De grondlegger van het volkenrecht DOCTOR JAN ALBERT BAN Gesprek met Audrey Hepburn Kruiswoord-puzzel tussen kippeboutjes door Leven in het heden Nieuwe films op stapel OPVOEDING VAN VIER BRUINE Keuze uil keuze TEPERSTE LUCHT HOUDT ZWEEDS MEER IJSVRIJ GROTE DENKERS IN HUN GEWONE DOEN Droeve ballingschap De muzikale pastoor van het Haarlemse Begijnhof Een slavenbestaan, dat met goud wordt gehonoreerd Deze getekende grap is overge tomen uit „The piek of Punch", een boek, dat bij de uitgeverij André Dcutsch in Lon den verscheen en een keuze bevat uit de schrijverijen en cartoons, die in het genoemde Engelse blad in het afgelopen jaar verschenen. De keuze werd gemaakt door Nicolas Bentley. TEGEN HET EINDE van de vijftiende en in het begin van ds zestiende eeuw zwermen Columbus, Vasco da Gama en andere koene ontdekkingsreizigers uit over de oceanen op zoek naar nieuwe landen. Als zij, thuisgekomen na hun ontdekkin gen, vertellen over de onmetelijke rijk dommen, dje zij aantroffen in de onbe kende gewesten, die zij bezochten, ont waken bij hun landslieden de winzucht en het verlangen naar avontuur. Weldra ont staat tussen de Europese volken een ware wedloop om het eerste in de verre en rijke landen overzee voet aan wal te zetten en koloniale rijken te stichten. Het gaat zoals het altijd gaat als er geld op het spel staat. De concurrenten gunnen elkaar het licht in de ogen niet. Zij zien er niet tegen op eikaars schepen te plunderen. Met de wapenen in de vuist bestrijden zij elkander de pas ontdekte gebieden. Roof en ruzie zijn aan de orde van dag. Maar middenin deze strijd, middenin de tijd waarin een van deze volken het Nederlandse in het Verre Oosten een geweldig koloniaal rijk grondvest, staat er in zijn midden een man op, die tot de dag van heden beroemd is gebleven als de eer ste, die aan ruzie en roof een einde wilde maken door een voor alle volken aanvaard bare rechtsgemeenschap in de wereld te vestigen. Die man is de beroemde Neder landse grondlegger van het volkenrecht: Hugo de Groot of met zijn verlatijnste naam Hugo Grotius. GEBOREN IN DELFT in 1583 uit een oud geslacht van regenten en geleerden geeft hij al heel jong blijk van een uitzon derlijke begaafdheid en een geweldige leergierigheid. Op elfjarige leeftijd wordt hij student aan de Leidse hogeschool. Een jaar later verschijnen zijn eerste publica ties: een Latijns en een Grieks gedicht. Op zijn veertiende jaar verdedigt hij stellingen op rechtsgeleerd, wijsgerig en wiskundig gebied. In 1598 vergezelt hij de Nederland se landsadvocaat Johan van Oldenbarne- velt op een diplomatieke zending naar Frankrijk. Hier wordt hij nauwelijks vijftien jaar oud aan de Franse koning Hendrik de vierde voorgesteld als „het wonderkind uit Holland!" Teruggekeerd naar zijn vaderland vestigt de jonge ge leerde. die niets liever zou doen dan zijn leven aan de studie wijden, zich op aan drang van zijn vader als advocaat te Den Haag. Nog maar zestien jaar oud kruist hij reeds voor de Hoge Raad de degen met ver grijsde advocaten van de tegenpartij. Zijn cliënten kunnen vertrouwen hebben in dit wonderkind, want hij blijkt uiterst gevat en steekt de oude rotten in het vak meer malen de loef af. In 1604 wordt De Groot door de twee jaren eerder opgerichte Oost- Indische Compagnie aangezocht als haar raadsman op te treden in een proces over de rechtmatigheid van het in beslag nemen van de Santa Catarina, een Portugees schip met een waarde van meer dan drie miljoen gulden. Nederlandse schepen heb ben een jaar te voren dit schip in de Straat van Malakka buitgemaakt om represailles te nemen tegen de Portugezen, die de Ne derlandse belangen in Oost-Indië op alle mogelijke manieren trachtten afbreuk te doen. Omdat deze inbeslagneming wordt veroordeeld door vele Nederlanders, die niet op de hoogte zijn van de Portugese intrigues in de koloniën, leidt zij tot een proces. De eenentwintigjarige Haagse jurist krijgt'de belangen der Oost-Indische Com pagnie te verdedigen. IN 1605 HEEFT De Groot zijn pleidooi gereed. Hij somt de misdrijven der Portu gezen op en betoogt, dat Portugal geen uit sluitend recht bezit op de Oost-Indische handel, zodat het in beslag nemen van de Santa Catarina als een rechtvaardige straf oefening dient te worden beschouwd. Het pleidooi wordt echter niet gepubliceerd om dat de openbare mening de hele kwestie al spoedig is vergeten, maar wel verschijnt in 1609 één hoofdstuk er van, de beroemde verhandeling „De vrije zee", waarin De Groot de vrijheid der zee verdedigt en stelling neemt tegen het Spaans-Portugees monopolie van de vaart op Indië. De ver ontwaardiging der Engelsen over het door De Groot verdedigde standpunt, dat de zee een „gemeenschappelijk goed" is, loopt zo hoog, dat Koning Jacobus de eerste door zijn gezant in de Nederlanden in 1619 bij de Staten-Generaal laat aandringen op be straffing van de man, die het waagt de vermeende Britse rechten aan te tasten. Maar de regeerders der Republiek leggen dit dringende verzoek naast zich neer. In de eerste plaats achten zij zich te hoog om zich door vreemde vorsten de wet te laten voorschrijven. In de tweede plaats bevindt De Groot zich ten tijde van Jacobus' diplo matieke stap al in gevangenschap door dat hij zich in de binnenlandse politieke strijd heeft gemengd en aan het kortste eind heeft getrokken.... ALS DE GROOT samen met Oldenbarne- velt wordt gevangengenomen komt er een plotseling einde aan zijn prachtige loopbaan in de Lage Landen. De man, die in „De vrije zee" op de bres heeft gestaan voor de verdediging van de rechten van zijn zee varend volk, wordt op 18 mei 1619 tot le venslange gevangenisstraf veroordeeld en korte tijd later overgebracht naar kasteel Loevestein. Gedurende twee jaar schrijft of ontwerpt hij daar een groot aantal his torische, rechtsgeleerde en litteraire wer ken. Geholpen door zijn vrouw, Maria van Reigersberch, en het dienstmeisje Elsje van Houweningen, ontsnapt hij vervolgens in de boekenkist. Hij gaat naar Gorcum, van waar hij, als metselaar verkleed, eerst Ant werpen en later Frankrijk weet te berei ken. In Parijs wordt De Groot aanvanke lijk wel met open armen ontvangen maar als blijkt, dat hij geld noch goed bezit en moet leven van dè geringe geldmiddelen van zijn vrouw, staat de Franse regering hem morrend een beperkt jaargeld toe. Maar de Franse schatkist is berooid, het beloofde jaargeld wordt zeer onregelmatig uitbetaald en de familie De Groot leeft weldra in stille armoede, ver van het ge liefde vaderland. De Groot zoekt in Parijs vergetelheid in zijn arbeid. Hier maakt hij zijn beroemde hoofdwerk: „Over het recht van oorlog en vrede'", waaraan hij al in Loevestein is begonnen .Maar zijn leven is geknakt. Als ook nog zijn geliefdste dochter sterft heeft het leven alle aantrekkelijkheid voor hem verloren. Het inmiddels verwor ven ambt van Zweeds Gezant in Frankrijk wordt hem een last. Op een terugreis van Zweden in 1645 sterft hij in Rostock. ZO STERFT in den vreemde een van de beroemste rechtsgeleerden van alle tijden en alle volken, de schrijver van het boek dat Néderland tot „het land van Grotius" zou maken en waarin de grondslagen van het volkenrecht voor eens en altijd zijn gelegd. Als een wijs vermaan, ook voor onze tijd, klinken woorden, waarmee de vader van het volkenrecht zijn hoofdstuk besluit: „Hoe stipt men zich ook gedurende de oorlog tegenover de vijand houdt aan het gegeven woord, men mag nimmer een gerust geweten hebben, noch vol vertrou wen zijn in de bescherming des hemels, in dien men niet bij alles, wat men in de oorlog verricht, onafgebroken de vrede voor ogen houdt." STOCKHOLM (U.P.) Het Malarmeer in Zweden, dat iedere winter vanwege ijs gang minstens zes weken achtereen onbe vaarbaar is, zal misschien binnenkort over een lengte van honderdnegentig kilometer een ijsvrij traject krijgen. Zweedse inge nieurs hebben namelijk plannen gemaakt om door middel van geperforeerde plastic- of rubberbuizen lucht door het water om hoog te blazen. Negen havens aan het Malarmeer zullen door deze ijsvrije water weg met elkaar verbondon worden. Deze havens nemen een belangrijke plaats in omdat vandaar een groot deel van de Zweedse uitvoer voornamelijk staal, krantenpapier verzorgd wordt. Van het Malarmeer is een verbinding naar de Oostzee. In het eerste stadium van de plan nen zullen de havens Vaesteraas en Soe- dertaelje door een negentig kilometer lange ijsvrije doorvaart met elkaar verbonden worden. De doorvaart door het ijs zal twaalf tot twintig meter breed zijn, zodat zeegaande schepen er passeren kunnen. De mensen die achter dit plan staan wij zen erop. dat het de steden aan hel meer en het achterland ijsvrije havens geeft, het hele jaar door, zodat havenarbeiders, loodsen en douaniers het hele jaar door werk hebben. De kosten van het plan heeft men geschat op driemiljoen achthonderd duizend Zweedse kronen (ongeveer 2.6 mil joen gulden), terwijl de kosten voor het gedurende twee maanden per jaar in wer king hebben van de installatie ongeveer driehonderdduizend kronen (ongeveer tweehonderdtwintigduizend gulden) zullen bedragen. Op het eerste gedeelte van het traject zullen twaalf persluchtstations worden aangesloten. DE STRAATJES tussen de Jansstraat en de Bakenessergracht behoren niet tot die stadsgedeelten, waardoor Haarlems stedeschoon beroemd is geworden. Het Begijnhof is ook maar een armetierig ge val. In mijn jeugd stonden daar mooie hoge bomen, die de bekoorlijkheid van het torentje en van het kerkje met het hoog opgaande koor accentueerden en zag men daarbij de ouder wetse vrachtrijders- op-de-buitengemeen ten, zodat er vredige geluiden klonken van en stampende paar den. Zou deze oude plek nu altijd het tegenwoordige asse- poester-voorkomen moeten houden? Aan cultuur ont brak het er zeker niet altijd. Busken Huet was meer dan tien jaar van 1851 tot 1862 predikant bij de Waalse gemeente en vóór de hervorming, in de zeventiende eeuw, was er een kunstzinnige pastoor, Jan Albert Ban, die naast zijn pastorale bemoeiingen op zeer intensieve wijze de muziek beoefende. Ik had daar in mijn jonge jaren ook wel van gehoord en er mij toen weieens in verdiept, of in het tot woonhuis dienende gedeelte van de kerk, tussen koor en toren, ooit een clavecymbel zou hebben gestaan, waaraan een oud, eer waardig man als hij zijn Begijntjes in de geestelijke vreugden van het verstervende leven had gesterkt, de vrome Gregoriaanse melodieën, tevoren in de kerk gezongen nog eens naproefde en wie weet ze met eigen muzikale omspelingen versierde? Dat de geleerde priester ongetwijfeld een clavecymbel of een clavichord moet heb ben bezeten, is mij later duidelijk ge worden. Jan Albert Ban stamt uit een oud Haar lems geslacht en werd in 1597 of 1598 in de Spaarnestad geboren. W. H. Thijsse deelt in zijn „Zeven eeuwen Nederlandse muziek" mede, dat Ban, naar de latini serende mode van zijn lijd ook wel Ban- nius genoemd aan een buitenlandse universiteit (Keulen of Leuven) zijn doc torsgraad behaalde zowel in Romeins als in kerkelijk recht. Na zijn priesterwijding werd hij tot kapelaan, in 1630 tot pastoor van het Begijnhof benoemd. Hij heeft het Graduale en het Antifonale (verzamelingen van Gregoriaanse gezangen) herzien, hij componeerde zelf, maar heeft zich voor namelijk bewogen op muzikaal-theoretisch gebied. Nog jong, op 27 juli 1644, over leed hij. Ban was tijdens zijn leven een man van grote reputatie. Hij dankte die in de eerste plaats aan zijn composities en zijn theo retische onderzoekingen, die hem met velen van zijn beroemde tijdgenoten in aan raking brachten, maar ook zijn beminne lijke en uitzonderlijke persoonlijkheid droeg daartoe bij. Dat hij in muzikaal op zicht autodidact was kan wellicht de kunstwaarde van zijn composities, waar van er helaas maar enkele zijn bewaard gebleven, hebben geschaad, aan de gron digheid van zijn theoretische onderzoekin gen heeft het niets afgedaan. Zij strekten zich uit over het gebied van de harmonie leer, de zangkunst en de akoestiek. Hij onderging de invloed van Descartes, die zoals men weet vele jaren in ons land verbleef en door nau we vriendschapsban den .net Ban verbon den was. De Cartesi aanse stelling, dat de gemoedsbewegingen dienen beheers1 te worden door 't rede lijk denken, onder schreef Ban geheel. Hij stond op het standpunt, dat de muziek, inplaats van naar ieders toevallige smaak, naar vaste en bewijsbare regels beoefend moest worden, dat de eisen die de tekst stelt bij het componeren moeten worden gerespecteerd. Dat deze man enige opvallende prin cipes koesterde op het gebied van de taal zuivering doet ons nu meer vermakelijk dan gewichtig aan. Zoals de Vlamingen het mildknorrende blaasinstrument, dat bij ons fagot heet, baspijp noemen (veel aardiger dan fagot!) zo wilde Ban de vier mense lijke stemmen, algemeen bekend onder de namen sopraan, alt, tenor en bas, betitelen als: bovesangh, hooghstem, neurie of na tuurstem en grondstem. Een octaaf is een „achtelingh" bij hem, een drieklank: „drie- lingh" en een dissonant „onklank" enzo voort. Dit purisme heeft echter geen in gang gevonden. Ban behoorde tot de Muiderkring en verkeerde dus met mannen als Hooft, Huygens, Dirk Sweelinck en vele anderen. Hooft waardeerde het zeer, dat de kunst zinnige pastoor gedichten op muziek zette, wat duidelijk blijkt uit deze passus uit een zijner brieven: „Dat U.E. zich gewaardigt heeft, mijne waaterlandtsche Muzen in 't pak te steeken, daarover vind ik mij ten hoogste aan U.E. verplicht, hoewel niet zonder zorge, dat dit hoofsche gewaadt haare boersheid maar te meer beschamen zal." De pastoor van het Begijnhof moet stellig over een klavier hebben beschikt, want hij heeft zich intensief bezig gehou den met het akoestische probleem van de stemming dezer toetseninstrumenten. Hij ontwierp een klavier, waarop de onhar monische tonen (bijvoorbeeld cis en des, dis en es enzovoorts) ieder een eigen toets kregen en noemde dit instrument: „het volmaekte klaeuwier". Het is een der vele experimenten geweest, die aan het com promis van Werckmeister vooraf gingen, maar het loste de moeilijkheden niet op om de theorie met de eisen van de praktijk te combineren. JL WILLEM ANDRIESSEN u Van onze correspondent in Parijs) Wij hadden ons die ochtend met een zeer bijzondere zorgvuldigheid geschoren. Des lezers gerechtvaardigde belangstelling voor feiten van betekenis kennende, willen wij u ook best onthullen waarin de reden van die exquise zorgen heeft gescholen. We zouden dan die dag worden voorgesteld aan niemand minder dan Audrey in persoon, Audrey Hepburn. Zij „draait" op dit moment in Frankrijk een film samen met Garry Cooper die zijn 57 jaren nog altijd fnet een welhaast jongensachtige flair te dragen weet en met die an dere „jeune-premier-op-ja- ren", Maurice Chevalier (68), die als vader optreedt. De regisseur is de Amerikaanse Oostenrijker Billy Wilder en de titel van de film luidt „Love in the afternoon". Lief de in de namiddag. De bui tenopnamen geschiedden die dag op een minuscuul eilandje ter grootte van een boerezak- doek dat gelegen is in de vijver van een verrukkelijk park, een kleine veertig kilo meter ten westen van Parijs. Toen wij op de plaats van handeling arri veerden was regisseur Wilder juist bezig met een scène, waarbij Audrey en Gary tijdens een picknick prille amoureuse ge voelens doen ontwaken en toen we, ruim 3 uur later, weer vertrokken stond die scène, die op het doek nog geen 2 minuten in beslag zal nemen, nog altijd niet tot te vredenheid van de heer Wilder op de band. Dit is dan die scène: Audrey heeft zich op de grond neergevlijd voor een tafeltje met spijzen en een fles champagne. Ze kluift aan een kippeboutje. Gary zegt iets van een zakenman in im- en export aie zich ook wel voor Audrey moet interesseren en Audrey noemt zijn naam: Sebastien. Ver volgens raakt ze met het kippepootje even aan zijn knie en trekt Gary Audrey in zijn armen om haar een (film)kus in de hals te drukken. Heel simpel en eenvoudig allemaal, maar nu de praktijk. Eén maal begint ergens een eend te kwekkeren. Wil der zegt :„Het was heel goed, maar we moeten het nog eens overdoen". Dan loopt er iemand niet ganselijk geruisloos over een ijzeren bruggetje. Wilder zegt: „It was really very good", maar we doen het nog één keertje over. Dan komt er een vliegtuig over, dan moet uw verslaggever even kuchen waarop hij niet zo'n welwil lende blik van de heer Wilder krijgt toe geworpen dan verspreekt Gary zich even en dan, en dan, en dan, en dan. En elke keer klinkt weer dat allervriendelijkste verzoek van .de regisseur om laatste her haling terwijl iedere minuut zoveel hon derd gulden kost. Zo ontstaat gedurende tien weken a rai- son van zeker acht iften per dag een film, en het is goed dat een doorsnee bioscoop bezoeker dat gezwoeg eens een keertje bij woont, omdat iedereen bij tijden wel eens de neiging heeft te menen dat die met goud- behangen sterren en vedettes hun fortui nen toch maai-'op hun slofjes bij elkander weten te spelen. In waarheid leiden ze een slavenbestaan. Met dit onderscheid dan al leen natuurlijk dat slaven 'over het alge meen niet zo breed gehonoreerd plegen te worden. Het doet even vreemd aan deze Ameri kaanse beroemdheid zo uit stekend Ho'ands te horen spreken, al worden sommige accenten dan wel eens op ijn Engels gelegd. Ze antwoordt op mijn vragen met charmante te welwillendheid, maar ook niet zonder diplomatie. „Werkt u liever in Frankrijk of Amerika". „Hoe verschillend ze ook zijn, ik houd van beide lan den even veel". „Speelt u bij voorkeur to neel of film?" „Ik vind dat werk alle twee heerlijk. Wel erg verschillend, natuurlijk. Op het toneel is een klein foutje niet zo verschrikkelijk natuurlijk en je beleeft hier het stuk ten minste in één adem". „Dansen doet u niet meer?" „In „Funny face" mijn laatste film, dans ik nog even. Van echt trainen kan natuur lijk niets meer komen." „Vindt u dat jammer?" „Het zou wel erg ondankbaar van me zijn, vindt u niet, nu ook nog iets te be treuren. Ik heb zo enorm veel geluk in mijn leven gehad. Het is allemaal zo reus achtig meegelopen." „Wat zijn uw verdere plannen?" „Na deze film keer ik terug naar New York. Met mijn man Mel Ferrer moet ik dan repeteren voor een televisie-voorstel ling van „Mayerling". „Komt u binnenkort ook weer eens naar Holland?" „Dat kan ik nog niet zeggen. Mijn leven is zo krankzinnig bezet. En ik verlang ook wel een beetje naar ons huis in Californië. Daar zitten de kinderen van mijn man op ons te wachten. Ik houd bijzonder veel van hen." Op ditzelfde moment komt er weer wat beweging op het zakdoekeilandje en er wordt een mand met verse kippepootjes aangedragen. Audrey kijkt even een nuance zuiniger: „Ik kan geen kip meer zien. Maar dat komt wel weer in orde. Na die scène in „Roman Holiday", waarin ik een ice cream zit te eten, heb ik maandenlang alle ijs gehaat. Dat is nu ook weer over. Maar nu moet ik toch weer aan de kip." En dan volgt weer de picknick-scène en kluift Audrey opnieuw aan haar boutje GRAFIEK UIT PORTO RICO Na een langdurige uitwisseling van mo dellen en gegevens heeft de steendrukke rij De Jong en Co te Hilversum de be schikking weten te krijgen over een repre sentatieve collectie grafische kunst uit Porto Rico, die momenteel in de kantine van het bedrijf wordt tentoongesteld. Horizontaal: 1. meisjesnaam; 4. meer voud (afk. Lat.); 6. bakt men brood van; 7. metaalsoort; 9. bekende afkorting; 10. hogepriester te Silo; 12. ontkenning (Eng.); 13. zonder afwisseling; 16. boom; 17. voor naamwoord; 19. oude stad in België; 22. voorzetsel; 23. rivier in Zwitserland; 24. munt in China; 25. versterkt kasteel; 27. vloeistof; 29. voorzetsel; 30. smekenc' woord. Verticaal: 1. verstand; 2. dat is (afk. Lat.); 3. doornat, 4. rivier in Italië; 5. in wendig lichaamsdeel; 6. streep op de grond, waarbij men begint met een of an der spel; 7. linnengoed; 8. muzieknoot; 11. soort onderwijs (afk.); 14. nieuw (Gr.); 15. Europeaan; 18. vorm, fatsoen; 19. touw (Mal.); 20. gebod; 21. iedere; 22. staatsbe drijf (afk.); 26. voorvoegsel; 28. na dato (afk.). Oplossing van de vorige puzzel: Beeldhouwer, portretschilder, dagblad redacteur, toneelspeelster, schout bij nacht, radio-omroeper, professor in de chemie, hoofdcommies, directeur van de keurings dienst, treinconducteur, plant- en dierkun de lerares, inspecteur van belastingen. Om in aanmerking te komen voor een van de drie geldprijzen ad f 7,50, f 5.en f 2,50 dient men uiterlijk dinsdag 17 uur de oplossing in te zenden aan een van onze bureaus: in Haarlem: Grote Houtstraat 93 en Soendaplein in IJmuiden: Kennemer- laan 186. Men wordt verzocht de oplossingen uit sluitend per briefkaart in te zenden, met duidelijke vermelding: „Puzzel". De prijswinnaars van de vorige puzzel zijn: H. v. d. Aar, Venneperweg 1197, N. Vennep Post Haarlemmermeer f 7.50; H. J. Lemmers, v. d. Meerstraat 19, Haarlem f 5,J. v. Woensel-Weers, Kr. Mijdrecht- straat 33, IJmuiden f 2,50. „In die Frachtvvagen" In Hoorn zal zeer binnenkort worden overgegaan tot de restauratie van het uit historisch-architectonisch oogpunt belang rijke perceel „In die frachtwagen" aan het West, een op de topgevel na volkomen in tact huis uit 1612. Van oorsprong is het een bestelhuis. Ook thans wordt het nog be woond door de familie Tros, die een trans portonderneming heeft. IN onze uiteraard beknopte aankondi ging van het Avro-programma voor het komende seizoen in ons blad van verle-. den week zaterdag hebben wij gewag ge maakt van het voornemen van een reeks „Mengelbergconcerten", hetgeen een her haling „uit den treure" werd genoemd. Een onzer lezers heeft aan die uitdrukking, door hem als laatdunkend opgevat, aan stoot genomen. Wij haasten ons te ver klaren, dat onze critische opmerking ons geenszins werd ingegeven door bedenkin gen tegen de persoon of de artistieke op vattingen van Mengelberg, want die zijn hier in het geheel niet in het geding, zelfs al zou men die bezwaren delen. Het gaat hier namelijk uitsluitend om het program mabeleid van een onzer omroepverenigin gen-. Dat men de behoefte gevoelt gestor ven grote kunste1 naars van tijd tot tijd te eren. is begrijpe lijk. Het is echter aanbevelenswaardig, dat een dergelijke VZ herdenking een in cidenteel karakter behoudt, bijvoorbeeld samenvallende met de datum van het overlijden van de kun stenaar of, zoals in rooms-katholieke kringen ter gelegenheid van Allerzielen wel gebruikelijk is. De praktijk dwingt daartoe ook, want zou men op een breed vlak alle voor een herdenking in aanmer king komende kunstenaars willen eren, dan zou men a' spoedig zendtijd tekort ko men. Wanneer men dus, zoals in het ge- val-Mengelberg geschiedt, één figuu. uit- Voor de microfoon EEN MILDE ZOMERDAG. De zonnestralen stoeien met de keizerskroon op de Wester toren. In gedachten neem ik u mee naar Artis. We gaan nu eens niet naar de apen toe, maar nemen een kijkje in het beren huis, waar berenmoeder Frieda met haar kroost woont. Zij heeft begin januari het leven geschonken aan vier jolige bruine beertjes, die hun moeder dagelijks veel last bezorgen. Zij verkeren in goede wel stand, maar hel heeft een heleboel zorg en moeite vereist voor het zover was. Er ging een hele geschiedenis aan vooraf, die ik u zal vertellen. Omstreeks Kerstmis van het vorige jaar merkte men aan het gedrag van Frieda, dat de geboorte van de jongen niet lang meer op zich zou laten wachten. Het voer, dat zij kreeg, gebruikte zij om er een nest van te bouwen, een onmiskenbaar voor teken. Er werd besloten een soort imitatie- hol voor haar in gereedheid te brengen, bestaande uit een nachthok, geheel met schotten van de buitenwereld in dit geval het berenhuis afgesloten. Daar zij toch niet meer at verving men haar dage lijks voer door stro, een beter materiaal voor het bouwen van een nest dan groente, vlees en brood. Frieda werd geheel aan haar lot overgelaten, de oppassers keken niet meer naar haar om. Gedurende ge ruime tijd kreeg Frieda als beste verzor ging geen enkele verzorging! Elke dag ging de oppasser naar de kraamkamer om poolshoogte te nemen en eindelijk hoorde men klagend schreeuwende geluidjes. De beertjes waren dus ter wereld gekomen! De luiken bleven echter voor het hok en er werd voer, noch drinken gegeven.' De dagelijkse rapporten luidden eentonig: „Weer het geluid van jonge beren gehoord. Berin maakt het uitstekend". Het was ongetwijfeld een verwon deringwekkende wijze van verzorging van een moeder met jongen, een grote tegen stelling met wat bij andere dieren wordt gedaan. Toch was het de enige juiste methode. Bruine beren leven namelijk op het noordelijke deel van de wereld, waai de winters vaak zeer streng kunnen zijn. Zij eten bijna alleen plantaardig voedsel, aange.vuld met het vlees van andere, over wegend kleine dieren. De winter is voor hen 'n moeilijke tijd, omdat 't nodige voed sel ontbreekt. Beren eten het meest in de lente en in het najaar. In die tijd vjordt er onder hun huid een dikke vetlaag gevormd, waar zij gedurende de winter op teren. Zij doen wat kalmer aan, eten wat minder en slapen wat meer. Een winterslaap houden zij niet, wel iets dat er in de verte op lijkt. Zij zijn te vergelijken met de man, die in de winteravonden vroeger naar bed gaat dan gewoonlijk, omdat de kolen op zijn. Jonge beertjes komen in het holst van de winter ter wereld, dus op een ogenschijnlijk zeer ongunstig tijdstip. In werkelijkheid kan het echter niet beter, want gedurende de maanden dat de jongen in het nest blijven verlaat de berin het hol niet. Het is inmiddels al weer lente gewor den als de kleinen de kleutertijd zijn ont groeid en enigszins op eigen benen gaan avonturieren. Dan is er weer voedsel genoeg te vinden voor hongerige magen. Onze beertjes groeiden langzaam en voorspoedig op. Na enige tijd werden de schotten verwijderd en zagen de kleinen eindelijk letterlijk het levenslicht. In ge vangenschap geboren beren blijven meestal niet in leven. Of het nu aan de toegewijde zorg van hun „berenmamma" lag, of aan de prettige sfeer in de hoofdstedelijke dierentuin, dat is moeilijk te zeggen, in ieder geval zijn de lieve kleine beertjes in enkele maanden tijds uitgegroeid tot beslist niet ongevaarlijke „teenagers". P. V. FRANCES Goodrich en Albert Hackett, die dit jaar de Pulitzerprijs hebben ge wonnen met hun toneelbewerking van het dagboek „Het achterhuis" van Anne Frank zijn aangewezen om een scenario te ma ken voor een film, die gebaseerd zal zijn op de roman „Un certain sourire" van de Franse schrijfster Frangoise Sagan. Er zal in Hollywood ook de reeds sinds lange tijd voorgenomen nieuwe filmversie van „A farewell to arms" naar de roman van Er- nest Hemingway worden gemaakt. Jenni fer Jones zal er de vrouwelijke hoofdi-ol van Catherine Barkley in spelen. Er is al een filmbewerking klaar gekomen van Hemingway's „The sun also rises". Voorts zal er een filmbewerking komen van Dosto- jevski's „De gebroeders Karamazov". kiest voor een meer dan incidentele her denking de Avro doet dit tenslotte met een zekere nadruk al jarenlang dan be gaat men twee onrechtvaardigheden: één aan de kant van de andere reeds gestor ven evenzeer verdienstelijke kunstenaars, de tweede met betrekking tot de levende artiesten. Dat laatste zal velen des te ster ker aanspreken wanneer men weet dat het in dit geval om een Van Beethovencyclus gaat, in principe een jaarlijkse, maar ook een. levende traditie. Dat wil zeggen een gelegenheid voor de dirigenten van déze tijd om van hun eerbied jegens de groot meester van de symfonische vorm te ge tuigen. De omroep heeft de taak die le vende traditie het gehoor te verschaffen dat haar toekomt, omdat de radio bij uit stek het medium van de actualiteit is. Met een voortdurende confrontatie van uitvoe ringen uit de verleden tijd doet men zowel de gestorven als de levende kunstenaars onrecht, de eersten omdat de artistieke waardering voor hun muzikale inzichten zich in de loop der jaren wijzigt, de twee den omdat niets zo verlammend is als het gevoel in de schaduw van grote voorgan gers te moeten werken. Men dient hier beslist geen tekort aan historische waardering in te zien. Het is een natuurlijk proces, dat zowel voor de biologie als voor de cultuur geldt: er wordt geweldig veel geproduceerd, dat nimmer tot zijn recht komt en dat slechts dient als fundament voor de betrekkelijk weinige voortbrengselen die opvallen. Dat verklaart ook het vervagen en vergeten ra ken van zoveel oudere kunstwerken, wel ke verdrongen worden door het nieuwe le ven dat zich in steeds weer andere vormen openbaart Houdt men het oude kunstma tig in stand, dan verstikt men de levens mogelijkheid van het nieuwe. De omroep dient niet te blijven staan in het verleden: hij moet het heden stimule ren en helpen, zowel waar het uitvoerende als waar het scheppende kunstenaars be treft. De haar daartoe toegemeten tijd en middelen zijn al beperkt genoeg, zodat een afwijking van die taak wel door heel bij zondere omstandigheden gerechtvaardigd moet worden. Het wezen van de radio is' leven in het heden, hetgeen zeker nog geer gebrek aan eerbied voor het verleden be hoeft te betekenen. J. H. BARTMAN

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1956 | | pagina 17