Frivool komedieschrijver en bloedig politicus VAN EEN MEISJE DAT PIANO EPEELDE In „Stuttenburgh" wordt het verleden bewaard Pao&cpA het ook eml met ^iitóiieht Zonder woorden Grote denkers in hun gewone doen Speeldozen tingelen er deuntjes van vroeger de plaats vam de flitslamp best slecht slecht zeep slecht HET IS soms de tragiek van het leven, dat van alles dat een mens op deze wereld volbrengt het goede spoe dig in vergetelheid geraakt, maar het slechte ten eeuwigen dage blijft opge tekend in het boek der historie. Met Machiavelli heeft de geschiedenis wel een heel onrechtvaardig spel gespeeld. Want de vier eeuwen, die verstreken zijn sinds het leven en werken van deze rote Florentijn, hebben zijn werkelijke edoelingen, zijn idealen ook, doen ver bleken en vergeten. DE MENS van de twintigste eeuw denkt bij het horen van de naam van Machia velli haast alleen aan list en bedrog, brute misdaad en nietsontziende wreedheid. „Machiavellistische politiek" betekent voor hem niets anders dan „gewetenloos machtsmisbruik". Want wij hebben van Machiavelli slechts het verwrongen beeld, dat de geschiedenis van hem heeft geboet seerd. Leren wij hem echter van nabij en als het ware persoonlijk kennen, dan rijst voor ons het beeld van een man, die een groot patriot was en met geniale zieners blik voorzag, wat pas na eeuwen tot stand zou worden gebracht. Het leven en de wereld zagen er wel heel anders uit dan tegenwoordig, toen op 3 mei 1469 Niccoló Machiavelli in Florence werd geboren. Het heilige Roomse Rijk, dat ge durende eeuwen aan Europa zijn politieke vorm had gegeven, was uiteengevallen. Op de ruïnes van dit rijk waren verschillen de kleinere gemeenschappen ontkiemd en in de loop der jaren uitgegroeid tot zelf standige en elkaar beconcurrerende staat jes. In het Italië van Machiavelli's dagen waren het de steden Milaan, Rome, Floren ce, Venetië en Genua, die elkander het licht in de ogen niet gunden, maar juist daardoor elkaar toch ook in een zeker evenwicht hielden. De vorst van elk dezer staatjes had ech ter niet slechts de naijver van zijn naburen te vrezen. Ook binnen de muren van zijn eigen stad had hij de handen vol om zijn troon te verdedigen tegen de afgunstige edelen en de gewetenloze gelukzoekers. Èn omdat zovele gevaren hem omringden, was hij al even weinig kieskeurig in de midde len om zijn positie te handhaven als zijn tegenstanders dat waren bij hun pogingen hem ten val te brengen. Moord en doodslag waren aan de orde van de dag en de gif beker was een veel gebruikt strijdmiddel. „Zonder Woorden" heet de verzameling Franse cartoons, die in een uiterst aan trekkelijke uitvoering bij de „Bezige Bij" is verschenen; in een smaakvol afgepast kleurrijk bandje van soepel geprepareerd karton, het geheel in een aantrekkelijk etui. Zonder woorden zijn de cartoons, dus de echte volgens de ontwikkeling, waar voor thans de gehele we ld zwicht. „Zon der Woorden" is dus niet gebonden aan een taalgebied en misschien is dat ook de re den van de nogal prijzige uitvoering; de omzet hoeft immers niet tot de Nederlan ders bepaald te blijven. Het is een echt geschenkboekje. Van zestien Franse tekenaars zijn car toons in het boekje opgenomen. Zes daar van waren hier al bekend: Mose, Chavat, Bosc, Trez, Siné en Henry. De overige tien blijken echter terecht geen tot hier door gedrongen faam te hebben. Zij hebben geen eigen stijl en hun vondsten zijn te incidenteel, er zit geen lijn in, het is men gelwerk. Dit laatste geldt vooral voor Mi chel Douay, die niet schroomt „Die Macht der Disciplin" uit een „Fliegende Blatter" van 1858 een eeuw geleden! te p!a- giëren in de stijl van de huidige Engelse tekenaar Searle, nota bene met diens fi guren ook nog. Het genoemde zestal is echter met en kele goede cartoons vertegenwoordigd, hu moristische, lugubere, sarcastische en non- sensikale en vooral pikante. liet gemid delde van het boekje is niettemin niet erg indrukwekkend; Dubout, Peynet, Effel en Tetsu zouden het heel wat hoger hebben gebracht. Het boekje pretendeert echter niet een verantwoorde bloemlezing van Franse te kenaars te zijn. Het is een kwartier ont spanning in wisselende toonaard en dat is ook ongetwijfeld de bedoeling van de uit gevers geweest. De moeilijkheid met het uitgeven van cartoons is vooral, dat de beste cartoontekenaars weigeren hun werk voor boekjes als het onderhavige af te staan, omdat zij het liever verzameld dan verspreid uitgeven. Dan blijkt namelijk pas, waardoor zij zich van de gelegen heidscartoonisten onderscheiden: een con stante e:4en stijl en visie. A. N. OP vijfentwintigjarige leeftijd, in het jaar waarin men het heersende geslacht der Medici uit Florence verdrijft en de stad een republiek wordt, treedt Ma chiavelli in staatsdienst. Na enige jaren krijgt hij allerlei diplomatieke opdrachten te vervullen. Veertien jaar lang gaat hij zo in de leer bij de grote heersersfiguren van de Europese politieke kringen. Hij schrijft uit alle vreemde hoofdsteden, waarmee Florence diplomatieke betrekkingen onder houdt, berichten over de politieke en mi litaire toestand. Al die tijd h'oren wij hem in die soms zeer ironische en humoristi sche brieven aan zijn meerderen klagen over de geldelijke zorgen, die hem kwellen. Want de heren der republiek zijn wel uitermate zuinig. Dikwijls moet Machia velli zich in het buitenland in de schuld steken, omdat zijn salaris hem niet in staat stelt zijn stand als vertegenwoordiger der Florentijnse republiek op te houden. In 1512 neemt het republikeinse regiem in Florence een einde. Na een onderbreking van achttien jaar nemen de Medici weer bezit van de Florentijnse heerschappij. Zij verwijderen uit het staatsbestel hun tegen standers. Ook Machiavelli, die zich een zo trouw dienaar van de republiek had ge toond, moet het veld ruimen. Na een kort verblijf in de gevangenis en in de folter kamer verlaat hij noodgedwongen Florence en vestigt zich in de nabijheid van zijn ge liefde vaderland op een klein buitenhuis in de buurt van San Casciano. AAN EEN in Rome vertoevende vriend deelt Machiaveilli mee hoe hij gedurende zijn ballingschap de dagen in ledigheid slijt. „Maar 's avonds", zo schrijft hij, „ga ik mijn werkkamer binnen. Ik trek mijn vuile boerenplunje uit en hul me in koninklijke gewaden. In die dracht ga ik in gedachten op bezoek bij de vorsten uit de oudheid. Zij ontvangen mij vriendelijk en delen mij mee van hun spijs, die waarlijk ook mijn spijs is. Ik spreek vrijuit met hen en vraag naar de motieven van hun handelen. Zij antwoorden mij en leggen rekenschap af van hun daden. Vier lange uren houd ik mij zo bezig, vergeet mijn verdriet, mijn ellende en armoede en vrees de dood niet langer. Door op te tekenen wat ik uit die gesprekken heb geleerd, heb ik een boek je samengesteld - „De Vorst" - waarin ik naga, wat het wezen van een vorstendom is, hoe het wordt verworven, hoe het wórdt behouden en hoe het verloren gaat. Het is een boekje, dat u zeker zal bevallen" MACHIAVELLI's boekje, waarin de bloedige werkelijkheid en misdadige prak tijken van het Italiaanse politieke leven van die tijd hun getrouwe afspiegeling vin den, beviel in de loop der eeuwen zijn le zers echter maar weinig. Men zag over het hoofd, dat Machiavelli in zijn geschrift de oplossing geeft van het Italiaanse politieke probleem van de vijftiende eeuw en niet een oplossing voor de politieke moeilijk heden van andere landen en andere tijden. Had men dus voor „De Vorst" niet veel waardering, veel enthousiaster werd door het publiek het toneelspel ontvangen, dat Machiavelli in dezelfde tijd als zijn poli tieke hoofdwerk schreef: het weinig beken de stuk „Mandragola". Het is een klucht, geheel afgestemd op de smaak van het Ita liaanse publiek van die dagen. Er komt een schone vrouw in voor, die haar man bedriegt met een lichtzinnige jongeman, een schraapzuchtige monnik, die het met de eerlijkheid niet al te nauw neemt, een Macchiavelli -bedrogen echtgenoot, die zo dom is als men de mensen slechts op het toneel ontmoet, en nog vele andere kluchtige figuren. „Mandragola" is een komedie zonder moraal, bedoeld voor een publiek dat zich aan God noch gebod veel gelegen liet lig gen. Maar het was een succes voor de auteur! Als zodanig gaf het de scherpzin nige politicus Machiavelli troost in de lange jaren van zijn verbanning, waaruit hij pas door de dood werd verlost. In de proloog van „Mandragola" onthult de meest onscrupuleuze denker van alle tijden zelf de motieven, die hem tot het schrijven van deze frivole komedie brachten. Want daar heet het: En als u deze stof niet waardig vindt Te nietig en te lichtzinnig. Voor iemand, die zelf de ernst bemint, Weet dan, dat hij niets anders deed Dan door zulke grappen te verzachten Zijn leven vol droefheid en leed. Illllllllllllilllfllllilllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllliiilllllliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii Kort verhaal door Noud van den Eerenbeemt HET WAS allemaal de schuld van een auto-ongeluk. Zijn moeder had hem dat jaren geleden verteld. Er was toen iets gebeurd met een klier. Zijn tante was dikker geworden, steeds dikker, tot zij zich enkel nog aan haken kon voorttrekken op haar tochten door het oude huis. De glimmende, zwarte haken waren overal. Zij vormden een lang geleden uitgezet spoor, dat door al de vale vertrekken voerde en begon en eindigde bij haar bed. De muren van zijn kamer waren onzichtbaar in het licht van de schemerlamp. Hij liep naar het raam en keek naar buiten. Sneeuw ritselde tegen de ruiten en duizenden vlokken vormden smetteloze oogleden, die zich steeds verder sloten. Achter hem kraakte een plank, alsof het huis te krachtig ademde. Hij draaide zich om en keek zijn kamer rond. Het was een grote kamer. Zijn moeder had hem gezegd er blij mee te zijn er waren maar weinig studenten, die het zo goed troffen en zou zijn tante niet alles doen om het hem naar de zin te maken? De deur ging open en hij keek om. In het licht van de sche merlamp zag hij het zware lichaam de kamer binnen glijden. Zijn tante schoof langs de muur op hem toe, een massieve, brede schaduw, die zich met schokken langs de glimmende haken bewoog. „Je was laat thuis, vanavond," zei ze. Hij knikte en bekeek haar aandachtig. Was het niet vreemd, dat zij nooit moe werd van het zich voorttrekken en dat zij nooit hijgde als zij de trap had beklommen? Hij zag hoe zij zich behoedzaam in een stoel liet zakken. „Je moet nu maar naar bed gaan," zei ze. „Het kind moet nog even studeren." „Zoals iedere avond," zei hij. Zijn tante glimlachte en zei: „Je nichtje is het mooiste meisje van de school. Zij heeft lange, donkere haren, die glanzen als de kaarsen op de piano branden." „Hoe oud is ze?" vroeg hij. „Wanneer kan ik haar zien?" „Zij is zeventien," zei zijn tante. „Zij moet nu eerst studeren zij moet haar best doen. Later mag je met haar praten." Zij stak een hand uit en zei: „Help me." Zuchtend liep hij naar de stoel en tilde en duwde tot het zware lichaam rechtop stond en de handen de vertrouwde haken hadden gevonden. Hij deed het licht uit en hoorde zijn tante mompelend door de kamer schar relen als een onmogelijk wezen uit een bange droom. HET MEISJE speelde piano, onvermoeid en eentonig, een slaperig spel van elkaar naderende en zich weer verwijderende toonladders. De jongen lag op zijn bed en luisterde. Het meisje speelde, wat onbeholpen en zichzelf verbeterend. Zij tikte met een voet om de maat te houden: een-twec-drie-vier, een-twee drie-vier. Hij luisterde en telde mee. Drie weken woonde hij nu in het huis van zijn tante en iedere avond hoorde hij de piano, maar het meisje had hij nooit gezien. Hij herinnerde zich, wat zijn tante over haar had verteld, al die keren als hij er om vroeg: dat zij zo mooi was en zeventien jaar oud en dat haar donkere haren glansden in het licht van de kaarsen op de piano. Hij stond op en dronk een glas water en bekeek zijn gezicht in de spiegel. Het was een gezicht, dat hem eigenlijk niet beviel. Iemand, die negentien jaar was en studeerde, had recht op een ander gezicht. Het maakte hem treurig. Het meisje in de andere kamer neuriede zacht met de muziek mee. Plotseling voelde hij zich alleen en wist hij, dat hij van haar hield. Sneeuw streek ritselend langs de ruiten, die dicht slibden in een zee van witte vlokken. Pianomuziek weekte de kamer los van het huis en zachte tonen dreven door de lange, donkere gangen, waar tapijten langs de muren hingen en door schemerige kamers, waar het rook naar schimmel en doodgaan en alle muziek verstierf in de zware overgordijnen, die het laatste geluid opzogen. Hij dacht aan het meisje, dat eenzaam was als hij. Nu was het winter en buiten sneeuwde het en het was koud, maar als het voorjaar werd zou hij haar bij de hand nemen en zouden zij samen weggaan uit het oude huis en er nooit, nooit meer terug komen. Zijn tante had hem verboden de kamer van het meisje binnen te gaan, maar zij sliep aan de andere kant van het huis en zou hem niet horen. Hij opende de deur en liep de gang in. Het was er koel en donker en hij bedacht, wat hij zou zeggen: Ik heet Andries, ik woon hier en houd van je. Weet je, dat ik studeer? In een verre kamer klapperde een raam. Achter hem viel kalk van het plafond en even kreunde het huis onrustig in zijn slaap. Hij opende de deur van haar kamer en bleef staan. De piano muziek hield op. Zijn tante nam haar vingers van de toetsen en staarde hem aan. Hij wilde iets zeggen haar vragen waar het meisje was, maar opeens was hem alles duidelijk. Buiten leunde hij tegen een lantaarnpaal en keek om. In alle kamers brandden lampen. Blauwe spiegels weerkaatsten het Mcht en hij zag een logge gestalte traag langs de ramen schuiven NATUURLIJK zijn er bij ieder vak en bij elke hobby „sterke" verhalen, samenhangende met de moeilijkhe den, die op een bepaald ogenblik opgelost moeten wor den. En wanneer een fotograaf gaat vertellen over zijn belevenissen met, wat we de vóórloper van het flits licht zouden kunnen noemen: het magnesiumlicht, dan komen er ook geschiedenissen te voorschijn, die ons nu misschien wel wat onwaarschijnlijk voorkomen, maar die inderdaad gebeurd zijn. Er ontstonden inderdaad in die beginperiode situaties, waarbij de fotograaf menig maal het angstzweet moet zijn uitgebroken. Neem bijvoorbeeld die geschiedenis van de opname ter gelegenheid van de tewaterlating van één der groot ste passagiersschepen, eertijds in ons land gebouwd. Voor de vele genodigden zou na afloop een feestdis wor den aangericht aan boord. Uiteraard stonden vele kos telijke schotels reeds klaar op rijk versierde tafels en bij de aanblik van al dat heerlijks kwam eigenlijk aan de erg late kant de gedachte aan het maken van een foto, ter blijvende herinnering aan deze unieke verzor ging. In het half uur, dat nog zou verlopen voor de gas ten aan tafel zouden gaan, kon zo'n opname misschien nog wel gemaakt worden. Een fotograaf werd bereid gevonden en gewapend met zijn statief, toestel en groot hoeklens nodig om de zaal in zijn geheel „er op" te krijgen alsmede een hoeveelheid magnesiumpoeder en lontjes, arriveerde hij. Of nu zijn assistent de dosis poeder veel te groot had genomen of dat er verkeerde ingrediënten gebruikt wa ren zal wel nooit opgehelderd zijn, maar toen, via de lont, het vonkje het magnesiumpoeder bereikte, steeg behalve een behoorlijk steekvlammetje een witte rookkolom omhoog. Een regen van witte vlokjes begon te dalen en de fotograaf was in recordtempo verdwenen. Voordat hij goed en wel van boord stapte, was de bin- nenhuis-Vesuvius met zijn vernietigend werk begonnen: een sneeuwwit laagje begon zich te leggen op alles wat in de zaal was. De spijzen zijn nooit genuttigd, maar de foto was gelukt. De periode van het magnesiumlicht is voorbij: de flitslampjes zijn daarvoor in de plaats gekomen. En toch zullen ook velen een speciale herinnering aan hun eerste pogingen op dit terrein bewaren. Dat speciale bestond dan voornamelijk in de steeds terugkomende vraag bij elke opname: „zou-die-hct-wel-doen?" Want de eerste flitshouders waren uitgerust met staafbatterijen en de hoeveelheid stroom was vaak nauwelijks voldoende om de lamp te ontsteken. Als er ook maar het allerkleinste kleinigheidje aan mankeerde, weigerde het geval. Ook de periode van de flitshouders met staafbatterijen is praktisch wel voorbij. De tegenwoordige houders zijn uitgerust met een klein batterijtje, zoals in gehoorap paraten wordt gebruikt: ze geven 22 '/2 Volt, wat ruim schoots voldoende is. Maar er komt nog iets bij. Deze batterijtjes worden aangesloten aan een in de houder ingebouwde condensator. Dat is populair uitgedrukt een soort emmertje, waarin een flinke hoeveelheid elek triciteit kan. Zodra men contact maakt wordt dit emmer tje als het ware met één slag omgedraaid zodat de hele inhoud eruit stort. Dat krachtige' ontladen van die 00y GOED OOK GOED condensator, zoals dat heet, heeft tot gevolg, dat het flits- lampje onmiddellijk ontbrandt, bijna zonder vertraging. WIE WIL gaan flitsen hoeft zich dus over technische moeilijkheden of weigeringen niet meer ongerust te ma ken en moeilijkheden bij de belichtingstijd zijn er ook niet, want elk lampje heeft een z.g. richtgetal (ook wel flitsgetal genoemd). Zo'n richtgetal is het produkt van afstand en diafragma, anders gezegd: het richtgetal, ge deeld door de afstand, waarop men fotografeert, geeft de lensopening aan. Wanneer dus een flitslampje een richtgetal heeft van 35 en men fotografeert op 5 meter afstand, dan zal de lensopening 7 moeten zijn. Daar dit niet op de camera staat, zet men het diafragma bijvoor beeld tussen 5, 6 en 8, lensopeningen, die wél vermeld staan. Wie met een boxje flitst moet onthouden, dat de lichtsterkte van een box meestal 11 is. Bij een flitslamp- je met richtgetal 35, kan men dus fotograferen op ruim 3 meter afstand (ruim 3 x 11 is 35). Neemt men een snellere film dan kan voor deze dus meer lichtgevoelige film het richtgetal 50 zijn. Voor elk lampje staat dit duidelijk aangegeven op de gebruiks aanwijzing. Met zo'n boxje kan men daar dan op 4 y2 meter afstand (41/2 x 11 is immers ongeveer 50) een goed belichte opname mee maken. De sluitersnelheid zet men op 1/25 seconde. Voor wie een camera bezit met een zogenaamde „volledige" synchronisatie (dat wil zeggen dat sluiter en lampje voor alle tijden gelijk tijdig hun functie verrichten) diene het advies dat, wan neer het flitscontact op „M" staat, sluitersnelheden van af 1/50 seconde gebruikt moeten worden en men dus bijvoorbeeld ook met 1/200 seconde snelle bewegin gen kan flitsen. Let dan vooral op het richtgetal omdat dit bij grote sluitersnelheden kleiner is. Bij opnamen met 1/25 seconde het flitscontact op X zetten. Let wel, dit geldt dus alleen voor camera's, die zo'n verschillende contact-instelling hebben. Bij camera's met één (niet verstelbaar) contactpunt geldt altijd 1/25 seconde. Dit zijn camera's met alleen maar het zogenaamde X-con- tact. De meeste eenvoudige camera's hebben alleen X- contact. ENKELE PUNTEN kunnen misschien nog van belang zijn bij het maken van flitsfoto's: Let er op, dat de reflector steeds evenwijdig staat met de lens. Wanneer rook in de kamer hangt, eerst ventileren, daar anders grauwe foto's ontstaan door de reflectie van het licht op de rookdeeltjes. Pas op voor hinderlijke reflectie in rui ten, spiegels of op glanzende oppervlakken. Ter ver mijding van schadelijke lichtinval is het sterk aan te bevelen bij flitsopnamen een zonnekap te gebruiken en denk er aan: Wanneer er geflitst is, zet dan nooit de flitshouder weg met het lampje er in, daar anders het batterijtje leeg loopt. Wees niet bang, wanneer u het lampje er uit hebt gehaald, dat zo'n batterijtje van 22y2 Volt na enkele weken leeg zou kunnen zijn. Ze gaan zeker 1 2 jaar mee. Tenslotte vindt u hier nog even in een schetsje aangegeven de beste plaats, die u de flitslamp kunt geven. Zuiderzee. Want het verdwijnen van de Zuiderzee gaat deze Monnikendam mer, die met het water is grootge bracht, zeer aan het hart en daarom kwam hij op de gedachte de herinneringen aan die zee door middel van een museum in zijn huis voor het nageslacht te bewaren. Ook de venlichting in de eetzaal herinnert aan Grootmoeders tijd, want ouderwetse petroleumlampen en ook kaarsen versprei den een warm licht over al die uitgestal de voorwerpen en verhogen nog de intie me sfeer. Bij dit alles hoort ook muziek, doch geen radio of pick-up paste in dit milieu. Het kostte de heer Oosterbaan veel hoofdbre kens wat het dan wél moest zijn. Op een goede dag in Amsterdam vertoevende, ontdekte hij in een uitdragerswinkel een oude speeldoos. Dat was het. En nu bren gen vol-automatische en half-automatische speeldozen zeker een dozijn in getal, de vrolijke noot in deze verzameling. Een attractie temeer is, dat het publiek deze speeldozen zelf mag bedienen, mits de grootste voorzichtigheid er mee wordt be tracht. Want wegens de hoge ouderdom is het mechaniek van deze speeldozen zeer kwetsbaar. Zo kocht de heer Oosterbaan in Amsterdam in een tweedehands winkel een speeldoos uit 1816 met „God save the Queen". In Heerde ontdekte hij een speeldoos, compleet met balletdanseresjes en trommel waarop de operette „Die lus tige Witwe" ten gehore wordt gebracht. Hij kocht deze speeldoos voor de somma van vijfenzeventig gulden, dus voor een appel en een ei. Voorts vindt men er een volautomatische platenwisselaar met een nummerkeuze, tachtig jaar oud en afkom stig uit Broek in Waterland, waarschijn lijk de enige in de wereld. Er is een auto matische citer in Hoom opgeduikeld van een kleine honderd jaar oud.; een Ariosa- harmonica, draaiorgels, een Amerikaans dansorgel, een Franse Pleyel piano van 127 jaar oud en een Mozart-vleugel van 165 jaar geleden. Kortom de liefhebber van oude muziekinstrumenten kan hier zijn hart ophalen. Uiteraard passen deze oude speeldozen volkomen in de sfeer van dit milieu. De heer Oosterbaan heeft nog veel meer plannen. Ook de inrichting van de serie, met uitzicht op de Gouwzee is De speeldoos met de dansende poppetjes, waarop Lehar's operette „Die lustige Witwe" beluisterd kan worden. Links onder: Met deze attributen ver warmden onze voorouders hun huizen en bereidden zij hun maaltijd. gebaseerd op de oude tijd. Deze doet den ken aan een ouderwetse theekoepel. Bin nenkort zal het dak van deze serre ver licht worden en kan men daar vissen zien rondzwemmen. Ook zal er een waterorgel worden aangebracht. Langs de wanden zullen eerstdaags afbeeldingen te zien zijn, door een goed schilder uitgevoerd, die de historie van de Zuiderzee uitbeel den, onder andere de intocht van de eer ste vissers, de Vikingers. HET aantal buitenlanders dat de „Stut- tenburgh" bezoekt, is legio. Onlangs waren er vijftig Amerikaanse journalisten, die zich het gevulde krentenbrood uitstekend lieten smaken en ook drie Marokkaanse prinsessen staken haar enthousiasme niet onder stoelen of banken. Doch ook land genoten komen van heinde en ver om deze curieuze verzameling te aanschouwen. „Ik heb in mijn bedrijf de romantiek uit het verleden laten herleven. Voor ons, twintigste eeuwers, die in het atoomtijd perk leven, moet het hartverwarmend zijn zich nog eens te verdiepen in de It vensgewoonten van onze grootouders", zog. de heer Oosterbaan. Wij geloven dat daar aan het grote succes van de „Stufcten- burgh" te danken is. Aan de Havenstraat, eertijds Haringstraat geheten, in het schilderachtige stadje Monnikendam ligt het hotel-café-restaurant „Stuttenburgh". De eigenaar van dit restaurant, de heer Dirk Oosterbaan, een zeer handig zakenman, heeft het bestaan dit stadje in twee jaar tijds tot leven te wekken en er een zeer bekend en geliefd toe ristencentrum van te maken, waar het voor de vreemdeling goed toeven is en de bezoeker nimmer teleurgesteld huiswaarts zal keren. zet worden. En zo is de „Stuttenburgh", aanvankelijk haringpakhuis en bergplaats voor de stutten (waaraan de naam is ont leend) omgebouwd tot een gezellig restau rant, waar men de landelijke, vriendelijke sfeer van de Zuiderzee nog kan terugvin den. Want de heer Oosterbaan, verzame laar van antiquiteiten in hart en nieren heeft in zijn bedrijf de klok een slordige honderd jaar teruggezet. Hij is er op uit getrokken in de naaste omgeving, doch ook verderop naar Gel derland en Over- ijsel en dankzij de medewerking van de mensen, die hem daarbij met raad en daad dienden, is de grote eetzaal min of meer een pak huis van antiqui teiten geworden, doch daarom niet minder beziens waardig. Wanneer de bezoeker door de voordeur bin nentreedt en de koebel luidt, knip pert hij eerst even met zijn ogen als hij al die overvloed van antieke voor werpen in grote ge tale langs de wan den opgetast, aan schouwt. Het kan echter niet anders of hij wordt al gauw geboeid door die wonderlijke verzameling van oude klokken en pendules, bibelots, porcelein, koper, zilver en tin, oude wandborden, een biechtstoel uit het begin van de ne gentiende eeuw. Antiquiteiten dus, die herinneren aan de historie van de De heer Oosterbaan, Monnikendammer van geboorte, stamt uit een familie van bokking- en palingrokers. Dat werk ge beurde nog in de tijd, dat de Zuiderzee niet was drooggelegd en de visvangst in de Zuiderzeeplaatsen nog een ruim bestaan opleverde. Thans is dat alles anders ge worden en dat heeft de heer Oosterbaan ook goed begrepen. Indien hij zich ook in de toekomst van een goed bestaan wilde verzekeren, dan moesten de bakens ver-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1956 | | pagina 17