Jan Oradi9 parodist Misbaarambtenaar een goochelaar met geluiden Leander Schlegel BEELD VAN ROTTERDAM Nachtleven bloeit niet in Brussel INZICHT Uakyenatetv Huiselijk hoedje Drie miljoen toeristen in Spanje verwacht Kort verhaal door Mireile Aubrey Standbeeld voor Bruegel „U HEEFT er geen idee van, hoe dikwijls prentte zich het geluidsbeeld van een voor- i/c mij moet ergeren aan telefoontjes, waar- film over een paardenrace in het hoofd. bij aan de andere zijde alleen papahiNooit heeft iemand van zijn uitstapjes iets papahi geroepen wordt". Aldus zegt ons bemerkt. Hij was dus bepaald geen onmis- de geluidsgoochelaar-conferencier Jan bare kracht. De chef ontdekte wel, dat hij Oradi, die zijn schuilnaam vond door het eigenlijk op de planken thuis hoorde, maai woord „radio" te verdraaien en die eigen- pas na het huwelijk werd de stap gewaagd: lijk Jan van Raay heet. We zitten tegen- zo trad hij voor de oorlog op in de Bonte over een tengere, beweeglijke veertiger met dinsdagavond trein, doch bleef vooralsnog blauwe ogen en blond haar, die ons in het overdag op zijn manier het kantoorwerk strak gehouden interieur van zijn werk- trouw. Na de bevrijding werkte hij ander kamer aan de Spotvogellaan te Den Haag halfjaar in het Engelse leger („hier voelde in zijn persoonlijke stijl enkele staaltjes ;k mij erg op m'n gemak, want ik ben van zijn kunnen voorzet. eigenlijk een anglofiel"). In die tijd liet hij een sergeant nog wel eens vergeefs een SEDERT JAREN kent men Jan Oradi paar trappen opdraven door hem met de door zijn optreden voor de microfoon in de stem van een geziene kapitein naar boven programma's van Wim lbo, waarna hij in te commaderen. de Mimoza-kolderserie van Karei Priors Showboat zijn virtuositeit nog meer kon aantonen. Van de „dure" papahi-auto- claxon naar paardengehinnik, een op gang INMIDDELS heeft het achtjarige dochter- komende motorboot of de doffe geluidjes tje de imitatielust ook in het bloed („ik van heen en weer kaatsende tennisballen moedig het in het geheel niet aan is het voor Jan Oradi maar een stap. Met Als ze thuis komt van de Montessorischool hetzelfde gemak dist hij evengoed vele ge- en door de ouders met „Daar is ons lief luiden van de nachtelijke wildernis op als hondje al", begroet wordt, begint ze op de reacties van een vliegtuig met motor- handen en voeten de trap op te lopen, te dl't hT'"oegll ""hÏÏe'"paul storing. blaffen en te janken. En ze blijft op en top Maar toch stelt Jan Oradi er prijs op in een „hondje" ook wanneer ze reeds lang de eerste plaats met „conferencier" aan- aan tafel zit. gesproken te worden: de imitaties, die hij Zo biedt het leven van Jan Oradi in met simpele mondstanden zonder het min- ieder opzicht afwisseling ook wat het ste zoeken en dadelijk op de juiste „micro- voortdurende reizen en trekken aangaat, toonsterkte" produceert, verwerkt hij het „ik heb van vrijdagmorgen tot afgelopen liefst als illustratie in een eigen verhaal, zondagnacht drie uur geslapen en dat is In dit opzicht kan hij zijn hart ophalen, stellig niet teveel. Van vissen, schilderen wanneer hij met zijn vrouw ook iemand of knutselen aan de eigen modelspoorweg uit het vak: zij helpt het programma vullen met tien minuten „indrukken van zand en zaagsel" in de kleine auto de provincie intrekt om voor jubilerende verenigingen en wat dies meer zij op te treden. Van een voetballer van het Haagse „Quick" en een groot paardenvriend hoeft DE „Haarlemsche Jeugdherinneringen" Haag en Leipzig, vestigde zich in 1871 te het niet te verwonderen, dat er in het re- van de heer Jan Tadema, nu alweer onge- Haarlem, waar hij eerst directeur der Mu- pertoire enkele parodistische „radiiorepor- veer twintig jaar geleden door hem voor ziektchool en dirigent van het Toonkunst- tages" van interlandwedstrijden en paar- de leden van de vereniging „Haerlem" koor was en waar hij later zijn eigen mu denraces voorkomen. Terwijl Jan Oradi op vastgelegd in een genoegelijk boekje, met ziokinstituut leidde. In 1913 overleed hij. de leuning van zijn bureaustoel zit, gaat hij kiekjes van veel verdwenen stedeschoon, Over zijn pianospel kan ik niet spreken, terug naar zo'n spannende zondagmiddag zijn zowel voor de oude Haarlemmer als want ik heb het nooit gehoord. Men zegt, Bij de foto: „Bah!" zegt Jan Oradi, wanneer hij met een vies gezicht de telefoon, waardoor een onbekende grap penmaker weer eens „papahi, papahi" roept, neerlegt. Al is de „Showboat" uit de ether, het zal nog wel even doorgaan met dergelijke flauwe aardigheden! komt op die man.er maar weinig. Zeifs he. voetballen bij „Quick" waarvan zijn buurman, de humorist Willy Vervoort, ook lid is dreigt wel eens in het gedrang te komen. „Het is er bar gezellig. Cees de Lange heeft bij ons in het eerste gespeeld en hij komt nog regelmatig kijken." Overigens.... ook het spreken met Jan Oradi is bar gezellig. We belanden nog bij Vlaanderen „maakte". Ook de stemmen van ds. Fetter, Alex de Haas, Van der Mandere en vele anderen zijn „persoonlijk eigendom" geworden. Zo weet onze gast heer door zijn rijke klankregister, vertel kunst en goed geheugen ons zo te boeien, dat we ons haasten moeten om een andere afspraak, die we bijna vergaten, te halen. JAAP STIGTER dat het ongemeen poë tisch en gedistingeerd was. Wat mij boeide, waren zijn composi ties. Mijn bewonde ring voor zijn werk is nu nog even groot als toen ik hem leerde kennen. Zijn Sonate voor piano en viool.de Passacaglia voor twee klavieren, liederen en kleinere piano wer ken openbaarden mij van voor de oorlog en laat Willem Vogt met voor de oud-Haar- zijn trage stem de Nederlanders over de lemmer nog altijd hele wereld begroeten en nadrukkelijk aantrekkelijke Rec over de windrichting spreken, waarna de tuur. Als hij het ,,-nelle" Han Hollander aan bod komt. boekje ter hand Daarna wordt overgeschakeld naar Aad neemt en zich met de van Leeuwen: „Ik zal u dadelijk vertellen, schrijver in het ver waar de bal is (gejoel bij monde van Jan leden verdiept, dan Oradd) ik kan op het ogenblik niet gluurt een zekere zien, wat er aart de hand is.weemoed „door den „En dan krijg je even later," aldus onze zachten sluier des gastheer, „het volgende: Appel ligt daar tijds". Maar tegelij- nog steeds.... nu komt de scheidsrechter kertijd ervaart hij de erbij (even pauze)ja, luisteraars, nu waarheid van Gorters is ook de grensrechter erbijAppel ligt woord uit „Mei" opnieuw: ,.De mijmering de componist als een man, wiens beteke- daar nog steeds...." Jan Oradi lacht: „Zo over een ding is teerder dan het ding", nis absoluut te laag werd geschat. Ik weet kwaad is het natuurlijk niet gemeend, want Veel van wat nu glanst in onze herinnering het: wat in Wenen als een compliment Aad van Leeuwen doet het uitstekend, was dof, toen we het beleefden. Maar niet werd bedoeld men noemde Schlegel Maar ik ben nu eenmaal een karikaturist.alles, want de muziek die Leander Schle- daar „der Haarlemmer Brahms" werd oh ja, en dan is er ook nog dat eeuwige gel in die vervlogen Haarlemse jaren aan hier als bezwaar aangeveerd: hij heeft vol- kopje thee, dat hij ons nooit spaarthet zijn notenpapier toevertrouwde, was alles- gens velen te sterk onder de invloed van verdrinkt nog wel eens in het fanfare- behalve dof. Ze was vervuld van intens de meester van het Deutsche Requiem ge- korps...." (Hij imiteert de bekkenslagen leven en ze glansde in de gloed van Schle- staan. Over oorspronkelijkheid en onafhan en het zware „blaaswerk".) gels warmvoelende persoonlijkheid. kelijkheid zou echter heel wat te zeggen Dan wordt Tom Schreurs met zijn zware De heer Tadema heeft in zijn boekje ook zijn. In ieder geval heeft men het eigen stem op de hak genomen met zijn „beste een beknopte beschrijving gegeven van het timbre, het persoonlijk harmonisch karak- sporbvrienden goedenmiddag" en een „over stedelijke muziekleven in de jaren vóór ter, het veel meer progressieve denken van naar de centraalpost". Onmiddellijk komt 1900. Hij vertelt daarover op de volgende Schlegel te zeer onderschat en dus veel dei- een volgende reporter met een wat sloom gemoedelijke wijze: „Behoudens de draai- wezenlijke waarden van zijn kunst uit het geluid aan bod: „Luisteraars, het is een orgels had het muzikale Haarlem volop ge- oog verloren. Zeker, deze muziek is in we- gemene mist, die hier in Londen hangt, legenheid van muziek te genieten. De zen en van origine Duits, maar dit dan in waardoor ik de dingen niet zie. Het zou Bachvereniging stond reeds in vollen bloei, de beste zin van het woord. Ik ben het natuurlijk een prachtig gezicht kunnen zijn, al werden vele concerten zonder orkest volkomen eens met wat Eduard Reeser in indien we de dingen wel zouden zien...." eerst in de muziekzaal van de Kroon ge- zijn „Een eeuw Nederlandse Muziek" er- -j-y® geven, waarbij Leander Schlegel de solis- over zegt: „Een voorname persoonlijkheid men we stations len voortreffelijk begeleidde". Het lag na- treedt ons in de muziek van Schlegel tege- tuurlijk niet op de weg van de overigens moet: de gebondenheid aan een muzikale DE KNOPPEN van het radiotoestel wor- zeer muzikale schrijver om op de betekenis traditie, die op het einde der negentiende den verdraaid: na een reportage van de van de componist Schlegel nader in te eeuw in ons land nog altijd van grote in- BBC-Homeservice over een tenniswed- gaan. Ik moge dit thans doen met enkele vloed was, heeft het zich ontplooien van strijd, worden we verplaatst naar een paar- aantekeningen over zijn werk. een oorspronkelijke fantasie allerminst in denrace in Californië, alwaar de reporter Mijn kennismaking met Leander Schle- de weg gestaan...." met een knauwende, enigszins nasale stem gel dateert uit 1909. De componist was toen Schlegels pianostijl is, hoewel door de luisteraars een hete strijd voor ogen vijfenzestig jaar, ik was eenentwintig. Ik meesterhand beheerst en volkomen door stelt. De juiste vaktermen worden door het vond hem een oud man. De tijd waarin hij het karakter van het instrument bepaald, geheel gemengd, men hoort de paarden als pianist optrad was voorbij. Gere- minder vloeiend dan men verwachten zou, snuiven en trappelen, de favoriet Dixie- geld kon men hem, deftig, met hoge hoed, maar ze is in hoge mate dichterlijk: de land triomfantelijk hinniken, het publiek van zijn woning aan de Zijl weg naar zijn gouden kleur, die de late romantiek ken- joelen.... kortom, het hele spel is com- muziekinstituut in de Zijlstraat zien wan- merkt, ligt over deze poëzie breed gespreid. v/rt- u delen. Zijn gang was rustig, zijn houding Altijd blijven zijn soms stroef aandoende, Maar het „toestelwordt afgezet met een voornaam, een man van distinctie en allure, maar steeds artistiek te verdedigen verwik- „zo kan ik wel een paar uur aan de gang Hij had naar het uiterlijk ook een geleerde kelingen interessant. Een tegemoet komen blijven". En daarop volgt: „Ik ben vroeger kunnen zijn, maar andere eigenschappen aan de wensen van een oppervlakkig pu- heel normaal ^geweest, maar heb het nu in hem waren sterker dan de wetensehaps- bliek is hier uitgesloten. Zijn kun9t weer- veel prettiger". Ja dat vroeger, daar- drang, die Schlegels vader had gedreven spiegelt zuiver het innerlijk van een man, over is wel wat te zeggen. Jan van Raay naar zoölogische en in het bijzonder naar die in gesprekken eenzelfde aristocratische werkte onder meer als kantoorbediende op ornithologische onderzoekingen. levenshouding toonde, die zijn werk ty- handelskantoor en op de Provinciale Hermann Schlegel, geboortig uit Alten- peert. Griffie van Zuid-Holland zelfs vele jaren, burg in Saksen, vond zijn levenstaak in Meermalen heb ik mij afgevraagd, waar- Daar vond men hem echter slechts zelden Leiden, waar hij directeur van het Nabuur- om velen die deze eigenschappen misten of achter zijn schrijfbureau, aangezien hij kundig Museum en honorair hoogleraar gemist hebben, in ons land tot veel groter steeds met een map papieren „op weg naar aan de Universiteit is geweest. Te Oegst- waardering zijn gekomen.... Hij was voor een andere afdeling was". In werkelijkheid geest, op 2 februari 1844, werd zijn zoon een élite geschapen. zat hij dan bij voorbeeld in de bioscoop en Leander geboren. Deze stud'eerde in Den WILLEM ANDRI ESSEN (Van onze correspondent in Brussel) HOE STAAT HET nu eigenlijk met het nachtleven in Brussel, zo vroeg ons dezer dagen een Nederlandse vriend op doorreis. En de vraag, dat kan ieder raden, werd ge steld op een manier die duidelijk liet ver moeden, dat een correspondent in de Bel gische hoofdstad terzake onbetwistbaar deskundig is of behoort te zijn. Men kan op die vraag ook niet antwoorden, dat het best gaat of heel slecht, want zo'n ant woord kan iemand van Den Haag uit ook bedenken. Nee, de vraag is eenvoudig, maar het antwoord gecompliceerd. In de eerste plaats mag worden geconstateerd, dat het Brusselse amusementsbedrijf uitbreiding ondergaat. De „Boeuf sur le Toit" is niet de enige nachtgelegenheid, waar de inter nationale reiziger enige verpozing kan zoeken bij het aanschouwen van ultra mo derne en zeer internationale attracties. Het „Lido-Palace" en de „Moulin Rouge" en hier en daar nog een kleiner cabaret zijn sedert zowat een jaar geduchte concurren ten geworden. De luxueuze „nachtbuut" van de Naamse „Poort" of „Porte de Na- mur" moet concurreren met het centrum van de stad, waar de nieuwe cabarets het voordeel hebben dat zij direct de clientèle kunnen aantrekken van de grote interna tionale hotels. Maar een buitenlander, dia de bekende „toer van de nachtclubs" waagt, komt toch van de bovenstad naar het centrum of vice versa. Deze expansie van het „spek takel bed rijf" zou kunnen doen geloven, dat de zaken briljant zijn. Toch is de algemene indruk een andere. Er wordt geld verdiend, maar het is geen topbedrijf. De artiesten zijn duur, de orkesten eisen soms tot tachtig gulden per dag en per man. En ook de bui tenlandse zakenman of toerist lelt al geeft hij graag uit de francs tweemaal voor hij ze uitgeeft. Het systeem vindt daardoor meer en meer ingang de ver plichte consumptie tegen de eenheidsprijs van bijna acht gulden voor een glas bier, alcohol enzovoorts. Maar de argeloze, die er eens uit wil zijn, krijgt natuurlijk een fles champagne van tachtig gulden! De kel ners, doorgewinterde psychologen, zien zo op iemands gezicht of het kan of niet kan. De Belgische gast, vergezeld van buiten landse vrienden, zien zij met lede ogen bin nenkomen. Want die zal wel voor de helft van de prijs toch champagne geserveerd krijgen. In gesprekken met directeuren van de nachtclubs is het ons opgevallen hoe ernstig die mensen zijn, ja zelfs een tikje melancholiek. Zij praten graag over schil derkunst en litteratuur en zelfs over reli gie. Een van hen vroeg ons naar de prijs van een oude Statenbijbel, vertelde dat er twee soorten artiesten zijn: ofwel zij boe melen dat het een aard heeft en zijn dan na een paar jaren letterlijk en figuurlijk van de planken, ofwel zij zijn uiterst ge matigd in eten en drinken, streng, onver biddelijk streng wat hun dagelijks leven betreft. In het laatste geval kunnen het ge ziene internationale artiesten worden. Voor alles moet een directeur zijn zaak contro leren. Geen ogenblik mag hij die controle loslaten, zelfs niet in de vroege ochtend uren, want dan wordt gewoonlijk duur ge dronken. En het is voor sommige kelners te verleidelijk met veel geld om te gaan! DUITSE DOCUMENTAIRE OVER AMSTERDAM Amsterdam heeft zich in het bezit ge steld van een copy van een filmpje, dat de Duitse cineast Herbert Kebelmann over do hoofdstad heeft vervaardigd. De korte do cumentaire is getiteld „Amsterdam, stadl van de grachten" en is opgenomen in die voorprogramma's der Duitse bioscopen. Functionarissen van de Spaanse dienst voor vreemdelingenverkeer hebben vol gen» United Press voorspeld, dat er dit jaar in het totaal drie miljoen toeristen Spanje zullen bezoeken. Verleden jaar joen vreemdelingen een vakantie in Spanje door. Zij gaven in totaal een Spanje door. Zij gaven in het totaal een bedrag van naar schatting driehonderd miljoen gulden uit. Het aantal toeristen, dat tot heden naar Spanje kwam, is aan zienlijk groter dan in de overeenkom stige periode van het vorige jaar. AMSTERDAM, juni. Goed, ik wil niet eens weten, waar u op gestemd hebt. Het gaat me niets aan en we heb ben nu toch aan de resultaten gezien, dat er geen bepaald spectaculaire om mezwaai is geweest in uw gedachten- leven en in uw politieke inzicht voor zover aanwezig. Inmiddels wil ik twee dingen echter veilig aannemen. Ten eer ste: u hebt gekozen voor lagere prijzen en hogere inkomsten. Dit kan ik veilig zeggen, want ik heb vergeefs gezocht naar de partij die zulks niet wil. Nu dus maar eens kijken wat er van komt. A's u over, laten we zeggen een jaar, deze stukjes niet meer ziet, dan kunt u daar veilig de conclusie uit trekken dat het wèl gelukt is en dat ik het stukjesschrij- ven met dédain verre vdn mij geworpen heb. Laten we echter aannemen, dat ik hier (behoudens redactionele afkeuring) over een jaar ook nog wel iedere zater dag figureer. Er is echter een tweede punt: er zijn mensen, die zeggen dat ze toch zo kun nen zien, wat uw partij is. De voorzitter van het stembureau, waar ik van de week mijn hokje heb rood gemaakt, is er zo een. „Ach meneer", zei hij, „waar om maken ze toch zo'n rommel met al die hokjesbouwerij, hier in de school. Laten ze toch niet zo geheimzinnig doen. Ik kan zo aan iemands gezicht zien, waar hij op stemt. Katholieken, staat kundig-gereformeerden en communisten (verbaasd zich in eikaars gezelschap te bevinden) haal je er het makkelijkst uit. Onmiskenbaar, meneer. De blik in hun ogen, hun hele gezicht, hun lichaams houding en hun kleding, meer heb ik niet nodig. De V.V.D. is niet veel moei lijker: als ik mensen met een bepaalde zelfverzekerde verontwaardiging hier binnen zie komen, dan heb ik er in ge dachten al weer eentje voor Oud bij ge teld. Christelijk-historisch ben ik zelf, menéer, ik ken mijn klantjes wel. Ik geef toe, dat mijn functie in de partij me hier misschien op een unfaire manier helpt, maar ik hèb dat voordeel nou eenmaal". De voorzitter van het stem bureau liet de lichte wolk van onsporti- viteit, die even over zijn gezicht was gegaan, verdwijnen en vervolgde: „Ik geef toe, dat ik een paar keer in twij fel heb gestaan tussen de A.R. en de Na tionale Unie, maar het feit, dat er van ochtend vroeg al een paar mensen bin nenkwamen, die me vroegen „Kan ik hier op Zijlstra stemmen?" heeft me een mooie voorsprong gegeven. Ook daar zat een type, meneer. Als je dat eenmaal herkent, dan duw je verder één grote groep in de klasse Nationale Unie, Nationale Oppositie Unie en Gerefor meerd Politiek Verbond bij elkaar, zon der je verder over de fijnere puntjes druk te maken. Er blijven nog enkele groeperingen over: de domoren, die on bewust verkeerd zullen stemmen, zijn eenvoudig en de bewuste blankstem mers kondigen hun doel meestal aan. Goed, dan heb je bijna alles gehad. Alles, wat niet in deze ploegen thuis hoort, deel je in als socialist. Die heb ben weinig karakteristieks". De voorzitter van mijn stembureu, die zich naar mijn mening nog wel eens in doorbraakmensen kan hebben vergist, heeft in elk geval 's middags een uurtje de resultaten van de verkiezingen ge teld, zoals hij ze deduceerde uit de ge zichten van zijn kiezers. Hij kwam nauwkeurig tot de kamerverdeling zo als we die in de voorafgaande vier jaar hebben gekend. Hij was daar niet ver baasd over, want we wonen in een soort gemiddelde buurt, alleen maar trots op wat hij zijn politieke inzicht noemde. Dat hij zich hier en daar in de resultaten één zeteltje heeft vergist, zal niemand hem euvel kunnen duiden. Hij heeft het vrij aardig bekeken. Het is alleen natuurlijk wel zuur voor hem, dat we wéér geen Christelijk-His- torische regering zullen hebben. En hij had nog wel zo gehoopt op zijn hogere lonen en lagere prijzen van die kant. Nu moet hij ze van een ander accepteren. Ik hoop, dat dit hem niet te moeilijk zal vallen. A.S.H. HET WAS ONGEHOORD, hoe de men sen zulk prachtig smeedwerk konden ver waarlozen, tot het dik in de roest zat en knarste en piepte als je er maar even aan kwam! dacht Pépé le Panache. Hij peu terde omzichtig aan het grote 9lot van het tuinhek. Ondanks de roest was het al spoe dig open. Hij verwachtte trouwens niet anders met zijn gereedschap en zijn rou tine. Het was immers een heel alledaags slot, zoals hij er bij elk karweitje verschei dene te openen kreeg. Het kwam er nu maar op aan het hek geluidloos te doen draaien. Pépé le Pana che hanteerde even vakkundig het olie- spuitje, dat hii voor dergelijke gelegen heden steeds bij zich droeg. Ja, hij gaf zijn klanten betere service dan de meesten van zijn collega's. Wat de mensen ook van hem mochten zeggen, ze hielden er tenminste een goedgesmeerd tuinhek van over. Zo, hij was binnen. Over een der gras randen langs het grintpad liep Pépé le Pa nache naar de huisdeur, aldus elk geluid van zijn voetstappen dempend. Hij had wel gezorgd, dat er niemand thuis zou zijn om hem die nacht in zijn be zigheden te storen, maar hij had het tot een ge woonte gemaakt ook bij de allergrootste zekerheid geen enkele voorzichtig heidsmaatregel achter wege te laten. Die ge woonte was hem al een paar keer uitste kend te pas gekomen. Zijn plan was overigens bijzonder goed opgezet. Hij was begonnen handig relaties aan te knopen met het dienstmeisje van de familie Coussot en zo had hij, volgens beproefd recept, alle gewenste bijzonder heden gekregen over de bouw van het huis en de plaats van de kleine brandkast, waarin mevrouw haar juwelen bewaarde. Ook had hij gehoord, dat mevrouws be jaarde moeder sedert enkele dagen niet al te best in orde was. „Arme oude dame!" had hij meelijdend tegen de blonde Suzette gezegd. Maar daarna had hij er geen gras meer over laten groeien en zijn altijd doel treffend middel toegepast: een gefingeerd telegram „Toestand ernstig". Dit telegram zou de familie Coussot deze nacht al ver van de woning hebben gebracht. Nadat hij met zijn nimmer falend tech nisch inzicht had vastgesteld, dat de huis deur door een heel ingewikkeld slot en met twee zware kettingen verzekerd was, begaf Pépé le Panache zich om het huis hebben, kon ook hij een glimlach over de dwaze situatie niet weer houden. „Ik heb de oudste rech ten, kameraad!" zei hij. „Maar als je die eerbiedigt, kun je je gang gaan. Laat mij het zilver". Pépé le Panache wist de humor van het geval te waarderen. Hij zette zich zonder uitstel aan zijn werk: de kleine brandkast. Een poosje werkten ze beiden voort. „Hoor eens, vriend...." begon de rossige man toen. Pépé le Panache keek op, een beetje uit zijn humeur over de stoornis. Bij een hand werk als het hunne moest niet teveel wor den gesproken, vond hij. „Wat is er?" vroeg hij kortaf. „Als college vind ik, dat ik je moet waar schuwen voor bepaalde gevaren," zei de rossige man. „Gevaren?" Pépé le Panache was plot seling in hoge mate geïnteresseerd. Zou misschien zijn telegram. „Zeker, kameraad, gevaren! Ik heb uit betrouwbare bron vernomen, dat inspec teur Coussot, die zoals je zeker weten zult een broer van onze „gastheer" is, tijdens de afwezigheid van de familie een oogje in het zeil zal houden." „Zo!" bromde Pépé le Panache koeltjes. „Ja," vervolgde de ander, „en omdat een heen naar de keukendeur, die hij zonder gewaarschuwd man voor twee telt, dacht moeite opende. ik, dat je het misschien op prijs zou stellen In de gang deed een flauw schijnsel uit het te weten. Je kunt er je gedragingen de op een kier staande salondeur hem plot seling stilstaan. Drommels, zou Suzette haar neus voorbij hebben gepraat? Geen nood, hij had zijn aftocht vrijigehouden en krijgen déden ze hem niet gauw. Zo ge makkelijk liet Pépé le Panache zich ove rigens niet uit het veld slaan. Voorzichtig liep hij naar de deur waardoor het schijn sel in de gang viel. Wat hij zag, deed hem glimlachen. Een vrij haveloos geklede man, met op de rossige haren een diep in de ogen ge drukte pet, lag geknield voor het open buffet en was bezig bij het licht van een kleine dievenlantaarn behoedzaam het tafelzilver in een grove zak te pakken. „Concurrentie!" spotte Pépé le Panache in zichzelf. En opzettelijk maakte hij enig ge druis. De andere man schrok hevig. Maar toen hij zag een vakgenoot voor zich te naar richten, als de grond hier soms te heet onder je voeten mocht worden." „Ik ga maar niet bij het eerste gerucht aan de haal!" zei Pépé le Panache, in zijn eer getast. „Als jij blijft, kan ik het toch zeker óók wel, wat?" En niet van zins zich de mindere te tonen van zo'n doodgewone tafelzilverdief nam hij zijn gereedschap weer op en zet'te zich weer aan zijn werk. Sneller dan hij had durven hopen slaag den zijn pogingen. De deur van de ouder wetse brandkast opende zich op zijn met grote vakkennis toegepaste aandrang en de beide ko-tbare parelsnoeren van me vrouw Coussot lagen voor het grijpen.Pépé le Panache zag ook de briljanten ringen en armbanden niet over het hoofd. Nauwelijks had hij de juwelen bij zich gestoken, of er gens op de bovenverdieping klonk gestom mel. ROTTERDAM: dat is zilver over de Maas in een wijde waaier, die tot de kraak installaties van Pernis kan reiken. Dat is rook boven een rommelige stad, die meer had aan een werkpak dan aan een architectonisch jacquet. Dat is het smoordrukke havenverkeer in de schepen en daarbuiten, op de politieboten, de lichters, de ele vatoren en de Spidobootjes vol vriendelijke vreemdelingen. Zo heeft Kees Over- beeke de stad zijner vaderen willen zien in het boekje De Rotterdamse Haven, dat in de serie „Nederland, het land waar wij wonen" bij de uitgeverij De Toren laan te Assen is verschenen en dat een plezierig beeld van de Maasstad schept: geen dikdoenerij, af en toe het vleugje romantiek, waaraan Maas en Merwede niet vreemd zijn, maar de Rotterdammer al gauw te veel van krijgt, met goede foto's, die echter niet het papier kregen, waar zij recht op hadden. De schrijver heeft zich in zijn voorwoord op voorhand geëxcuseerd voor een licht chauvinisme, dat iedere lezer hem dan ook direct vergeeft, want deze levende, werkende stad is waard om aardig, zelfs eerbiedig tegen te doen. De auteur geeft in losse hoofdstukken, wandelend langs havens en door Katendrecht, sprekend met de predikant en de classificeerder, zijn visie op Rotterdam en hij doet het onver vaard, zelfs als het over stakingen gaat, waar hij de menselijke achtergronden achter zoekt en vindt. Dat is echter niet de voornaamste bekoring van dit prettige werkje, want daar mee zou hij er niet gekomen zijn. Veeleer wordt de charme ervan bepaald door de indringende verteltrant die iedere kenner van Boompjes en Leuvehaven aan frisse herinneringen zal helpen, aan beelden, die hij vergeten waande. Hij voelde de pul serende klop van de stad, die streeft naar de positie van een van de machtigste wereldhavens, uitermate gunstig gelegen aan de delta van Rijn en Maas en in het spinneweb van waterwegen, die tot diep in Europa en wellicht straks tot aan de Zwarte Zee reiken. Hij geeft anekdotes zowel als cijfers, maar in de juiste dosering en levert daarmee een beeld van Rotterdam, dat ondanks de beknoptheid aanspraak mag maken op volledigheid, omdat het een doorleefd beeld is, waarin de harte lijke liefde voor deze niet te verdringen grootheid in het internationale handels verkeer duidelijk meesprak. Het enige, waarop men wellicht een aanmerking zou kunnen maken, is dat Overbeeke in zijn stevige relaas wel eens in herhaling valt. Maar het gaat dan toch wel zo sjeuïg, dat men graag nóg eens hoort vertellen, hoe vlot de douane een buitenlands schip afhandelt of hoe vuil soms het werk van de bootwerker kan zijn. J-F. „Onraad, collega!" fluisterde Pépé le Panache en zonder een ogenblik hun tegenwoordigheid van geest te verliezen spoedden de beide inbrekers zich door de keuken het huis uit. In korte tijd waren zij buiten gevaar. „ZIZO," zei Pépé le Panache, toen ze tegenover elkaar zaten aan een tafeltje ln de kroeg van vader Bonnard, die klanten van dit soort ook na sluitingstijd graag be diende, „daar zijn we prachtig tussenuit gekomen. Als die inspecteur Coussot ons nog eens te pakken wil krijgen, zal hij er voor moeten zorgen, niet zoveel lawaai te maken." „Dat zou ik niet zo durven zeggen," meende de rossige man een beetje geheim zinnig. „Je weet nooit, wat er achter de dingen zit." Pépé le Panache lachte hartelijk. „Kom," zei hij, „daarginds was je ook zo bang. Bovendien: wat mijn werk betreft sta ik mijn man. Dit kleine instrumentje verlaat mij op mijn uitstapjes nooit!" Bij deze woorden haalde Pépé le Panache een ste vige browning voor de dag. „Brrr!" deed zijn rossige collega. „Dat ding is toch niet geladen, hoop ik?" „Reken maar!" Onder de invloed van zijn zoveelste glas kreeg Pépé le Panache gaandeweg de luidruchtigheid terug die hem eigen was, wanneer hij zich niet op een van zijn uitstapjes bevond. „Bekijk het ding maar een goed, kameraad. Maar voor zichtig, want het kon wel eens afgaan!" Hij reikte het vuurwapen over de tafel heen aan zijn collega, die het slechts aar zelend aannam en het met ontzag bekeek. „Heb je soms nog méér van die dingen bij je?" vroeg de rossige man angstig. „Me drinkt, dat één voldoende is!" oor deelde Pépé le Panache. „Hm!" bromde de ander, terwijl hij de vinger aan de trekker legde. „Dus dit is je énige. Wat ik zeggen wilde: kèn je die in specteur Coussot? Hoe ziet hij er eigenlijk uit?" Pépé le Panache keek de rossige man eens aan. „Hoe inspecteur Coussot er uit ziet? Wel, hij heeft zo ongeveer jouw grootte. Ook zijn neus en zijn ogen lijken wel een beetje op de jouwe. Drommels, nu je mij dat zo vraagt, moet ik eigenlijk zeg gen, dat je aardig op hem lijkt. Als je er niet zo sjofel uitzag en niet van dat rooie haar had, als je je bovendien eens een beetje beter waste, wel, dan kon je in een behoorlijk uniform best voor hem door gaan." De ander haalde bedaard een zakdoek uit zijn zak en veegde daarmee de schmink van zijn gezicht. Toen zette hij zijn pet af en trok de rossige pruik van zijn hoofd. „Ziet inspecteur Coussot er misschien zó uit?" vroeg hij spottend. Pépé le Panache was met een verwensing opgesprongen en tastte naar zijn zak. „Spaar je de moeite!" zei Coussot. „Je schiettuig heb ik immers hiér!" En hij wees veelbetekenend op zijn rechterhand, waar in zich het wapen van Pépé bevond. „Je ziet, dat inspecteur Coussot nog zo dom niet was, toen hij een beetje lawaai liet maken. Wat jezelf betreft: bedenk eens iets ènders dan dat eeuwige telegram. Dat loopt zo in de gaten, op de duur! En geef mij nu de juwelen maar eens terug, dan kunnen wij, in afwachting van verdere af rekeningen, alvast afrekenen met vader Bonnard Binnenkort zal op de Kapellenmarkt te Brussel een standbeeld worden opgericht ter ere van de bekende Vlaamse schilder en graficus Pieter Bruegel (1525-1569). Hij is vooral als de vervaardiger van „De spelen der kinderen" en „Spreekwoorden" bekend. Het gebeente van Pieter Bruegel rust in de Kapellekerk, doch de juiste lig ging is onbekend. Deze schilder van hel Vlaamse volksleven uit de zestiende eeuw- woonde in de Hoogstraat.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1956 | | pagina 15