GIFMENGSTER „DIKKE KATRIEN" LIET SLACHTOFFERS VAN RATTENKRUIT OP STERFBED FOTOGRAFEREN TOEN STORTTE DE HEMEL IN l Jan Pieterszoon Sweelinck SfuzkriiccL NIEUWE BOEKEN in zakformaat HET LEVEN WORDT STEEDS DUURDER Goede raad aan baders in zee J GLORIEUS WERK VAN DEZE TIJD Kort verhaal door Maria Schröder-van Gogh Schilder W. L. van Dijk exposeert in V.S. GUERNICA van Picasso, de Nachtwacht van onze eeuw? De leiding van het Stede lijk Museum, die dit werk met ettelijke voorstudies naar Amsterdam wist te krij gen, waar het in de Nieuwe Vleugel tot 30 september te zien is, vraagt zich af of het niet gerechtvaardigd is aldus te spre ken over Picasso's schepping. Gelijk bij de Nachtwacht plaatste men voor „Guernica" banken, zodat het publiek nu rustig de verschrikking van een bombardement, pro loog van dat van Warschau, Rotterdam en zovele andere steden, kan zitten genieten. Nu nog wachten op de fabrikant, die koek trommels met Guernica decoreert. Heus, de man zou niet minder vreemd staan tegenover schilderkunst dan de estheten bij wie een vergelijking met Rembrandts werk opkomt. Voor het Spaanse paviljoen op de we reldtentoonstelling te Parijs in 1937 had de toen wettige Spaanse regering Picasso opdracht gegeven een wandschildering te maken. Op 28 april 1937 liet generaal Franco, nu wettig staatshoofd van Spanje, het stadje Guernica bombarderen door zijn Hitleriaanse vrienden, aldus een voor proefje gevend van wat we later van dichterbij mochten meemaken. In een reeks etsen had Picasso al zijn gal uit gespuwd over de toekomstige dictator. Guernica werd voor hem de aanleiding tot zijn verbeelding van dat verschrikkelijke feit, die door de aanwezigheid van een stier nog met Spanje te maken heeft, maar veel verder reikt dan het uitdruk king geven aan afschuw over deze daad alleen. Hoezeer dat het geval is bleek mij uit persoonlijke ervaringen. Ik zag Picas so's werk „Guernica" in 1937 aan het Spaanse Paviljoen, dat, tussen haakjes, verder ook zo uitstekend ingericht was. Mijn sympathie ging uit naar de wettige regering van toen. Ik behoorde tot dat helaas toch te kleine deel van de mensen hier, die in deze strijd het ons eveneens naderend gevaar zagen. Ik was niet onbe kend met Picasso's evoluties. En gezien de waardering voor Picasso's vroegere werk lag het dus voor de hand dat dit werk mij iets deed, veel deed. Vergeten deed ik het niet meer. Het zij erkend dat ik ergens een kleine foto van deze schildering be waarde, met een grote reproduktie om boven de kapstok in de gang te hangen. Na de laatste oorlog kwamen de docu mentaire films daarover los. Zo heb ik „Bommen op Malta" gezien. Hoewel ik mezelf op dit terrein geen deskundige wil noemen, meen ik dat het een uitstekende film was. Onder het zien was er in mij, terwijl ik nooit bezuiden Parijs geweest was, steeds weer de gedachte: dit heb ik eerder al ergens gezien. En op een gegeven moment wist ik het: Picasso's Guernica. Het is een persoonlijk getuigenis. Ik ge loof niet beter te kunnen doen betreffende dit werk van deze omstreden figuur. Het werk is geschilderd in zwart, wit en grijzen. De film was nog niet in technicolor, zodat een begin van gelijkenis er dan wel inzat. Het werkwaardige is dat in mijn herinnering in het schilderij iets was van inéénstortende gebouwen, van verbrokke lende muurvlakken, zoals op de film met die onder de zuidelijke zon scherp zich aftekenende schaduwen. Mijn oude foto had ik namelijk lang niet meer bekeken. Het schilderij is echter bijna alleen be volkt met menselijke figuren, een paard en een stier. Voor mij is deze ervaring een bewijs van zijn beeldend vermogen. DE VOORSTUDIES, waarvan er hierbij één is afgebeeld, moet men zien als uitingen rond een idee, dat Picasso voor ogen zweefde. Hij liet zich niet vastleggen door het door hem zelf gevondene. Dat ligt Picasso toch al niet en men bouwt zo'n aanklacht niet op zoals een wandschilde ring van positievere strekking. Men be hoeft voor een schilderij als dat van een huilende vrouw niets te voelen, maar men zal moeten erkennen dat het „schreien" misschien nog nooit zo sterk is verbeeld. En zo is het gesteld met Guernica voor mij: erger was nauwelijks mogelijk. Inder daad zou men kunnen spreken van „het glorieuze negatieve monument van onze tijd" (Herbert Read formuleerde het zo). Waardoor dan al iedere vergelijking met de Nachtwacht onzin is. Het stuk is eigendom van Picasso en werd door hem aan het „Museum of Mo dern Art" te New York in bruikleen ge geven. Mijns inziens zijn schilderijen de laatste jaren wat al te veel op reis. Dit werk dient echter overal vertoond en nog eens vertoond te worden als een indruk wekkende waarschuwing. Het kon alleen in deze tijd ontstaan, maar ik geloof dat het er overheen zal reiken, in tegenstelling tot waarschuwingen van andere grote beeldende kunstenaars, wier werk van der gelijke aard toch altijd nog terugvoert naar iets dat was en recentere, ook ver schrikkelijke ervaringen toch niet volledig dekt. „Guernica" kan, voor mij dan ten minste, op alles slaan. BOB BUYS In de Amerikaanse literatuur werd onlangs een belangrijke plaats veroverd door William March met zijn The bad seed en blijkens zijn Company K ziet het er niet naar uit, dat hij die binnen afzienbare tijd zal moeten Inruimen. Een lukraak bij elkaar geraapt stelletje jonge kerels, die een Amerikaanse infanteriecompagnie vor men. is ditmaal het object van zijn met vakman schap bedreven psychologische ontleedkunst. Oorlogsromans komen nog steeds in grote ge tale van de pers. In plaats van zeer gedetail leerde verslagen van gevechtshandelingen zijn zij tegenwoordig eerder een beschrijving van mensen onder druk van het rechtstreeks tegen ieder afzonderlijk gerichte geweld, dat levens vernietigt, zonder dat er direct van gevechten of zeeslagen sprake is. Een goed voorbeeld hier van is The fith of July van Lionel Shapiro, waarin de vrijwel uitzichtloze liefde beschreven wordt, die aan de vooravond van de invasie op bloeit tussen een gehuwde Amerikaanse officier en een Engels meisje. Meer temidden van het eigenlijke krijgsrumoer bevinden zich de figuren uit The Enemy van Wirth Williams. A. M. OC<>COO^C>X>0OD00000C>C)OD0<X>0O^rYYXXXX)00000000(>C>0000000000p De Koninklijke Nederlandse Bond tot het Redden van Drenkelingen adviseert de volgende wenken in acht te nemen bij het baden in zee: Begeef u nimmer verder in de zee dan tot heupdiepte. Vooral bij zeewind kan het „trekken" van de zee u anders van de been werken. Baad bij voorkeur op een bewaakt strandgedeelte, bij een zeebadinrichting of bij de strandposten van politie en reddingsbrigades. Volg de aanwijzingen die badpersoneel, politie of leden der reddingsbrigade u geven prompt op. De leden der brigades kan men herken nen aan hun oranje kapjes. Ga altijd gezamenlijk baden en nimmer alleen. Zorg ervoor een „ketting" te maken door eikaars polsen te grijpen indien iemand uit de groep in moeilijkheden komt. Laat dan de langste persoon trachten de hulpbehoevende te pakken, terwijl de anderen zich opstellen in de richting van het strand. Voor baders en voor zwemmers geldt: wuif nooit naar familie op het strand, opdat men niet zal menen dat u om hulp vraagt. (Van onze correspondent in Brussel) xxxxjdoodooooooooxioooooooooooooocooooddoooodoooco^doooo DE BELGISCHE regering maakt zich zorgen over de stijgende levcnskosten. Er is daarom een speciale commissie inge steld om na te gaan welke maatregelen te dezer zake dienen te worden getroffen. In tussen is meegedeeld dat per 1 augustus de spoorwegen hun tarieven hebben „aan gepast". Dit wil zeggen dat het spoor kaartje wederom vijf tot tien percent duur der is geworden. Daar een groot aantal arbeiders van sterk gereduceerde tarieven geniet, slechts een kwart van het gewone reizigerstarief betalend, zal de invloed van deze tariefsverhoging niet direct het ar beidersbudget beïnvloeden. Maar de gewone burgerman, die niet van de lage tarieven kan profiteren, kijkt onaangenaam ver rast op. Voornamelijk het vlees is duurder ge worden. Hieraan heeft echter de Belgische verbruiker ook schuld, aldus de mening van de deskundigen, want de verbruikers, waar toe ook de arbeiders behoren, nemen geer. genoegen meer met kookvlees, poten en andere tweede klas vleessoorten, waarmee grootmoeder nochtans zo'n lekkere schotel kon bereiden. Tegenwoordig moet alles eerste kwaliteit vlees zijn. Ieder wil „filet pur" of van het duurste kalfsvlees. Het vleesverbruik stijgt intussen voortdurend. De melkconsumptie, die in België ver be neden de Nederlandse ligt, is eveneens stij gende, vooral sinds speciaal aandacht wordt geschonken aan de verbetering van de kwa liteit. De consumptie van extra vette melk is in de jongste twee jaren vervijfvoudigd. Het verbruik van boter is niet gedaald, ondanks het feit dat de consumptie met elf A twaalf kilo per hoofd en per jaar in België een van de hoogste ter wereld is. Om de duurte in België te vergelijken met die in Nederland moet men weten, dat de prijs van één kilo goed rundvlees in België schommelt tussen zes en tien gulden en dat de boter tussen zes k zeven gulden per kilo kost. Wil men de prijs van het brood op zeveneneenhalve franc houden en toch de boeren een minimumprijs van vierhon derdvijftig francs per honderd kilo tarwe garanderen, dan moet het percentage in landse tarwe, dat in het broodmeel wordt verwerkt, steeds maar worden opgevoerd. De Belgische tarwe is acht tien gulden per zak van honderd kilo duurder dan de geïmporteerde Amerikaanse of Canadese tarwe! De regering zit dus met het pro bleem van de prijzen. Een tegenvaller is dat de regering het klassieke middel van de reductie van som mige verbruiksbelastingen niet van kracht kan doen worden. In Nederland kon bij voorbeeld de omzetbelasting van tien per cent op de textielartikelen worden ge schorst, maar de Belgische minister van Financiën is van oordeel dat hij geen enke' offer kan brengen op het altaar van de prijzenpolitiek! Daar de salarissen in België gebonden zijn aan de index van de detail prijzen wat ook voor de ambtenaren het geval is moesten de lonen van de amb tenaren met vijf percent worden verhoogd. Dit kostte aan de schatkist niet minder dan drie miljard francs of ruim twintig miljoen gulden. Men heeft er een ogenblik aan gedacht de export te belasten met een heffing van één percent, daar de Belgische industrie momenteel gouden eieren met de uitvoer verdient. Sinds januari is de export immers geregeld gestegen. Zij bedraagt niet minder dan een miljard gulden per maand. Maar in België moet veertig percent van de nationale produktie uitgevoerd worden. Gaat men de kip met de gouden eieren slachten? Van deze periode van hoogcon junctuur moet de Belgische industrie ge bruik kunnen maken om nieuwe afzetge bieden in de wereld te vinden en de geschikte methode hiervoor is nu precies niet dat de prijzen nog een percent hoger worden gesteld. Men zou kunnen repliceren dat de in dustrie haar winstmarges inkrimpt. Maar recente studies hebben bewezen, dat er in talrijke takken van bedrijf, ondanks de hoogconjunctuur, een felle concurrentie moet worden geleverd tegen de buiten landse produkten. De winstmarges mogen dus zeer zeker niet abnormaal hoog worden genoemd. Men wacht hier dan ook met spanning af, welke maatregelen de com missie van experts, na de vakantie, zal hebben uitgedokterd (Van onze correspondent in Brussel) DE vijfendertigjarige Catharina Verstrepen, een schijn baar goedmoedige Brusselse in de wandeling „Dikke Katrien" genoemd zit veilig achter slot en grendel. Zij heeft bekend drie personen, twee broeders en hun tante, te hebben vergiftigd. Met rattenkruid. De handige Ka- trien kon de mensen fijntjes in het gevlei komen. Na een leventje van plezier verliet zij tijdens de oorlog haar eerste echtgenoot om te gaan samenleven met een niet onbemiddelde suikerbakker, een vijfenzestig jarige in valide uit de eerste wereldoorlog. Deze, Salomon Wolf, was ook aangehouden, maar werd vorige week vrij ge laten, ofschoon hij aan diefstal van meubelen bij een van de slachtoffers van zijn vrouw, de oude tante Hortensia, medeplichting is. Toen Wolf en Dikke Katrien gear resteerd werden, vermoedde de man niets van het drama der vergiftigingen. Het onderzoek der politie heeft zelfs uitgewezen, dat Dikke Katrien haar vriend Salomon op de lijst van haar eerstvolgende slachtoffers had ge- Plaatst! Aan een Belgische verslaggever heeft hij ver klaard dat hij enkele weken geleden tegen Katrien de opmerking maakte dat de koffie zo'r hPtere smaak h*>d Hij vermoedt nu dat in die koffie een kleine dosis ratten kruid gemengd was en dat de speciale gifkuur dus reeds begonnen was. Een afschrikwekkend detail kwam daar bij aan het licht. Katrien is namelijk niet alleen een op geld beluste, ziekelijk verwende vrouw, die dure kleding en juwelen kocht, zij heeft tevens duidelijk sadistische neigingen. Toen tante Hortensia door het geregeld ne men van gif zwaar ziek werd, bleef Katrien aan haar ziekbed. Zij heeft aldus de doodstrijd van de arme vrouw meegemaakt. Enkele dagen later ontmoette zij een buur vrouw, die haar medelijdend verklaarde dat het toch wel erg geweest moet zijn de van pijn kermende vrouw zo te hebben moeten zien sterven. Dikke Katrien antwoord de droogjes: „Zou zij soms rattenkruid hebben ingeno men?" Een toppunt van sadisme is, dat zij haar slachtof fers op hun doodsbed liet fotograferen Een familielid van de beide vrienden van Katrien vond de zaak van die zo snel op elkaar volgende doods- gevallen wel zeer verdacht. En toen zijn zoon kwam ver tellen dat Katrien had gezegd dat tante Hortensia over leden was, ging hij eens kijken naar de woning van dat familielid, om wie hij zich overigens nooit veel had be kommerd. Toen ontdekte hij de diefstal van de meubelen door Wolf en Katrien. waarmee de zaak aan het rollen ging. De stoffelijke resten van drie vrienden van Ka trien. eveneens overleden in de periode van 1950 tot eind 1955, werden opgegraven en worden thans onder zocht Men vraagt zich af hoe het komt dat de dokters, die volgens de Belgische wet de oorzaak van het ster ven aan de gemeente bekend dienen te maken en de overlijdensacte moeten ondertekenen, nooit sporen van de vergiftiging hebben gemerkt. Blijkbaar echter is ver giftiging door rattenkruid moeilijk te achterhalen. Met de modernste middelen is thans evenwel het meten van bepaalde chemische reacties van rattenkruid in het lichaam mogelijk. Dit nieuwe systeem werd reeds in Engeland toegepast. Gifmengsters weten dat hun systeem vrij secuur werkt en onzichtbaar en hierdoor is het te verklaren, dat zij in het algemeen nooit hun misdaden bekennen. Katrien houdt hardnekkig vol dat zij „slechts" de dood van drie slachtoffers op haar geweten heeft. Zij is vrij ongeletterd. In een brief aan een van haar slacht offers, die zij trachtte te bewegen tot het afsluiten van een levensverzekering, waarvan Katrien de uitkering bij eventueel overlijden van de ongelukkige zou ontvan gen, schreef zij dat „zij hem eens mondeling wil spreken, als gij zo goed wil zijn van eens tot hier te komen, als ge wilt Katrien die zeer zinnelijk was aangelegd, is overigens lang niet de Belgische recordgifmengster. In 1938 liep het paleis van Justitie te Luik wekenlang vol. De we duwe Becker stond toen terecht op beschuldiging elf per sonen te hebben vergiftigd. Tot op het laatste moment heeft zij dit geloochend. Het onderzoek had achttien maanden geduurd. Na vijfentwintig zittingen werd zij onbewogen en steeds maar verklarend „bewijs mijn schuld!" ter dood veroordeeld WE woonden destijds in A. Het beviel ons daar uitstekend. Mijn oudste broer studeerde rechten in Utrecht, van waaruit A. heel gemakkelijk te bereiken was, mijn tweede broer en ik bezochten het lyceum, een grote levendige school met een boeiend verenigingsleven. Mijn broer, die een klas hoger zat dan ik, behoorde tot de beste acteurs van de school, maar ik hield meer van voordragen en legde me daar met hart en ziel op toe. Ik was altijd een tamelijk verlegen kind geweest en voelde me helemaal niet opge wassen tegen het wekenlang repeteren en samenspelen met de zelfverzeikerdste en geslaagdste kinderen van het lyceum. Eens in de week had ik een uur declameerles en bij bijzondere gelegenheden mocht ik al spoedig een gedicht voordragen. Gloeiend van eerzucht en zenuwen stond ik dan eigens achteraf te wachten tot ik de woor den hoorde: nu volgt declamatie door Lucie Delorm, waarna ik mijn verlegenheid ver beten van me afschudde en vol vreemd zelfvertrouwen van wal stak. Men vond het aardig zoals ik deed, wat me gelukkig maakte en mijn gebrek aan zelfvertrouwen deed slinken. Vriendinnen had ik niet, mijn gehele lagere schooltijd had ik immers in andere plaatsen doorgebracht en hier was ik mid denin de cursus gerold. Mijn verlegenheid belette een gemakkelijke aansluiting en vlotte omgang, maar met mijn klasgenoten kon ik toch wel overweg, vooral toen men mijn liefde voor de poëizie en voordracht kunst begon te prijzen. Op die leeftijd is het van groot belang ergens een succesje te boeken. Het is de strohalm waaraan men zich in de talloze sombere en moedeloze buien hartstochtelijk vastklemt. Bij ons thuis werd het toen gezellig, er kwamen jongelui over de vloer en ook ken nissen van mijn ouders, die al aardig inge burgerd waren. Omdat A. prachtige om streken had, kregen we 's zomers altijd gasten, maar ik vluchtte vaak naar boven en mijmerde voor mijn open raam over de zuivere vriendschap en grote liefde, die eens mijn deel zouden worden. TOEN IK zestien jaar was vond ik de vriendschap inderdaad. Een twee jaar ouder nichtje toevallig in A. op doortocht, vond het bij ons zo prettig, dat ze wilde blijven logeren. Mijn moeder vond dat goed. Ze was blond en heel slank met lange rechte benen en een grote, bewegelijke mond. Ze heette Meddie en flirtte met mijn broers en hun vrienden, in welk spelletje ik niet bedreven was. Maar om de een of andere reden haalde ze mij overal bij en betrok me in elk plannetje. Zo attent, lief en belangstellend was nog nooit iemand voor me geweest, ik genoot onuitsprekelijk van haar vriendschap en voelde me trots en biij. Vóór deze zomer had ik Meddie weinig gezien, niet anders dan bij de sporadische familiebijeenkomsten of bezoeken. Ik leer de veel van haar, voornamelijk op het ge bied van uiterlijke 'verfraaiing en bedelde mijn vader geld af voor kleren en kapper. Met dat al stimuleerde ze mijn zelfvertrou wen. Doordat mijn houding zich wijzigde, deed mijn omgeving ook anders tegen mij. Meddie en ik hadden een heerlijke zomer. Toen de vakantie ten einde was en mijn nichtje weer naar Den Haag vertrokken, bleven we vriendinnen en schreven elkaar lange brieven. Met Sinerklaas stuurde ze me een bundel gedichten, waaruit ik er dadelijk enige uit het hoofd kon opzeggen en de kerstvakantie bracht ze bij ons door. Het was een opwindende vakantie die winter want Walter, mijn oudste broer, verloofde zich en bracht zijn meisje mee «3 ter kennismaking. Liesbeth was n^^nten jaar, ze was knap en vrolijk en we moch ten haar dadelijk. Ze kon met Meddie goed opschieten, wat mij onrustig maakte, want ik was zoveel jonger en de vriendschap met Meddie betekende meer voor me dan wat ook. Als ik diie beiden samen zag praten en lachen boorde zich een jaloers angeltje in mijn hart maar het werd al spoedig met weerhaakjes en al uitgeroeid. Meddie en Liesbeth namen mij in haar vriendschap op, ze weerden mij niet en soms praatten en lachten we op onze ka mers tot ver na middernacht, 's Morgens rende ik slaperig met dienbladen de trap op en af om mijn vriendinnen onbijt te be zorgen en werd het gesprek op dezelfde vcet voortgezet dat wil zeggen: zij praatten, ik deed niet veel meer dan vragen, luis teren en lachen. Ik was trots en gelukkig en iets van het veilige gevoel uit mijn kinder tijd, door de storm van de puberteit weg gevaagd, stond op nieuw in me op. Ik kon gedachten uitspreken, die diep waren weg gestopt en liet meer van mijn gevoelens blijken dan ooit tevoren. Meddie en Lies beth lachten soms hardop en zeiden dan hartelijk: Die kleine Lucie! en knikten me toe. Ze hielden veel van me en het leven was goed. In de paasvakantie kon Meddie niet komen. Ze moest voor haar eindexamen werken. Maar Liesbeth was er wel. In één dag naaide ze een jurk voor me, die ieder een prees, ikzelf het meest. Hij was mooi, van zachte wollen stof en paste me precies. Ik paradeerde erin voor de spiegel en prees Liesbeths kundigheden hemelhoog. Om Liesbeth mijn dankbaarheid te tonen liet ik me door iedereen bewonderen. Dat ze zoveel voor me over had, was buitenge woon, vooral omdat mijn ongeduldige broer het huis was uitgelopen en ze zich zijn woede ermee op de hals had gehaald. In een lange brief aan Meddie deed ik verslag van Liesbeths logeerpartij en met pink steren reisde ik op haar uitnodiging naar Den Haag. En toen stortte de hemel in. Mijn oom haalde me zaterdagmorgen af van het Staatsspoorstation en we wandelden genoe- gelijk door de zonnige stad naar hun huis. 's Middags bevond ik mij alleen op Med_ die's kamer waar we samen zouden slapen. Ik pakte mijn spullen uit. De jurk van Liesbeth hing ik voorzichtig op, ik was er nog steeds vertederd over en streek zacht over de soepele stof. Daarna lummelde ik wat rond, keek een paar boeken in en scharrelde een beetje in Meddie's bureautje. Nieuwsgierig trok ik een la open. Er lagen brieven in. Ik las Meddie's naam en adres en op eens zag ik, dat de bovenste door Liesbeth was geadresseerd. Ik tuurde op de mij welbekende hand, sloot de la en liep naar het raam. Een afschuwelijke nieuws gierigheid had me in haar greep, ik vocht er tegen, maar tevergeefs. Ik trok de la open en nam de bovenste brief eruit. Mijn adem ging iets sneller dan gewoonlijk toen mijn ogen langs de regels vlogen. Gewone dingen, onbelangrijk, dan een paar grappige ontboezemingen over mijn broer. Maar daar, op de derde blad zij, zag ik mijn eigen naam nog voor ik er aan toe was. Het leek wel of mijn naam koud en boos op me afkwam. „Ik heb erg moeten lachen om wat je o/er Lucie schreef, vooral over dat voor dragen. Ze is zo stom om alles te geloven, vreselijk kinderachtig voor haar leeftijd. Walter zegt. dat ze altijd zo geweest is. Maar je wilt wel eens iets voor haar doen, PHOENIX der Musijcke, zo noemde Von del de vermaarde componist, die vieren veertig jaar lang, van 1577 tot zijn dood in 1621, organist te Amsterdam was, al die jaren aan de Oude Kerk waarschijnlijk. Wanneer Sweelinck gewoonlijk niet ge rekend wordt tot de befaamde componis- tengroep van het „tijdperk der Neder landers" dan behoeft dit geen gebrek aan bewondering van de muziekhistorici te be tekenen. Dat tijdperk was na Lassus vol tooid. Sweelinck vormt een hoofdstuk op zichzelf. In het buitenland wordt zijn betekenis vooral ge meten naar de waar de zijner instrumentale werken, die een synthese vormen van de compositietech niek der oude Engelsen en die der Venetia- nen, maar waaraan hij eigen, nieuwe en kiemkrachtige elementen toevoegde. Van de Engelsen had hij de speelse variatie kunst voor zijn clavecimbelmuziek geleerd, de Italianen inspireerden zijn toccata's. Hij werd de schepper van de Orgelfuga, die hij weliswaar nog Fantasie noemt, maar die door de wijze waarop hij het thema behan delt, dit vergroot, verkleint, het tegenover zelfstandige nieuwe themata stelt, het pro totype werd van de orgelfuga, die in de kunst van Joh. Seb. Bach haar glorieuze bekroning zou vinden. Er is inderdaad een lijn, die van Sweelinck naar Bach leidt, want hij was als leermeester zeer gezocht en ook veel jonge Duitse organisten kwa men naar Amsterdam om bij Meester Jan de kunst te leren. Samuel Scheidt uit Halle, Jacob Praetorius en Heinrich Scheidemann uit Hamburg, Paul Siefert uit Dantzig be hoorden daartoe. Scheidemann werd de leermeester van Johann Adam Reinken en deze laatste verkreeg als organist een zo grote reputatie, dat de jonge Bach meer malen te voet van Liineburg naar Hamburg pelgrimeerde om deze man te kunnen ho ren. Omtrent Sweelincks eigen muzikale vorming werd vroeger als vaststaand aan genomen, dat hij in zijn jonge jaren naar Venetië is gegaan, als volleerd kunstenaar naar Amsterdam terugkerend. Bernard van den Sigtenhorst Meyer heeft dit in zijn zorgvuldig gedocumenteerde Sweelinck- biografie (1934) tot legende verklaard. Het is hem gebleken, dat de jonge Sweelinck het veel dichter bij huis heeft gezocht, in Haarlem namelijk. De Haarlemse organist en „schalmeyspeelder" Jan Willemsz. was degene, die Sweelincks schreden op het pad der kunst enige jaren heeft geleid. He laas zijn de gegevens over de werkzaam heden van Jan Willemsz in de Spaarnestad schaars. Wél weten we, dat hij niet als or ganist in de Sint Bavo heeft gewerkt, maar naast zijn schalmei- of trompetspel waar- sehi>'nh'ik het ambt van ..waecker bii nachte opten groten thoorn" vervulde. De verhoudingen op muzikaal gebied waren toen wel heel anders dan die van nu. In 1593, zo vertelt Van den Sigtenhorst Meyer, verdiende de trompetter van de toren te Haarlem 150 Vlaamse ponden, terwijl de organist van de Bavo er maar 100 ontving! Men zou zich intus sen kunnen afvragen, hoe de invloed van Engeland en Italië op Sweelinck is te ver klaren, daar hij het ene noch het andere land heeft bezocht. Er heerste echter tus sen Engeland en de Zeven Provinciën een levendig verkeer. Van de werken dei- Engelse virginalisten aldus genoemd naar het klavier, dat in hun land virginal werd geheten ver kreeg Sweelinck afschriften. En wat Vene tië betreft: het theoretische standaardwerk „Istituzioni harmoniche" van Zarlino, de beroemde kapelmeester aan de San Marco, gebruikte Meester Jan bij het onderricht. Daarnaast was het de edele orgelmuziek van de beide Gabrieli's en die van Claudio Merulo, die hem hebben geïnspireerd. De Amsterdamse meester overigens geboortig uit Deventer leefde in een tijd vol beroeringen. Hevige godsdiensttwisten verscheurden bij het doordringen der Re formatie de eenheid van ons volk en de grote vrijheidsstrijd tegen Spanje was pas zevenentwintig jaar na Sweelinks dood met de vrede van Munster geëindigd. Zeker weet men niet of Sweelinck, die door zijn ambt zo nauw bij het godsdienstig leven der burgerij betrokken was, na de alteratie in 1578 zelf „paaps" gebleven is. In ieder geval bleef hij, nadat het orgelspel weer werd ingevoerd, als organist in de Oude Kerk werkzaam. De belangrijkste van zijn vocale werken zijn de grandioze verzame ling van 153 Psalmen voor koor, opge bouwd op motieven der Geneefse psalm melodieën en de kort voor zijn dood ge schreven Cantiones Sacrae, zevenendertig stukken voor koor met begeleiding, alle op latijnse, aan de katholieke liturgie ontleen de teksten. De keuze der Psalmen en daar tegenover die van de Cantiones versterken de indruk van onzekerheid omtrent Swee lincks geloofsovertuiging. Een felle partij ganger is hij stellig niet geweest. Dat be wijst ook zijn warme vriendschap met aan hangers van beide richtingen. Zijn kunst is kernachtig en stoer. Hierin rijst het oude Holland uit de Gouden Eeuw op voor onze geest, vroom en rechtzinnig, offerbereid waar het de zaak van het recht en de vrijheid geldt. De mens Sweelinck moet ongetwijfeld de verdraagzaamheid hebben bezeten, die velen in de hitte van de strijd om de hoogste waarden beider zijds zo jammerlijk hebben ontbeerd. WTTJ.EM ANDRIESSEN De in Nederland geboren schilder Wim L. van Dijk, die thans met zijn gezin in PetropoLis een buitenwijk van Rio de Janeiro woont, is dezer dagen op het passagiersschip „Argentina" in New York aangekomen voor een bezoek aan zijn moeder en twee broers en voor het ten toonstellen van zijn werken in New York, Atlantic City, Boston, Washington en Hol lywood. Van Dijk, nakomeling in de negen de graad van de beroemde Vlaamse schil der Anthony van Dyck, vertelde bij zijn aankomst dat hij van plan is naar Neder land te komen, zodra hij zijn tentoonstel lingen besloten heeft. Hij is van plan in Europa tentoonstellingen te geven van zijn werken in samenwerking met het Brazi liaans-Nederlandse Instituut voor cultuur. Wim van Dijk, die geboren is in Westmaas in Zuidholland verloor bij zijn werkzaam heden in de ondergrondse beweging in de tweede wereldoorlog beide benen dus heb ik met Pasen even een jurk voor haar gemaakt, doodeenvoudig hoor, maar hij staat wel leuk. Wist je, dat ze zo ont zettend ijdel is? Ze trok hem telkens aan en stond uren voor de spiegel te draaien, gewoon idioot. Iedereen moest het zien en ze hield er maar niet over op. Ze bedankte me eindeloos, vreselijk overdreven, maar dat is ze dan ook. Ze heeft een geweldige verering voor jou hoor, ze dweept met je, maar na die jurk ook een beetje met mij Met trillende vingers smeet ik de brief op het bureautje en stond tijdenlang niets- ziend en bewegingloos. De afschuwelijke zinnen echoden in mijn hoofd en ik her haalde ze mechanisch. Ik wilde niet ge loven dat het werkelijk Liesbeth was, mijn aanstaand schoonzusje, die ze geschreven had, maar tegelijk wist ik de afschuwelijke waarheid. Achter mijn rug bespotten ze me, ze gaven niets om me, De eerste zin haakte zich onuitroeibaar in mijn hoofd vast. Daaruit sprak het ver raad van Meddie, van wie ik hield en bij wie ik me veilig had gevoeld. Ik was rampzalig, kon nauwelijks de pijn verdra gen. In een opwelling van woede greep ik de brief, verscheurde deze en smeet de snippers in de prullemand. Het was mijn vriendschap, die ik daarmee vernietigde. Toen Meddie thuiskwam en naar binnen rende om me te begroeten, blij en hartelijk, stond ik versteend naast mijn weer gepakte koffer. Alleen de nieuwe jurk hing nog in Meddiie's kast, ik kon de aanblik niet meer verdragen. Lucie, Lucie dan toch, wat is er? riep ze uit en haar gezicht en stem drukten werkelijk ongerustheid uit. Maar de klap was te hard aan gekomen, ik deed een stap achteruit, vertelde haar hortend en stotend dat ik de brief van Liesbeth had gelezen en dat ik nu dus wist hoe ze over me dachten. Eén ogenblik keek Meddie me verbouwe reerd aan, toen viel ze verontwaardigd uit: Ja, hoor eens, als je brieven leest, die niet voor je bestemd zijn, moet je dat risico maar nemen. Ik had niet gedacht, dat je daartoe in staat was. Wie doet dat nu? Toen ik, geslagen door haar woorden, opmerkte, dat dat vergrijp toch in het niet viel bij haar verraad en ik me niet langer beheersend, zachtjes begon te snikken, zei ze, nu op luchtige, bijna vrolijke toon: Gek kind, om je dat zo aan te trekken. Zie je wel, dat je overdreven bent? Zulke dingen zegt iedereen van een ander, dat is nu eenmaal gewoonte, daar bedoel je niets mee. Ik weet zeker, dat alle kennissen zo over elkaar praten. Als je je dat zou gaan aantrekken, heb je geen leven. Ik vond het afschuwelijk wat ze allemaal zei en hakkelde: Ik vond jullie vooral jougeen kennis, maar een vriendinik vertrouwde je zo.... Toen probeerde Meddie haar arm om me meen te slaan en zei: En ik vertrouwde jou nu zijn we dus quitte. Goed? En toen ik niet antwoordde, op ongedul dige toon: Nou ja. hoor, het is je eigen schuld. Bederf onze gezellige vakantie nou niet met die onzin. OP MIJN eenzame reis terug drukte mijn verdriet als lood op mijn zeventien jaren. Het duurde werkelijk nog jaren eer het uit gesleten was. Helemaal uitgesleten raakte het nooit, want nu, na twintig jaar, tob ik er nog mee rond. Had Meddie gelijk, toen ze vaststelde, dat alle mensen kwaad over elkaar spreken, dat je geen leven zou heb ben als je wist wat je vrienden tegen elkaar zeggen over jou? Ik weet het nog altijd niet. Soms kijk ik iemand, waar ik van hou, erop aan en tracht door het vrien delijk masker heen te dringen. Het lukt me niet, het zal me nooit lukken. Met Meddie en Liesbeth ben ik op kame raadschappelijke voet, meer niet. Haar ge sprekken en brieven interesseren me niet meer. Mijn omgang met de mensen lijkt gemakkelijk, maar mijn diepere gevoelens behoed ik angstvallig. Voordragen heb ik nooit meer gedaan en aan brieven schrijven heb ik een hekel. Maar misschien had Meddie toch ongelijkWie het mag het zeggen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1956 | | pagina 15