Spemrder in de wereld van het onzichtbaar kleine <3^ hei o-ofc em4 ia Autonoom 1 GROTE DENKERS IN HUN GEWONE DOEN ONZE NAMEN Herkomst namen, die uit den vreemde stammen Europese dialoog in Moskou Boelganin houdt van Duitse muziek JtfCirZVOlltSZVClCl1*Clef* voor geteerde wereld wist te ontsluiten. Aanoitf} raulta exigu2 a dm o dam Qninulcub, jucundiffinio modo fe moventi# Ook hier mode Grote toeloop Skeletten van pre-historische reptielen HET WAS een merkwaardige brief, die in het najaar van 1683 de ronde deed bij de geleerde heren uit Londen, die tezamen de reeds in die tijd wereldvermaarde Ko ninklijke Sociëteit vormden. Men had deze eerst in het Latijn laten vertalen, want de leden van het beroemde genootschap plachten wetenschappelijke rapporten slechts in die taal te lezen. De afzender van de brief, een zekere Antony van Leeu wenhoek uit Delft, verstond echter geen Latijn en kon het helemaal niet schrijven. Zelfs de Engelse taal was hij niet machtig Hij sprak en schreef slechts Nederlands. Wat had zo'n ongeletterd Hollander dan wel te schrijven aan „De Hoog Edele, Hoog Geleerde Heeren van de Koninklijke Socy- teyt," zoals het adres van de brief luidde? Het was een vreemd verhaal. Hier hebt u het: „Mijn gewoonte is des morgens myn tan den te vryven met zout, en dan myn mond spaard, maar hem ook welstand en geluk had gebracht. Mensen, die hem zeer dier baar waren, had de dood hem ontnomen. Het was al begonnen met zijn vader, die hij maar nauwelijks had gekend. Zijn stiefvader was gevolgd. Daarna stierf zijn vrouw, met wie hij een winkel in linnen, garen en band was begonnen in „het Gouden Hooft" te Delft, zijn geboortestad. Van zijn vijf kinderen ontvielen hem er vier en het kind, dat uit zijn tweede hu welijk werd geboren, stierf reeds vroeg. Voor al deze tegenslagen zocht Leeuwen hoek vergetelheid in de klgine werkplaats achter zijn winkel, waar hij zijn eerste microscoopjes vervaardigde en zich ver volgens met behulp van deze nog uiterst primitieve instrumentjes op speurtocht be gaf door de rijke wereld van het onzicht baar kleine. Zoals de beroemde Zwitserse arts Para- celsus zijn wijsheid opdeed in de vrije na tuur zo verzamelde de Delftse lakenkoop man Van Leeuwenhoek zijn kennis door de microscoop, waarvan hij de uitvinder is geweest. En het was een geweldige hoe veelheid kennis, die hij vergaarde, vooral als men bedenkt, dat de medische en na tuurwetenschap destijds nog in de kinder schoenen stonden. Hij had „diertjes" ont dekt, oneindig veel kleiner dan de kaas- mijten, die toen nog als kleinste levende wezens der schepping werden beschouwd. Hij had de door de Engelse arts Harvey ontdekte bloedsomloop kunnen bevestigen. Hij had belangrijke plantkundige observa ties gedaan, geneesmiddelen gevonden, het schadelijke korenmotje weten te verdelgen, de structuur van de schubben der vissen ontraadseld, hij had het oerleven ontdekt en nog veel meer. Geen wonder dat de ge leerde heren van de Londense Koninklijke Sociëteit de grootste belangstelling hadden voor de brieven, waarin de onvermoeibare koopman van zijn nieuwste ontdekkingen verslag uitbracht. Geen wonder ook, dat hij in 1680 de eer waardig werd bevonden uit de handen van de Engelse gezant in Ne derland het gezegelde diploma van het lid maatschap van het koninklijke genootschap te ontvangen. OP ZICHZELF is het al vreemd genoeg, dat een winkelier, die nimmer enige we tenschappelijke scholing onderging, geen universiteit bezocht en volstrekt ongelet terd was, zozeer bezield werd door de geest der wetenschap, dat hij een geheel nieuw Y-% j terrein van wetenschappelijk onderzoek Maar nog vreemder wordt het ons te moede als wij horen, dat deze koopman-natuur onderzoeker bovendien nog verschillende stadsbetrekkingen .vervulde, die hem het geld in het laatje brachten, waarmee hij zijn microscopische onderzoekingen bekos tigde. Antony van Leeuwenhoek te spoelen met water, en wanneer ik ge geten heb, veeltijds myn kiezen met een tandstoker te reinigen, alsmede deselvige wel met een doek stark te vryven, waar door myn kiesen en tanden soo suiver en wit blyven, als weinig menschen van myn jaren gebeurt, en myn tandvlees (met wat hart zout ik daar tegen kome te vryven) niet en komt te bloeden. Nogtans soo en syn myn tanden daardoor soo suiver niet, of (wanneer ik deselve met een vergroot- spiegel besag) daar blyft of groeit tussen eenige van de kiesen en tanden een weinig witte materie, die soo dik is, alsof het be slagen meel was. Ditselvige observerende, oordeelde ik (hoewel ik geene beweeginge daar in konde bekennen) dat'er egter le vende dierkens in waren. Ik heb dan het selvige verscheide malen met suiver regen water, daar geen dierkens in waren, maar ook met speeksels vermengt, dat ik uit myn mont nam, nadat ik selvige van de lugt- belletgens hadde gescheiden en meest door gaans met groote verwondering gezien, dat in de geseide materie waren, veele seer kleine dierkens, die haar seer aardig be- weegden." Die „veele seer kleine dierkens", waar van de schrijver enige tekeningen had bij gevoegd, waren de eerste bacteriën, die een mensenoog ooit aanschouwde. Pas eeuwen later zouden beroemde bacteriologen zoals Louis Pasteur en Robert Koch deze kleine levende wezentjes verantwoordelijk stellen voor allerlei besmettelijke ziekten en voor het kwaad, dat daardoor zo vele miljoenen mensen werd berokkend. Maar de ontdek king van deze kleine wezentjes, die een geweldige rol spelen in het leven van mens en dier, was het werk van de ongeletterde Delftenaar Antony van Leeuwenhoek! TOEN LEEUWENHOEK deze gewichtige ontdekking deed, was hij eenenvijftig jaar oud. Hij had een leven achter de rug, dat hem voor geen zorgen en leed had ge- ONBEKENDE KRETENSISCHE TAAL Een Zweedse professor heeft een tot nu toe onbekende Kretensische taal ontdekt. In een vraaggesprek met een verslaggever van het blad „Dagens Nyheter" heeft de professor zaterdag verklaard, dat deze taal vierduizend jaar voor onze jaartelling ge sproken werd en dat ze geen overeen komst vertoont met het Grieks, maar met Hethitisch, dat in Klein-Azië gesproken werd. AMSTERDAM, september Al een paar keer heb ik u in dit zaterdagse hoekje kleine essays voorgeschoteld over Neder landse gemeenten, waarvan ik in onver dedigbare overmoed aannam, dat u er nog nooit van zou hebben gehoord. Voorzover ik me op het ogenblik herinner, heb ik daarmee nooit gelijk gehad. Altijd bleken er onder u niet alleen degenen, die wél van mijn onderwerp van beschrijving hadden gehoord, maar bovendien waren er ook die mij hun kennis in krasse bewoordingen schreven. Over één plaatsje, ergens in het zuidoosten, had ik een heel klein stukje geschreven, maar er kwam een brief op uit dat plaatsje, die in de krant zeker zeven keer zoveel ruimte in beslag had genomen. Dit alles als inleiding van een nieuwe poging om u aan te tonen, dat uw vader landse geografie nóg niet absoluut is. Als u echter ook al van Barwoutswaarder hebt gehoord, geef ik het op. Het is de kleinste gemeente, die ik voor u heb kunnen ont dekken. Ik heb de inwoners niet zelf ge teld, maar in Pyttersens Staatsalmanak wordt hun aantal opgegeven als 957. Weet u waar het ligt? Nee? Mooi. Barwoutswaarder is een geheel zelfstan dige gemeente „onder de rook" zoals de niet geheel toepasselijke uitdrukking luidt van Woerden. De 957 Barwoutswaar- ders hebben een eigen burgemeester en een niet minder eigen gemeentehuis, ook al zijn beide dan in de Voorstraat, de be langrijkste winkelstraat van Woerden, ge vestigd. Barwoutswaarder heeft een nieuwe wijk, een brug-met-een-dubbeltje-tol, een drietal café's, een garage en misschien nog wel meer, maar dat hebben we niet alle maal kunnen ontdekken. De ophaalbrug, die van de weg van Bodegraven naar Woerden af toegang geeft tot het eigenlijke Barwoutswaarder, wordt gesierd door een soort ijzeren gordijn en daar vlak achter een stuurse plattelander. Deze laatste leeft in de kennelijke overtuiging, dat één dub beltje een belachelijke prijs is om over zijn brug te mogen. Hij deelt de ondernemende vreemdeling met pijnlijk afgewend gelaat de prijs mede, strijkt zijn muntstukje op en zwaait dan het hek open met hetzelfde gebaar als ik mij nog herinner van de Oostduitse soldaten bij Helmstedt. Achter hem ligt Barwoutswaarder. De nieuwe wijk, die gevestigd is aan de naar een vroegere burgemeester Brunt ge noemde straat, is vriendelijk en doet de gordijnwachter bijna vergeten. Aan het eind er van staat een gloednieuwe school- met-de-bijbel. De architectuur doet de ken ner van de Amsterdamse nieuwbouw wa tertanden. Er wordt trouwens nog steeds gebouwd. Barwoutswaarder is een bijzon der welvarende gemeente, waar de raad geen genoegen neemt met de gang van zaken als het batig saldo op de gemeente rekening onder de enkele tienduizenden guldens blijft. Eigenlijk is Bawourtswaarder een ge zellig dorp. Wat jammer nu, dat de burge meester in die nauwe, lelijke winkelstraat in Woerden zetelt. Ik hoop; dat hij een auto heeft en vaak naar zijn gemeente kan komen kijken. Er is niet veel over te ver tellen dit blijft ook maar een kort stukje maar Barwoutswaarder is de moeite van een bezoek waard. Ook, bijvoorbeeld, voor een burgemeester, A. S. H. De belangrijkste van de nevenbetrek kingen van deze grote Nederlander was wel die van kamerbewaarder van de Delftse Schepenen. In het officiële stuk van zijn aanstelling heet het onder meer, dat An tony van Leeuwenhoek de Kamer, waar schout en schepenen plegen te vergaderen, moet reinigen en schoonhouden, dat hij het vuur moet aanleggen, als het jaargetijde dit vereist en de niet volledig verbrande kolen moet bewaren, dat hij dient te waken dat „Veele seer kleine dierkens die haar seer aardig beweegden". noch het vuur, noch de kaarsen brand ver oorzaken en dat hij „voorts alles sal doen dat een goet en getrouw Camerbewaarder schuldig is te doen ende behoort". Antony van Leeuwenhoek lid van de Londense Koninklijke Sociëteit, vermaard over de gehele wereld om zijn opzienba rende ontdekkingen, een van de allergroot ste zonen van zijn land, maar tevens huis knecht in dienst van de Delftse schout en schepenen! In de Oude Kerk te Delft ligt hij be graven, deze koning van de wetenschap, die het niet beneden zijn waardigheid achtte het werk van een werkster te doen. De inscriptie op zijn graf vermeldt, dat hij op 26 augustus 1723 op negentigjarige leef tijd stierf. Wie dit graf ziet, moge zich de woorden herinneren, die Leeuwenhoeks tijdgenoot Post erbij dichtte: Heeft elk, o ivandelaar, alom Ontzag voor hoge ouderdom En wonderbare gaven - Zo zet eerbiedig hier uw stap: Hier ligt de grijze wetenschap In Leeuwenhoek begraven. GEOGRAFISCHE familienamen als Van Leur, Van Gorcum, Van Vleuten, Van Rosmalen, Barendregt, Heukelom, Bovenkerk en Wessanen (Westzaan) zijn in ons vaderland niet zeldzaam. Daarnaast komen enkele herkomstna- men als Rotterdammer en Zwolsman voor. Tenslotte leverde het noorden een aandeel met namen als Stienstra, die eveneens onthullen waar de eerste dra ger geboren werd, in dit geval in het dorp Stiens. DE LANDKAART biedt in al deze ge vallen uitkomst als de familie wil weten waar haar bakermat stond. De gesteld heid van onze bodem brengt mee dat soms een oude kaart geraadpleegd moet worden. Om met één vorbeeld te vol staan: de geslachtsnaam Rommerswael herinnert aan de stad Reimerswaal op Zuidbeverland die in de zestiende eeuw dusdanig van het geweld der Wester- schelde te lijden had dat in 1634 de laatste stenen door de Staten van Zee land bij opbod werden verkocht. Andere families hebben minder zeker heid. Immers, namen als Vlielander, Tesselaar, Schellinger (een bewoner van Terschelling), De Gooyer, In de Betou, Betouwenaar, Bevelander en Van Walchren maken zoekwerk noodzakelijk. Nog vager drukten de voorvaderen zich uit, die zich zich De Zeeuw, Den Bra bander en Braber, Den Hollander, Twent en Drenth noemden. Van Gelder hoort hier slechts schijnbaar bij, deze naam duidt op een herkomst uit het stadje Geldern in Nederrijnland. Ook dienen de Van Vrieslands hun herkomst niet in het noorden te zoeken, zij ko men uit de polder Vriesland, die in de gemeente Hekkingen (Zuid-IIolland) te vinden is FAMILIENAMEN, die de provincie van herkomst in het geding brengen, komen slechts sporadisch voor. Maar ook hier bevestigt een uitzondering weer de regel. Wouter Takesz, die 31 oktober 1690poorter van Amsterdam werd. noemde zich niet zonder reden De Vries: j hij was veertig jaar tevoren te IJlst geboren. Ook admiraal Tjerk Hiddes de Vries (1622-1666) was een echte Fries. De naam schijnt echter ook nogal eens gekozen te zijn door lieden, die ,.it heite- lan" nimmer hadden aanschouwd. Want zelfs in de keuze van geslachtsnamen heerste een soort mode en het prikkel de tot navolging als een naam eenmaal algemeen bekend was. Dit heeft er toe geleid dat De Vries onze meest ver breide familienaam werd. Hoe het zij, ook al stamt het voorgeslacht inderdaad uit Friesland, de naam De Vries ver telt weinig bepaalds. Dit geldt even eens voor de namen, die hier aan bui tenlanders werden gegeven. En buiten landers zijn immer in menigte over onze grenzen gekomen. Want de oude Repu bliek bezat twee machtige trekpleisters: geloofsvrijheid en een alom bekende welvaart. TAL VAN namen leggen nog steeds getuigenis van die toeloop af. Op de naambordjes lezen we Spanjaard, Itaal- jaander, De Vranckrfjker, De Vlamingli, Den Engelsman, Den Duytsclien, Hol- stijn, Sleeswijk, Van Lotliringen, Elzas, Van Boheemen, Van Nassouw, Van I'om- meren, Van Pruisen, Van Zwcedcn en meer in die trant. Ook Piekaar hoort er bij, dit is een vervorming van Pic- card, waarmede de bewoner van Piccar- dië wordt aangeduid. Lalleman was de naam, in Frankrijk gegeven aan een Duitser (1'AlIemand), die later de Zeven Provinciën opzocht. Alles in het midden laat de naam Strategier, een Vlaamse vervorming van étranger, vreemdeling. De naamgever van het Amsterdamse regentengeslacht Overlander stamde uit Ditmarschen in Holstein, de lieden uit die streken werden hier oudtijds over- landers genoemd. Walch en Wallagh waren de aanduidingen voor de vreem delingen, die uit Wallacliije tot ons kwa men en een Polak was ieder, die uit Polen (die Polackei) stamde. Andere namen uit deze categorie zijn Busnacii (de bewoner van Bosnië) en Ungcr (Hongaar). De volgende keer iets over de vreemdelingen, die hun herkomst iet wat nauwkeuriger aangaven. J. G. DE BOER VAN DER LEY i VERDENK ons er nu niet van, dat we de amateur-fotografie minder serieus nemen, wanneer we hier een lans breken voor enkele experimenten op fotografisch ter rein. Er zijn misschien velen, die menen dat er, wanneer we de zo bekende paden van de kleinkunst van het glazen oog ver laten, niets anders overblijft dan een dar tel terrein, dat geen andere uitzichten biedt dan een aantal meer of minder be kende trucjes op fotogebied. Maar eigen aardig is toch wel, dat er, wanneer men begint de camera iets ongewoons te laten opnemen, vaak foto's ontstaan, die een aparte bekoring hebben. Denk maar eens aan de fraaie combinaties van lichtlijnen en lussen die ontstaan wanneer men een lichtpuntje (bijvoorbeeld brandende zak lantaarn) opgehangen aan een draad in het volkomen donker een schommelende beweging laat maken en dan de sluiter van de camera openzet gedurende één of enkele minuten. Dat gloeilampje in zijn slingerdans tekent lijnen van licht. Het negatief ziet er dan ook uit als een doorschijnend plaatje, waarop in grillige, vaak zeer bekoorlijke vorm tal van donkere curven een sierlijk patroon hebben geweven. Bij het vergroten krijgen we op een zwarte achtergrond dat lichtspoorpatroon als een verrassende com positie van blanke lijnen. Wie zo iets eens gaat proberen, ondervindt al spoedig op welk een kostelijke manier allerlei varia ties gemaakt kunnen worden door een wis selende onregelmatigheid in de schomme ling en draaiing van het lichtpunt te bren gen. Wanneer de zaklantaarn waarvan het licht door de lens te verstellen gebun deld kan worden tot een fijn puntje aan één punt is opgehangen en men er een ron de slingerbeweging aan geeft, zullen zich ook alleen steeds kleiner wordende con centrische ringen gaan vormen. Maar zodra men de beweging meer ingewikkeld gaat maken door tweë ophangpunten te nemen, waarbij het ene bevestigingskoordje iets korter is dan het andere, ontstaan allerlei parabolische variaties. Hier kan men met wat fantasie een lichtlijnenspel toveren, dat niet meer als alleen-maar-aardigheidje betiteld kan worden, maar dat werkelijk zeer velen zal bekoren. EEN ANDER experiment is het werken met doorschijnende en geslepen voorwer pen, waardoor een bundel licht valt. Een felle lichtbron (bijvoorbeeld lichtbundel uit een projector of spotlight, eventueel zelfs van een fotolamp, waarvoor een „trechter" is geplaatst van zwart papier, waardoor alleen nog een smalle band licht wordt uitgezonden) verlicht aan één kant laten we zeggen een aantal glazen stuiters. Het liefst die stuiters nemen, waarin van binnen zo'n grillige figuur gegoten is. Nu niet de stuiters fotograferen, maar met bijna volkomen tegenlicht het spel van schaduw- en lichtvlekken met de camera vastleggen. Een geslepen presse-papier, de kristallen voet van een vaas of glas, een mooie grote geslepen hanger, kunnen een fraai effect geven. Wie van artistieke vlak vullingen houdt en in lichte grijzen en zwar ten een verrassend beeld wil maken, kan dit bereiken door de voet van zo'n glas bij voorbeeld éérst op te nemen met de lamp bijna in tegenlicht. Daarna op hetzelfde negatief nog een opname met links en mo gelijk ook nog met een meer naar rechts opgestelde lamp (telkens één lamp). Zo combineert men twee of meer opnamen tot één geheel. Of men dit nu abstracte foto grafie wil noemen of camera-lichtspel, de maker, die zich hier eens aan geeft, beleeft er prettige uren mee en zal plezier krijgen in het combineren van en combineren met licht en schaduw. VAN COMBINEREN gesproken: dubbel opnamen, die we wel eens per ongeluk maken, omdat we vergaten de film door te draaien, geven soms aanleiding tot aller aardigste foto's. Wanneer we het echter zonder erg doen, blijft het toeval of er iets goeds ontstaat. Doen we het opzettelijk met overleg, dan kunnen we erop rekenen dat ook dit experiment een spcces kan worden. Dubbel-opnamen van een portret, waarbij het gelaat en face en de profiel (van voren en van opzij) wordt opgenomen op het zelfde negatief komen voor in talrijke be kende foto-uitgaven en tijdschriften, om dat ze zeer karakteristiek kunnen zijn. Bij zo'n opname moet men echter niet domweg maar twee plaatjes over elkaar nemen. Al tijd rekening ermee houden, dat op de plaats, waar de tweede opname moet komen, het negatief nog maai- een geringe belichting heeft gekregen. We zouden kun nen zeggen, dat in dte schaduwen of don kere partijen van de eerste opnamen, het licht van de tweede foto nog z'n werking moet kunnen doen. Wanneer men er dus de eerste keer rekening mee houdt de ver lichting zo te kiezen, dat er een „schaduw- veld" ontstaat, is dat de juiste plaats voor het tweede portret. Ook hier geldt, dat niet de eerste poging direct een volledig succes zal zijn. Maar daarom spraken we in de aanhef ook van experimenteren. Bij de tekst vindt men deze keer ook een eigenaardige foto afgedrukt. We willen hieraan een kleine wedstrijd verbinden. Probeer eens uit te zoeken, hoe deze foto is gemaakt. Schrijf uw oplossing aan één van onze bureaus, waarvan u de adressen op de voorpagina van de krant vindt en vermeldt links boven op briefkaart of enveloppe: fotowedstrijd. Tot woensdag 19 september kunt u meedingen naar de door de Vereniging ter bevordering van de Ama teurfotografie beschikbaar gestelde prijs: een waardebon voor aankoop van foto artikelen van tien gulden. ALS WIJ ervan uitgaan dat gezien de praktijk van het huidige verkeer alleen de sterksten overleven, dan zullen wij alle maal automobilist moeten worden en wan neer men zo eens om zich heen kijkt, dan ziet men dat door het toenemende aantal lesauto's bevestigen. Meegaande met deze ontwikkeling koos ik mij een energieke autodidact, van wie ik er zeker van kon zijn, dat hij op alle slakjes zout zou leggen. Wat dat betreft heb ik zeker zijn zin ge kregen, hetgeen moge blijken uit deze mo noloog, volgende na het nemen van een rechterbocht: „Juist, nu meteen de rechter kant weer opzoeken. Dat zou niet »odig ge weest zijn, wanneer u de bocht niet zo ruim had genomen. U heeft wèl goed op te genliggers gelet, maar te laat uw richting wijzer uitgestoken" (hetgeen sympathiek klinkt, want het blijft nog altijd zijn rich tingwijzer) „en bovendien had u eerst in het spiegeltje moeten zien of er nog iets achter u zat". Terwijl men dat allemaal probeert te verwerken, heeft men het be nauwende bewustzijn, dat de wagen in middels voortsnelt met een vaart van ten minste dertig kilometer en dat er ineens van rechts een wagen zijn neus om de hoek van de straat kan steken, waarvoor men dan inééns maar toch geleidelijk zal moe ten remmen, hetgeen voor iedere beginne ling volmaakt met elkander in tegenstel ling is. En dan is zo'n knullig autootje rechts er plotseling en men denkt „gelei delijk, GELEIDELIJK!" en de wagen rijdt zich met wauwelende motor en schokkende bewegingen zover verder dat dat wagentje van rechts allang de pas is afgesneden. Een gramstorig hoofd, dat scheef vooruit steekt, zodat de wenkbrauwen evenwijdig lopen aan de ruitenwisser maken nog méér indruk, dan de koele mededeling van de lesgever, dat men het examen nóg zo bril jant kan doorstaan maar op het niet verle nen van voorrang onherroepelijk straalt. Goed, verder. En méér rechtshouden. Wanneer zal ik eens meer rechtshouden en dat vreemde gevoel kwijtraken dat een stuurman op een vliegdekschip ook moet hebben, die van een uiterste zijkant zo'n enorm breed plateau door het Noordzee kanaal moet sturen. Van het begin af aan zit ik met die omvangrijke rechterkant van de auto, waardoor het onmogelijk lijkt, links een tegenligger door te laten zonder rechts een brommer te verbrijzelen of een dozijn afrikaantjes van de gemeente. 7 Er volgt een bocht naar rechts. „Denkt u DE UTRECHTSE hoogleraar in de theo logie dr- J. de Graaf heeft over het bezoek dat hij vorig jaar als lid van de afvaardi ging van de Oecumenische Raad van Ker ken in Nederland aan de Sovjet-Unie bracht een opmerkelijk boekje geschreven: Europese dialoog in Moskou, geestelijke factoren in Ruslands ontwikkeling, bij Van Gorkum Comp. te Assen uitgege ven. Voor degenen die, naast de verslagen van onze reisredacteur, het een en ander willen lezen over de kerk in Rusland is dit interessante lectuur. Dr. De Graaf is een vertegenwoordiger van de nieuwe richting in de hervormde kerk, die het begrip „volkskerk" op de voorgrond plaatst en de stem van de kerk wil laten horen in politieke kwesties. De schrijver betoogt, dat de kerk de sleutel bezit om de spraakverwarring tussen Oost en West te kunnen oplossen en dat onder de Sovjet-burger de Russisch-orthodoxe christen leeft, ook al gaat hij allang niet meer naar de kerk en is hij uiterlijk geheel geseculariseerd. Hij gaat ervan uit dat Rusland bij Europa behoort en dat zowel in het heden als in het verleden van Rus land aanknopingspunten zijn voor een tweegesprek, dat een vruchtbare voedings bodem kan vinden in de uitwisseling die op allerlei gebied tussen Oost en West op gang komen. A. B. om het spiegeltje?" Juffrouwen van twee hoog die het loeren in spionnetjes gewend zijn zullen bij eventuele rijlessen heel wat gemakkelijker die indrukken verwerken, die zo'n achteruit spiegeltje geeft. Ik zie al lereerst mijn eigen benarde gelaat naast die glimmende motorgebitten achter me. Kom, kom, wat meer zelfvertrouwen. Wat zijn dat allemaal voor nutteloze gedachten, ter wijl er zo'n menigte andere zaken zijn, die acuut mijn aandacht vragen? Het wijzertje had al uit gemoeten en nu fluks opzij ge keken of ik nog niet nèt even een wiel rijder coupeer. Tenslotte het mooi over-de- hands gestuurde rechterbochtje en dan maar afwachten wat de geduldige lesgever rechts naast mij daar nu weer van vindt. „Niet slecht, niet slecht, maar zou u 'm niet eens in de tweede zetten?" En dan is daar tenslotte het opritje van een smalle brug in de binnenstad, waarop ik éérst een tegenligger moet doorlaten zodat het intrekken van de handrem gebo den is om niet achteruit een gelagkamer binnen te rijden. Wanneer ik daarna weer wil optrekken, moet ik de motor zóver op gang brengen, dat ik deze vóel trekken en dan pas de handrem induwen. Misschien ben ik wat dit betreft niet fijngevoelig ge noeg, want onmiddellijk na h~t naar voren stoten van de handrem maakt de wagen twee sprongetjes vooruit en dan slaat de motor af. Bij het opnieuw uittrekken van de handrem gaat de instructeur gemakke lijk achterover zitten. Wij kunnen ineens nergens meer heen. Op alle wegen rondom staan automobielen naar ons toegekeerd, die ons luide toe toeteren. „Er zal er één van hen terug moeten", zegt de instructeur, terwijl hij zachtjes de radio aanzet. „Maar dat doen ze meestal niet meteen. Ze claxon neren zeker eerst nog vijf minuten". Hij doet opgewekt: „ik ben blij dat u het mee maakt. Het zijn de nuttigste lessen. Dat optrekken van u was niets hè?" Terwijl het geloei om ons toeneemt en sommige automobilisten al roepend, uit hun deuren gaan hangen presenteer ik hem een sigaret. Ik voel me ineens wonderlijk rustig. Als ik op mijn fietsje had gezeten was ik allang door hen verbrijzeld. Nu roe pen ze alleen dat ik dom ben. Maar ze doen niets. Want ik ben autonoom op de weg. KO BRUGBIER BONN (U.P.). De Westduitse Bonds kanselier Konrad Adenauer zal de Rus sische premier Nikolai Boelganin een grote Duitse band-opnemer schenken met tal van opnamen van Duitse klassieke en lichte muziek, en Duitse volksliederen. Toen Adenauer Moskou een jaar geleden be zocht had Boelganin gezegd dat hij belang stelde in Duitse muziek. JERUZALEM (U.P.) Geologen en zoö logen van de Hebreeuwse universiteit heb ben vijf soorten van fossielen van water reptielen ontdekt, daterende uit het trias ongeveer honderdnegentig tot honderd tachtig miljoen jaar geleden. De vondsten werden onder leiding van professor Georg Haas gedaan in de Wadi Ramon, in het zuidelijk deel van de Negeb-woestijn. Een van de belangrijkste vondsten was de ont dekking van het fossiel van een tanys- tropheus, familie van de tegenwoordige hagedis, waarvan men tot nog toe alleen overblijfselen had gevonden in Zuid-Zwit serland en Duitsland. De tanystropheus had een lichaam van vijf meter lengte en een giraffe-achtige hals bestaande uit twaalf lange halswervels. Men veronder stelt dat dit dier aan de zeekust leefde en met zijn lange nek vis kon vangen. Vol gens de universiteit behoorden de meesle fossielen tot de uitgestorven groep van de notheassauriers. De onderzoekers bericht ten de vondst van een groot aantal skelet- delen, vele ribben en halswervels, en van goed-geconserveerde schedeldelen. De die ren, waarvan deze stukken zijn overgeble ven, maten gemiddeld drie meter en waren waarschijnlijk amfibieën die hun voedsel vonden in de zee en op het land uitrustten. Er zijn maar uiterst weinig complete ske letten van deze dieren gevonden. Andere resten waren van een uitgestorven reptiel, de placodent, met een krachtig, plat, schild- pad-achtig lichaam en vlakke tanden die harde zeedieren konden verwerken. Het lichaam van deze dieren was gepantserd. Ook heeft men resten van placodenten ge vonden die geen lichaamspantser hadden. De universiteit deelde mede dat alle resten bovengronds zijn aangetroffen. en dat sys tematische opgravingen wellicht gehele skeletten zullen opleveren.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1956 | | pagina 16