De grondlegger van
het volkenrecht
DOCTOR JAN ALBERT BAN
Gesprek met Audrey Hepburn Kruiswoord-puzzel
tussen kippeboutjes door
Leven in het heden Nieuwe films
op stapel
OPVOEDING VAN VIER BRUINE
Keuze uil keuze
TEPERSTE LUCHT HOUDT
ZWEEDS MEER IJSVRIJ
GROTE DENKERS IN HUN GEWONE DOEN
Droeve ballingschap
De muzikale pastoor van het Haarlemse Begijnhof
Een slavenbestaan, dat met
goud wordt gehonoreerd
Deze getekende grap is overge tomen
uit „The piek of Punch", een boek, dat
bij de uitgeverij André Dcutsch in Lon
den verscheen en een keuze bevat uit
de schrijverijen en cartoons, die in het
genoemde Engelse blad in het afgelopen
jaar verschenen. De keuze werd gemaakt
door Nicolas Bentley.
TEGEN HET EINDE van de vijftiende
en in het begin van ds zestiende eeuw
zwermen Columbus, Vasco da Gama en
andere koene ontdekkingsreizigers uit over
de oceanen op zoek naar nieuwe landen.
Als zij, thuisgekomen na hun ontdekkin
gen, vertellen over de onmetelijke rijk
dommen, dje zij aantroffen in de onbe
kende gewesten, die zij bezochten, ont
waken bij hun landslieden de winzucht en
het verlangen naar avontuur. Weldra ont
staat tussen de Europese volken een ware
wedloop om het eerste in de verre en rijke
landen overzee voet aan wal te zetten en
koloniale rijken te stichten. Het gaat zoals
het altijd gaat als er geld op het spel staat.
De concurrenten gunnen elkaar het licht
in de ogen niet. Zij zien er niet tegen op
eikaars schepen te plunderen. Met de
wapenen in de vuist bestrijden zij elkander
de pas ontdekte gebieden. Roof en ruzie
zijn aan de orde van dag.
Maar middenin deze strijd, middenin de
tijd waarin een van deze volken het
Nederlandse in het Verre Oosten een
geweldig koloniaal rijk grondvest, staat er
in zijn midden een man op, die tot de dag
van heden beroemd is gebleven als de eer
ste, die aan ruzie en roof een einde wilde
maken door een voor alle volken aanvaard
bare rechtsgemeenschap in de wereld te
vestigen. Die man is de beroemde Neder
landse grondlegger van het volkenrecht:
Hugo de Groot of met zijn verlatijnste
naam Hugo Grotius.
GEBOREN IN DELFT in 1583 uit een
oud geslacht van regenten en geleerden
geeft hij al heel jong blijk van een uitzon
derlijke begaafdheid en een geweldige
leergierigheid. Op elfjarige leeftijd wordt
hij student aan de Leidse hogeschool. Een
jaar later verschijnen zijn eerste publica
ties: een Latijns en een Grieks gedicht. Op
zijn veertiende jaar verdedigt hij stellingen
op rechtsgeleerd, wijsgerig en wiskundig
gebied. In 1598 vergezelt hij de Nederland
se landsadvocaat Johan van Oldenbarne-
velt op een diplomatieke zending naar
Frankrijk. Hier wordt hij nauwelijks
vijftien jaar oud aan de Franse koning
Hendrik de vierde voorgesteld als „het
wonderkind uit Holland!" Teruggekeerd
naar zijn vaderland vestigt de jonge ge
leerde. die niets liever zou doen dan zijn
leven aan de studie wijden, zich op aan
drang van zijn vader als advocaat te Den
Haag. Nog maar zestien jaar oud kruist hij
reeds voor de Hoge Raad de degen met ver
grijsde advocaten van de tegenpartij. Zijn
cliënten kunnen vertrouwen hebben in dit
wonderkind, want hij blijkt uiterst gevat
en steekt de oude rotten in het vak meer
malen de loef af. In 1604 wordt De Groot
door de twee jaren eerder opgerichte Oost-
Indische Compagnie aangezocht als haar
raadsman op te treden in een proces over
de rechtmatigheid van het in beslag nemen
van de Santa Catarina, een Portugees
schip met een waarde van meer dan drie
miljoen gulden. Nederlandse schepen heb
ben een jaar te voren dit schip in de Straat
van Malakka buitgemaakt om represailles
te nemen tegen de Portugezen, die de Ne
derlandse belangen in Oost-Indië op alle
mogelijke manieren trachtten afbreuk te
doen. Omdat deze inbeslagneming wordt
veroordeeld door vele Nederlanders, die
niet op de hoogte zijn van de Portugese
intrigues in de koloniën, leidt zij tot een
proces. De eenentwintigjarige Haagse jurist
krijgt'de belangen der Oost-Indische Com
pagnie te verdedigen.
IN 1605 HEEFT De Groot zijn pleidooi
gereed. Hij somt de misdrijven der Portu
gezen op en betoogt, dat Portugal geen uit
sluitend recht bezit op de Oost-Indische
handel, zodat het in beslag nemen van de
Santa Catarina als een rechtvaardige straf
oefening dient te worden beschouwd. Het
pleidooi wordt echter niet gepubliceerd om
dat de openbare mening de hele kwestie
al spoedig is vergeten, maar wel verschijnt
in 1609 één hoofdstuk er van, de beroemde
verhandeling „De vrije zee", waarin De
Groot de vrijheid der zee verdedigt en
stelling neemt tegen het Spaans-Portugees
monopolie van de vaart op Indië. De ver
ontwaardiging der Engelsen over het door
De Groot verdedigde standpunt, dat de zee
een „gemeenschappelijk goed" is, loopt zo
hoog, dat Koning Jacobus de eerste door
zijn gezant in de Nederlanden in 1619 bij
de Staten-Generaal laat aandringen op be
straffing van de man, die het waagt de
vermeende Britse rechten aan te tasten.
Maar de regeerders der Republiek leggen
dit dringende verzoek naast zich neer. In
de eerste plaats achten zij zich te hoog om
zich door vreemde vorsten de wet te laten
voorschrijven. In de tweede plaats bevindt
De Groot zich ten tijde van Jacobus' diplo
matieke stap al in gevangenschap door
dat hij zich in de binnenlandse politieke
strijd heeft gemengd en aan het kortste
eind heeft getrokken....
ALS DE GROOT samen met Oldenbarne-
velt wordt gevangengenomen komt er een
plotseling einde aan zijn prachtige loopbaan
in de Lage Landen. De man, die in „De
vrije zee" op de bres heeft gestaan voor de
verdediging van de rechten van zijn zee
varend volk, wordt op 18 mei 1619 tot le
venslange gevangenisstraf veroordeeld en
korte tijd later overgebracht naar kasteel
Loevestein. Gedurende twee jaar schrijft
of ontwerpt hij daar een groot aantal his
torische, rechtsgeleerde en litteraire wer
ken. Geholpen door zijn vrouw, Maria van
Reigersberch, en het dienstmeisje Elsje van
Houweningen, ontsnapt hij vervolgens in
de boekenkist. Hij gaat naar Gorcum, van
waar hij, als metselaar verkleed, eerst Ant
werpen en later Frankrijk weet te berei
ken. In Parijs wordt De Groot aanvanke
lijk wel met open armen ontvangen maar
als blijkt, dat hij geld noch goed bezit en
moet leven van dè geringe geldmiddelen
van zijn vrouw, staat de Franse regering
hem morrend een beperkt jaargeld toe.
Maar de Franse schatkist is berooid, het
beloofde jaargeld wordt zeer onregelmatig
uitbetaald en de familie De Groot leeft
weldra in stille armoede, ver van het ge
liefde vaderland. De Groot zoekt in Parijs
vergetelheid in zijn arbeid. Hier maakt hij
zijn beroemde hoofdwerk: „Over het recht
van oorlog en vrede'", waaraan hij al in
Loevestein is begonnen .Maar zijn leven is
geknakt. Als ook nog zijn geliefdste dochter
sterft heeft het leven alle aantrekkelijkheid
voor hem verloren. Het inmiddels verwor
ven ambt van Zweeds Gezant in Frankrijk
wordt hem een last. Op een terugreis van
Zweden in 1645 sterft hij in Rostock.
ZO STERFT in den vreemde een van de
beroemste rechtsgeleerden van alle tijden
en alle volken, de schrijver van het boek
dat Néderland tot „het land van Grotius"
zou maken en waarin de grondslagen van
het volkenrecht voor eens en altijd zijn
gelegd. Als een wijs vermaan, ook voor
onze tijd, klinken woorden, waarmee de
vader van het volkenrecht zijn hoofdstuk
besluit: „Hoe stipt men zich ook gedurende
de oorlog tegenover de vijand houdt aan
het gegeven woord, men mag nimmer een
gerust geweten hebben, noch vol vertrou
wen zijn in de bescherming des hemels, in
dien men niet bij alles, wat men in de
oorlog verricht, onafgebroken de vrede
voor ogen houdt."
STOCKHOLM (U.P.) Het Malarmeer in
Zweden, dat iedere winter vanwege ijs
gang minstens zes weken achtereen onbe
vaarbaar is, zal misschien binnenkort over
een lengte van honderdnegentig kilometer
een ijsvrij traject krijgen. Zweedse inge
nieurs hebben namelijk plannen gemaakt
om door middel van geperforeerde plastic-
of rubberbuizen lucht door het water om
hoog te blazen. Negen havens aan het
Malarmeer zullen door deze ijsvrije water
weg met elkaar verbondon worden. Deze
havens nemen een belangrijke plaats in
omdat vandaar een groot deel van de
Zweedse uitvoer voornamelijk staal,
krantenpapier verzorgd wordt. Van het
Malarmeer is een verbinding naar de
Oostzee. In het eerste stadium van de plan
nen zullen de havens Vaesteraas en Soe-
dertaelje door een negentig kilometer lange
ijsvrije doorvaart met elkaar verbonden
worden. De doorvaart door het ijs zal
twaalf tot twintig meter breed zijn, zodat
zeegaande schepen er passeren kunnen.
De mensen die achter dit plan staan wij
zen erop. dat het de steden aan hel meer
en het achterland ijsvrije havens geeft, het
hele jaar door, zodat havenarbeiders,
loodsen en douaniers het hele jaar door
werk hebben. De kosten van het plan heeft
men geschat op driemiljoen achthonderd
duizend Zweedse kronen (ongeveer 2.6 mil
joen gulden), terwijl de kosten voor het
gedurende twee maanden per jaar in wer
king hebben van de installatie ongeveer
driehonderdduizend kronen (ongeveer
tweehonderdtwintigduizend gulden) zullen
bedragen. Op het eerste gedeelte van het
traject zullen twaalf persluchtstations
worden aangesloten.
DE STRAATJES tussen de Jansstraat
en de Bakenessergracht behoren niet tot
die stadsgedeelten, waardoor Haarlems
stedeschoon beroemd is geworden. Het
Begijnhof is ook maar een armetierig ge
val. In mijn jeugd stonden daar mooie
hoge bomen, die de bekoorlijkheid van
het torentje en van het kerkje met het
hoog opgaande koor
accentueerden en zag
men daarbij de ouder
wetse vrachtrijders-
op-de-buitengemeen
ten, zodat er vredige
geluiden klonken van
en stampende paar
den. Zou deze oude
plek nu altijd het
tegenwoordige asse-
poester-voorkomen
moeten houden?
Aan cultuur ont
brak het er zeker niet altijd. Busken Huet
was meer dan tien jaar van 1851 tot
1862 predikant bij de Waalse gemeente
en vóór de hervorming, in de zeventiende
eeuw, was er een kunstzinnige pastoor,
Jan Albert Ban, die naast zijn pastorale
bemoeiingen op zeer intensieve wijze de
muziek beoefende. Ik had daar in mijn
jonge jaren ook wel van gehoord en er mij
toen weieens in verdiept, of in het tot
woonhuis dienende gedeelte van de kerk,
tussen koor en toren, ooit een clavecymbel
zou hebben gestaan, waaraan een oud, eer
waardig man als hij zijn Begijntjes in de
geestelijke vreugden van het verstervende
leven had gesterkt, de vrome Gregoriaanse
melodieën, tevoren in de kerk gezongen
nog eens naproefde en wie weet ze
met eigen muzikale omspelingen versierde?
Dat de geleerde priester ongetwijfeld een
clavecymbel of een clavichord moet heb
ben bezeten, is mij later duidelijk ge
worden.
Jan Albert Ban stamt uit een oud Haar
lems geslacht en werd in 1597 of 1598 in
de Spaarnestad geboren. W. H. Thijsse
deelt in zijn „Zeven eeuwen Nederlandse
muziek" mede, dat Ban, naar de latini
serende mode van zijn lijd ook wel Ban-
nius genoemd aan een buitenlandse
universiteit (Keulen of Leuven) zijn doc
torsgraad behaalde zowel in Romeins als
in kerkelijk recht. Na zijn priesterwijding
werd hij tot kapelaan, in 1630 tot pastoor
van het Begijnhof benoemd. Hij heeft het
Graduale en het Antifonale (verzamelingen
van Gregoriaanse gezangen) herzien, hij
componeerde zelf, maar heeft zich voor
namelijk bewogen op muzikaal-theoretisch
gebied. Nog jong, op 27 juli 1644, over
leed hij.
Ban was tijdens zijn leven een man van
grote reputatie. Hij dankte die in de eerste
plaats aan zijn composities en zijn theo
retische onderzoekingen, die hem met velen
van zijn beroemde tijdgenoten in aan
raking brachten, maar ook zijn beminne
lijke en uitzonderlijke persoonlijkheid
droeg daartoe bij. Dat hij in muzikaal op
zicht autodidact was kan wellicht de
kunstwaarde van zijn composities, waar
van er helaas maar enkele zijn bewaard
gebleven, hebben geschaad, aan de gron
digheid van zijn theoretische onderzoekin
gen heeft het niets afgedaan. Zij strekten
zich uit over het gebied van de harmonie
leer, de zangkunst en de akoestiek. Hij
onderging de invloed
van Descartes, die
zoals men weet
vele jaren in ons land
verbleef en door nau
we vriendschapsban
den .net Ban verbon
den was. De Cartesi
aanse stelling, dat de
gemoedsbewegingen
dienen beheers1 te
worden door 't rede
lijk denken, onder
schreef Ban geheel.
Hij stond op het standpunt, dat de muziek,
inplaats van naar ieders toevallige smaak,
naar vaste en bewijsbare regels beoefend
moest worden, dat de eisen die de tekst
stelt bij het componeren moeten worden
gerespecteerd.
Dat deze man enige opvallende prin
cipes koesterde op het gebied van de taal
zuivering doet ons nu meer vermakelijk
dan gewichtig aan. Zoals de Vlamingen het
mildknorrende blaasinstrument, dat bij ons
fagot heet, baspijp noemen (veel aardiger
dan fagot!) zo wilde Ban de vier mense
lijke stemmen, algemeen bekend onder de
namen sopraan, alt, tenor en bas, betitelen
als: bovesangh, hooghstem, neurie of na
tuurstem en grondstem. Een octaaf is een
„achtelingh" bij hem, een drieklank: „drie-
lingh" en een dissonant „onklank" enzo
voort. Dit purisme heeft echter geen in
gang gevonden.
Ban behoorde tot de Muiderkring en
verkeerde dus met mannen als Hooft,
Huygens, Dirk Sweelinck en vele anderen.
Hooft waardeerde het zeer, dat de kunst
zinnige pastoor gedichten op muziek zette,
wat duidelijk blijkt uit deze passus uit een
zijner brieven: „Dat U.E. zich gewaardigt
heeft, mijne waaterlandtsche Muzen in
't pak te steeken, daarover vind ik mij ten
hoogste aan U.E. verplicht, hoewel niet
zonder zorge, dat dit hoofsche gewaadt
haare boersheid maar te meer beschamen
zal." De pastoor van het Begijnhof moet
stellig over een klavier hebben beschikt,
want hij heeft zich intensief bezig gehou
den met het akoestische probleem van de
stemming dezer toetseninstrumenten. Hij
ontwierp een klavier, waarop de onhar
monische tonen (bijvoorbeeld cis en des,
dis en es enzovoorts) ieder een eigen toets
kregen en noemde dit instrument: „het
volmaekte klaeuwier". Het is een der vele
experimenten geweest, die aan het com
promis van Werckmeister vooraf gingen,
maar het loste de moeilijkheden niet op
om de theorie met de eisen van de praktijk
te combineren. JL
WILLEM ANDRIESSEN u
Van onze correspondent in Parijs)
Wij hadden ons die ochtend met een zeer
bijzondere zorgvuldigheid geschoren. Des
lezers gerechtvaardigde belangstelling voor
feiten van betekenis kennende, willen wij
u ook best onthullen waarin de reden van
die exquise zorgen heeft gescholen. We
zouden dan die dag worden voorgesteld aan
niemand minder dan Audrey in persoon,
Audrey Hepburn.
Zij „draait" op dit moment in Frankrijk
een film samen met Garry Cooper die zijn
57 jaren nog altijd fnet een
welhaast jongensachtige flair
te dragen weet en met die an
dere „jeune-premier-op-ja-
ren", Maurice Chevalier (68),
die als vader optreedt. De
regisseur is de Amerikaanse
Oostenrijker Billy Wilder en
de titel van de film luidt
„Love in the afternoon". Lief
de in de namiddag. De bui
tenopnamen geschiedden die
dag op een minuscuul eilandje
ter grootte van een boerezak-
doek dat gelegen is in de
vijver van een verrukkelijk
park, een kleine veertig kilo
meter ten westen van Parijs.
Toen wij op de plaats van handeling arri
veerden was regisseur Wilder juist bezig
met een scène, waarbij Audrey en Gary
tijdens een picknick prille amoureuse ge
voelens doen ontwaken en toen we, ruim
3 uur later, weer vertrokken stond die
scène, die op het doek nog geen 2 minuten
in beslag zal nemen, nog altijd niet tot te
vredenheid van de heer Wilder op de band.
Dit is dan die scène: Audrey heeft zich op
de grond neergevlijd voor een tafeltje met
spijzen en een fles champagne. Ze kluift
aan een kippeboutje. Gary zegt iets van
een zakenman in im- en export aie zich
ook wel voor Audrey moet interesseren en
Audrey noemt zijn naam: Sebastien. Ver
volgens raakt ze met het kippepootje even
aan zijn knie en trekt Gary Audrey in
zijn armen om haar een (film)kus in de
hals te drukken. Heel simpel en eenvoudig
allemaal, maar nu de praktijk. Eén maal
begint ergens een eend te kwekkeren. Wil
der zegt :„Het was heel goed, maar we
moeten het nog eens overdoen". Dan loopt
er iemand niet ganselijk geruisloos over
een ijzeren bruggetje. Wilder zegt: „It was
really very good", maar we doen het nog
één keertje over. Dan komt er een vliegtuig
over, dan moet uw verslaggever even
kuchen waarop hij niet zo'n welwil
lende blik van de heer Wilder krijgt toe
geworpen dan verspreekt Gary zich
even en dan, en dan, en dan, en dan. En
elke keer klinkt weer dat allervriendelijkste
verzoek van .de regisseur om laatste her
haling terwijl iedere minuut zoveel hon
derd gulden kost.
Zo ontstaat gedurende tien weken a rai-
son van zeker acht iften per dag een film,
en het is goed dat een doorsnee bioscoop
bezoeker dat gezwoeg eens een keertje bij
woont, omdat iedereen bij tijden wel eens
de neiging heeft te menen dat die met goud-
behangen sterren en vedettes hun fortui
nen toch maai-'op hun slofjes bij elkander
weten te spelen. In waarheid leiden ze een
slavenbestaan. Met dit onderscheid dan al
leen natuurlijk dat slaven 'over het alge
meen niet zo breed gehonoreerd plegen te
worden.
Het doet even vreemd aan deze Ameri
kaanse beroemdheid zo uit
stekend Ho'ands te horen
spreken, al worden sommige
accenten dan wel eens op ijn
Engels gelegd. Ze antwoordt
op mijn vragen met charmante
te welwillendheid, maar ook
niet zonder diplomatie.
„Werkt u liever in Frankrijk
of Amerika".
„Hoe verschillend ze ook
zijn, ik houd van beide lan
den even veel".
„Speelt u bij voorkeur to
neel of film?"
„Ik vind dat werk alle twee
heerlijk. Wel erg verschillend,
natuurlijk. Op het toneel is
een klein foutje niet zo verschrikkelijk
natuurlijk en je beleeft hier het stuk ten
minste in één adem".
„Dansen doet u niet meer?"
„In „Funny face" mijn laatste film, dans
ik nog even. Van echt trainen kan natuur
lijk niets meer komen."
„Vindt u dat jammer?"
„Het zou wel erg ondankbaar van me
zijn, vindt u niet, nu ook nog iets te be
treuren. Ik heb zo enorm veel geluk in
mijn leven gehad. Het is allemaal zo reus
achtig meegelopen."
„Wat zijn uw verdere plannen?"
„Na deze film keer ik terug naar New
York. Met mijn man Mel Ferrer moet ik
dan repeteren voor een televisie-voorstel
ling van „Mayerling".
„Komt u binnenkort ook weer eens naar
Holland?"
„Dat kan ik nog niet zeggen. Mijn leven
is zo krankzinnig bezet. En ik verlang ook
wel een beetje naar ons huis in Californië.
Daar zitten de kinderen van mijn man op
ons te wachten. Ik houd bijzonder veel van
hen."
Op ditzelfde moment komt er weer wat
beweging op het zakdoekeilandje en er
wordt een mand met verse kippepootjes
aangedragen. Audrey kijkt even een nuance
zuiniger: „Ik kan geen kip meer zien. Maar
dat komt wel weer in orde. Na die scène
in „Roman Holiday", waarin ik een ice
cream zit te eten, heb ik maandenlang
alle ijs gehaat. Dat is nu ook weer over.
Maar nu moet ik toch weer aan de kip."
En dan volgt weer de picknick-scène en
kluift Audrey opnieuw aan haar boutje
GRAFIEK UIT PORTO RICO
Na een langdurige uitwisseling van mo
dellen en gegevens heeft de steendrukke
rij De Jong en Co te Hilversum de be
schikking weten te krijgen over een repre
sentatieve collectie grafische kunst uit
Porto Rico, die momenteel in de kantine
van het bedrijf wordt tentoongesteld.
Horizontaal: 1. meisjesnaam; 4. meer
voud (afk. Lat.); 6. bakt men brood van;
7. metaalsoort; 9. bekende afkorting; 10.
hogepriester te Silo; 12. ontkenning (Eng.);
13. zonder afwisseling; 16. boom; 17. voor
naamwoord; 19. oude stad in België; 22.
voorzetsel; 23. rivier in Zwitserland; 24.
munt in China; 25. versterkt kasteel; 27.
vloeistof; 29. voorzetsel; 30. smekenc'
woord.
Verticaal: 1. verstand; 2. dat is (afk.
Lat.); 3. doornat, 4. rivier in Italië; 5. in
wendig lichaamsdeel; 6. streep op de
grond, waarbij men begint met een of an
der spel; 7. linnengoed; 8. muzieknoot; 11.
soort onderwijs (afk.); 14. nieuw (Gr.);
15. Europeaan; 18. vorm, fatsoen; 19. touw
(Mal.); 20. gebod; 21. iedere; 22. staatsbe
drijf (afk.); 26. voorvoegsel; 28. na dato
(afk.).
Oplossing van de vorige puzzel:
Beeldhouwer, portretschilder, dagblad
redacteur, toneelspeelster, schout bij nacht,
radio-omroeper, professor in de chemie,
hoofdcommies, directeur van de keurings
dienst, treinconducteur, plant- en dierkun
de lerares, inspecteur van belastingen.
Om in aanmerking te komen voor een
van de drie geldprijzen ad f 7,50, f 5.en
f 2,50 dient men uiterlijk dinsdag 17 uur
de oplossing in te zenden aan een van onze
bureaus: in Haarlem: Grote Houtstraat 93
en Soendaplein in IJmuiden: Kennemer-
laan 186.
Men wordt verzocht de oplossingen uit
sluitend per briefkaart in te zenden, met
duidelijke vermelding: „Puzzel".
De prijswinnaars van de vorige puzzel
zijn: H. v. d. Aar, Venneperweg 1197, N.
Vennep Post Haarlemmermeer f 7.50; H. J.
Lemmers, v. d. Meerstraat 19, Haarlem
f 5,J. v. Woensel-Weers, Kr. Mijdrecht-
straat 33, IJmuiden f 2,50.
„In die Frachtvvagen"
In Hoorn zal zeer binnenkort worden
overgegaan tot de restauratie van het uit
historisch-architectonisch oogpunt belang
rijke perceel „In die frachtwagen" aan het
West, een op de topgevel na volkomen in
tact huis uit 1612. Van oorsprong is het een
bestelhuis. Ook thans wordt het nog be
woond door de familie Tros, die een trans
portonderneming heeft.
IN onze uiteraard beknopte aankondi
ging van het Avro-programma voor het
komende seizoen in ons blad van verle-.
den week zaterdag hebben wij gewag ge
maakt van het voornemen van een reeks
„Mengelbergconcerten", hetgeen een her
haling „uit den treure" werd genoemd.
Een onzer lezers heeft aan die uitdrukking,
door hem als laatdunkend opgevat, aan
stoot genomen. Wij haasten ons te ver
klaren, dat onze critische opmerking ons
geenszins werd ingegeven door bedenkin
gen tegen de persoon of de artistieke op
vattingen van Mengelberg, want die zijn
hier in het geheel niet in het geding, zelfs
al zou men die bezwaren delen. Het gaat
hier namelijk uitsluitend om het program
mabeleid van een onzer omroepverenigin
gen-. Dat men de behoefte gevoelt gestor
ven grote kunste1
naars van tijd tot tijd
te eren. is begrijpe
lijk. Het is echter
aanbevelenswaardig,
dat een dergelijke
VZ herdenking een in
cidenteel karakter
behoudt, bijvoorbeeld samenvallende met
de datum van het overlijden van de kun
stenaar of, zoals in rooms-katholieke
kringen ter gelegenheid van Allerzielen
wel gebruikelijk is. De praktijk dwingt
daartoe ook, want zou men op een breed
vlak alle voor een herdenking in aanmer
king komende kunstenaars willen eren,
dan zou men a' spoedig zendtijd tekort ko
men. Wanneer men dus, zoals in het ge-
val-Mengelberg geschiedt, één figuu. uit-
Voor de
microfoon
EEN MILDE ZOMERDAG. De zonnestralen
stoeien met de keizerskroon op de Wester
toren. In gedachten neem ik u mee naar
Artis. We gaan nu eens niet naar de apen
toe, maar nemen een kijkje in het beren
huis, waar berenmoeder Frieda met haar
kroost woont. Zij heeft begin januari het
leven geschonken aan vier jolige bruine
beertjes, die hun moeder dagelijks veel
last bezorgen. Zij verkeren in goede wel
stand, maar hel heeft een heleboel zorg
en moeite vereist voor het zover was. Er
ging een hele geschiedenis aan vooraf, die
ik u zal vertellen.
Omstreeks Kerstmis van het vorige jaar
merkte men aan het gedrag van Frieda,
dat de geboorte van de jongen niet lang
meer op zich zou laten wachten. Het voer,
dat zij kreeg, gebruikte zij om er een nest
van te bouwen, een onmiskenbaar voor
teken. Er werd besloten een soort imitatie-
hol voor haar in gereedheid te brengen,
bestaande uit een nachthok, geheel met
schotten van de buitenwereld in dit
geval het berenhuis afgesloten. Daar zij
toch niet meer at verving men haar dage
lijks voer door stro, een beter materiaal
voor het bouwen van een nest dan groente,
vlees en brood. Frieda werd geheel aan
haar lot overgelaten, de oppassers keken
niet meer naar haar om. Gedurende ge
ruime tijd kreeg Frieda als beste verzor
ging geen enkele verzorging! Elke dag
ging de oppasser naar de kraamkamer om
poolshoogte te nemen en eindelijk hoorde
men klagend schreeuwende geluidjes. De
beertjes waren dus ter wereld gekomen!
De luiken bleven echter voor het hok en
er werd voer, noch drinken gegeven.' De
dagelijkse rapporten luidden eentonig:
„Weer het geluid van jonge beren gehoord.
Berin maakt het uitstekend".
Het was ongetwijfeld een verwon
deringwekkende wijze van verzorging van
een moeder met jongen, een grote tegen
stelling met wat bij andere dieren wordt
gedaan. Toch was het de enige juiste
methode. Bruine beren leven namelijk op
het noordelijke deel van de wereld, waai
de winters vaak zeer streng kunnen zijn.
Zij eten bijna alleen plantaardig voedsel,
aange.vuld met het vlees van andere, over
wegend kleine dieren. De winter is voor
hen 'n moeilijke tijd, omdat 't nodige voed
sel ontbreekt. Beren eten het meest in de
lente en in het najaar. In die tijd vjordt er
onder hun huid een dikke vetlaag gevormd,
waar zij gedurende de winter op teren.
Zij doen wat kalmer aan, eten wat minder
en slapen wat meer. Een winterslaap houden
zij niet, wel iets dat er in de verte op
lijkt. Zij zijn te vergelijken met de man,
die in de winteravonden vroeger naar bed
gaat dan gewoonlijk, omdat de kolen op
zijn. Jonge beertjes komen in het holst
van de winter ter wereld, dus op een
ogenschijnlijk zeer ongunstig tijdstip. In
werkelijkheid kan het echter niet beter,
want gedurende de maanden dat de jongen
in het nest blijven verlaat de berin het hol
niet. Het is inmiddels al weer lente gewor
den als de kleinen de kleutertijd zijn ont
groeid en enigszins op eigen benen gaan
avonturieren. Dan is er weer voedsel
genoeg te vinden voor hongerige magen.
Onze beertjes groeiden langzaam en
voorspoedig op. Na enige tijd werden de
schotten verwijderd en zagen de kleinen
eindelijk letterlijk het levenslicht. In ge
vangenschap geboren beren blijven meestal
niet in leven. Of het nu aan de toegewijde
zorg van hun „berenmamma" lag, of aan
de prettige sfeer in de hoofdstedelijke
dierentuin, dat is moeilijk te zeggen, in
ieder geval zijn de lieve kleine beertjes in
enkele maanden tijds uitgegroeid tot beslist
niet ongevaarlijke „teenagers".
P. V.
FRANCES Goodrich en Albert Hackett,
die dit jaar de Pulitzerprijs hebben ge
wonnen met hun toneelbewerking van het
dagboek „Het achterhuis" van Anne Frank
zijn aangewezen om een scenario te ma
ken voor een film, die gebaseerd zal zijn
op de roman „Un certain sourire" van de
Franse schrijfster Frangoise Sagan. Er zal
in Hollywood ook de reeds sinds lange tijd
voorgenomen nieuwe filmversie van „A
farewell to arms" naar de roman van Er-
nest Hemingway worden gemaakt. Jenni
fer Jones zal er de vrouwelijke hoofdi-ol
van Catherine Barkley in spelen. Er is al
een filmbewerking klaar gekomen van
Hemingway's „The sun also rises". Voorts
zal er een filmbewerking komen van Dosto-
jevski's „De gebroeders Karamazov".
kiest voor een meer dan incidentele her
denking de Avro doet dit tenslotte met
een zekere nadruk al jarenlang dan be
gaat men twee onrechtvaardigheden: één
aan de kant van de andere reeds gestor
ven evenzeer verdienstelijke kunstenaars,
de tweede met betrekking tot de levende
artiesten. Dat laatste zal velen des te ster
ker aanspreken wanneer men weet dat het
in dit geval om een Van Beethovencyclus
gaat, in principe een jaarlijkse, maar ook
een. levende traditie. Dat wil zeggen een
gelegenheid voor de dirigenten van déze
tijd om van hun eerbied jegens de groot
meester van de symfonische vorm te ge
tuigen. De omroep heeft de taak die le
vende traditie het gehoor te verschaffen
dat haar toekomt, omdat de radio bij uit
stek het medium van de actualiteit is. Met
een voortdurende confrontatie van uitvoe
ringen uit de verleden tijd doet men zowel
de gestorven als de levende kunstenaars
onrecht, de eersten omdat de artistieke
waardering voor hun muzikale inzichten
zich in de loop der jaren wijzigt, de twee
den omdat niets zo verlammend is als het
gevoel in de schaduw van grote voorgan
gers te moeten werken.
Men dient hier beslist geen tekort aan
historische waardering in te zien. Het is
een natuurlijk proces, dat zowel voor de
biologie als voor de cultuur geldt: er
wordt geweldig veel geproduceerd, dat
nimmer tot zijn recht komt en dat slechts
dient als fundament voor de betrekkelijk
weinige voortbrengselen die opvallen. Dat
verklaart ook het vervagen en vergeten ra
ken van zoveel oudere kunstwerken, wel
ke verdrongen worden door het nieuwe le
ven dat zich in steeds weer andere vormen
openbaart Houdt men het oude kunstma
tig in stand, dan verstikt men de levens
mogelijkheid van het nieuwe.
De omroep dient niet te blijven staan in
het verleden: hij moet het heden stimule
ren en helpen, zowel waar het uitvoerende
als waar het scheppende kunstenaars be
treft. De haar daartoe toegemeten tijd en
middelen zijn al beperkt genoeg, zodat een
afwijking van die taak wel door heel bij
zondere omstandigheden gerechtvaardigd
moet worden. Het wezen van de radio is'
leven in het heden, hetgeen zeker nog geer
gebrek aan eerbied voor het verleden be
hoeft te betekenen.
J. H. BARTMAN