OPEN VENSTERS DRUIVEN DER BLIJDSCHAP onze puzzel Het belangrijkste klavierwerk van Johann Sebastian Bach NIEUWE BOEKEN •fe in zakformaat ONZE NAMEN Het noorden zorgde wederom voor variatie Derde Programma Over oude litteratuur Naar aanleiding van J. K. Huysmans A Rebours Meer mogelijkheden Opnieuw latijn TIEN JAAR E h e i e d t y h e e e. e e s e. u d e g r V a Zeer snelle camera's HET WERK VAN Joris-Karl Huysmans tiel detoneerden bij zijn wandbekleding. Hij (18481907; eigenlijk Georges-Charles, liet daarom het schild met goud doubleren, maar hij veranderde zijn namen als betui- en toen hij daarna nog niet tevreden was ging van trouw aan zijn Nederlandse voor ouders) is lang niet een van de beste trac- taties van de Franse litteratuur, tenzij het humeur van een lezer toevallig met dat van de auteur instemt. Men zou het dan ook daarom lezen: om zijn humeur, meer dan om zijn ideeën, zijn verhalen of zijn personen. Hij is trouwens altijd zelf bijna al zijn personen. Hij benijdde er openhartig Flaubert om, dat die tal van karakters in zijn romans had geschapen. Zelf kon hij alleen Huysmans vertonen, en niet in het minst in een geobjectiveerde gedaante. Hij was zo innig vereend met zijn dubbelgan gers dat hij ze niet eens in het gezicht kon zien, alleen van hun opvattingen en erva ringen vertellen, op de toon van een polo- mist die bij voorbaat alle tegenwerpingen afwijst als halfzacht. Men is dan ook geneigd Huysmans min der als romancier te appreciëren dan als een figuur in de litteraire geschiedenis. Na de verschijning van A Rebours in 1884 schreef Zola aan Huysmans, die vier jaar tevoren een verhaal had bijgedragen aan het boek dat als een soort manifest van het naturalisme diende, Les Soirées de Médan: „U brengt een verschrikkelijke slag toe aan het naturalisme." Dat was min of meer Huysmans' bedoeling geweest: hij wilde de „vensters van de roman open zetten," zich bevrijden van een litteratuur die „het be staan alleen kon aanvaarden als opgebouwd uit elementen van waarschijnlijkheid," en kunst, wetenschap en geschiedenis in de roman gebruiken zonder zich aan verplich te kunstmatige vormen te onderwerpen. Voor een deel formuleerde hij deze wensen pas later, zoals hij in een voorwoord-na- twintig-jaar van A Rebours zegt; maar des te beter kon hij dan ook zeggen inderdaad de ramen open gezet te hebben, toen hij zijn boek zonder enig plan schreef en „afwacht te" wat er van kwam. Al was Zola's verwijt wel gegrond, er moet dus gezegd worden dat Huysmans de slag aan het naturalisme niet ten behoeve van een andere romanop vatting had toegebracht. Hij was veel te druk bezig met zijn eigen lot om begaan te kunnen zijn met dat van de Franse roman. Van die kant gezien werd zijn nieuwe vrij heid als romancier meer dan ongedaan ge maakt door de dwang van zijn woede tegen de onbenulligheid van het leven, die hij met allerlei kunstmiddelen probeerde voor zichzelf te bezweren: met een extreem esthetisme, met illusies over de vitaliteit van het middeleeuwse leven, en met een voorkeur voor de noordeuropese volken boven die van de Middellandse Zee, totdat hij tien jaar na A Rebours een definitieve oplossing vond in de Katholieke Kerk. Zijn behoefte aan onomstotelijke en onverslijt- bare waarheden en genoegens deed hem als schrijver geen goed. Een litteratuur die zich nooit door het vergankelijke wil laten afleiden van het absolute, en die alle finesse opzij dringt om te betogen dat slechts het hoogste of anders het laagste goed fijn kan zijn, zou ondraaglijk ver velend worden. Alleen, Huysmans is op zichzelf nog geen hele litteratuur,, en hij is er in geslaagd zich met deze opvatting toch te vestigen in een eigen nis waar men hem soms wil gaan bekijken. Zijn hoofdpersoon en dubbelganger in A Rebours is Des Esseintes genaamd. Hij is een telg van een oud en al geruime tijd decadent geslacht, en hij probeert na zijn schooltijd tevergeefs zich in het Parijse uitgaande leven te amuseren. Zijn smaak zoekt scherpere prikkels, en is afkerig van de botte vermaken van zijn tijdgenoten de reden waarom Huysmans de Middel eeuwen opzocht was immers dat hij zijn „eeuw" verfoeide, en de overheersing van de bourgeoisie. Daarom vestigt hij zich in een afgelegen huis in Fontenay-aux-Roses, onder de rook van Parijs, dat zoals men weet een jongere aanspraak op roem heeft doordat Paul Léautaud er werkelijk woon de. A Rebours vertelt niet in historische orde van het leven van Des Esseintes, wan neer hij daar eenmaal gevestigd is, maar behandelt groepsgewijs de middelen die hij aanwendt om zichzelf het geestelijk voort bestaan mogelijk te maken. De inrichting van het huis moet, zoals dat met een van de meest laakbare termen van het moderne spraakgebruik heet, artistiek verantwoord zijn. Des Esseintes besteedt vooral zijn zorg aan kleurschakeringen, en in intiem ver band daarmee aan de stoffen waarmee hij zijn vertrekken bekleedt. De meubels, waar Huysmans geen dwingende opvatting over had en waar hij zijn beschrijvende talenten niet aan verloor, zijn gauw gekozen, maar wel doen zich enkele problemen van deco ratie voor. Des Esseintes had een reuze schildpad in zijn vertrekken opgenomen, maar de natuurlijke kleuren van het rep- met de aanblik, liet hij het met edelstenen bezetten naar het patroon van een oude Japanse prent. De schildpad stierf spoedig onder de last. Des Esseintes ontving niemand in zijn huis, behalve een keer de juwelier die de schildpad terug kwam brengen. Om zo min mogelijk last te hebben van zijn bedienden, schreef hij de vrouwen een oud-Vlaamse hoofdtooi voor: zij moesten vaak voor zijn raam heen en weer,en alleen met zo'n dracht kon haar silhouet hem aangenaam zijn. In zijn eenzaamheid las hij, en bekeek zijn prenten. Huysmans pakt uitvoerig uit over zijn voorkeuren in litteratuur en beeldende kunsten. Hij verfoeide Vergilius, maar las menige vulgair-Latijnse schrijver uit de vroeg-Christelijke periode gaarne. Hij ver foeide ook bijna alle romantici, maar was daarentegen een onverzadiglijk lezer van Baudelaire, en gesteld op Flaubert, Zola en de Goncourts. In de schilderkunst was het werk van Odilon Redon en Jan Luyken waar hij vooral van hield, en dat van de tegenwoordig minder bekende Franse schilders Bresdin en Gustave Moreau; Huysmans beschrijft met détails enige van hun werken, een litteraire vorm waarin hij uitblonk. Andere onderwerpen van Des Esseintes' esthetische hartstocht waren geuren en smaken. Hij stelde geur-sympho- nieën samen met dranken, die hij in haar fijn geregelde successie met kleine teugjes opdronk (als voorloper van de „smellies" in Aldous Huxley's Brave New Word); en aan zijn er bloemen en edelstenen, zoals die waarmee hij de schildpad bezette: hij on derscheidde daar tussen vulgair en gedis tingeerd met een precisie die Huysmans als het kenmerk van de esthetische edelman wil beschouwen. Des Esseintes verlaat zijn huis zelden. Vroeger is hij eens naar Holland geweest, maar teleurgesteld teruggekomen: „..Hol land was een land zoals de andere, en daar bij geenszins primitief, geenszins gemoe delijk, want de protestantse religie woedde daar, met naar stramme huichelarijen en naar plechtige stijfheden." Een keer wil hij toch uit Fontenay toch nog het enige andere land bezoeken dat hem aantrok, Engeland, maar als hij zich in Parijs vol gezogen heeft met Engelse prenten en dran ken heeft hij aan de werkelijkheid al geen behoefte meer, en hij keert thuis terug met „alle tekenen van physieke en morele ver moeidheid van een man die een lange reis ondernomen heeft." Die reis in de verbeelding is de meest concrete triomf van Des Esseintes' geloof in de kunstmatigheid, dat zijn grieven tegen het natuurlijke leven bekroont. Hij werkte daarin niet het resultaat van ge specialiseerde studiën uit, zegt Huysmans; in de grond was het zijn streven naar een ideaal, naar een onbekende wereld, naar eei. ver geluk dat even begeerlijk is als dat v/at ons door de Schrift getoond wordt (dat is een van de formules van vóór de tijd van zijn bekering waarover hij later zelf zei verbaasd te zijn). Niettemin werd deze levenswijs hem op den duyr te machtig. De neurotische kwalen waaraan hij al tevoren geleden had, verergerden zich tot zij on draaglijk waren en hij er de dokter bij moest halen. Hij werd niet alleen door visioenen en nachtmerries gekweld, maar ook door banale pijnen die hem zelfs iedere esthetiserende werkzaamheid onmogelijk maakten. Het is zaak weer in de stad te gaan wonen, onder de mensen, zei de dok ter, anders is de dood aanstaande. Een keuze tussen de dood en de gevangenis! riep Des Esseintes uit, maar hij gaat dus toch, en zegt in de laatste woorden van het boek: „Heer, heb genade voor een christen die twijfelt, een ongelovige die zou willen geloven, voor de dwangarbeider van hef leven die zich 's nachts inscheept, alleen, onder een uitspansel dat de troostende lampen van de oude hoop niet meer ver lichten!" Er is veel in Des Esseintes' geschiedenis dat zich aan een lezer van normale vitaliteit als komisch vertoont, zeker wanneer het MAX BROD's Heine-Biografie, waarvan enige maanden geleden in een welverzorgde „pocket''- editie een herdruk verschenen is. heeft ook in Nederland ruime aftrek gevonden. Het is echter een feit dat Brod's faam hier te lande en prak tisch overal elders grotendeels berust op zijn arbeid met betrekking tot Heinrich Heine en vooral Franz Kafka, terwijl de produkten van zijn eigen fantasie bij het groote publiek nau welijks bekend zijn. Hetgeen men na lezing van zijn Annerl beslist zal betreuren. Een tamelijk banaal en beslist niet origineel gegeven een meisje dat bij haar pogingen om uit haar ziel loos milieu los te breken tot drank en erotiek haar toevlucht neemt, wist Brod in een be knopt maar gaaf werkje als een stuk menselij ke tragiek uit te beelden. Om kennis te maken met een verwaarloosd facet van deze auteur biedt dit boek een uitmuntende gelegenheid. De beschrijving van een soortgelijk onder werp, door Nadine Gordimer in The Lying Days, met als plaats van handeling een naargeestig stadje in Zuid-Afrika, geeft allereerst natuurlijk een voor de hand liggend verschil in aanpak en opbouw te zien. maar treft daarnaast vooral doordat de lezer zich sterk bewust wordt van het feit dat de wezenlijke problemen van de hedendaagse jonge mensen, ongeacht de enorme afstanden en ongelijke omstandigheden, overal vrijwel identiek zijn. Zo is ook het Amerikaanse rassenprobleem er een waarvan de Europeaan van thans zich in goed geweten niet meer kan afmaken met de opmerking dat Amerika veel te ver weg ligt om zich daarover op te winden. Romans waarin het rassenprobleem aan de orde is trekken meestal een groot publiek. Treft men doorgaans hierin de neger aan als voorwerp van haat en verachting van de zijde der „gentiles", in een uitzichtloos defensief gedrongen, in Ches ter Himes' The Third Generation liggen de ver houdingen nu eens geheel anders. Hier staat men vis vis met een vrouw, wier gemengde afkomst enerzijds debet is aan haar schoonheid, anderzijds de rem is op haar streven om tot een volwaardig lid van de Amerikaanse samenleving gerekend te worden. In haar man, een volbloed neger, trots op zijn ras en gegrepen door de strijd voor rechtsgelijkheid, ziet zij dan uitein delijk alles belichaamd wat de oorzaak vormt van haar vernederende teleurstellingen. Terwijl haar verachting overgaat in een diepe haat, werpt zij zich fanatiek op wat zij zich als nieuw levensdoel gekozen heeft: haar zoon hoe dan ook in de maatschappij te doen slagen. Gezien de middelen die zij daartoe aan te wenden heeft, is het weinig verwonderlijk dat dit alles op een fatale mislukking uitloopt. De hoofdpersoon van dit beklemmende boek is er een die onuitwis baar in het geheugen van de lezer gegrift zal blijven. A. M. uit de beschermende laag van Huysmans' heftige volzinnen is losgemaakt. Huysmans heeft voor nog geen cent humor, wat in dit verhaal alleen moet betekenen dat hij nooit de buitenkant van zijn eigen uitspraken zag; tot het gebruik van zo'n enigszins humoristische uitdrukking als „voor nog geen cent" was hij overigens volmaakt in staat, en op een dergelijke popularisering van de schrijftrant berust zelfs een deel van zijn litterair historische reputatie. Hij is de meest consequente vertolker die men zich denken kan van de gepatenteerde haat tegen ieder compromis tussen het leven en de dood, en tegen al de halfslachtige resul taten die daaruit voortkomen. Ook na zijn bekering veranderde hij niet van stem ming; zijn werk blijft zich dan onderschei den door uitvallen tegen het marchan derende mediterranese temperament en tegen de zoetelijke religieuze volkskunst. In die rol vertegenwoordigt hij waarschijn lijk een kant van iedere lezer die zijn werk ter hand neemt. Dat hij bepaald ongelijk heeft, kan men soms wel zeggen, en vaak ook niet, wanneer hij toch geen instemming wekt. Ht onuitstaanbare aan zijn werk is dat hij er werkelijk in slaagt zijn critische vermogens door geen enkele levenservaring te laten aantasten, behalve voorzover zij er nog onverzoenlijker door worden. Daar is een authentieke vorm van onmenselijkheid aan te zien, en er zijn weinig auteurs die een zo hartige afkeer van hun geestesge steldheid in hun lezer weten op te wekken als Huysmans. Men merkt dan ook hoe weinig reden er is een schrijver om zijn historische betekenis te bewonderen: als Huysmans er niet geweest was, had een ander wel de grote slag aan het naturalis me toegebracht, en de litteratuur vertrouwd gemaakt met de persoonlijke bekentenis en het religieuze probleem. Het enige is dat Huysmans wèl bestaan heeft, eh zelfs voortbestaat, als een hard onverteerbaar brok waarvan men toch niet ontkennen kan dat het een functie heeft, niet alleen voor de Franse litteratuur maar ook voor de lezer. S. M. (Tekening van Dejoux in „Paris Match") BLIJVEN WIJ nog even bij de ge slachtsnamen, die de herinnering be waren aan de herkomst van het voor geslacht. Ze komen met en zonder „van" voor; op de naambordjes lezen we dus niet alleen Van Ees, Van Krimpen, Van Sintmaartensdijk en Van Prooye waarmee dan aangeduid wordt dat de stamvader in het dorpje Poederoijen woonde maar ook Schermerhorn, Cuyk, Goudriaan en Beets. GEVEN deze namen altijd de her komst aan? Nee, om het de latere ver klaarders moeilijk te maken, ontstonden ze soms op andere wijze. De Amster damse familie Hinlopen stamde aller minst uit het Friese stadje Hindelopen, zij arriveerde uit Brabant. Maar stam vader Jacob Jansz kocht in 1587 „een huys met erfve, staende in de windt- molen sijde, daer Hindelopen uythangt". Het betreft hier dus weer een op een uithangbord geschilderde huisnaam, die op de bewoner overging. Dan zijn er nog gevallen als van de familie Wilder- vanck, die niet naar Wildervank in Gro ningen heet. Het is juist omgekeerd: de plaats werd in de zeventiende eeuw als veenkolonie gesticht door Adriaen Geerts Wildervanck. Echter, dit zijn de uitzonderingen, die vanouds de regel bevestigen. In verreweg de meeste ge vallen geven dergelijke namen uitkomst betreffende de bakermat van de familie. Al kan er nog het nodige zoekwerk aan te pas komen om uit te maken hoe een naam als Van Rijswijk ontstond. Want een plaats Rijswijk komt driemaal bin nen onze landsgrenzen voor. IEMAND, afkomstig uit een der vier dorpen Alphen, kon zich Van Alphen noemen. Zijn voorkeur kon ook uitgaan naar de naam Alphenaar. Aldus ont stonden namen als Abcouwer, Rhijns- burger, Haarlemmer, Ottolander (naar 't dorp Ottoland in Zuid-Holland), Lek- kerkerker en Opzomer. welke laatste naam een herkomst uit Bergen op Zoom aangeeft. De noorderlingen brachten weer wat afwisseling door ook hun her- komstnamen op een eigen manier te formeren. De familie Joustra stamt uit Joure, de Dragtstra's komen uit Drach ten, de IJlstra's uit IJIst en de Grou- stra's uit Gouw. Blijstra en Leistra he ten zo naar het dorp Blija en de buurt schap De Leye. De veerschipper Jelle Jentjes (1763-1831) noemde zich Troel stra omdat hü geboren was in het ge hucht Teroele. Daarbij liet men het in 't noorden niet. Lieden, geboortig uit de dorpen Holwerd, Ferwerd en Salvert noemden zich Ilolwerda, Ferwerda en Salverda. Deze namen lijken dus op vadersnamen als Alberda. Andere pa- troniemen eindigen op -ma en -inga. Ook herkomstnamen werden zo ge vormd. Zo stamt de familie Bieruma uit Bierum en de naam Muntinga wijst op een herkomst uit Ter Munten. Het dorp Wierum deed de naam Wieringa ontstaan. UIT HET dorp Wierum stamde ook Henric Lamberts van Wierum, die naar de stad Groningen trok en daar in 1496 overleed. Een zijner afstammelingen verfraaide de geslachtsnaam tot Wieru- meus, als Wcrumeus komt deze naam nog heden in combinatie met Buning voor. U ziet, de latinisten lieten zich ook in deze catagorie niet onbetuigd, vooral de predikanten weerden zich ge ducht. Ds. Hendrik van Beilen trad sinds het jaar 1600 als Henricus Beyla- nus op en zijn ambtsbroeder te Akkrum formeerde de naam Acronius. Het Drentse dorpje Vledder deed de familie naam Fledderus ontstaan, verder ken nen we Staphorstius, Stavornius, Winse- mius, Roldanus, Schotanus en Stratenus, welke laatste naam bedacht werd door Jan Cornelisz, die in 't begin van de zeventiende eeuw geboren werd te Stra tum bij Eindhoven. Zo heet menige vaderlander naar het oord, waar zijn stamvader woonde. Een enkele maal bleef op deze wijze een geografische naam bewaard, die reeds lang van de kaart verdween. Zo is Tetterode de oude benaming van Overvecn en Bloemen- daal heette eens Aalbertsberg, welke naam slechts in het adresboek voort- bestaat. I J. G. DE BOER VAN DER LEY Voor de microfoon HET IS deze maand tien jaar geleden, dat het derde programma van de B.B.C. voor het eerst de lucht in ging. Er viel moeilijk een simpeler benaming te beden ken voor zulk een grootse en hachelijke onderneming, welke door een deel van het publiek, maar misschien nog wel het meest door critici die zich voor deze gelegen heid in de pose der eenvoud begaven al vooraf bestempeld werd tot een „high- brow"-aangelegenheid, een programma voor een intellectuele élite eri voor de genen die zich daartoe rekenen dus. Weer anderen spraken de vrees uit, dat de Home Service, het algemene Engelse gezinspro gramma, ontdaan zou worden van zijn ar tistieke en serieuze bestanddelen én daar door zou verwateren tot een Light Pro gramme van wat beter gehalte, waarmee wij overigens niet gaarne zouden willen beweren, dat het gehalte van het Engelse lichte programma slecht zou zijn, integen deel. Tien jaren Derde programma hebben in tussen wel bewezen, dat de standaard van de Home Service verre van gedaald is, dat men evenmin kan spreken van een speciaal programma voor de „happy few", maar dat er veeleer gewag ge maakt kan worden van een gelukkige uitbreiding van de mogelijkheden om zo veel mogelijk luiste raarsbehoeften in de avonduren te bevre digen. In een recent nummer van de Times heeft Christopher Sykes vastgesteld, dat ongeveer de helft van de beschikbare zend tijd in het Derde programma aan muziek werd besteed. Dat is veel meer dan ooit op de Home Service mogelijk zal zijn, gezien de vaste rubrieken waaraan men daar ge bonden is: nieuws en reportages, lezingen en commentaren en zo voort. De program maleider van het Derde Programma wordt niet gehinderd door elke dag weerkerende obstakels van een half uur of een kwar tier, maar heeft een vrije tijdsruimte waar in hij naar believen kan opnemen wat hij wenst. Dat is natuurlijk van groot gewicht wanneer het gaat om werken van lange adem, zoals de symfonieën van Mahler en Bruckner, opera's en oratoria. Maar boven al wordt het muzikale gamma der uitzen dingen aanzienlijk verbreed. In een alge meen familieprogramma moet noodzakelij kerwijs geofferd worden aan de stokpaard jes van het geijkte répertoire: men zou de luisteraars ook bepaald tekort doen wan neer dat niet het geval was. Het Derde Programma biedt evenwel de mogelijkheid tot exploratie van tot nu toe onontgonnen terreinen, terwijl men vooral het belang van een dagelijkse kamermuziekuitzending niet moet onderschatten. Kamermuziek blijft immers nog steeds de ideale radio- muziek, dat is een ontdekking welke elke muziekliefhebber na kortere of langere tijd doet en waarmee de programmasamenstel lers nog steeds te weinig rekening houden. Wat voor de muziek geldt gaat voor een belangrijk deel ook voor het luisterspel op en voor het gesproken woord in het alge meen. De B.B.C. heeft op zijn derde zender net altijd veel „klassieken" gegeven, maar kan ook de eer opeisen van de omroepen buiten het Franse taalgebied de eerste te zijn die het belang van het Franse toneel heeft onderkend. Stukken van De Monlher- lant, Camus, Anouilh, Marcel, Cocteau, Sartre en Claudel werden geregeld ge geven, soms zelfs in de oorspronkelijke taal. Men onderschatte bovendien het voor deel van de herhaalde uitzending bij het Derde Programma regel voor de meeste programma-onderdelen niet. Andere litteraire uitzendingen hebben bijgedragen tot het vergroten van de faam van tal van hedendaagse schrijvers. Men kan zeggen, dat dat een natuurlijke eigenschap is van elk radioprogramma, maar dan vergeet men dat bepaalde schrijvers binnen het raam van het familieprogramma nooit zouden passen. Men kan ook zeggen, dat de popu larisering van een bepaald „serieus" pro gramma in het Derde begint om vervolgens te worden overgenomen door Home of Light. Natuurwetenschappelijke lezingen van de ook ten onzent bekende dr. Fred Hoyle werden door de Home Service her haald, een twee uren vergend klankbeeld over het boek „Hiroshima" van John Her- sey werd een doorslaand succes in het Light Programme. Zo bezien heeft het Derde programma van de B.B.C. een veel wezenlijker taak dan alleen maar een vergroting van de mogelijkheden voor de muzikaal of litterair geschoolde luisteraar. Het biedt een ar beidsveld voor hén die naast de platge treden paden willen wandelen, die kunst, wetenschap en techniek nieuwe uitzichten willen openen en die dit willen doen voor een daartoe bereidwillig gehoor. Zo vinden de kunstenaars en geleerden van het Derde Programma een weerklank welke hen het zoeken en speuren vergemakkelijkt en die hen een bron van inspiratie en zelfvertrou- wen vormt. J. H. BARTMAN VIER DAGEN lang is het Westland in touw geweest om u en mij, die de binnen landse markt vormen, te tonen dat wij niet pas druiven moeten gaan eten als wij ze op het ziekbed aangeboden krijgen. Wan neer wij ze eerder eten, dan kunnen wij volgens hen zelfs verijdelen, dat wij er ooit op komen. Dus ook al moge met een variant op een bekend gezegde op het ogen blik vaak verzucht worden „de druiven zijn duur," dan moeten wij maar eens een bloemkooltje minder nemen. Totdat er in eens te Broek op Langendijk een bloem koolfestival uitbreekt, maar dan kunnen wij altijd wel weer eens een druifje minder TOEN IK omhoog keek naar de enorme trossen, die aan de lichtornamenten hin gen, heb ik mij even als de verspieders ge voeld die, naar men in de Oud Testamen- tische geschiedenissen kan lezen, het be loofde land in gezonden waren en terug keerden met een aantal druiventrossen, welke de draagstokken deden buigen, en met de mededeling dat de mensen in dit land ook reusachtig waren maar in een vervaarlijker zin des woords. De West landers zijn in de eerste plaats reusachtige aardige mensen. Zij hebben tenslotte de trossen losgegooid voor ónze gezondheid. KO BRUGBIER V r u O V i h r d h b e b nemen. Nu nog niet, integendeel. De be doeling van de Westlandse druiventelers met dit feest zijn al net zo doorzichtig als hun kassen: het gaat hun natuurlijk even zeer om onze gezondheid als die van hun bedrijf en die beiden zijn met elkaar in een gelukkige harmonie. Plet zijn mensen met dezelfde ronde zakelijkheid als onze bollenboeren er zijn beslist maar weinig druifjesmelkers onder. Deze vier dagen zijn dus allemaal aan de druiven gewijd geweest en men heeft daar weer alle mogelijke uitdrukkingsvormen voor gezocht, zoals een druivencorso, een druivenprinses, een druivenverlichting, een druiveneetgelegenheid, een druiventen- toonstelling, een druiventaptoe van de ver schillende muziekkorpsen en tenslotte een paar rare druiven in het algemeen om de boel des avonds te amuseren. En men hoopt uiteraard dat de vele journalisten, die kwamen kijken en proeven zich tesamen een bruikbare druivenpers zullen betonen. Toen ik een dezer middagen in Naaldwijk kwam kijken was het feest al volop aan de gang, hetgeen bleek uit een halsreikende menigte die een der toegangswegen van het Wilhelminaplein versperde en in de ach terste gelederen enig ongenoegen uitte in de volgende bewoordingen: „Meid, wot duurt dot ollemochtig long, 't is zonde dó ket zegt. En je zie niks". DE OVERAL boven de straten hangende microfoons brachten op dat ogenblik een intensief gerinkel van wijnglazen ten ge hore en af en toe een paar geagiteerde fluisterstemmen van organisatoren. Maar toen wij weer wèl wat zagen, bleek midden op het plein een reusachtige kas te staan en dat was de druiveneetgelegenheid. In gezelschap van de druivenprinses en haar hupse gevolg, waarvan aangenomen mag worden dat het in deze kas snel rijpte, zat daar een menigte distincte lieden Golden Championnetjes en Frankenthalertjes te savoureren terwijl belangstellenden de kas van alle zijden omstuwden zonder dat er één ruit brak. Langs het winkeltje De Wol- baal en het lunapark, waarin wij met vreugde de poffertjestent van Victor Con- sael en de rijdende toilettenwagen herken den, liepen de genodigden vervolgens naar de druivententoonstelling in het gebouw „De Binnenhaven". Want druiven zijn ook al heerlijk om naar te kijken. In combinatie met honderden dahlia's en zinnia's ver schaften de brossen van paars en smaragd een verlekkerende indruk. Zeer snelle camera's, die foto's kunnen nemen met een snelheid van miljoenen per seconde, zullen te bezichtigen zijn tijdens het Derde Internationale Congres over Snelle Fotogi-afie die van 10 tot 15 septem ber in Londen zal worden gehouden. Ook andere foto-apparatuur en fotografische hulpmiddelen zullen worden tentoonge steld. Op het Congres zullen minstens vijf tig lezingen worden gehouden. Hierop zul len o.m. Finland, Denemarken, Zweden, Frankrijk, de Verenigde Staten, Tsjecho- slowakije, Japan, België en Nederland ver tegenwoordigd zijn. Verdere bijzonderheden over het Congres kunnen worden aange vraagd bij het Department of Scientific and Industrial Research, Charles House, 511, Regent Street, London, S.W. 1. Uit nevenstaand vierkant kunt u met de paardensprong van het schaakbord een bekend spreek woord vinden, als u links boven begint bij de hoofdletter. Hoe luidt 't spreek woord? (Twee hok jes vooruit,één opzij) Om in aanmerking te komen voor een van de drie geldprijzen ad f 7,50, f 5 en f 2.50 dient men uiterlijk dinsdag 17 uur de oplossing in te zenden aan een van onze bureaus in Haarlem, Grote Houtstraat 93 en Soendaplein; in IJmuiden Kennemer- laan 186. Men wordt verzocht de oplossingen uit sluitend per briefkaart in te zenden, met duidelijke vermelding „Puzzel". De oplossing van de fotopuzzel van vo rige week bezorgde tal van puzzelaars hoofdbrekens. Velen zonden twee totaal verschillende onderschriften in. De „offi ciële" oplossing luidde: Man dook in het water Mand ook in het water Eveneens goedgekeurd zijn: Een (man djook in het water, 'n (man d)ook te wa ter, De (man d)ook in 't water, (Man d)ook het water in, De (man d)ook 't wa ter in, (Man d)ook in de stroom, (Man d)ook de stroom in, De (man d)ook in het nat. Tenslotte een eervolle vermelding voor de vondst van de heer Loorbach uit Haar lem: „Waterrot wat er rot", welke op lossing echter niet voldeed aan de eis van 17 letters. De drie prijswinnaars zijn: f 7.50: R. Blok, Rozenstraat 5, Haarlem, f 5.-: N. Zijlstrav. Wensveen, Moerberg- plantsoen 127, IJmuiden, f 2.50: D. Smits, Cremerlaan 19, Santpoort. ONDER het grote aantal werken voor klavier van de beroemde Thomas-cantor is er een, dat in omvang en belangrijkheid alle andere overtreft. Het is de verzameling in twee- delen van ieder vierentwintig Pre- luden en Fuga's in alle toonaarden, waar aan de componist de voor niet-ingewijden duisterklinkende naam van „Das Wohltem- perirte Klavier" heeft gegeven. Om deze niet-ingewijde dade lijk een klein bewijs van de importantie dezer uitzonderlijke collectie te geven, moge hier een woord van Hans von Bülow volgen: „Wanneer alle meesterwerken der muziek zouden ver loren gaan en't Wohl- temperirte Klavier b'.eef ons behouden, dan zou men daaruit de gehele litteratuur weer opnieuw kunnen construeren." En om deze uitspraak nog te verduidelijken voegde hij daaraan toe: „Het Wohltemperirte Klavier is het Oude Tes tament, de Sonates van Beethoven vormen het Nieuwe, aan beide moeten wij ge loven." Men zal dit woord ongetwijfeld verstaan, als men de kern ervan neemt: zó wilde Von Bülow de enorme betekenis van Bach's meesterwerk uitdrukken, een betekenis, die veel groter is dan de zuiver-muzikale schoonheid alleen. Hier binden zich krach ten samen, die in eeuwenlange ontwikke ling een muziek hadden voorbereid, vóór dien ongedacht en in deze stijl nooit meer overtroffen. Italië en Frankrijk waren in dit proces evenzeer gemengd geweest als het vaderland van de meester, want Bach nam van voorganger en tijdgenoot in zich op, wat hij innerlijk kon verwerken en zijn kunst kon verrijken. Vandaar de buigzaam heid in de welving der melodieën, die zon der twijfel met zijn kennis van meesters als Vivaldi en Marcello verband houdt. Hij heeft niet voor niets hun vioolconcerten bestudeerd en bewerkt. In menig onderdeel van het Wohltemperirte Klavier vindt men de Italiaanse gusto" terug. Tussen zijn vijftiende en achttiende jaar is Bach leerling van de Michaelisschool in Lüneburg geweest. In het nabije Celle aan het hof van de hertog van Brunswijk, wiens echtgenote Frangaise was, stond de Franse muziek hoog in ere. Franse kunstenaars waren aan de hofkapel verbonden en de jonge Bach vond hier gelegenheid zich in hun kunst te verdiepen. Hij leerde werken van Grigny, Dieupart en anderen kennen, die hij zelf afschreef. Zeer waarschijnlijk begon zijn bewondering voor Frangois Cou- perin hier eveneens. Van de Duitse kun stenaars waren het voornamelijk Frober- ger, Buxtehude en Reinken, wier invloed hij onderging. De wisselwerking al dezer krachten heeft tot een synthese geleid, die zonder voorbeeld is geweest in de muziek- historie. Het denkbeeld, om cycli in alle toonaar den te componeren was niet nieuw. Ook lateren hebben dit gedaan: Chopin schreef zijn vierentwintig Preluden eveneens als cyclus in alle majeur- en mineurtoonaar den. De uitvoeringen van een dergelijk plan was echter vóór Bach's tijd onuitvoer baar, voor zover het toetseninstrumenten betrof. Om de een voudige reden, dat de toenmalige wijze van stemmen niet toeliet, dat men in alle toon aarden zuiver kon spelen. Enkele samen klanken waren zo onzuiver, dat ze on bruikbaar waren. De lezer, die zich hiervoor interesseert, moet ik verwijzen naar de vaklitteratuur over akoestiek, waarin hij de nodige bijzonder heden omtrent deze materie te weten kan komen. In ieder geval: Bach's voorgangers en tijdgenoten noesten zich aan een be perkt aantal bruikbare toonaarden houden, maar tijdens Bach's leven werd een oplos sing voor dit oude probleem gevonden, een compromis, maar een bevredigend compro mis. Om het beknopt te zeggen de theoreti cus Werckmeister kwam op de gedachte de hinderlijke onzuiverheid gelijkmatig over de twaalftonen van het octaaf te verdelen, waardoor de afwijking van het absoluut- zuivere zo gering werd, dat ze voor het oor aanvaardbaar kon zijn Deze stemming wordt op de huidige dag toegepast en ze kreeg de naam van „gelijkzwevende tem peratuur". Bach greep de mogelijkheid om alle toonaarden te kunnen gebruiken met geestdrift aan. Ziedaar de verklaring van de titel, die hij aan zijn achtenveertig Pre luden en Fuga's heeft gegeven. De schoonheden, die het werk bevat, te beschrijven of te verklaren is iets anders. Of liever gezegd: het is onmogelijk. Want kan men muzikale schoonheid in woorden weergeven? De essentie ervan ontstijgt aan elk woordgebruik, muziek heeft een nadere levenssfeer dan welke menselijke taal ook. Aan de onuitputtelijke geestelijke kracht, die van Bach's meesterwerk uitgaat, heb ben generaties van musici en leken zich gelaafd en gesterkt, zij hebben zich ver wonderd over de rijkdom van gevoelens, de verscheidenheid en veelzijdigheid, de macht om in een stijl, door tradities onvrij, op te gaan tot het hoogste dat een kunste naar kan bereiken: volstrekte geestelijke vrijheid. Bach heeft de traditie gerespec teerd, zonder de slaaf er van te zijn ge weest. Hij week af van de wetten uit de tijdelijkheid om de eeuwige schoonheids wetten te kunnen gehoorzamen. De school heeft vastgesteld, dat Bach's Fuga's niet volgens de regels zijn opgebouwd, maar zij is wijs genoeg geweest om te beseffen, dat men waar een genie spreekt slechts heeft te luisteren en te volgen. WILLEM ANDRIESSEN.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1956 | | pagina 14