Modern India bindt de strijd
aan met remmende tradities
ferranfa
Het Tsjechisch Filharmonisch
Orkest te Amsterdam
Staatshoofd en mens - een zwaar offer
Heilige koeienonaanraakbaren en uitbuiters
Alleen Indiërs kunnen
India leiden
Witte tanden - frisse adem
met COLGATE!
Koning en Ministers
7
Ingeslagen
Ingegroeid
Ingevreten
„Jeugd weinig geïnteres
seerd in 4 mei-herdenking"
Amerikaanse vakbondleider
Harry Bridges beschuldigd
Er worden geen groenten
meer doorgedraaid
Otto John in ziekenhuis
Nieuwe
Gemeentelijke opleiding
voor m.o.-akten in Den Haag
HOLLAND
FESTIVAL
Frans passagiersvliegtuig
vloog door afweervuur
Rondom de KabinetS'
formatie
V er houding tot Indonesië
Meerderheid is voor
afwachten en niets doen
VRIJDAG 22 JUNI 1956
(Van een speciale verslaggever)
MEER DAN EEN KWART MILJOEN van
India's plattelandsbevolking is nu opge
nomen in de zorgen van het grote ontwik
kelingsprogramma. Ah het nu juist be
gonnen tweede vijf-jarenplan ten uitvoer is
gebracht, zal het gehele platteland recht
streeks of zijdelings bij dit programma zijn
betrokken. Men behoeft er niet aan te
twijfelen of dit zal gelukken. Slechts van
de intensiteit van het ontwikkelingswerk
ban men niet overal zeker zijn.
Er is weinig buitenlandse hulp bij dit
werk en, hoezeer India ook buitenlandse
hulp nodig heeft (grootscheepse en af
doende hulp bij de technische opbouw
van het land), het is de vraag of op dit
gebied, bij de „opbouw van de mens",
vreemde hulp wel zou kunnen baten.
Zijn medici, zijn vroedvrouwen en ver
pleegsters, zijn landbouwkundigen, zijn
ingenieurs, onderwijzers en sociale wer
kers kan India zelf wel opleiden. Voor
zover het nog mensen voor deze oplei
ding te kort komt, zal het alleen geduld
moeten hebben tot de zo kort geleden
begonnen scholen de nodige leerlingen af
leveren. Tiet moeten immers toch Indiërs
zijn.
Er is een Amerikaanse groep Quakers, die
ergens in India in een gemeenschapsplan
werkt. Het zijn meest jonge mensen, een
medicus, een landbouwkundige, een technicus,
een socioloog. De medicus geeft duizenderlei
goede raad en leidt meisjes op tot vroedvrouw
en verpleegster. De landbouwkundige leert de
boeren hoe zij hun gewas kunnen versterken
en vermeerderen.. De technicus heeft een
nieuw model overdekte waterput uitgedacht,
waarin het water veel zuiverder blijft dan in
de oude open putten; de medicus controleert
het water. Nu is die technicus bezig een nieuw en veel sterker
soort baksteen te vervaardigen uit de materialen, die het land
oplevert.
Prachtig werk. De Indiërs zijn er ook dankbaar voor en deze
jonge Amerikanen zijn dankbaar voor de gretigheid waarmee
een primitieve bevolking goede raad aanvaardt en in de praktijk
brengt. Maar dit gaat alleen om zaken, die aan de buitenkant
blijven, die het stoffelijke raken: gezondheid, voedsel, welvaart.
De socioloog verricht onderzoekingen in diepere lagen. Hij
komt in aanraking met de vele, diep-ingewortelde tradities.
Goede tradities, die het volk een houvast geven in zijn bittere
moeilijkheden. Slechte tradities, die dreigen een rem te worden
op de ontwikkeling. Zodra men de mens zelf wil nabij komen,
zodra men wil raken aan zijn levenshouding, zijn geestesgesteld
heid, raakt men aan de tradities. De „mens opbouwen" dat
gaat echter niet zonder zijn geestesgesteldheid te beïnvloeden.
Daarom kan dit werk in zijn diepste wezen alleen door Indiërs
worden verricht, die de tradities bij hun geboorte hebben mee
gekregen, die ze hebben leren veroordelen en verwerpen, maar
die ze niettemin in het bloed hebben.
Dit is niet een speciaal Indiase trek. Als wij indertijd het oude
Drente door Amerikanen hadden laten ontsluiten, was er ook
niets anders van gekomen dan narigheid. En toen deze socioloog
over zijn ervaringen vertelde, kwam hij dan ook meteen in
conflict met een Indiër, die ook bij dit werk betrokken is in
alle pais en vreê, want ze waren het in wezen wel met elkaar
eens, maar het botste toch.
Het zijn de Indiërs zelf, die de Indiase mens moeten opbou
wen en hem zullen moeten afvoeren van tradities, die de voor
uitgang in de weg staan.
Het vereerde rund zwerft door de straten van de stad
een beeld uit Calcutta
MEN DENKE aan de verering van het rund, die zulke gevaar
lijke uitwassen heeft. „De koe is heilig", zo hoort men buiten
India altijd beweren. De ontwikkelde Indiër ontkent, dat de ver
ering van het rund, die tot een dood- en slachtverbod heeft ge
leid, in „het hindoeïsme" een wezenlijk geloofspunt uitmaakt.
Hij zet uiteen hoe de term „hindoeïsme" als verzamelbegrip een
grote hoeveelheid sekten samenvat, die variëren van een streng
rationalisme tot het meest bizarre bijgeloof en van een dogma
tisch monotheïsme tot een uitgebreide veelgoderij.
Voor de in de praktijk zo funeste runderverering is hierin
zeker geen algemene religieuze grond te vinden. Het is een diep
ingewortelde traditie, die op vage religieuze gevoelens steunt.
Maar zulke tradities zijn taai. Een poging tot opheffing van het
slachtverbod heeft in het stadje Lucknow tot oproer geleid. In
Nieuw Delhi werden tóen opgewonden betogingen gehouden. De
regering, die deze poging had gewaagd, moest een stap achter
uit. Het was nog te vroeg.
De jonge vee-artsen, die nu in steeds groter getale het land
intrekken om te helpen en voor te lichten, zullen een zware
strijd hebben te voeren om deze stap vooruit toch weer mogelijk
te maken. Zij behoren tot de pioniers van het nieuwe India. Zij
weten dat het anders moet en in dringende gevallen hanteren
zij al, omzichtig en met mate, de sti-ychninespuit.
In één opzicht hebben zij al een bres in de runderverering
geslagen: de kunstmatige bevruchting is volkomen aanvaard.
Aanvankelijk verzette hetzelfde vage religieuze sentiment zich
tegen deze ingreep bij het vereerde rund. Overal in de „commu
nity projects" vindt men nu de veeartsenijkundige stations, waar
deze methode wordt toegepast. Het is een belangrijke overwin
ning op de traditie.
DE BELANGRIJKSTE overwinning, die het moderne India
nog te bevechten heeft, zal die op de traditie van het kastcn-
wezen zijn. Geen maatschappelijke instelling kan zo'n krachtige
rem op de ontwikkeling van een volk zetten als deze. Geen en
kele zwakheid in de Indiase samenleving wordt door het mo
derne India zo pijnlijk ondervonden als deze. Men heeft dan ook
Het dorpsschooltje. Hier wordt het machtigste wapen gesmeed tegen
wanbegrip en achterlijkheid: ontwikkeling. Dat dit bij gebrek aan
klaslokalen op de galerij gebeurt, is niet van belang
de neiging het bestaan van het kastenwezen te ontkennen. Het
is buiten de wet gesteld en dus, zo redeneert men, bestaat het
in wezen niet meer.
Voor de grote steden is dit al voor een, groot gedeelte waar.
Daar gaat de mens meer en meer in de massa onder. Het is er
niet goed mogelijk de consequenties van het kastenonderscheid
in de praktijk te handhaven. Er is ook, met de wet in de hand,
gemakkelijker tegen op te treden.
Op het platteland vormt het kastensysteem echter nog een
levende, sinds eeuwen en eeuwen diep in het menselijk besef in
gegroeide werkelijkheid. Deze werkelijkheid is niet met een pen-
nestreek weg te vagen. Het is er mee als met de runderverering:
de ontwikkelde Indiër weet, dat het geen geloofszaak is. In diep
ste wezen is het niet meer dan een sociaal systeem. Maar voor
de primitieve plattelander en zelfs (of juist) voor het slacht
offer, de kastenloze, de „onaanraakbare", is dit systeem met een
religieuze saus overgoten, die het nog taaier maakt dan het als
sociale instelling alléén al zou zijn.
Wet of geen wet op het platteland is het nog schering en
inslag, dat de kastenlozen geen toegang hebben tot de water
put van het dorp. Soms vele honderden meters ver hebben zij
hun eigen put. Samenwerken met kastenlozen is bij bepaalde
arbeid een schande, samenzitten in één ruimte of samen eten
onmogelijk. De „onaanraakbaren" zijn bij geboorte uit de samen
leving der kasten gestoten. Typisch voor de diepgewortelde be
tekenis van deze traditie: de kastenlozen hebben zichzelf weer
verdeeld in hogere en lagere kasten.
Voor dit wrede en sociaal en economisch schadelijke systeem
zijn sterke greep op de plattelandsbevolking zal hebben verloren,
zullen nog vele jaren zijn voorbijgegaan.
De moderne Indiër hoort hierover niet graag spreken. Dit wil
niet zeggen, dat hij er de ogen voor sluit. Hij vecht er tegen.
Vele jonge, ontwikkelde Indiërs in de grote steden stellen er een
eer in „buiten hun kaste" te trouwen en zodoende de traditie
demonstratief met voeten te treden. De onaanraakbaren zijn in
het parlement vertegenwoordigd. In de ministeries van deostaten
zit altijd een kastenloze minister.
Het officiële India heeft een verbeten strijd aangebonden met
alle tradities, die niet van religieuze waarde zijn en die de voor
uitgang remmen en schaden. Het ontwikkelingswerk in de „com
munity projects" is terdege ook hierop gericht.
MINDER EEN TRADITIE dan wel een diep ingevreten maat
schappelijk kwaad was het bestaan van de landeigenaar, de geld
schieter (deze beiden dikwijls verenigd in één persoon) en de
belastinggaarder, die als bemiddelaar tussen de regering en de
grondgebruiker optrad. De kleine boer werd tussen deze instan
ties steevast fijngeknepen.
Alle overheidsmaatregelen zijn er nu op gericht hem sterk te
maken tegen deze machten. „Coöperatie" is de strijdkreet. De
coöperatie geeft krediet, niet op onderpand van bezit immers
juist de bezitloze heeft behoefte aan krediet maar op basis van
vertrouwen. Zij vraagt: wat wil die man met dat geld, zit er iets
in zijn plannen?
Zij draagt groter risico dan de geldschieter-woekeraar, die
naast een abnormaal hoge rente de oogst op het veld, de buffel,
het gereedschap van de boer als onderpand eist. Maar dat risico
valt in de praktijk mee en het hoofddoel wordt bereikt: de geld
schieter moet zijn matten oprollen of dezelfde voorwaarden aan
bieden als de coöperatie.
De belastinggaarder is van het toneel verdwenen en vervangen
door de gekozen dorps- en districtsbestuurders. Het grondbezit
wordt herverdeeld. Er is een maximum gesteld aan wat één
eigenaar bezitten mag en op basis van redelijke schadeloosstel
ling wordt dit maximum op steeds ruimere schaal langzaam
maar zeker in de praktijk gebracht.
De Indiase boer krijgt de kans de barre armoede af te schud
den, die hem sinds generaties heeft verlamd. Het belangrijkste
is: hij grijpt die kans.
Expogé-voorzitter meent:
Ter eerste werkzitting van het congres
der Nederlandse Vereniging van Ex-poli-
tieke Gevangenen in Dordrecht is het
hoofdbestuur opgedragen, te blijven ijve
ren voor erkenning van de vijfde mei als
nationale feestdag. De voorzitter, mr. G.
Ch. Aalders, merkte op dat een oplossing
voor de moeilijkheden wellicht zal zijn
;,een nationale feestdag in te stellen, zoals
in Engeland, en dan bijvoorbeeld op 31
augustus".
Hij betreurde dat voor de herdenking op
4 mei bij de jeugd over het algemeen geen
belangstelling bestaat. Hij achtte voor het
handhaven van de Bevrijdingsdag de steun
van de jeugd onontbeerlijk.
WASHINGTON (Reuter) Victor Rie-
sel, een Amerikaanse journalist die blind
is geworden doordat hem enige tijd gele
den door een onbekende zuur in het gezicht
werd geworpen, heeft aan leden van een
commissie van de Amerikaanse staat ver
klaard, dat de linkse arbeidersleider Har
ry Bridges het in handen heeft om de stra
tegisch belangrijke verbinding tussen Ho-
noloeloe en San Francisco te verbreken en
beide havens stil te leggen. Bridges is lei
der van een vakvereniging van havenar
beiders (ILWU) aan de Amerikaanse
westkust. De Amerikaanse regering heeft
vergeefs geprobeerd hem naar zijn geboor
teland, Australië, te doen terugkeren.
Riesel strijdt tegen de gangster-praktij
ken onder de arbeiders. Hij werd door de
subcommissie van de Senaat voor binnen
landse veiligheid gehoord aan de voor
avond van een openbaar onderzoek naar
„communistische bedrijvigheid in de ha
vens".
ADVERTENTIE
JONGENS MONTY-COATS
Gen. Cronjéstr. 40-44 - Tel. 15438 - Haarlem
Er is een eind gekomen aan het door
draaien van grote partijen groente op de
veilingen. De voorzitter van het Produkt-
schap Groenten en Fruit dr. ir. H. J.
Mathot heeft medegedeeld dat totaal 22
miljoen kroppen en een half miljoen kilo
gram sla, 4 miljoen kilogram spinazie, een
half miljoen stuks bloemkool en een vrij
grote hoeveelheid rode kool onverkoopbaar
bleek te zijn. Omtrent de oorzaak van deze
onverwachte en zeer schadelijke doordraai
is men niet geheel zeker. Er waren geen
handelspolitieke redenen. Ook in België,
welk land de grenzen voor onze sla en to
maten sloot, werden grote hoeveelheden
sla als onverkoopbaar vernietigd. Hoewel
België hier bloemkool importeerde, was er
geen reden de grens op grond van het mi
nimumprijzenstelsel van het landbouw-
protocol te sluiten, omdat deze procedure
4 a 5 dagen duui't en België nadien niet
meer aan de markt kon komen.
Dr. Mathot zoekt de oorzaak van de
doordraai in de klimatologische omstandig
heden. Zeer veel produkten kwamen door
de late lente tegelijk aan de veiling.
KARLSRUHE (D.P.A.) Dr. Otto John,
de voormalige leider van de Westduitse
veiligheidsdienst, die eerst naar Oost-
Duitsland uitweek en later terugkeerde, is
van de gevangenis naar het ziekenhuis
overgebracht. Hij wordt vastgehouden on
der verdenking van verraad en blijft in
arrest.
ADVERTENTIE
Nieuwe heerlijke smaak!
De verrukkelijke peper
muntsmaak vinden ook
de kinderen erg lekker.
Nieuw actief schuim!
Het zuivere, werkzame
schuim houdt Uw mond
fris en gezond.
Nu kan iedereen zich Colgate veroorloven.
COLGATE DE MEEST VERKOCHTE TANDPASTA TER WERELD
Burgemeester en wethouders van Den
Haag hebben aan de gemeenteraad voorge
steld over te gaan tot oprichting van een
gemeentelijk instituut voor de opleiding
voor middelbare akten.
Het college meent tot deze maatregel te
moeten besluiten op grond van het groeien
de tekort aan leraren bij het voorbereidend
hoger ondex-wijs. Voorts wensen B. en W.
een regeling vast te stellen voor het ver
lenen van financiële hulp aan hen, die zich
aan het op te richten instituut voor een
M.O.-akte wensen te bekwamen.
Donderdagavond concerteerde het Tsje
chisch Filharmonisch Orkest, onder leiding
van zijn eerste dirigent Karei Ancerl, in
het Concertgebouw in de hoofdstad. Er
was niet veel tijd voor nodig om te con
stateren dat we als toehoorders geconfron
teerd werden met een eersterangs-ensem
ble en met een dirigent van bijzondere
kwaliteit, die bij een uiterste discipline, zich
openbarend in geweldige ritmische span
ningen, een lenigheid en een subtiele
klankverhouding wist af te dwingen, die
men zonder overdrijving volmaakt kan
noemen.
In een gereduceerde bezetting (met onder
meer slechts vier van de tien contrabassen
die het orkest telt) werd als eerste num
mer de Praagse Symfonie van Mozart ge
speeld. Men weet dat Mozart deze heer
lijke driedelige symfonie schreef als dank
betuiging voor het geestdriftig onthaal dat
hij als operacomponist in de Tsjechische
hoofdstad genoot.
Praag is een licht
punt in zijn leven
geweest, juist op
een tijdstip dat het
elders duister om
hem heen werd.
De nazaten van de
Pragers van toen houden het contact met
Mozart om dit alles in hoge ere en het
was een nobele geste het programma van
de buitenlandde toernee met de „Praagse"
te openen. Het werd een sublieme vertol
king, niet slechts te verklaren en te waar
deren om haar technische gaafheid, doch
tevens en hoofdzakelijk om de natuurlijke
muzikaliteit van iedere speler in het bij
zonder, waardoor in hoogste instantie een
zo volmaakt schone herschepping kon wor
den bereikt.
Verder hebben dirigent Karei Ancerl en
zijn orkest het publiek op twee werken
van landgenoten, namelijk „Drie Mora
vische Dansfantasieën" van Klement Sla-
vicky en de Eerste Symfonie van Dvorak
onthaald. Het eerste, daterend uit 1951, is
nog een tamelijk jong werk. Het deed
sympathiek aan om bepaalde kenmerken
de ritmische en melodische eigenschappen,
die de landaard van de componist ver
raden. Verrassingen van een sterke per
soonlijkheid bleken er niet aan te beleven;
overigens knap werk en op het effect be
rekend.
De Eerste Symfonie van Dvorak, die
eigenlijk de zesde is, doch vóór al de
andere in druk verscheen en daarom het
cijfer één meekreeg, heeft een scherzo-deel
dat de karakteristiek van de romantische
Tsjechische muziek waardig vertegenwoor
digt. De rest van het werk is te weinig
zelfstandig om het vijfentachtig jaar na
ontstaan nog een plaats op het répertoire
te doen veroveren. De kennismaking kon
slechts dienen als bewijs dat Dvorak aar
dig in de gevoelssfeer van Brahms was te
recht gekomen. Alleen zijn sterk kleur
gevoel bleef hem eigen. Een scherzo werd
bij hem een echt Boheems dansfeest. Daar
in hoort men Dvorak zonder meer. Maar
eigenlijk had Ancerl beter met een „echte
Brahms" kunnen komen. Niettemin hebben
wij dank zij de realisatie zowel aan de
compositie van Slavicky als aan die van
Dvorak een intens genot beleefd.
Wij hebben deze avond ervaren, dat het
„Tsjechisch Filharmonisch" tot de model
orkesten van deze tijd behoort.
JOS DE KLERK
PARIJS (United Press) De Franse
luchtvaartmaatschappij „Air France" heeft
bekendgemaakt, dat een van haar DC-4
toestellen, op een normale vlucht van Praag
naar Parijs, ternauwernood aan een onge
luk ontsnapt is toen het nabij de Tsje-
chisch-Duitse grens tussen ontploffende
luchtafweergranaten verzeild raakte. Het
toestel vervoerde 47 personen.
De bemanning zei, dat de passagiers niets
van het incident gemerkt hadden en dat
hun daarom ook niets verteld was. Het
toestel werd niet beschadigd. Volgens een
woordvoerder van de „Air France" waren
de granaten waarschijnlijk afkomstig van
Amerikaanse anti-luchtdoelbatterijen. Vol
gens de „Air France" vloag het toestel
binnen de internationale luchtcorridor,
welke vastgesteld is voor vliegtuigen, die
over het verdeelde Duitsland vliegen.
OCOCOCXXXX*X)CCCOCOOOOOCCCOC<X>DCX^CCODOCCCCCCCCOCOOCCCCO:
In een kleine reeks beschouwingen
werpt onze parlementaire redacteur
licht op enkele staatsrechtelijke proce
dures die met de kabinetsformatie
samenhangen en waarover nogal wat
misverstand blijkt te bestaan. In dit
derde artikel behandelt deze deskun-
kundige de moeilijke taak van het
staatshoofd om zijn persoon te scheiden
van zijn ambt.
jboocaxaocxMocccccccoorxvso
ADVERTENTIE
U kunt
geen beter
foto
materiaal
kopen
Bijna de helft van alle ondervraagden
heeft blijkens een onderzoek van het Ne
derlands Instituut voor de Publieke Opinie
geen antwoord kunnen geven op de aan de
vooravond van de verkiezingen gestelde
vraag: „De Indonesische republiek heeft
onlangs de unie en alle overeenkomsten
met Nederland opgezegd. Wat vindt u dat
er nu eigenlijk moet gebeuren?"
Van de ondervraagden was 27 pet. van
mening, dat Nederland niets moet doen;
2 pet. toonde zich voorstander van af te
wachten, wat Indonesië zal doen; 5 pet. was
van mening, dat getracht dient te worden
de kwestie zo snel mogelijk bij te leggen:
3 pet. achtte het noodzakelijk toenadering
tot Indonesië te zoeken: 2 pet. achtte een
nieuwe conferentie wenselijk; 4 pet. was
van oordeel, dat de UNO moet worden in
geschakeld en 5 pet. bleek de mening te
zijn toegedaan, dat Nederland krachtiger
dient op te treden.
Bij dit onderzoek van het NIPO bleek
voorts, dat de aanhangers van alle politieke
partijen in grote meerderheid de voorkeur
gaven aan een afwachtende houding van
Nederland, waarbij de percentages niet veel
afweken.
Scherper rassenwetten in Louisiana
Gouverneur Long van de zuidelijke
Amerikaanse staat Louisiana heeft twee
wetten bekrachtigd, die de scheiding tussen
blank en zwart in publieke parken en op
de scholen verscherpen. De wetten maken
het voor zwarte studenten moeilijker, hoger
onderwijs te volgen, door strengere toe
latingsbepalingen (waaronder een verplich
te verklaring dat 'de student moreel en
lichamelijk gezond is).
De mogelijke mening dat aan de in zijn
functie als staashoofd optredende koning
niet het recht of de mogelijkheid zou toe
komen, om zijn menselijke gevoelens of
overwegingen een woordje te laten mee
spreken, is ongegrond. Wel echter is het
onvermijdelijk het onderscheid in het oog
te houden tussen de in zijn hoedanigheid
van staatshoofd handeldende koning en de,
in het algemeen slechts zeer uitzonderlijke
glevalen, waarin de persoon van degene,
op wiens schouders vrijwel voortdurend
de last van het Koningschap drukt, zich
vrijelijk kan uitspreken. Ter illustratie van
het zoëven opgemerkte zij herinnerd aan
het woord eens door Wellington gesproken
tot Koning William IV, toen deze te ken
nen gaf niet in te zien, hoe hij als gentle
man een bepaalde van hem gevergde staat
kundige handeling kon verrichten. „Sir",
aldus kreeg de vorst te horen, „you are
not a gentleman, you are the King of Eng
land".
Doch hiermee is allerminst gezegd, dat
de koning gedoemd zou zijn zich als een
ledepop te gedragen, doordat uiteindelijk
niet aan hem, maar aan de ministers het
laatste woord is. Vroeger is iets dergelijks
wel beweerd. Tegenwoordig, en dit al sinds
vrij lang, is het inzicht gemeengoed, dat
het staatshoofd, al moge het onschendbaar
zijn en de verantwoordelijkheid bij de mi
nisters berusten, toch allerlei vermag. Drie
rechten komen aan de koning onder het
constitutionele koningschap met het parle
mentaire stelsel toe: Hij heeft het recht
door de ministers te worden ingelicht; hen
aan te sporen door hun eventueel bepaalde
voorstellen te doen of wijzigingen in hun
voorstellen aan te raden; en tenslotte is hij
ook gerechtigd hen te waarschuwen tegen
een in zijn ogen door hen te voeren onjuist
beleid.
Hieruit blijkt wel, hoezeer hef staats
hoofd in het beraad, waaruit tenslotte de
beslissingen in positieve of in negatieve
zin van de kroon (koning plus ministers)
voortvloeien, terdege activiteit kan ont
plooien. Een activiteit, die ongetwijfeld
meer dan eens nut kan opleveren. Zeker,
de machtsstrijd tussen koning en vertegen
woordiging is in ons land volstreden, rech
tens berust de drijvende kracht in het
staatsleven in het volk zelf. Toch betekent
dit niet, dat de door het staatshoofd in
genomen plaats feitelijk van generlei
waarde zou zijn.
Tot de uitvloeisels van de koninklijke
onschendbaarheid en de minsteriële ver
antwoordelijkheid behoort echter uit de
aard der zaak, dat een beroep op de per
soonlijke wil of onwil van het staatshoofd
ontoelaatbaar is.
Toen in 1923 na de verwerping van de
vlootwet ten langen leste de daardoor ont
stane kabinetscrisis niets anders opleverde
dan het aanblijven van het kabinet Ruys
de Beerenbrouck, dat ontslag had verzocht
omdat het noch in zijn geheel, noch wat
ook maar een der minister individueel be
treft, de verantwoordelijkheid kon dragen
zonder vlootwet, moest het eieren voor
zijn geld kiezen. Dit aanblijven kwam
louter en alleen voor de verantwoordelijk
heid van Ruys en zijn ambtgenoten. Zo
heeft hij het trouwens ook terecht gesteld
in het aan deze oplossing van de crisis ge
wijde Kamerdebat. Volstrekt onjuist ware
het geweest zich tegenover de volksver
tegenwoordiging, ter verklaring van dit
aanblijven, te verschuilen achter het
staatshoofd en om dus te beweren, dat het
staatshoofd tot de slotsom was gekomen,
dat het in de gegeven omstandigheden
maar het beste was, als de heren aan
bleven. Neen, hier had men alleen te ma
ken met een door de ministers voor hun
eigen verantwoording aanvaarde beslissing.
Daarom was dan ook de bij die gelegen
heid gebezigde formule, dat de Koningin
het verzoek om ontslag niet had ingewil
ligd, geheel en al misplaatst. Als verzach
tende omstandigheid kon misschien gelden,
dat een dergelijke formulering nu een
maal in een dusdanig geval gebruikelijk
was. Gelukkig is hiermee eindelijk in 1955
gebroken. Te weten bij het aanblijven van
het kabinet-Drees, dat wegens verwerping
van het ontwerp-huurverhoging ontslag
had aangeboden en tenslotte toch aan
bleef. De gebezigde termyaKaqqts-RDL
bleef. De toen te dien opzichte gebezigde
officiële term was, dat het kabinet zijn
ontslagaanvrage had teruggenomen. Hier
klopte de vorm met de werkelijkheid, met
de in ons staatsrecht verankerde rechts
verhoudingen tussen koning en ministers.
De vorm moge van minder betekenis zijn
dan het weze der dingen, toch verdient het
bepaald de voorkeur, en zeer zeker juist
ook op het gebied van de relaties tussen
koning en ministers, lang verouderde vor
men plaats te laten maken voor vormen,
die met de werkelijkheid overeenstemmen.
En thans iets over de koning als persoon.
Voorop gesteld zij, dat het van zelf spreekt,
dat het meer dan eens de mens in de
koning moeilijk zal vallen zich genoodzaakt
te zien te wijken voor de op de koning als
staatshoofd rustende plicht. Van menselijk
standpunt uit beschouwd, wordt er van
niemand anders in de staat in zulk een
overwegende mate het offer geëist, om de
eigen persoon te verzaken als van de
koning(in). Het staatshoofd kan als mens
nauwelijks iets naar eigen welgevallen
ondernemen. Niet voor niets heeft zich
trouwens eens een president van de Franse
Republiek „de gevangene van het Elysée"
genoemd.
Tekenend is ook de staatsrechtelijke
anecdote van een koning, levend in een
bestel als o.m. het Nederlandse, die tijdens
een wandeling in het bos zijn zakdoek
verloren had en vervolgens aan de adju
dant, die dit nuttige maar overigens aller
minst kostbare voorwerp had teruggevon
den, uitbundige dank bracht. De adjudant
merkte beleefd en bescheiden op, die dank
betuiging toch werkelijk overdreven te
moeten noemen, waarop de koning (altijd
volgens het verhaal) antwoordde: „Mijn
waarde, gij vergeet, dat dit nu wei het
enige is, waarin ik mijn neus kan steken,
zonder dat een ander er zich mee bemoeit".
Zo is het, helaas voor de mens, die in
elke koning huist, bij vrijwel al zijn han
delingen gelegen. Het kan niet anders, of
een dergelijke situatie moet zo nu en dan
toch wel moeilijkheden met zich meebren
gen, die dan echter binnenskamers ver
werkt dienen te worden.
In het bijzonder kan zich zekere proble
matiek voordoen bij het houden van een
redevoering door de koning. Dan immers
ziet hij zich geroepen met zijn eigen stem
tot zijn gehoor denkbeelden te doen door
dringen, die de ministers voor hun ver
antwoording kunnen nemen r»-iarover in
een volgende beschouwing. E. v. R.