Spemrder in de wereld van
het onzichtbaar kleine
<3^
hei
o-ofc em4 ia
Autonoom
1 GROTE DENKERS IN HUN GEWONE DOEN
ONZE NAMEN
Herkomst namen, die
uit den vreemde
stammen
Europese dialoog
in Moskou
Boelganin houdt van
Duitse muziek
JtfCirZVOlltSZVClCl1*Clef* voor geteerde wereld wist te ontsluiten.
Aanoitf}
raulta exigu2 a dm o dam
Qninulcub, jucundiffinio modo
fe moventi#
Ook hier mode
Grote toeloop
Skeletten van
pre-historische reptielen
HET WAS een merkwaardige brief, die
in het najaar van 1683 de ronde deed bij
de geleerde heren uit Londen, die tezamen
de reeds in die tijd wereldvermaarde Ko
ninklijke Sociëteit vormden. Men had deze
eerst in het Latijn laten vertalen, want
de leden van het beroemde genootschap
plachten wetenschappelijke rapporten
slechts in die taal te lezen. De afzender
van de brief, een zekere Antony van Leeu
wenhoek uit Delft, verstond echter geen
Latijn en kon het helemaal niet schrijven.
Zelfs de Engelse taal was hij niet machtig
Hij sprak en schreef slechts Nederlands.
Wat had zo'n ongeletterd Hollander dan
wel te schrijven aan „De Hoog Edele, Hoog
Geleerde Heeren van de Koninklijke Socy-
teyt," zoals het adres van de brief luidde?
Het was een vreemd verhaal. Hier hebt
u het:
„Mijn gewoonte is des morgens myn tan
den te vryven met zout, en dan myn mond
spaard, maar hem ook welstand en geluk
had gebracht. Mensen, die hem zeer dier
baar waren, had de dood hem ontnomen.
Het was al begonnen met zijn vader, die
hij maar nauwelijks had gekend. Zijn
stiefvader was gevolgd. Daarna stierf zijn
vrouw, met wie hij een winkel in linnen,
garen en band was begonnen in „het
Gouden Hooft" te Delft, zijn geboortestad.
Van zijn vijf kinderen ontvielen hem er
vier en het kind, dat uit zijn tweede hu
welijk werd geboren, stierf reeds vroeg.
Voor al deze tegenslagen zocht Leeuwen
hoek vergetelheid in de klgine werkplaats
achter zijn winkel, waar hij zijn eerste
microscoopjes vervaardigde en zich ver
volgens met behulp van deze nog uiterst
primitieve instrumentjes op speurtocht be
gaf door de rijke wereld van het onzicht
baar kleine.
Zoals de beroemde Zwitserse arts Para-
celsus zijn wijsheid opdeed in de vrije na
tuur zo verzamelde de Delftse lakenkoop
man Van Leeuwenhoek zijn kennis door
de microscoop, waarvan hij de uitvinder
is geweest. En het was een geweldige hoe
veelheid kennis, die hij vergaarde, vooral
als men bedenkt, dat de medische en na
tuurwetenschap destijds nog in de kinder
schoenen stonden. Hij had „diertjes" ont
dekt, oneindig veel kleiner dan de kaas-
mijten, die toen nog als kleinste levende
wezens der schepping werden beschouwd.
Hij had de door de Engelse arts Harvey
ontdekte bloedsomloop kunnen bevestigen.
Hij had belangrijke plantkundige observa
ties gedaan, geneesmiddelen gevonden, het
schadelijke korenmotje weten te verdelgen,
de structuur van de schubben der vissen
ontraadseld, hij had het oerleven ontdekt
en nog veel meer. Geen wonder dat de ge
leerde heren van de Londense Koninklijke
Sociëteit de grootste belangstelling hadden
voor de brieven, waarin de onvermoeibare
koopman van zijn nieuwste ontdekkingen
verslag uitbracht. Geen wonder ook, dat hij
in 1680 de eer waardig werd bevonden uit
de handen van de Engelse gezant in Ne
derland het gezegelde diploma van het lid
maatschap van het koninklijke genootschap
te ontvangen.
OP ZICHZELF is het al vreemd genoeg,
dat een winkelier, die nimmer enige we
tenschappelijke scholing onderging, geen
universiteit bezocht en volstrekt ongelet
terd was, zozeer bezield werd door de geest
der wetenschap, dat hij een geheel nieuw
Y-% j terrein van wetenschappelijk onderzoek
Maar nog vreemder wordt het ons te moede
als wij horen, dat deze koopman-natuur
onderzoeker bovendien nog verschillende
stadsbetrekkingen .vervulde, die hem het
geld in het laatje brachten, waarmee hij
zijn microscopische onderzoekingen bekos
tigde.
Antony van Leeuwenhoek
te spoelen met water, en wanneer ik ge
geten heb, veeltijds myn kiezen met een
tandstoker te reinigen, alsmede deselvige
wel met een doek stark te vryven, waar
door myn kiesen en tanden soo suiver en
wit blyven, als weinig menschen van myn
jaren gebeurt, en myn tandvlees (met wat
hart zout ik daar tegen kome te vryven)
niet en komt te bloeden. Nogtans soo en
syn myn tanden daardoor soo suiver niet,
of (wanneer ik deselve met een vergroot-
spiegel besag) daar blyft of groeit tussen
eenige van de kiesen en tanden een weinig
witte materie, die soo dik is, alsof het be
slagen meel was. Ditselvige observerende,
oordeelde ik (hoewel ik geene beweeginge
daar in konde bekennen) dat'er egter le
vende dierkens in waren. Ik heb dan het
selvige verscheide malen met suiver regen
water, daar geen dierkens in waren, maar
ook met speeksels vermengt, dat ik uit myn
mont nam, nadat ik selvige van de lugt-
belletgens hadde gescheiden en meest door
gaans met groote verwondering gezien, dat
in de geseide materie waren, veele seer
kleine dierkens, die haar seer aardig be-
weegden."
Die „veele seer kleine dierkens", waar
van de schrijver enige tekeningen had bij
gevoegd, waren de eerste bacteriën, die een
mensenoog ooit aanschouwde. Pas eeuwen
later zouden beroemde bacteriologen zoals
Louis Pasteur en Robert Koch deze kleine
levende wezentjes verantwoordelijk stellen
voor allerlei besmettelijke ziekten en voor
het kwaad, dat daardoor zo vele miljoenen
mensen werd berokkend. Maar de ontdek
king van deze kleine wezentjes, die een
geweldige rol spelen in het leven van mens
en dier, was het werk van de ongeletterde
Delftenaar Antony van Leeuwenhoek!
TOEN LEEUWENHOEK deze gewichtige
ontdekking deed, was hij eenenvijftig jaar
oud. Hij had een leven achter de rug, dat
hem voor geen zorgen en leed had ge-
ONBEKENDE KRETENSISCHE TAAL
Een Zweedse professor heeft een tot nu
toe onbekende Kretensische taal ontdekt.
In een vraaggesprek met een verslaggever
van het blad „Dagens Nyheter" heeft de
professor zaterdag verklaard, dat deze taal
vierduizend jaar voor onze jaartelling ge
sproken werd en dat ze geen overeen
komst vertoont met het Grieks, maar met
Hethitisch, dat in Klein-Azië gesproken
werd.
AMSTERDAM, september Al een paar
keer heb ik u in dit zaterdagse hoekje
kleine essays voorgeschoteld over Neder
landse gemeenten, waarvan ik in onver
dedigbare overmoed aannam, dat u er nog
nooit van zou hebben gehoord. Voorzover
ik me op het ogenblik herinner, heb ik
daarmee nooit gelijk gehad. Altijd bleken
er onder u niet alleen degenen, die wél van
mijn onderwerp van beschrijving hadden
gehoord, maar bovendien waren er ook die
mij hun kennis in krasse bewoordingen
schreven. Over één plaatsje, ergens in het
zuidoosten, had ik een heel klein stukje
geschreven, maar er kwam een brief op
uit dat plaatsje, die in de krant zeker zeven
keer zoveel ruimte in beslag had genomen.
Dit alles als inleiding van een nieuwe
poging om u aan te tonen, dat uw vader
landse geografie nóg niet absoluut is. Als
u echter ook al van Barwoutswaarder hebt
gehoord, geef ik het op. Het is de kleinste
gemeente, die ik voor u heb kunnen ont
dekken. Ik heb de inwoners niet zelf ge
teld, maar in Pyttersens Staatsalmanak
wordt hun aantal opgegeven als 957. Weet
u waar het ligt? Nee? Mooi.
Barwoutswaarder is een geheel zelfstan
dige gemeente „onder de rook" zoals de
niet geheel toepasselijke uitdrukking luidt
van Woerden. De 957 Barwoutswaar-
ders hebben een eigen burgemeester en
een niet minder eigen gemeentehuis, ook
al zijn beide dan in de Voorstraat, de be
langrijkste winkelstraat van Woerden, ge
vestigd. Barwoutswaarder heeft een nieuwe
wijk, een brug-met-een-dubbeltje-tol, een
drietal café's, een garage en misschien nog
wel meer, maar dat hebben we niet alle
maal kunnen ontdekken. De ophaalbrug,
die van de weg van Bodegraven naar
Woerden af toegang geeft tot het eigenlijke
Barwoutswaarder, wordt gesierd door een
soort ijzeren gordijn en daar vlak achter
een stuurse plattelander. Deze laatste leeft
in de kennelijke overtuiging, dat één dub
beltje een belachelijke prijs is om over zijn
brug te mogen. Hij deelt de ondernemende
vreemdeling met pijnlijk afgewend gelaat
de prijs mede, strijkt zijn muntstukje op
en zwaait dan het hek open met hetzelfde
gebaar als ik mij nog herinner van de
Oostduitse soldaten bij Helmstedt.
Achter hem ligt Barwoutswaarder. De
nieuwe wijk, die gevestigd is aan de naar
een vroegere burgemeester Brunt ge
noemde straat, is vriendelijk en doet de
gordijnwachter bijna vergeten. Aan het
eind er van staat een gloednieuwe school-
met-de-bijbel. De architectuur doet de ken
ner van de Amsterdamse nieuwbouw wa
tertanden. Er wordt trouwens nog steeds
gebouwd. Barwoutswaarder is een bijzon
der welvarende gemeente, waar de raad
geen genoegen neemt met de gang van
zaken als het batig saldo op de gemeente
rekening onder de enkele tienduizenden
guldens blijft.
Eigenlijk is Bawourtswaarder een ge
zellig dorp. Wat jammer nu, dat de burge
meester in die nauwe, lelijke winkelstraat
in Woerden zetelt. Ik hoop; dat hij een
auto heeft en vaak naar zijn gemeente kan
komen kijken. Er is niet veel over te ver
tellen dit blijft ook maar een kort stukje
maar Barwoutswaarder is de moeite van
een bezoek waard. Ook, bijvoorbeeld, voor
een burgemeester,
A. S. H.
De belangrijkste van de nevenbetrek
kingen van deze grote Nederlander was wel
die van kamerbewaarder van de Delftse
Schepenen. In het officiële stuk van zijn
aanstelling heet het onder meer, dat An
tony van Leeuwenhoek de Kamer, waar
schout en schepenen plegen te vergaderen,
moet reinigen en schoonhouden, dat hij het
vuur moet aanleggen, als het jaargetijde dit
vereist en de niet volledig verbrande kolen
moet bewaren, dat hij dient te waken dat
„Veele seer kleine dierkens die haar seer
aardig beweegden".
noch het vuur, noch de kaarsen brand ver
oorzaken en dat hij „voorts alles sal doen
dat een goet en getrouw Camerbewaarder
schuldig is te doen ende behoort".
Antony van Leeuwenhoek lid van de
Londense Koninklijke Sociëteit, vermaard
over de gehele wereld om zijn opzienba
rende ontdekkingen, een van de allergroot
ste zonen van zijn land, maar tevens huis
knecht in dienst van de Delftse schout
en schepenen!
In de Oude Kerk te Delft ligt hij be
graven, deze koning van de wetenschap,
die het niet beneden zijn waardigheid
achtte het werk van een werkster te doen.
De inscriptie op zijn graf vermeldt, dat hij
op 26 augustus 1723 op negentigjarige leef
tijd stierf. Wie dit graf ziet, moge zich de
woorden herinneren, die Leeuwenhoeks
tijdgenoot Post erbij dichtte:
Heeft elk, o ivandelaar, alom
Ontzag voor hoge ouderdom
En wonderbare gaven -
Zo zet eerbiedig hier uw stap:
Hier ligt de grijze wetenschap
In Leeuwenhoek begraven.
GEOGRAFISCHE familienamen als
Van Leur, Van Gorcum, Van Vleuten,
Van Rosmalen, Barendregt, Heukelom,
Bovenkerk en Wessanen (Westzaan)
zijn in ons vaderland niet zeldzaam.
Daarnaast komen enkele herkomstna-
men als Rotterdammer en Zwolsman
voor. Tenslotte leverde het noorden een
aandeel met namen als Stienstra, die
eveneens onthullen waar de eerste dra
ger geboren werd, in dit geval in het
dorp Stiens.
DE LANDKAART biedt in al deze ge
vallen uitkomst als de familie wil weten
waar haar bakermat stond. De gesteld
heid van onze bodem brengt mee dat
soms een oude kaart geraadpleegd moet
worden. Om met één vorbeeld te vol
staan: de geslachtsnaam Rommerswael
herinnert aan de stad Reimerswaal op
Zuidbeverland die in de zestiende eeuw
dusdanig van het geweld der Wester-
schelde te lijden had dat in 1634 de
laatste stenen door de Staten van Zee
land bij opbod werden verkocht.
Andere families hebben minder zeker
heid. Immers, namen als Vlielander,
Tesselaar, Schellinger (een bewoner van
Terschelling), De Gooyer, In de Betou,
Betouwenaar, Bevelander en Van
Walchren maken zoekwerk noodzakelijk.
Nog vager drukten de voorvaderen zich
uit, die zich zich De Zeeuw, Den Bra
bander en Braber, Den Hollander,
Twent en Drenth noemden. Van Gelder
hoort hier slechts schijnbaar bij, deze
naam duidt op een herkomst uit het
stadje Geldern in Nederrijnland. Ook
dienen de Van Vrieslands hun herkomst
niet in het noorden te zoeken, zij ko
men uit de polder Vriesland, die in de
gemeente Hekkingen (Zuid-IIolland) te
vinden is
FAMILIENAMEN, die de provincie
van herkomst in het geding brengen,
komen slechts sporadisch voor. Maar
ook hier bevestigt een uitzondering weer
de regel. Wouter Takesz, die 31 oktober
1690poorter van Amsterdam werd.
noemde zich niet zonder reden De Vries:
j hij was veertig jaar tevoren te IJlst
geboren. Ook admiraal Tjerk Hiddes de
Vries (1622-1666) was een echte Fries.
De naam schijnt echter ook nogal eens
gekozen te zijn door lieden, die ,.it heite-
lan" nimmer hadden aanschouwd. Want
zelfs in de keuze van geslachtsnamen
heerste een soort mode en het prikkel
de tot navolging als een naam eenmaal
algemeen bekend was. Dit heeft er toe
geleid dat De Vries onze meest ver
breide familienaam werd. Hoe het zij,
ook al stamt het voorgeslacht inderdaad
uit Friesland, de naam De Vries ver
telt weinig bepaalds. Dit geldt even
eens voor de namen, die hier aan bui
tenlanders werden gegeven. En buiten
landers zijn immer in menigte over onze
grenzen gekomen. Want de oude Repu
bliek bezat twee machtige trekpleisters:
geloofsvrijheid en een alom bekende
welvaart.
TAL VAN namen leggen nog steeds
getuigenis van die toeloop af. Op de
naambordjes lezen we Spanjaard, Itaal-
jaander, De Vranckrfjker, De Vlamingli,
Den Engelsman, Den Duytsclien, Hol-
stijn, Sleeswijk, Van Lotliringen, Elzas,
Van Boheemen, Van Nassouw, Van I'om-
meren, Van Pruisen, Van Zwcedcn en
meer in die trant. Ook Piekaar hoort
er bij, dit is een vervorming van Pic-
card, waarmede de bewoner van Piccar-
dië wordt aangeduid. Lalleman was de
naam, in Frankrijk gegeven aan een
Duitser (1'AlIemand), die later de Zeven
Provinciën opzocht. Alles in het midden
laat de naam Strategier, een Vlaamse
vervorming van étranger, vreemdeling.
De naamgever van het Amsterdamse
regentengeslacht Overlander stamde uit
Ditmarschen in Holstein, de lieden uit
die streken werden hier oudtijds over-
landers genoemd. Walch en Wallagh
waren de aanduidingen voor de vreem
delingen, die uit Wallacliije tot ons kwa
men en een Polak was ieder, die uit
Polen (die Polackei) stamde. Andere
namen uit deze categorie zijn Busnacii
(de bewoner van Bosnië) en Ungcr
(Hongaar). De volgende keer iets over
de vreemdelingen, die hun herkomst iet
wat nauwkeuriger aangaven.
J. G. DE BOER VAN DER LEY
i
VERDENK ons er nu niet van, dat we de
amateur-fotografie minder serieus nemen,
wanneer we hier een lans breken voor
enkele experimenten op fotografisch ter
rein. Er zijn misschien velen, die menen
dat er, wanneer we de zo bekende paden
van de kleinkunst van het glazen oog ver
laten, niets anders overblijft dan een dar
tel terrein, dat geen andere uitzichten
biedt dan een aantal meer of minder be
kende trucjes op fotogebied. Maar eigen
aardig is toch wel, dat er, wanneer men
begint de camera iets ongewoons te laten
opnemen, vaak foto's ontstaan, die een
aparte bekoring hebben. Denk maar eens
aan de fraaie combinaties van lichtlijnen
en lussen die ontstaan wanneer men een
lichtpuntje (bijvoorbeeld brandende zak
lantaarn) opgehangen aan een draad
in het volkomen donker een schommelende
beweging laat maken en dan de sluiter van
de camera openzet gedurende één of enkele
minuten.
Dat gloeilampje in zijn slingerdans tekent
lijnen van licht. Het negatief ziet er dan
ook uit als een doorschijnend plaatje,
waarop in grillige, vaak zeer bekoorlijke
vorm tal van donkere curven een sierlijk
patroon hebben geweven. Bij het vergroten
krijgen we op een zwarte achtergrond dat
lichtspoorpatroon als een verrassende com
positie van blanke lijnen. Wie zo iets eens
gaat proberen, ondervindt al spoedig op
welk een kostelijke manier allerlei varia
ties gemaakt kunnen worden door een wis
selende onregelmatigheid in de schomme
ling en draaiing van het lichtpunt te bren
gen. Wanneer de zaklantaarn waarvan
het licht door de lens te verstellen gebun
deld kan worden tot een fijn puntje aan
één punt is opgehangen en men er een ron
de slingerbeweging aan geeft, zullen zich
ook alleen steeds kleiner wordende con
centrische ringen gaan vormen. Maar zodra
men de beweging meer ingewikkeld gaat
maken door tweë ophangpunten te nemen,
waarbij het ene bevestigingskoordje iets
korter is dan het andere, ontstaan allerlei
parabolische variaties. Hier kan men met
wat fantasie een lichtlijnenspel toveren,
dat niet meer als alleen-maar-aardigheidje
betiteld kan worden, maar dat werkelijk
zeer velen zal bekoren.
EEN ANDER experiment is het werken
met doorschijnende en geslepen voorwer
pen, waardoor een bundel licht valt. Een
felle lichtbron (bijvoorbeeld lichtbundel
uit een projector of spotlight, eventueel
zelfs van een fotolamp, waarvoor een
„trechter" is geplaatst van zwart papier,
waardoor alleen nog een smalle band licht
wordt uitgezonden) verlicht aan één kant
laten we zeggen een aantal glazen stuiters.
Het liefst die stuiters nemen, waarin van
binnen zo'n grillige figuur gegoten is. Nu
niet de stuiters fotograferen, maar met
bijna volkomen tegenlicht het spel van
schaduw- en lichtvlekken met de camera
vastleggen. Een geslepen presse-papier, de
kristallen voet van een vaas of glas, een
mooie grote geslepen hanger, kunnen een
fraai effect geven. Wie van artistieke vlak
vullingen houdt en in lichte grijzen en zwar
ten een verrassend beeld wil maken, kan
dit bereiken door de voet van zo'n glas bij
voorbeeld éérst op te nemen met de lamp
bijna in tegenlicht. Daarna op hetzelfde
negatief nog een opname met links en mo
gelijk ook nog met een meer naar rechts
opgestelde lamp (telkens één lamp). Zo
combineert men twee of meer opnamen tot
één geheel. Of men dit nu abstracte foto
grafie wil noemen of camera-lichtspel, de
maker, die zich hier eens aan geeft, beleeft
er prettige uren mee en zal plezier krijgen
in het combineren van en combineren met
licht en schaduw.
VAN COMBINEREN gesproken: dubbel
opnamen, die we wel eens per ongeluk
maken, omdat we vergaten de film door te
draaien, geven soms aanleiding tot aller
aardigste foto's. Wanneer we het echter
zonder erg doen, blijft het toeval of er iets
goeds ontstaat. Doen we het opzettelijk met
overleg, dan kunnen we erop rekenen dat
ook dit experiment een spcces kan worden.
Dubbel-opnamen van een portret, waarbij
het gelaat en face en de profiel (van voren
en van opzij) wordt opgenomen op het
zelfde negatief komen voor in talrijke be
kende foto-uitgaven en tijdschriften, om
dat ze zeer karakteristiek kunnen zijn. Bij
zo'n opname moet men echter niet domweg
maar twee plaatjes over elkaar nemen. Al
tijd rekening ermee houden, dat op de
plaats, waar de tweede opname moet
komen, het negatief nog maai- een geringe
belichting heeft gekregen. We zouden kun
nen zeggen, dat in dte schaduwen of don
kere partijen van de eerste opnamen, het
licht van de tweede foto nog z'n werking
moet kunnen doen. Wanneer men er dus
de eerste keer rekening mee houdt de ver
lichting zo te kiezen, dat er een „schaduw-
veld" ontstaat, is dat de juiste plaats voor
het tweede portret. Ook hier geldt, dat niet
de eerste poging direct een volledig succes
zal zijn. Maar daarom spraken we in de
aanhef ook van experimenteren.
Bij de tekst vindt men deze keer ook een
eigenaardige foto afgedrukt. We willen
hieraan een kleine wedstrijd verbinden.
Probeer eens uit te zoeken, hoe deze foto
is gemaakt. Schrijf uw oplossing aan één
van onze bureaus, waarvan u de adressen
op de voorpagina van de krant vindt en
vermeldt links boven op briefkaart of
enveloppe: fotowedstrijd. Tot woensdag 19
september kunt u meedingen naar de door
de Vereniging ter bevordering van de Ama
teurfotografie beschikbaar gestelde prijs:
een waardebon voor aankoop van foto
artikelen van tien gulden.
ALS WIJ ervan uitgaan dat gezien de
praktijk van het huidige verkeer alleen de
sterksten overleven, dan zullen wij alle
maal automobilist moeten worden en wan
neer men zo eens om zich heen kijkt, dan
ziet men dat door het toenemende aantal
lesauto's bevestigen. Meegaande met deze
ontwikkeling koos ik mij een energieke
autodidact, van wie ik er zeker van kon
zijn, dat hij op alle slakjes zout zou leggen.
Wat dat betreft heb ik zeker zijn zin ge
kregen, hetgeen moge blijken uit deze mo
noloog, volgende na het nemen van een
rechterbocht: „Juist, nu meteen de rechter
kant weer opzoeken. Dat zou niet »odig ge
weest zijn, wanneer u de bocht niet zo
ruim had genomen. U heeft wèl goed op te
genliggers gelet, maar te laat uw richting
wijzer uitgestoken" (hetgeen sympathiek
klinkt, want het blijft nog altijd zijn rich
tingwijzer) „en bovendien had u eerst in
het spiegeltje moeten zien of er nog iets
achter u zat". Terwijl men dat allemaal
probeert te verwerken, heeft men het be
nauwende bewustzijn, dat de wagen in
middels voortsnelt met een vaart van ten
minste dertig kilometer en dat er ineens
van rechts een wagen zijn neus om de hoek
van de straat kan steken, waarvoor men
dan inééns maar toch geleidelijk zal moe
ten remmen, hetgeen voor iedere beginne
ling volmaakt met elkander in tegenstel
ling is. En dan is zo'n knullig autootje
rechts er plotseling en men denkt „gelei
delijk, GELEIDELIJK!" en de wagen rijdt
zich met wauwelende motor en schokkende
bewegingen zover verder dat dat wagentje
van rechts allang de pas is afgesneden.
Een gramstorig hoofd, dat scheef vooruit
steekt, zodat de wenkbrauwen evenwijdig
lopen aan de ruitenwisser maken nog méér
indruk, dan de koele mededeling van de
lesgever, dat men het examen nóg zo bril
jant kan doorstaan maar op het niet verle
nen van voorrang onherroepelijk straalt.
Goed, verder. En méér rechtshouden.
Wanneer zal ik eens meer rechtshouden en
dat vreemde gevoel kwijtraken dat een
stuurman op een vliegdekschip ook moet
hebben, die van een uiterste zijkant zo'n
enorm breed plateau door het Noordzee
kanaal moet sturen. Van het begin af aan
zit ik met die omvangrijke rechterkant van
de auto, waardoor het onmogelijk lijkt,
links een tegenligger door te laten zonder
rechts een brommer te verbrijzelen of een
dozijn afrikaantjes van de gemeente.
7 Er volgt een bocht naar rechts. „Denkt u
DE UTRECHTSE hoogleraar in de theo
logie dr- J. de Graaf heeft over het bezoek
dat hij vorig jaar als lid van de afvaardi
ging van de Oecumenische Raad van Ker
ken in Nederland aan de Sovjet-Unie
bracht een opmerkelijk boekje geschreven:
Europese dialoog in Moskou, geestelijke
factoren in Ruslands ontwikkeling, bij
Van Gorkum Comp. te Assen uitgege
ven. Voor degenen die, naast de verslagen
van onze reisredacteur, het een en ander
willen lezen over de kerk in Rusland is dit
interessante lectuur.
Dr. De Graaf is een vertegenwoordiger
van de nieuwe richting in de hervormde
kerk, die het begrip „volkskerk" op de
voorgrond plaatst en de stem van de kerk
wil laten horen in politieke kwesties. De
schrijver betoogt, dat de kerk de sleutel
bezit om de spraakverwarring tussen Oost
en West te kunnen oplossen en dat onder
de Sovjet-burger de Russisch-orthodoxe
christen leeft, ook al gaat hij allang niet
meer naar de kerk en is hij uiterlijk geheel
geseculariseerd. Hij gaat ervan uit dat
Rusland bij Europa behoort en dat zowel
in het heden als in het verleden van Rus
land aanknopingspunten zijn voor een
tweegesprek, dat een vruchtbare voedings
bodem kan vinden in de uitwisseling die
op allerlei gebied tussen Oost en West op
gang komen. A. B.
om het spiegeltje?" Juffrouwen van twee
hoog die het loeren in spionnetjes gewend
zijn zullen bij eventuele rijlessen heel wat
gemakkelijker die indrukken verwerken,
die zo'n achteruit spiegeltje geeft. Ik zie al
lereerst mijn eigen benarde gelaat naast die
glimmende motorgebitten achter me. Kom,
kom, wat meer zelfvertrouwen. Wat zijn
dat allemaal voor nutteloze gedachten, ter
wijl er zo'n menigte andere zaken zijn, die
acuut mijn aandacht vragen? Het wijzertje
had al uit gemoeten en nu fluks opzij ge
keken of ik nog niet nèt even een wiel
rijder coupeer. Tenslotte het mooi over-de-
hands gestuurde rechterbochtje en dan
maar afwachten wat de geduldige lesgever
rechts naast mij daar nu weer van vindt.
„Niet slecht, niet slecht, maar zou u 'm
niet eens in de tweede zetten?"
En dan is daar tenslotte het opritje van
een smalle brug in de binnenstad, waarop
ik éérst een tegenligger moet doorlaten
zodat het intrekken van de handrem gebo
den is om niet achteruit een gelagkamer
binnen te rijden. Wanneer ik daarna weer
wil optrekken, moet ik de motor zóver op
gang brengen, dat ik deze vóel trekken en
dan pas de handrem induwen. Misschien
ben ik wat dit betreft niet fijngevoelig ge
noeg, want onmiddellijk na h~t naar voren
stoten van de handrem maakt de wagen
twee sprongetjes vooruit en dan slaat de
motor af. Bij het opnieuw uittrekken van
de handrem gaat de instructeur gemakke
lijk achterover zitten. Wij kunnen ineens
nergens meer heen. Op alle wegen rondom
staan automobielen naar ons toegekeerd,
die ons luide toe toeteren. „Er zal er één
van hen terug moeten", zegt de instructeur,
terwijl hij zachtjes de radio aanzet. „Maar
dat doen ze meestal niet meteen. Ze claxon
neren zeker eerst nog vijf minuten". Hij
doet opgewekt: „ik ben blij dat u het mee
maakt. Het zijn de nuttigste lessen. Dat
optrekken van u was niets hè?"
Terwijl het geloei om ons toeneemt en
sommige automobilisten al roepend, uit hun
deuren gaan hangen presenteer ik hem een
sigaret. Ik voel me ineens wonderlijk
rustig. Als ik op mijn fietsje had gezeten
was ik allang door hen verbrijzeld. Nu roe
pen ze alleen dat ik dom ben. Maar ze doen
niets. Want ik ben autonoom op de weg.
KO BRUGBIER
BONN (U.P.). De Westduitse Bonds
kanselier Konrad Adenauer zal de Rus
sische premier Nikolai Boelganin een grote
Duitse band-opnemer schenken met tal van
opnamen van Duitse klassieke en lichte
muziek, en Duitse volksliederen. Toen
Adenauer Moskou een jaar geleden be
zocht had Boelganin gezegd dat hij belang
stelde in Duitse muziek.
JERUZALEM (U.P.) Geologen en zoö
logen van de Hebreeuwse universiteit heb
ben vijf soorten van fossielen van water
reptielen ontdekt, daterende uit het trias
ongeveer honderdnegentig tot honderd
tachtig miljoen jaar geleden. De vondsten
werden onder leiding van professor Georg
Haas gedaan in de Wadi Ramon, in het
zuidelijk deel van de Negeb-woestijn. Een
van de belangrijkste vondsten was de ont
dekking van het fossiel van een tanys-
tropheus, familie van de tegenwoordige
hagedis, waarvan men tot nog toe alleen
overblijfselen had gevonden in Zuid-Zwit
serland en Duitsland. De tanystropheus
had een lichaam van vijf meter lengte en
een giraffe-achtige hals bestaande uit
twaalf lange halswervels. Men veronder
stelt dat dit dier aan de zeekust leefde en
met zijn lange nek vis kon vangen. Vol
gens de universiteit behoorden de meesle
fossielen tot de uitgestorven groep van de
notheassauriers. De onderzoekers bericht
ten de vondst van een groot aantal skelet-
delen, vele ribben en halswervels, en van
goed-geconserveerde schedeldelen. De die
ren, waarvan deze stukken zijn overgeble
ven, maten gemiddeld drie meter en waren
waarschijnlijk amfibieën die hun voedsel
vonden in de zee en op het land uitrustten.
Er zijn maar uiterst weinig complete ske
letten van deze dieren gevonden. Andere
resten waren van een uitgestorven reptiel,
de placodent, met een krachtig, plat, schild-
pad-achtig lichaam en vlakke tanden die
harde zeedieren konden verwerken. Het
lichaam van deze dieren was gepantserd.
Ook heeft men resten van placodenten ge
vonden die geen lichaamspantser hadden.
De universiteit deelde mede dat alle resten
bovengronds zijn aangetroffen. en dat sys
tematische opgravingen wellicht gehele
skeletten zullen opleveren.