VOOR EEN VR N HET TW Het aapje DE LUTHERSE KERK IN AMERIKA KERKELIJK LEVEN Engelsen kopen minder, lenen meer boeken HET ONMENSELIJKE, DAT MENSEN ELKAAR AANDEDEN, MOET MET VEEL MOEITE WORDEN GOEDGEMAAKT Mb de b-pe^itaeb, maoJi niet komt" DE HELE vorige week door heb ben we jullie tekeningen en ver haaltjes over dieren ontvangen. We vonden het erg leuk en het spijt ons een beetje, dat we niet al jullie bijdragen in de krant kunnen zetten. Daar is nu eenmaal geen ruimte voor. Maar we hebben een keuze gedaan. Het is gebleken dat jullie liever tekenen dan verhaaltjès schrijven. Dat komt natuurlijk om dat jullie op school eerder wordt geleerd met kleurpotloden om te gaan dan opstellen maken. Kleuren en tekenen hebben jullie al op de bewaarschool geleerd en opstellen maken leren jullie pas echt goed als je in de hogere klassen van de lagere school zit. Er is zelfs een hele klas geweest, namelijk van de Theo Thijssenschool, waar de kinderen sa men tekeningen hebben gemaakt. De tekening van Hans Moos uit de tweede klas van de Theo Thijssen school hebben we in de krant gezet, maar dat wil nog niet zeggen dat de andere tekeningen niet leuk zijn. We hebben maar gewoon gekozen. Onze dank aan alle kinderen, die hebben meegedaan en vooral aan de tweede klas van de Theo Thijs senschool en de onderwijzeres, juf frouw E. W. Visser voor het leuke idee. Het aapje zat op een hekje - en stopte een olienootje in zijn bekje - de mensen hadden hem gevangen - toen het met zijn vrindjes vluchtte voor de slangen - opeens zag hij een cocosnoot - die was zo groot, zo groot - en er zat wat lekkers in - eerst probeerde hij het met zijn neus, dat ging niet - maar wat deed die slimme Piet? - Hij stak er zijn pootje door - „niet doen, niet doen!" riepen z,ijn vriendjes in koor - maar het aapje was erg eigenwijs - en opeens werd hij gepakt door Gijs - deze nam het mee naar huis - en riep opgewonden thuis - Ik heb een aapje gevangen Pa! - kijk eens wat lief hij is Ma! Margo te Nuyl, Haarlem. Brommer. Deze tekening maalcle Hans Moos van de Theo Thijssenschool in IJmuiden. De schildpad De schildpad is een traag beest. Het eet graag worteltjes, sla, tomaat en voor al planten. Wij hebben'bonen in de tuin staan, die heeft hij haast allemaal op gegeten. Soms graaft hij nog wel eens onder de schutting. Maar nu is de schildpad op school, voor kou, want 's winters moet hij een winterslaap doen dus, veel eten. Hard lopen, dat gaat niet. Maar ik vind 't niet erg. Pierjan, zo heet hij, is toch lief. Jan Babeliowski, Overveen. «JIX*X*X*XX*JWJ^JOUOCCIUIXXJOC*XXX> XJOO.J *AA. *'^xjuc>x*Kxxx««xxx>>x><>TOjL)oax>'xxKx*xoc>C)oo(x»xxrjuoc>xioax)f)C>30c*>xxxDooco^xooooooQOxx)onooc>x«oooooooocy>3c>rxx> Hoor de vogeltjes eens tsjilpen O, o, wat zijn ze blij O zeg pap wat zou er wezen Waarom zijn ze toch zo blij? Vroeg een meisje aan haar vader O zeg, weet je dat nog niet Het is over een paar dagen Dierendag. O ja, zei Griet O ja dierendag, O heden Daar had ik niet aan gedacht Daarom zijn de dieren vrolijk Daarom is 't dat ieder lacht. Jannie Langbroek, Haarlem-Noord. fcf* m\ /Ti I: 3 f j i.j Door Marjan van Steenbergen, Haarlem Poes ligt lekker te slapen (je moest haar zonet eens zien gapen) 't Wérd avond, 't was zeven uur Maar poes lag nog steeds bij het vuur Eindelijk was het vuur uit Toen trok poes een vervelende snuit. DEZE ZOMER HADDEN in Minneapolis en in de stad, die daar vlak tegenover ligt, St. Louis, twee belangrijke samenkomsten p'aats. In Minneapolis kwamen tweedui zend afgevaardigden samen als vertegen woordigers van een miljoen leden der Evangelical Lutheran Church om te spre ken over een vereniging met de American Lutheran Church, de Lutheran Free Church en de United Evangelical Church. In St. Louis vergaderde de Lutheran Missoury Synode. Haar twee miljoen lid maten werden vertegenwoordigd door dui zend afgevaardigden. Op de agenda van beide vergaderingen nam de oecumene, de wereldkerk, een be langrijke plaats in, maar de besluiten, die werden genomen., liepen zeer uiteen. Na- breedvoerige discussies werd de fusie tus sen de genoemde kerken een feit. Er werd trouwens niet anders verwacht, want hier over waren reeds gedurende enkele jaren voorbereidende besprekingen gevoerd. Het struikelblok bleek nog te zijn de naam, welke de nieuwgereformeerde kerk zou dragen. Men werd het eens over de naam „The American Lutheran Church". De fusie kwam daarna tot stand met dertien honderd zevenenzeventig stemmen voor en honderdnegenen twintig tegen. Tenslotte kwam de vraag aan de orde of men zich al dan niet zou aansluiten bij de Wereld raad van Kerken. In het verenigingscon cept was aangedrongen op onmiddellijke aansluiting. Maar er waren voor- en te genstanders. De laatsten hadden een pam flet doen circuleren, waarin zij de We reldraad de naam gaven van „de komende rode kerk". Zij verklaarden tegen aanslui ting te zijn bij enige groep, die de bijbel niet steeds als Gods Woord accepteerde en deze menigmaal onjuist interpreteerde. Toen de discussie der theologen het he vigst was, verliet een gewoon gemeente lid de vergadering om buiten even een luchtje te scheppen, terwijl hij de sprekers toevoegde: „Als jullie, dominees, een ogen blikje rustig kunnen zijn, hebben wij, le ken, de zaak in enkele minuten opgelost". En inderdaad, toen de theologen stoom hadden afgeblazen was de zaak in korte tijd beslist. De jonge senator Albert H. Quie, een boer uit Ènnison in Minnesota, diende een motie in, die aan de afgevaar digden een kans wilde geven om het ter rein grondig te verkennen. Hij beval aan, dat de American Lutheran Church „het lidmaatschap van de Wereldraad van Ker ken op confessionele basis zou aanvragen, en de kerkeraad zou machtigen de nodige stoppen te doen om tot het volledige lid maatschap te geraken". Senator Quie ging er van uit. dat men op geen enkel terrein recht van spreken heeft als men niet eerst dat terrein zelf heeft betreden. „De We reldraad vraagt ons zich bij haar aan te sluiten, en mét haar te getuigen. Laat ons dit dan nu doen". Hierop werd met bijna veertienhonderd stemmen voor en ruim zeshonderdtachtig stemmen tegen tot aan sluiting bij de Wereldraad besloten. EEN GEHEEL ANDER karakter droeg de vergadering in St. Louis. Op deze drie ënveertigste, driejaarlijkse synode werd nagenoeg zonder oppositie een verzoek af gewezen, door de United Lutheran Church en de Augustana Lutheran Church geza menlijk ingediend om de fusie van alle Lutheranen in Amerika in overweging te nr ->en „op basis van de geloofseenheid, zoals deze thans tot uiting komt". De af wijzing geschiedde, omdat „geen organi sche eenheid kan worden overwogen, al vorens eenheid is bereikt ten aanzien van de leer". Eenzelfde lot onderging een voorstel tot aansluiting bij de Lutheran World Federation: „Dit zou een vereni ging op geestelijk gebied betekenen, waar mee wij het leerstellig niet eens zijn". De president John W. Behnken verklaarde: „Er is slechts één ding te doen: wij moe ten weigeren. Als wij tot de Lutheran World Federation zouden toetreden., wordt ons getuigenis krachteloos gemaakt. Wij kunnen meer doen als wij daarbuiten blijven". Hoe nodig het overigens is, dat in de Lutherse kerk in Amerika over één wording wordt gesproken moge blijken uit het feit, dat tot voor kort het aantal Lu therse groeperingen in de Verenigde Sta ten niet minder dan honderdzevenenzestig bedroeg! De leesgewoonten van het Britse publiek schijnen te veranderen een verandering die door sommigen aan de televisie wordt toegeschreven. Er is een sterk verminderde vraag naar lichte belletrie, terwijl de vraag naar andere boeken dan romans stijgt. Tevens kopen de mensen over het alge meen minder en wordt er jaarlijks een groter aantal boeken door openbare lees zalen en bibliotheken in Groot-Brittannië uitgeleend. 2 9 SEPTEMBER 1956 £R WAREN geen toekomstige bewoner;, van het tweede Europadorp aanwezig, toen zondag in een boomgaard bij Bregenz, die afbelt naar het Bodenmeer, de officiële steen werd gelegd voor het eerste van twaalf tweegezinswoningen voor tacfitig tot negentig vluchtelingen. Een boreling is bij zijn doop aanwezig en laat zich soms nog horen ook, maar een ontheemde is nog onmondiger dan een zuigeling. Zolang hij niet is uitge zocht uit de onbenoemde massa van zijn lotgenoten, heeft hij slechts woordvoer ders, die hem evenmin kennen als hij hen kent. Die zegslieden vertegenwoor digen onpersoonlijke organen: de UNO, de Raad van Europa en allerlei hulp organisaties van staten en steden, pro vincies en particulieren, tezamen een Europese familie vormend, die heeft be grepen dat het onmenselijke alleen met menselijkheid ongedaan kan worden ge maakt. De overtuiging, dat nederzettin gen voor nog geen honderd mensen bij Aken en bij Bregenz, het begin zijn om driehonderd maal duizend ontheemden aan onderdak en werk te helpen, is een geloof dat bergen moet kunnen ver zetten. HET LEEK zondag wel een hagepreek bij de eerste bouwput in Hörbranz, waarvoor de dorpelingen van jong tot oud waren uitgelopen. De Belgische pater Pire, van de orde der predikheren, sprak beurtelings in het Frans en het Duits. Hij kon mee delen dat het geld -voor vijf huizen al bin nen was, dank zij giften van vrienden uit Oostenrijk, Frankrijk, België en Luxem burg en van een Rotary-club uit Antwer pen, maar dat voor zeven huizen het geld vijfendertigduizend gulden per stuk nog gevonden moet worden. De Raad van Europa heeft honderdduizend francs ge schonken uit de eerste opbrengst van de Europazegel. Het vertrouwen in de goede wil van Europa is zo groot, dat de plaatsen voor de volgende dorpen al gekozen zijn. Het derde zal bij Augsburg in Beieren, het vierde in Italië komen. Bescheiden plannen werden met grote overtuigings kracht ontvouwd op een eenvoudig dorps feest in de openlucht. Van de omstanders was er slechts één voor wie anderhalf uur staan kennelijk geen bezwaar was. Dat was een figurant van het orkest, met een martiale snor en ontluikende Franz - Jozef - bakkebaarden, die hetzelfde mosgroene jasje, rode vest, zwarte kuitbroek, witte kousen en half op geslagen hoedje droeg als de blazers. Hij had geen instrument, maar stond stram en onbeweeglijk in de houding als een zin nebeeld van het oude keizerrijk, waarvan velen, die thans vluchtelingen zijn, onder danen waren. Zo onwezenlijk als die schim van het oude OostenrijkHongarije, zo actueel was het betoog van pater Pire om mensen van alle geloven en spraken te bewegen hun naasten van verschillende nationaliteit en godsdienst zonder onder scheid te helpen. Een speciale vermaning kregen de Hörbranzers, die straks Polen, Wit-Russen en Balten als broeders in hun midden moeten ontvangen. Want zelfs iemand, die het bestaan der ontheemden in de oorlog heeft geleid en sindsdien in de beschutting van het normale leven is teruggekeerd, kan zich in het ghetto- complex, dat twaalf jaren kampleven een vluchteling heeft ingeprent, niet meer in leven. De „Hulp aan verplaatste personen" heeft de moeilijkste weg gekozen naar de oplossing van het vluchtelingenvraagstuk. De hoogste eis, die van de naastenliefde, wordt gesteld aan allen, die hieraan wil len meewerken. Van de meehelpers wordt verlangd, dat zij zich het lot van de ont wortelde persoonlijk aantrekken. Giften zijn welkom, maar briefwisseling met en geschenkzendingen aan pleeggezinnen worden op hoger prijs gesteld. De bewo ners van de gastdorpen en de immigranten krijgen de moeilijke taak samen een waar achtige gemeenschap te vormen. De ge vestigde moet zijn huis en hart openstellen voor de nieuweling en veel vergeven. De ontheemde moet in e£n vreemd land een nieuw leven beginnen en veel vergeten. De gemoedelijke aard van de Oostenrijker is een goede grondslag voor een vreed- zaam samenleven op een van de heerlijk ste plekjes van Europa, dat vlak na de oorlog een vrijhaven was voor duizenden Belgen, Fransen en Nederlanders, op thuis reis uit de dienstbaarheid van het nazi dom. EEN TREINREIS van meer dan vijftien uur bracht ons naar Bregenz, waar wij een voorproefje kregen van het wonder dat zeven dozijn vluchtelingen te wachten Woonruimte als geen onderdaan meer een krot zou bewonen. Het jammerlijke is, dat wij verleerd hebben ons te verontwaar digen over de grote noden van onze tijd, zoals het woningvraagstuk, de verkeers ongevallen of het vluchtelingenleed. Een mensenleven telt niet meer in deze eeuw van kostbare technische installaties. Dui zenden slachtoffers worden ons voorgezet in tabellen en beeldstatistieken en het raakt ons niet meer dan dat wij lezen over een slachtpartij die een of andere despoot uit de oudheid in een opwelling onder zijn onderhorigen aanrichtte. Als een pas getrouwde straaljagerpiloot voor de ogen van zijn jonge vrouw en ouders bij een scheervlucht over -zijn huis verongelukt, treft ons dat dieper. Het massale leed van vreemdelingen buiten de grenzen van ons staan in deze gastvrije omgeving. Het mooiste uitzicht krijgt men op de Pfander- höhe, een beboste berg van ruim duizend meter hoogte, waartegen Bregenz zich met de voet tegen de oever van het Bodenmeer schoor zet. Men is er snel met de kabelzweefbaan. Het panorama daar boven is een openbaring van vergezichten op de uitlopers van de Alpen, waarvan men beneden alleen het vermoeden heeft. De eerste woorden van de bijbel geven een adequate voorstelling van hetgeen men in de verte ziet: „de aarde nu was woest en ledig". Dichterbij is de schepping al in vervul ling gegaan. Waar het groene kruid de bergweiden niet bedekt, rijzeix en dalen de toppen van donkere sparrebossen en verdwijnen roodbruine slingerpaadjes achter de kammen. Aan de andere kant ziet men uit over de weidse oneindigheid van het meer, waarin de Rijn in een delta uit mondt en waar aan de horizon water en lucht in een ijle mist in elkaar overgaan. Hoe moeilijk is het deze overweldigende schoonheid te rijmen met het onmense lijke, dat mensen elkaar hebben aangedaan en dat met zoveel moeite weer goedge maakt moet worden. In het naoorlogse Europa zijn de vluchtelingen gezift als tarwe. Het kaf wordt steeds opnieuw ge zuiverd. Werk krijgen zij pas als geen burger van het gastland het begeert. voorstellingsvermogen doet ons niet hui veren. Hoe meer erover gesproken en ge schreven wordt, des te meer gewennen wy er aan het te noteren als een pro memo- riepost in de kantlijn van ons geweten, waar ook de miljoenen staan, die de na zistische en communistische terreur niet overleefden. WIJ STONDEN in, een boomgaard bij Bregenz en luisterden naar mensen die geloven met twee dozijn huizen voor Pater Pire, van de orde der Dominicanen, de initiatiefnemer voor de Europadorpen. zeven dozijn vluchtelingen iets te on dernemen. Daar is moed voor nodig. En vertrouwen dat in Europa de christelijke en humanitaire idealen nog voorhanden zijn. Als u dat vertrouwen niet be schaamd wilt maken kunt u geld over maken naar „Hulp aan Verplaatste Per sonen" rekening nr. 8510 Bank Pierson te Amsterdam. A. B. Op 6 mei werd in Aken de officiële steen gelegd voor het eerste Europadorp. De bouwwijze is aangepast aan de architectuur van de omgeving. MISSCHIEN kan in een roman de joden vervolging niet anders beschreven worden dan zoals de nu'zevenenzestigjarige Duitse Mari Mathi heeft gedaan in „Als de sper wer maar niet komt" („Wenn nur der Sperbel- nicht kommt"). In dit boek maakt Maria Mathi de afgrijselijke jodenvernie- tiging voelbaar, die in werkelijkheid niet meer tot leven komen kan dan in de kwel lende herinnering der overlevende slacht offers. Haar boek heeft een onthutsende trefkracht, omdat het ergste wordt verzwe gen, terwijl het niettemin het sterkst het verhaal beheerst. Deze dichterlijkheid van de boekconceptie maakte dit verhaal over het vei'volgen der joden mogelijk, heeft het tot een belangrijk document ge maakt dat er nog zal zijn, als de laatste mens, die de jodenvervolging tijdens de laatste wereldoorlog meemaakte, overleden zal zijn. Het is als een laatste woord. Maria Mathi werd in 1889 geboren in het dorpje Hadamar, waar. zij ook het ge- beui'en uit haar laatste boek laat plaats hebben. Zij publiceerde in tijdschriften ge dichten en behalve de boeken „Tagebuch einer Werdenden", „Schnitter Tod und Gartner Gott" ook een historische roman uit de tijd van de dertigjarige oorlog „lm Schatten der Riesenfrau". „Als de sperwer maar niet komt" is vooral beklemmend omdat het, in een be daarde taal geschreven, doet ervaren hoe het antisemitisme kan groeien in een idyl lisch dorpje, dat in landelijke beslotenheid en met een vredige samenleving veilig lijkt voor welke splijtzwam dan ook. Maar bij na zonder contact met de buitenwereld, paradijselijk geïsoleerd, wordt het toch rijp voor het ogenblik, waarop twee gi-oepen - die nauwelijks veertig jaar geleden in kin derlijke vriendschap samen in de school banken zaten - elkaar vijandig zijn. De ene voert de andere naar de gaskamer en verbrandingsoven, die aan de rand van het dorpje zijn gebouwd. Zonder tastbare oor zaken is het antisemitisme uitgebroken in de plaats, die er geen ooi-zaken voor leek te bezitten. Dit feit versterkt het dichterlijke van het boek, de symbolische kracht er van: het dorpje Hadamar kan overal zijn de mensen zijn eveneens alom mogelijk. Niet de verschrikking van de gaskamers staat voorop, maar de ooi-zaak daarvan, het antisemitisme, dat niet een Duitse „monopolie" is. Weliswaar wordt de symboliek in het boek soms op de spits gedreven, wordt zij een vaag aanduiden in ingewikkelde for muleringen, die eenvoudig moeten lijken. In mythische, soms chassidisch aandoende bezweringen wordt een emotie gesugge reerd die niet overkomt, die er misschien ook niet was. Daar schiet de bejaarde schrijfster tekort, maar misschien is aan datzelfde gebrek aan gepassioneerdheid te danken, dat de schrijfster er uitmuntend in. slaagde de alledaagse en schijnbaar wei nig ingrijpende gebeurtenissen in christe lijke en joodse gezinnen - vooral de laat ste - zo te beschrijven, dat de benauwende groei van het antisemitisme des te onheil spellender door de lezer ervaren wordt. Daar wordt het gesignaleerde tekort pure winst. Meesterlijk is de beschrijving van de laatste gang van de laatste joden uit het dorp, zeven oude mensjes die in het plech tige zwart van hun Sabbathkleren naai de gaskamers gaan. Meesterlijk is ook de beschrijving van de enig overlevende jood uit het dorp, Siegfried Güldenstein, de „honderdvoudig gestorvene en enige over levende, de nieuwe Job, door de zo vurig begeerde dood versmaad opdat hij de last van de levenden verder zou dragen". Het boek is, door uitgeversmaatschappij Holland zeer mooi uitgegeven. De vertaling van mevrouw K. Spierdijk-Ernst heeft voortreffelijk Nederlands opgeleverd. Het omslagontwerp van Tientje Louw is doel treffend door de dreiging in beeld en kleu ren. TON NEELISSEN

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1956 | | pagina 15