, al riep ze moord en brand,
bracht haar terug naar 't witte strand.
Als visser Bol niet was gekomen
en Miek aan boord had meegenomen,
dan wed ik dat die domme kat
nog altijd op de Noordzee zat.
MIES BOUHUYS.
Trek een lijn van 1 naar 2 en dan
naar 3 en zo verder tot 77. Je weet dan,
waar Ollie Bol in rijdt.
3*
36
3;.
Een van de typisch moderne problemen,
die zich in de samenleving voordoen is hoe
men er in kan slagen de zogenaamde in
dustriële mens te bereiken. Ook voor de
kerk is dit een belangrijk vraagstuk.
Dat de kerk tot taak heeft het Evangelie
te brengen zal niemand willen betwisten.
Over de wijze, waarop dit heeft te geschie
den, is men het echter niet altijd eens. Men
heeft natuurlijk geen verschil van mening
over de traditionele manier: de godsdienst
oefening. Hierbij laten we dan de verschil
lende zienswijzen omtrent de liturgie maar
buiten beschouwing. Men begrijpt ook al
gemeen wel, dat er naast de verkondiging
in het kerkgebouw nog andere gelegen
heden moeten worden gezocht en gebruikt.
Het is echter heel wat gemakkelijker d'it
vast te stellen dan om het in de praktijk
uit te voeren.
Dat de mens van onze tijd anders is en
dus anders moet worden benaderd dan die
van vorige generaties is overigens iets waar
niet alleen de kerk mee te maken heeft.
Ook voor allerlei verenigingen levert dit
problemen op. We zien dan ook dat zowel
van de zijde der overheid als van die van
particulieren getracht wordt wegen le zoe
ken waarop de „industriële mens" kan
worden tegemoet getreden.
Het is een gelukkig verschijnsel te noe
men, dat de kerk hierbij niet achterblijft.
In haar termen gesproken betekent dit dat
zij een arbeidsapostolaat wil beoefenen.
Dit wil zeggen, dat men deze moderne
mens in de eerste plaats opzoekt in zijn be
drijf of werkplaats. In verschillende delen
van Europa, waar zich grote werksteden
vormen, begrijpt men, dat een nieuwe
technische wereld ontstaat. Inziende, dat
de kerk hiermee tot dusver onvoldoende
contact heeft gehad, zoekt men naar een
methode om de mens zoveel mogelijk te
benaderen in zijn werksfeer.
In Bristol in Engeland heeft men het
daar gedurende vijf jaar verrichte in
dustriële kerkewerk nauwkeurig gadege
slagen. Na afloop hiervan heeft thans Re-
verend John Ragg, sociaal en industrieel
adviseur van de Anglicaanse bisschop van
Bristol, er een belangrijk rapport over doen
verschijnen. Hieruit blijkt, dat in een kleine
gemeente maandelijks „People's services"
werden gehouden. In deze bedrijfsdiensten
werd gebeden voor het werk, waarna men
sen van verschillend beroep spraken over
de betekenis van het christen zijn in onze
tijd. Ook werden gestelde vragen beant
woord.
Voorts werden in de bedrijven contacten
gelegd met de directies en de onderne
mingsraden, waarbij men niet verzuimde
ook met de vakbeweging in contact ta
treden. Van bijzonder belang hierbij was
de relatie, die gezocht werd met de perso
neelsfunctionarissen. Gebleken is, dat men
er als regel inderdaad in slaagde vele con
tacten te leggen met bedrijven en arbei
ders. Een en ander te blijven onderhouden
vormde het moeilijkste probleem, dat zich
voordeed.
Gemakkelijk was het werk natuurlijk
niet en men is er dan ook reeds toe over
gegaan om voor de geestelijken een in
dustriële cursus in te stellen met als be
doeling meer begrip voor het werk te wek
ken en om verder de methodiek van het
werk onder de loupe te nemen. Hiernaast
werden nog enkele groepen van kerkleden
gevormd, die de vraag bestuderen, wat het
christen zijn in de industriële samenleving
betekent.
Werd het werk aanvankelijk in Bristol
alleen verricht van Anglicaanse zijde, later
is men tot het inzicht gekomen, dat het
arbeidsapostolaat door de verschillende
kerken gezamenlijk moest worden aange
pakt. Sedertdien doen de Vrije Kerken er
eveneens aan mee.
Al dit werk, dat in Bristol wordt gedaan,
kan in deze vorm natuurlijk niet zomaar
worden overgebracht naar ons land. Ieder
land en iedere sfeer heeft nu eenmaal eigen
vormen. Toch is het goed, dat de kerken in
ons land weten hoe er in Bristol wordt ge
arbeid.
Want het staat vast, dat ook bij ons de
„industriële mens" steeds meer wordt ge
vonden. Ook in Nederland moet het ar
beidsapostolaat worden opgebouwd, waar
bij duidelijk zal moeten worden gemaakt,
dat het niet een of andere ledenwinactio
betreft, maar dat het de kerk gaat om haar
plaats te vinden in onze moderne samen
leving.
In Bristol doen de kerken dit werk ge
zamenlijk. Laten we hopen, dat dit ook bij
ons zo zal gaan geschieden.
>ooooor>o^x*x)tx*>i')ry>3ooc>ooooooc»>x*xx>ooMooox)30ooc<xo30DCKX>oc>c>ooor>3oox)ooooocK<xxx>oiX)oooooooooooooooooooooc*x>Dooc<xxxx>oo(XK>oooooo
TRUMAN EN MOZART
Ex-president Truman van de Verenigde
Staten, die een bezoek aan Europa brengt,
heeft deze week in Salzburg een sonate van
Mozart gespeeld op een piano, die eens o
door de componist zelf is gebruikt.
9 JUNI 1956
Elke Zaterdag acht pagina's bij alle edities van
EEN VREEMD IDEE heeft ons enkele
uren bezig gehouden: hoe zou het zijn,
als wij plotseling in Nederland de stem-
gewoonten van andere volken zouden
moeten overnemen? In onze verbeelding
zagen wij ons al wapenen met sabel of
degen, of met een bruine boon naar het
stemlokaal gaan of naar bijeenkomsten
in een reusachtig stadion, waar Drees en
Romme elkaar op de worstelmat zouden
bekampen. Op die manieren immers
wordt er ook heden ten dage nog op
onze aarde gestemd!
HET RECHT van de sterkste is een der
oudste vormen van verkiezingen, zoals die
nu nog bij de primitieve stammen plegen
voor te komen. Op bepaalde tijden wordt
de huidige heerser uitgedaagd door een
sterke tegenstander, die hem in een twee
strijd moet proberen te verslaan. De uit
slag is beslissend voor het leiderschap.
Wie op de laatste zondag van april een
„Landsgemeinde" in het Zwitserse kanton
Appenzell-Ausserrhoden meemaakt, zou
gemakkelijk op de gedachte kunnen komen,
dat hier eveneens de wapens de verkie
zingen moeten beslissen. Iedere stemge
rechtigde draagt daar zijn sabel of zijn de
gen. De verkiezing geschiedt echter door
het vreedzame opsteken van de hand en de
wapens dienen slechts als bewijs van de
weerbaarheid en het stemrecht van de
burgers. Wie menen mocht, dat zo'n wapen
de elegantie van vrouwelijke burgers af
breuk kan doen, kunnen wij mededelen,
dat Zwitserland dit probleem krachtdadig
heeft opgelost. De vrouwen hébben name
lijk geen stemrecht.
Wanneer wij in onze wijsheid glimlachen
over de primitieve wijze, waarop in grote
delen van de wereld nog wordt gestemd,
dan mogen wij niet uit het oog verliezen,
dat analfabetisme een grote handicap
pleegt te zijn. Het heeft geen zin verkie
zingsleuzen aan te plakken en kieslijsten
uit te delen, als de kiezers de leuzen aan de
muur en de namen achter de witte cirkel
tjes niet kunnen lezen. Een systeem als in
communistisch China, waar in vele dor
pen de afgevaardigden worden gekozen
door achter hun rug bonen in bakjes te la
ten werpen, heeft dus wel degelijk een
goede grond, al gaat het „geheime" van
de stemming er geheel en al door verlo
ren.
De communistische Chinezen hebben
trouwens in het door hen bezette oostelijke
gedeelte van Tibet een geheel ónder ver
kiezingsprobleem ter oplossing gekregen.
Als tegenhanger van de hogepriester en
wereldlijk leider uit Lhasa, de Dalai Lama,
van wiens medewerking de huidige heer
sers zich niet konden verzekeren, pousseer
den de Chinezen de Panchen Lama, die
volgens hen de ware leider van het Tibe
taanse volk zou zijn. Deze zou over nóg
meer lichamelijke tekenen van goddelijke
afkomst dan de Dalai Lama beschikken.
Het is ons niet bekend, welke tekenen zij
zochten, maar het zullen wel hamertenen
en sikkelnagels zijn geweest.
Zeer ongelukkig waren wij er aan toe,
als onze verkiezingen hier onder dezelfde
omstandigheden zouden plaats hebben, die
in de twintigen jaren de Amerikaanse pre
sidentsverkiezingen plachten te begeleiden.
Uit de eerste hand hebben wij van de heer
G. Leeflang uit de Nolensstraat te Rotter
dam, die in die tijd in Amerika verbleef,
vernomen, hoe die verkiezingen duizenden
jonge kerels hun baantje kostten. Zelf was
hij één van die jonge mannen.
DE HEER LEEFLANG, die thans redac
teur-archivaris is van een groot Rotter
dams dagblad, kwam als jonge marconist
van een onzer zeesleepboten in 1923 in
New York aan. Op zijn zeemanspas bezocht
hij de Verenigde Staten, waar hij spoedig
werk vond als trambestuurder. Reeds de
dag, waarop hij zijn eerste lessen zou krij
gen, maakte hij een stevige blunder. Men
had hem verteld, dat hij mits hij de uni
formpet ophield, welke hem terstond na
zijn sollicitatie verstrekt was vrij ver
voer op de tram zou genieten. Vol ver
trouwen stapte hij dus 's morgens op de
tram, die hem naar zijn werk zou brengen.
Hij kon niet weten, dat hij zich in de wa
gen van een concurrerende maatschappij
bevond en er ontstond een rel, toen de
passagier vriendelijk op zijn pet wees en
weigerde te betalen. De zaak werd gesust
en de lessen konden beginnen.
Slapte in het bedrijf leidde tot het ont
slag van de heer Leeflang, die daarna via
een particulier arbeidsbureau bij de Beth-
lehem-Steelfabrieken in Pennsylvania te
werk werd gesteld. Daar maakte hij snel
promotie, totdat.... de presidentsverkie
zingen naderden. De grote fabrieken plach
ten namelijk vóór de verkiezingen hun
produktie sterk in te krimpen: de onzeker
heid, hoe het nieuwe bewind zou uitvallen,
dwong tot voorzichtigheid. Alleen in de
maispluk was nog iets te verdienen en als
ongewenste passagier (hobo) reisde de Ne
derlander met tientallen anderen per
vrachttrein naar het maisgebied. Belache
lijk was de overgang van de dag vóór de
verkiezingen, toen er aan geen baantje te
komen was, naar de dag na de overwinning
van Coolidge, toen de werkgevers de ar
beidskrachten weer met open armen ont
vingen.
De zeemanspas van de heer Leeflang
gaf hem geen recht op een zó langdurig
verblijf in de Verenigde Staten en via
Ellis-eiland moest hij naar Nederland te
rugkeren. Nu nóg kan hij het woord „ver
kiezingen" niet horen zonder te denken
aan die tijd van zorg en werkloosheid. Te
genwoordig is dit heel anders in Amerika.
HOE weinig romantisch dus onze ver
kiezingen met het rode potlood in het een
zame hokje ook mogen zijn: dit „couloir-
systeem" van 1S96 lijkt ons toch nog altijd
beter dan de vechtpartijen van de wilde
volken, de voortekenen van Tibet of de
primitieve methoden van communistisch
China, al zullen de grossiers in bruine
bonen het in het laatste geval misschien
niet met ons eens zijn! C. D.
De Economische commissie voor Europa
heeft onlangs de resultaten gepubliceerd
van een onderzoek naar de woningtoestand
in diverse landen van Europa.
Deze studie stelt vast dat de meeste lan
den hun woningbouw moeten opvoeren van
het jaar 1954 tot 1964 om aan de eisen te
voldoen. Een zeer gunstige uitzondering
hierop zal vermoedelijk Noorwegen zijn
dat een naar verhouding vrij gunstige wo
ningvoorziening kent en, eveneens in ver
houding, de meeste woningen bouwt. Na
Noorwegen noemt het rapport West-Duits-
land als het land met het hoogste aandeel
in de woningbouw. Gezien de ernstige wo
ningnood, die daar heerst, zal het daar nog
ten minste tien jaar duren om de wo
ningsituatie op gelijk niveau te krijgen als
de beter bedeelde landen in Europa. Zwe
den, dat niet in de oorlog is geweest, heeft
toch ook met de woningnood te maken
omdat het zulke kleine woningen bezit.
Wil het een gelijke voorziening in zijn land
Nederlander prof. Koenigswald
neemt deel aan expeditie
De Nederlandse Organisatie voor Zuiver-
Wctcnschappelijk onderzoek heeft prof. dr.
G. H. R. von Koenigswald een subsidie
verleend om deel te nemen aan een geolo-
gisch-paleontologisch onderzoek in het
oosteiyk gedeelte van de Middellandse Zee,
dat uitgevoerd zal worden door een Ameri
kaanse expeditie onder leiding van pro
fessor dr. Maurice Ewing, directeur van
het „Lamont Geological Observatory" van
de Columbia University te New York.
In een onderhoud met het ANP vertelde
prof. Von Koenigswald dat de Columbia
University in New York over een eigen
schip voor oceanografisch en geofysisch
onderzoek beschikt, dat speciale apparaten
aan boord heeft om grote bodemmonsters
uit de zeebodem te nemen. Met dit schip
komen prof. Ewing en zijn staf naar de
Middellandse Zee om een geologisch-
paleontologisch onderzoek in het oostelijk
bekken daarvan in te stellen. Men zal
daarbij door boringen de geologische ge
schiedenis van de sedimentatie in dat ge
deelte der Middellandse Zee nagaan als
mede de geomorfologie in verband met de
oude landruggen tussen Europa en Afrika.
De expeditie zal een tweetal maanden
duren.
DAMASCUS (United Press) Syrische
oudheidkundigen hebben met behulp van
Egyptische kleitafels de ten minste drie
duizend jaar oude haven Semira ontdekt.
Saltan Abdoel Hak, directeur van het mi
nisterie voor oudheidkunde, vertelde over
deze uiterst belangrijke vondst, dat de oude
Phoenicische havenstad even ten zuiden
van de aan de kust van de Middellandse
Zee liggende stad Tartus in Noord-Syrië
gevonden werd.
Volgens de eerste berichten zijn bij op
gravingen grote hoeveelheden kleitafels,
aardewerk en andere voorwerpen van
Phoenicische, Assyrische en Griekse her
komst tevoorschijn gekomen. De vondsten
dateren tot dusverre grotendeels uit het
tweede millennium voor Christus.
Sinds in de Tal Alamarneh in Egypte
kleitafels waren gevonden waarin over
Semira gesproken werd, hebben tal van
wetenschappelijke expedities tevergeefs
naar deze verdwenen handelsstad gezocht.
De Syrische archaeologen hebben in tegen
stelling tot bijvoorbeeld vroegere Ameri
kaanse en Franse expedities de stad kun
nen vinden omdat zij deze meer landin
waarts en niet vlak aan de kust zochten.
De Kanaanitische Phoeniciërs bouwden
namelijk hun havens niet vlak aan de kust
om beter beschermd te zijn tegen aanval
len van zeerovers. Semira werd dan ook
op een afstand van ongeveer vijf kilometer
van de kust gevonden. Uit de opgravingen
heeft men kunnen opmaken, dat de stad
ongeveer vijfentwintig eeuwen dus sinds
de ontbinding van het Griekse rijk on
der het duinzand begraven heeft gelegen.
Semira onderhield nauwe handelsbetrek
kingen met het oude Egypte.
krijgen als in Noorwegen en Denemarken
dan heeft het hiervoor zeker wel tien
jaar nodig. Uit dit gezichtspunt bekeken
is Finland er zelfs nog slechter aan toe.
Naast de huidige woningnood in Engeland,
waar overigens de woningstoestand in ver
houding redelijk wordt genoemd, zal men
zich daar noodzakelijk bezig moeten gaan
houden met het opruimen van krotwijken
in de steden. Hierdoor zal er in de eerste
tien jaren niet veel kans zijn op „veel
lucht" in de woningvoorziening.
De kwantitatieve woningnood in de
Sovjet-Unie wordt voor de steden als zeer
ernstig betiteld. Zelfs al zou de stedelijke
bevolking van Rusland afnemen dan nog
zou men circa twintig jaar, met het bouw-
ritme van 1954, nodig hebben om de wo
ningtoestand op het huidige gemiddelde
peil van West-Europa te brengen. De Rus
sen hebben echter het voornemen hun
bouwproduktiviteit aanmerkelijk op te
voeren.
Oostenrijk en België zullen, bij hun hui
dige bouwactiviteit hun woningbouw
moeten handhaven om aan de eisen tege
moet te komen die het slopen van de krot
ten gaan stellen. Denemarken kan tegen
1960 een nieuwe stroom van jonge gezin
nen verwachten zodat het zijn woningpro-
duktie niet kan laten verslappen.
De commissie meent dat bij een voort
zetting van de woningbouw, in de omvang
van 1954, voor de overige landen van
Europa de situatie zich slechts zeer lang
zaam zal verbeteren. Naast deze verbete
ring zal er dan echter ook een verslechte
ring plaats vinden.
In onze grafiek geven wij een overzicht
van het aantal woningen dat de diverse
landen bezitten. Het gemlddeldde aantal
woningen per duizend inwoners ligt voor
west- en centraal-Europa op 270. Neder
land komt op 230 woningen waardoor wij
dus een heel stuk onder het gemiddelde
liggen. Polen en Bulgarije hebben naar
verhouding ongeveer dezelfde woningvoor
raad als wij, hoewel de aard van de wo
ningen er minder genoemd moet worden.
Als wij de grootte van de woningen be
zien blijkt het dat ons land de ruimste wo
ningen van Europa bezit (samen met Zwit
serland). Per woning bezitten namelijk een
aantal vertrekken van 4.8. Bij de Zweden
is dit aantal 3.1 waaruit duidelijk blijkt
dat de ruime woningvoorraad der Zweden
uit zeer kleine woningen bestaat. Toch
staat dit land nog niet onderaan de rang
lijst want volgens de cijfers is dat Zuid-
slavië met een cijfer van 2,05! Daar heeft
men dus de kleinste woningen van
Europa.