HERDENKING VAN SCHUMANN WAAR DENK JE AAN? Van en over Maurice Roelants Vriendelijke hulde" Litteraire Kanttekeningen Naslagwerk in de natuur ONZE PUZZEL Rassenscheiding in Louisiana STEIGER Vijftig mooie boeken „HIJ .BEGON ALS GENIE EN EINDIGDE ALS TALENT" FOTOGRAFIE VAN ATOMEN MOGELIJK ALS EEN FEESTELIJKE naklank van zijn zestigste verjaardag en ter inleiding vermoed ik van zijn Verzameld Werk, dat in twaalf delen bij de Brusselse uitgeverij A. Manteau zal gaan verschijnen, hebben de vrienden van Maurice Roe- lants een klein „liber amicorum" samengesteld. Minne, Leroux en Herreman, de drie intimi en „medestrijders" die samen met Roelants in 1921 het minuscule litteraire tijdschrift „Het Fonteintje" oprichtten wat een élan nog in die jaren, wat een vlinderachtige lichtheid! hebben hun geestverwant: de dichter, roman cier, criticus, journalist, uitgever en organisator, van hun onverminderde vriend schap doen blijken. Het is goed, dat het zo is gedaan goed, omdat trouw aan een levensbeginsel, trouw aan zichzelf, trouw aan hetgeen men in zijn jeugd heeft beleden de levensstof is waarvan Roelants zijn werk heeft gekneed. Wij hebben deze week eens gegrepen naar een fotoprobleem, waarvan de oplos sing niet een langdurig en moeizaam werk is, doch meer afhankelijk van een moment van inspiratie. De vraag is namelijk voor de twee hierbij gereproduceerde foto's een onderschrift te bedenken: twee afzonder lijke onderschriften, om precies te zijn. Dat lijkt niet zo moeilijk, maar er zijn condities aan verbonden. De twee onderschriften moeten elk bestaan uit veertien letters. Bovendien moeten voor de twee onder schriften precies dezelfde letters worden gebruikt. Om het nog ingewikkelder te maken: deze veertien letters moeten in dezelfde volgorde staan! Men zou daaruit kunnen concluderen, dat het twee precies dezelfde onderschriften moeten zijn, doch dat is niet zo. Want dezelfde volgorde van letters wil nog niet zeggen, dat ook de tus senruimten tussen de woorden hetzelfde moeten zijn. De grap zit dus in het vormen van een of meer woorden, tezamen veer tien letters tellend, doch door andere tus- ER ZIJN vrouwen die, nauwelijks tien meter van haar woning verwijderd, dooi angst worden bevlogen de angst, dat zij vergeten hebben het gas af te sluiten, een sigaret te doven, de geldkist weg te bergen, de strijkbout uit te schakelen of wat dies meer zij. Dat gevoel noemt men paniek. Er zijn twee oplossingen voor: heldhaftig doorgaan op de ingeslagen weg en het mo gelijke noodlot trotseren, of toegeven aan de ongerustheid en terugkeren. Is er een man in het gezelschap van een dergelijke overstuurse vrouw, dan doet hij het beste zich overal buiten te houden alsof er niets aan de hand is. Alles wat hij ooit zou zeg gen is verkeerd of wordt als zodanig uit- ge'egd. Trouwens: mannen kennen een derge lijke lichte paniek, die optreedt tijdens het zogenaamde tappen van moppen aan de bittertafel. Hoeveel vertellers van sterk ge kleurde pikante verhalen zijn al niet hal verwege opgehouden met de bedeesde vraag: „Of heb ik die al verteldMij gebeurt dat dikwijls. Het is een benau wende gewaarwording, die meestal de grap bederft. Ik heb het de laatste tijd een paar keer ondervonden, telkens wanneer ik bezig was iemand aan het lachen te maken met die prachtige vreemde historie van de violist op Tweede Paasdag, die.... Of kent u die al? Om aan alle twijfel een einde maken, zal ik de bedoelde anekdote op schrift stellen, dan ben ik er zeker van, dat iedereen mij voortaan in de rede kan vallen met: „Hou maar op, die heb ik in de krant gelezen!" Vooruit dan maar. Er was eens een vio list, die op Tweede Paasdag een vriend ontmoette. Hij zei na de begroeting: „Ik heb gistermiddag zo afschuwelijk ge droomd.... Ik droomde, dat ik op een podium zat en bezig was de Mattheus Pas sie te begeleidenToen werd ik wakker en toen was het zo!" VOOR de zelden als zodanig gebruikte filmstudio te Duivendrecht staat een bord in de Keulse Vaart, dat hiernaast is nage tekend. Men behoeft geen visserslatijn te kennen om de diepere zin van deze baars- lievende mededeling te begrijpen. Herhaal delijk ziet men hier vissen de kop boven water steken om de tekst te lezen en daarna haastig de kuiten te nemen. Het is in alle opzichten een sympathieke tekst, die de waterdieren het vertrouwen in de mensen niet doet verliezen. BATON ROUGE, Louisiana (AFP) De Senaat van de Amerikaanse staat Loui siana heeft een wet aangenomen waarbij sportieve en andere bijeenkomsten worden verboden indien daaraan zowel blanken als ne"ers deelnemen senruimten andere betekenis krijgend. Wij willen ten overvloede nog verraden, dat de onderschriften betrekking hebben op de personen die zijn afgebeeld. Om in aanmerking te komen voor een van de drie geldprijzen ad f 7,50, f 5 en f 2,50 dient men uiterlijk dinsdag 17 uur de oplossing in te zenden aan een van onze bureaus in Haarlem, Grote Houtstraat 93 en Soendaplein, in IJmuiden: Kennemer- laan 186. Men wordt verzocht de oplossingen uit sluitend per briefkaart in te zenden, met duidelijke vermelding: „Puzzel". De oplossing van onze vorige puzzel luidde: Willem Royaards, Nap de la Mar, Hubert la Roche, Greta Lobo-Braakensiek, Esther de Boer-van Rijk, Jules Verstraete, Theo Frenkel. De prijzen werden gewonnen door: L. H. Duits, Hof van Egmond 34 te Haarlem, 7,50; mevrouw W. ZanenOoms, Volta straat 9, Haarlem, 5,en mevrouw A. Buurmanv. d. Waal, Vorsterman van Oyenstraat 35, Haarlem-Noord, 2,50. IN DE schoolkrant van het Coornhert- lyceum te Haarlem komt een rubriek met varia voor, ditmaal bestaande uit malle antwoorden op vragen bij het laatst ge houden toelatingsexamen. Eén kandidaat had bij „Waaraan denk je bij de Gysbreght van Aemstel?" de naam „Mozart" ingevuld. Bij informatie is mij gebleken, dat een dergelijk kunstzinnig antwoord fout wordt gerekend. Ik begrijp niet waarom. Als de leraren het antwoord „Vondel" willen hebben, dan hadden zij de vraag juist moe ten formuleren, dus: „Wie heeft de Gys breght van Aemstel geschreven?" Want wat kan een kind tijdens een opvoering van dit treurspel beter doen dan aan Mo zart denken? Het is moeilijk, maar het loont de moeite. Het lijkt bijna de enige manier om de voorstelling door te komen. Het geval herinnert een beetje aan dat van de man, die voor het eerst per vlieg tuig boven New York zweefde en die op de vraag van de hofmeester, waaraan het panorama hem deed denken, ten ant woord gaf' „Aan een mooie vrouw!" Ter nadere toelichting, nodig door de verbaas de gezichten om hem heen, zei hij: „Alles doet mij denken aan een mooie vrouw. Ik denk nooit ergens anders aan!" Of kende u die al Over examens gesproken, weet u wan neer welke koning welke oorlog aan wie verklaarde en waarom? KO BRUGBIER IN de waardering van dit drietal zullen de overige contribuanten tot „Van en over Maurice Roelants" (A. Manteau, Brussel) Roelants' landgenoten Gijsen, Lissens en Westerlinck en de „zuidnederlander" An ton van Duinkerken niet anders dan de bevestiging hebben kunnen vinden van hun eigen gevoelens, hoe verschillend de accenten door deze en gene ook geplaatst mogen zijn. Dit vriendenboekje zou trou wens Roelants' persoon (en daarmee ook zijn werk) geweld hebben aangedaan, als het hem voor het forum van zijn lezers in noord en zuid had doen verschijnen in één en dezelfde gedaante. Uit spanningen heeft Roelants altijd geschreven „in een crisis toestand" zoals hij nog onlangs bekende. Vaak genoeg en daarmee toonde hij velen-in-één te zijn was in zijn leven de weemoed slaags met de strijdbaarheid, de gevoelswarmte met het kritisch intel lect, de lust der zinnen met de klaarheid van geest. Deze in het burgerschap ver dwaalde dichter, dit aangeboren vage- bondisme-van-het-hart, móést wel of Roelants zou een deserteur van zijn ge weten zijn geworden van tijd tot tijd in conflict raken met de modestie van de ON BB TR OUWBA fl R Tekening F iep Westendorp ""'lil"! Illllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllilllllllllllllllllllllllllllllllll De Commissie voor de collectieve propaganda van het Nederlandse Boek heeft een catalogus laten ver schijnen van de bestverzorgde vijftig boeken van het jaar 1955, die thans in het Stedelijk Museum te Amster dam worden tentoongesteld en waar in ook is opgenomen het juryrapport, waaruit wij de belangrijkste con clusies („geen vooruitgang, weinig zeer goed uitgevoerde en vrijwel geen onberispelijke boeken") reeds hebben gepubliceerd. De catalogus is een fraai boekwerk van honderd twintig bladzijden met vijftig illu straties, waarvan wij hier een voor beeld overnemen: een knipsel van Mance Post bij „Het schoentje van Roosmarijn" van Han G. Hoekstra, door De Arbeiderspers uitgegeven. De jury wijst in de toelichting spe ciaal op de frisse originaliteit, de hoop vertolkend dat voortaan ook aan de esthetische verzorging van schoolboeken de gewenste aandacht zal worden besteed. Tot de om typo grafische redenen bekroonde boeken behoort ook de dichtbundel „Onder ie roos" van Harriet Laury en Ton Neelissen, waarin de nieuwe letter Emergo van S. L. Hartz is toegepast. huisvader. Pascals „burgeroorlog tussen rede en passie" was de zijne: ook hij Icon geen vrede sluiten met het één zonder een opstand te ontketenen van het ander. Zijn leven was en bleef een opeenvolging van wapenstilstanden. Elke roman was er één. Telkens opnieuw, telkens op een hoger plan, wist de „zwerver" zich niet alleen naar de begrensde normen van een „ge vestigd bestaan" te voegen, maar ver zoende de dichter zich met de burger, zij het niet zonder weemoed. Want zijn onvree ontsprong aan een dieper gelegen bron: die van een mens, welke met één lianen- stengel van zijn wezen aan het grenzeloze, het buitenwereldlijke is verbonden, hoe hecht hij in de aarde, zijn Vlaamse aarde wortelt. Evenwicht van krachten, van gemoed en verstand, van drift en plicht, van ver langen en zelfbeperking, was en is hem het hoogste Harmonie. En al hadden de „troebelen van een onbestendig hart" (zo als Lissens het uitdrukte) hem geleerd, dat er ik citeer uit zijn fameuze novelle „De Jazz-speler" „in deze wereld geen be stendig evenwicht is", in elke roman (in „Komen en gaan" zo goed als in „Alles komt terecht", in „Gebed om een goed einde" als in „Het leven dat wij droom den") trad hij met eerbiedige schroom het onpeilbare mensenlot tegemoet, onderging, beleed hij het. En als hij het mannelijk het hoofd wist te bieden, dan was dat uit levensmoed en „wijsheid". Met zijn „intelligence du coeur" zoals Brulez het genoemd heeft, zijn intuïtief in tellect heeft hij getracht het menselijk lot zo niet te doorgronden, dan toch te be grijpen, met zijn hart te omvatten. Het te aanvaarden om het „tot een goed einde te brengen" voor zover de mens dat in zijn ontoereikendheid vermag. Nooit heeft hij de analyse van de menselijke verwar ringen, van de heimelijke roerselen zijner romanfiguren, gehanteerd met het lancet van een kille vernuftigheid. Dat zijn werk ons aanspreekt, dat het ons ter harte gaat en we alle turbulentie ondergaan als iets zeer eigens en louterends, als iets dat regel recht uit het leven is komen aanstromen, betekent een lezerservaring die voortkomt uit Roelants onmiskenbare gevoelstoon. Het is de slem, die meer zegt dan de woor den. De nuance, die meer onthult dan de beschrijving De atmosfeer, die suggestie ver de essentie van zijn schriftuur over draagt dan enig stijlprocédé zou kunnen doen. Want deze stem èn nuance én at mosfeer zijn met elkaar zijn „stijl". Ze zijn want Roelants is lyricus, ook dan als hij proza schrijft bovenal bewogen heid van hart, door de rede beteugeld weliswaar, maar onvervalste ontroering toch. ook daar waar hij „barok" schijnt. Van zijn romans kan men wellicht na jaren de „intrige" vergeten zijn, de „figuren" uit het oog hebben verloren het doet er niet toe: ze waren niet meer dan verschijnings vorm, het uiterlijke dat voorbijgaat. Maar wat blijft van zijn boeken en gedichten, dat aanstonds weer leeft als men aan zijn werk denkt, is een „herinneringsgevoel" een stemming, zeer eigen, zeer intens, zeer vertrouwd. Dat hij deze heeft kunnen wekken is het waarmerk van zijn schrij verschap, die alle „litteraire kwaliteiten" hoe loffelijk naar de tweede plaats verwijst. Menselijk heeft hij zijn gevecht geleverd met de „engel" der gemoedsrust en de „satan" der gedrevenheid. „Zelfs als uil de donkerste Styxwateren van ons eigen geslacht" heeft hij ge schreven „steeds een springvloed dreigt, naar een redding zwemmen, naar een zui vering, naar een menselijkheid met een minimum van stijl, tegenover al onze erfe lijke verwarring het lijkt mij de moeite waard om het al schrijvend te beproeven. Of als het niet gaat, te zwijgen". Nu, dat is humaniteit: mensenliefde, levensliefde, alle „troebelen van het onbestendige hart" ten spijt. Kan een dichter zich zinrijker met het burgerschap verzoenen? s C. J. E. DINAUX 0 Van het vroegere St. Paulus Krank zinnigengesticht in de voorstad Ende- nich bij Bonn is illeen nog de vleu gel overgebleven, die men op de foto hieronder ziet. Ach ter het tweede raam (links) op de eerste verdieping was de kamer, waarin Schumann verpleegd werd, en waarin hij stierf. Het door de tand des tijds en door het oorlogsgeweld zwaar beschadigde gebouw zal wel moeten worden af gebroken, want herstel is te duur. Er bevindt zich een gedenkplaat. Op 29 juli is het honderd jaar geleden dat een der grootmeesters der muzikale ro mantiek, Robert Schumann, overleed. Hij stierf in een gesticht voor geestelijk ge stoorden te Eudernich bij Bonn, waar hij de twee laatste jaren van zijn leven door bracht, na een poging om zich in de Rijn te verdrinken. De waanzin, die zijn leven zo tragisch verkortte hij was pas zesen veertig jaar toen hij stierf schijnt erfe lijk te zijn geweest in zijn familie. De mu- ziekvrienden kunnen Schumann intussen dankbaar herdenken als componist en als schrijver over muziek: in beide gevallen als gangmaker met revolutionaire tenden sen, welke zegenrijk geweest zijn voor zijn tijdsgewricht en die vruchtbaar nage werkt hebben. Het leven van Schumann als typische vertegenwoordiger der roman tiek weerspiegelt zich in zijn kunst. Zijn werk toont naast tere en soms dweperige poëzie een innerlijke verscheurdheid en een strijd om evenwicht te brengen in de tegenstrijdige impulsen van zijn natuur. In 1810 te Zwikau geboren, als jongste kind van een boekhandelaar, toonde hij vroegtijdig aanleg voor literatuur en muziek. Zijn belangstelling ging verschil lende richtingen uit. Daarvan getuigt con sequent hetgeen hij op vijftienjarige leef tijd in zijn dagboek noteerde: „Ik weet eigenlijk nog niet wat ik ben. Een diep denker ben ik niet. Een idee, dat wellicht goed begonnen was, kon ik nooit logisch ontwikkelen". Toch is Schumanns leven In al zijn complexiteit een merkwaardig ge heel geworden, juist door de wisselwer kingen van zijn veelzijdige aanleg en de de totaliteit van zijn wezen als mens en kunstenaar, die ten slotte een door het noodlot getekend proces was. Zijn vader was in 1826 gestorven. Toen hij twee jaar later eindexamen gymnasium had gedaan, zond zijn moeder hem naar Leipzig om er aan de universiteit in de rechten te studeren. Schumann deed ijve rig aan het woelige studentenleven mee, maar van de juridische studie kwam niet veel terecht. Literatuur hij dweepte met Jean Paul en muziek namen hem overwegend in beslag. Van Friedrich Wieck, wiens vijfjarig dochtertje Clara als pianistisch wonder opzien baarde, ontving hij enige pianolessen. Na een jaar verliet hij Leipzig om in Heidelberg met hoop op beter resultaat de juridische studie voort te zetten. Maar toen hij Paganini's vir tuoos vioolspel had gehoord, stond zijn be sluit vast: hij wilde pianovirtuoos worden en dus de studie in de rechten vaarwel zeggen. Het oordeel van Wieck gaf bij zijn moeder, die een artistieke loopbaan voor haar zoon al te hachelijk vond, de door slag. En zo kwam Robert Schumann voor de tweede keer in Leipzig bij Wieck te recht en verkeerde er als huisgenoot ge meenzaam met het jonge meisje Clara, die tien jaar later zijn vrouw zou worden. IN ZIJN ONGEDULD om zijn piano techniek overhaast te ontwikkelen be dacht Schumann een toestel, dat zou moe ten dienen om ziin vingers een onafhan kelijke beweging te verzekeren. Deze eigenwijze proefneming werd hem echter noodlottig, want hij verlamde hiermee een van zijn vingers, zodat van een virtuozen- carrière geen sprake meer kon zijn. Het kon hem echter niet verhinderen compo nist te worden en dus begon hij in deze richting ernstig te studeren bij Heinrich Dorn, die de jeugdige wildzang weldra de gelijk onder de knoet der strenge scholing had, zonder evenwel zijn persoonlijke aan leg te schaden. Tevens ontpopte Schumann zich in 1831 als criticus en schrijver over muziek. Dit is met een recensie over een werk van Chopin in de Algemeine Musik-Zeitung begonnen. De toon, waarin dit stuk ge steld was, openbaarde een romantische ka rakteristiek, die in de wijze van uitdruk king zeer aan de stijl van Jean Paul ver want was. Schumann was in dit tijdschrift, geredigeerd naar verouderde begrippen, als een vreemde eend in de bijt. Zijn me deredacteuren werden door de vurige ro manticus als „Filistijnen" gekwalificeerd. Drie jaar later, in 1834, volgde de stichting van het Nt-ue Zeitschrift fur Musik, dat grotendeels door Schumann volgeschreven werd. Hij was vaak in felle polemieken met de „Filistijnen" gewikkeld. Als schrij ver en criticus openbaarde Schumann de verschillende facetten van zijn natuur. On der verschillende namen publicerend, gaf hij zijn artikelen, naar gelang de onderte kening, een aparte karakteristieke eigen schap. „Florestan" verpersoonlijkte zijn krachtige, vooruitstrevende maar ook fan tastische natuur. „Eusebius" daarentegen was in hem de poëtische dromer. Deze en nog meer andere figuren zijner verbeelding vormden de door hem genoemde Davids- bond, die strijd tegen de „Filistijnen" te leveren had. SCHUMANNS eerste periode als compo nist was geheel gewijd aan klavierwerken. Deze reflecteren onder karakteristieke ti tels verschillende episoden uit een bewo gen romantisch bestaan. De liefde speelt er, naast strijd tegen de reactie, een be langrijke rol in. Vooral toen hij tijdelijk verloofd was met een jonge adellijke da me, die echter niet de enige was, welke zijn verliefde sentimenten opwekte. Doch ook reeds overvielen hem in die tijd apa thische buien, die voorboden waren van de geestesziekte, welke op tragische wijze zijn lot zouden bezegelen. Met dit pianistisch oeuvre heeft hij zich een merkwaardige plaats verzekerd onder de romantische meesters. Het kenmerkte zich door een eigen stijl, een rijke fantasie en zonder op briljante virtuositeit inge steld te zijn door een levendige stuw kracht. Het begon met Papillons, waarvan hij zelf getuigde: „De vlinders fladderen hier en daar in de lentevlucht; de Lente wacht op de drempel, zij lokt mij als een kind met Nijlblauwe ogen. Telkens wan neer ik de laatste tafereeltjes uit Jean Pauls „Flegeljahre" had gelezen, zette ik mij onbewust aan de piano en zo zagen de vlinders de een na de ander het daglicht". Bijzonder belangwekkend blijft Schu manns opus 9 „Carnaval, scènes mignonnes sur quatre notes." Deze vier noten (A, Es, C, H) duiden de geboorteplaats aan van Ernestine von Fricken, zijn verloofde. Het stuk is als een muzikale roman, waarin het denken en de affecties van de componist op bijzonder geestige en gevoelige wijze tot uiting komen. Niet alleen Ernestine, maar ook het beeld van Clara Wieck, die hij aanduidt als Chiarina, speelt een rol in deze reeks taferelen. Ook Chopin en Pa- ganini zijn van de partij. Er tenslotte komen de „Filisters" op de proppen, die door de mannen van de „Davidsbond" dap per in het ootje genomen worden. Tijdelijk verbleef Schumann in Wenen en daar ont stond een tweede pianistische Carnaval, maar nu met andere reflexen. De idylle met Ernestine was voorbij en nu was het Clara die zijn gevoelsleven beheerste. De „Faschungsschwank in Wien" kreeg trou wens een andere vorm en karakter en sloeg op Weense toestanden. De ondeugende toe speling op de door de regering van Met- ternich verboden Marseillaise werkt in dit stuk uiterst grappig. Belangrijker nog zijn de machtige „Etudes symphoniques" en de „Phantasiestücke" of de „Kreisleriana" te noemen, van zeer aparte aard bovendien de „Kinderszenen" allemaal werk dat de tijd getrotseerd heeft. HET LIED kreeg omstreeks 1840 de on verwachte belangstelling van Schumann en dit luidde een nieuwe fase van zijn carrière in. Nog het jaar te voren schreef hij aan een vriend: ben jij misschien als ik, die de zangcomposities zo lang ik leef be neden de instrumentale muziek heb ge acht en ze nooit voor grote kunst heb ge houden? Vertel het echter aan niemand." Het was zijn liefde voor Clara, die ondanks heftige tegenstand van haar vader dit jaar zijn bruid en zijn vrouw werd, die hem zo gauw van inzicht omtrent het lied als kunstvorm van inzicht kon doen verande ren. Onder de hoogspanning van de maan den, die aan de vereniging van het kun stenaarspaar vooraf gingen en onder de invloed van het geluk over zijn na lange strijd verworven vrouw, werd Robert Schumann de ideale liederencomponist der romantiek. Als in een roes heeft hij de meesterlijke bundel „Myrthen" geschreven. Daarin komen voor het liefdeslied „Du meine Seele, du mein Herz," het verstilde en toch zo hartstochtelijke „Die Lotos- blume," het innige „Du bist wie eine Blu- me," het prachtige „Der Nussbaum," de twee verrukkelijke „Lieder der Braut," waarvan het tweede „Lass mich ihm am Busen hangen" een oneindige teerheid heeft. Het stond na dit opus 25 vast, dat Schubert zijn waardige opvolger als lieder componist in Schumann gevonden had. De rijke pianistische omlijsting van de gezon gen tekst was een belangrijke vernieuwing. Verder ontstond de „Liederkreis" op tek sten van Eichendorf, met het meesterlijke stemmingslied „Mondnacht" en het won- derfrisse „Fri'ihlingsnacht" en dan volgden nog in datzelfde gezegende „liederjaar" 1840 de beroemde cycli „Frauenliebe und Leben" en „Dichterliebe." EEN VOLGENDE scheppingsperiode was hoofdzakelijk gewijd aan kamermuziek, or kestwerk, concerten, oratoria, enzovoorts. Hij bereikte ook hierbij nog hoogtepunten, zowel met zijn Pianoconcert in a en met een paar symfonieën. Maar geleidelijk verminderde de sterke romantische stu wing, die zijn pianocomposities zijn eer ste creatieve werk gekenmerkt had. En er zit dan ook wel enige waarheid in het woord dat eens gesproken werd door een tijdgenoot van de componist: „Schumann begon als genie en eindigde als talent." Een mislukking bleek zijn aanstelling als com positieleraar aan het Conservatorium van Leipzig en ook later zijn aanvaarding van het leiderschap van het muziekleven in Dusseldorp: hij werd een zwijgzaam man, worstelend met angstvoorstellingen en ner veuze inzinkingen. De opofferende liefde van Clara, die als vermaarde concertpianiste, zorgzame echt genote en moeder een heldhaftige levens taak vervulde, heeft niet kunnen verhin deren dat de man, wiens naam zij met ere droeg, het noodlot van zijn geestelijke ont reddering en zijn tragische einde onder ging. Beider namen sieren een der moaiste bladzijden van de geschiedenis der muzi kale romantiek. JOS. DE KLERK Atomen kunnen gefotografeerd en dus zichtbaar gemaakt worden. Het is aan Er- win Muller, professor in de natuurkunde aan de staatsuniversiteit van Pennsylvania, gelukt de tot dusver onzichtbare, moeilijk te benaderen minuscule deeltjes op de ge voelige plaat vast te leggen. Deze prestatie is van belang voor de bestudering van scheikundige reacties en heeft de geleer den reeds een duidelijk beeld gegeven van de samenhang van de op parels gelijkende atomen van een vergroting van 2.750.000 x. Het instrument dat door dir. Muller voor het opnemen van de foto werd gebruikt en waaraan hij 19 jaar heeft gewerkt, is een ionen-microscoop. Voor het maken van de foto werden atomen op het puntje van een wol tramdraad je duizendmaal fijner dan de punt van een fijne naald in de micro scoop gebracht, waar vloeibare stikstof voor een temperatuur van 185 graden C. onder nul zorgde. Door het gebruik van helium- gas voor het verkrijgen van de nodige ionen, leverde de punt van de wolfram draad een enorm vergroot beeld op een fluorescerend scherm. Met een speciale ca mera werd een foto van het scherm ge maakt, waarmee een blijvend beeld ver kregen werd van de atomaire structuur van een tevoren ongezien oppervlak. Op bovenstaande plaat, naar een oude gravure, ziet men het muzikale echtpaar Robert en Clara Schumann, de componist en de beroemde pianiste, die zijn liefhebbende echtgenote was. WIE de eindeloze disputen heeft meege maakt, die zich kunnen voordoen over de naam van een vogel en dan ook allerlei kenmerken en hoedanigheden tegen elkaar in hoorde lanceren om de onderling strij dige identificaties kracht bij te zetten, zal over de verschijning van drie natuurgidsen van Meulenhoff zeer verheugd zijn. Het zullen goede arbiters blijken te zijn in der gelijke meningsverschillen, die zich met name kunnen voordoen tussen geïnteres seerde natuurvrienden, die van de flora en de fauna slechts oppervlakkig kennis kun nen nemen. Vele mensen die een muziek stuk nog behaaglijk kunnen aanhoren zon der onrustig te gaan vorsen naar de com ponist vinden het in de natuur erg onple zierig wanneer zij een vrolijk vogeltje, dat hen boeit, niet eens bij de naam kunnen noemen. En wanneer men zich herinnert dat het meesterschap van de mensen in de schepping hierin tot uiting kwam, dat zij de dieren en de bloemen namen moesten geven, kan men dat onbehagen een beetje begrijpen. Juist door de gekleurde afbeeldingen in deze natuurgidsen, bij het naslaan waarvan men de dieren dus vrij gemakkelijk kan herkennen, ontstaat er wat meer gemeen zaamheid, die deze ontmoetingen prettiger en verrassender maakt. Er is niet alleen een gids voor vogels bij Meulenhoff uit gegeven, maar ook een voor insecten, want die zijn nu eenmaal ook niet bij machte zich voor te stellen vóór zij hun dansen temiddenvan de bloemen gaan opvoeren. Men zal dus deze rijkdommen van de na tuur niet meer met grove aanduidingen als „vlinders" en „motten" hoeven te bagatel liseren, maar wel degelijk leren onder scheiden of men met een erwtenuil of met een grauwe monnik te doefi heeft. Een derde gidsje is gewijd aan de tuinbloemen en zal talrijke liefhebbers van tuinieren nieuwe en voor hem tot dusver onbekende planten doen ontdekken. Het is voorts een verdienste van deze boekjes, dat zij van alle soorten beknopte beschrijvingen bevatten. H. B.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1956 | | pagina 15