Wenen heeft het modernste station van Europa 1 1 1 i' 1 i i <z_v_z-t-r-h-i-t 1 1 1 1 1 J i 1 p-a -a-n-m-b-a-a Spaanse protestanten Elke Zaterdag acht pagina s bij alle edities van Haarlems Dagbladj Oprechte Haarlemsche Courant FASCINEREND Bootje maken o-L—e-e-n—ol-f-h i i i i o-i-f-u-w-u-i-e I I i i i r 1 r- <2_a-n_o-cj-e-r i i ,i f l i i r_ k-O-e-C-r 1I I I d-c-n-U-n-k KERKELIJK LEVEN W eer stand en Zweedse chemicus doet bloedproeven VASTSTELLEN VAN GEESTESZIEKTEN IN DE REAGEERBUIS MOGELIJK? -XXXXXXKmor m .^v^xvooOOCXDOOOOOOOOOOOOOnnimrv* OTOOOOOCJOOOOOOOOOOOOOrv-» *v n nrvyxXXXXXXXXXXXXXKXXiryXïAXXOXXXXXXXXXXDOOOOOOOCOOOOOCOCXXX^ xVXXXXXXXXXXOOOOOOOOOOOOOO jes waren heei Klein van de slaap. „Wat doe je nou?" vroeg Hupje, „ga je midden op de dag slapen?" „Jaaa", gaapte Prik, „wij beginnen vandaag onze winterslaap. Je zult me voorlopig wel niet meer zien, Hupje. Tot ziens en welterustenVoor hij uitgepraat was, viel hij in de gang van zijn huis in slaap. „Nou, dat is me ook wat", zei Hupje, dan gaan we maar naar de vogeltjes". „Dat hoef je niet te doen", kraste de kraai die meegevlogen was. „De vogels zijn naar de stad getrokken. Daar is meer eten dan hier". „Dan ga ik ze achterna", zei Hupje, waarom niet?" Hoe zijn broertjes en zusjes ook riepen, Hupje sprong weg de kant van de stad op, die de kraai hem wees. Toen hij uit het bos kwam, begon een lange kale weg, waar nog veel meer plassen lagen en de wind nog veel kou der was. Maar Hupje zette door. Hij moest en hij zou naar de stad. Maar toen het donker begon te worden was hij er nog altijd niet. Er gebeurde iets heel vreemds. Om hem heen woeien dunne witte wolken die alles onzichbaar maakten. Hupje wist niet meer van links of rechts, van voor of achter. Hij liep maar. Hij kon haast niet meer en toen hij merkte dat hij weer in een bos terecht kwam, schrok hij helemaal. Hij was dus verkeerd gelopen. Wat zag dat bos er griezelig uit. Zwarte natte stenen stonden in de mist, telkens stootte hij .ijn kop ergens tegen en dieren leken er in dit bos wel helemaal niet te wo nen. Opeens bleef zijn pootje ergens in steken en hoe hij ook rukte, hij kreeg het niet meer los. Zou dat een val zijn waarvan moeder verteld had, of een strik? Hij schreeuwde het uit. Maar er was niemand in dit bos die hem hoorde. Ja toch, vlak bij het gevangen pootje knorde iemand. Wat was dat voor een tier? „Kom je me nou al weer wakker naken?" knorde die stem. „ik zei toch dat ik aan mijn winterslaap begon!" ,.Ben jij het, Prik?", juichte Hupje, ..hoe kan dat?" Opeens begreep hij het. In de mist had hij gewoon in een cirkel rondge lopen en was hij weer terecht gekomen in zijn eigen bos. Wat een geluk! En toen hij even later tussen zijn broertjes en zusjes inzat in hun warme hol, knik te hij ernstig met zijn kopje: „Dit", zei hij, „dit is de treurigste tijd". MIES BOUHUYS Maak de hokjes, waar een stip in staat, netjes zwart. Als je het mooi doet, heb je een leuk plaatje getekend. „Dit zei ue Hazenmoeder en ze knik te ernstig met haar kopje, „dit is de treurigste tijd. Als je er eenmaal aan gewend bent dat niet elke boom groene knoppen en blaadjes heeft, als je een maal weet dat een grassprietje iets heel bijzonders is en als je kunt gaan uit zien naar het voorjaar, dan kom je wel door de winter heen". Haar zeven hazenkindertjes hadden met open mond geluisterd. „Het moet wel iets heel verschrikke lijks zijn, die winter", fluisterde Hipje. „Iets afschuwelijks", zuchtte Wipje. „Als w~e er maar doorheen komen", mompelde Pluimoor bang. Maar Hupje haas spitste zijn oren, schudde eigenwijs met zijn kop en riep: „Ik geloof er niets van, kijk eens om je heen. Het bos is nog nooit zo mooi geweest als nu. Door de takken heen voel ik de zon en overal zijn nog blaad jes en sprietjes te vinden, om nog niet eens te praten van de beukenootjes en al het andere lekkers". „Hupje, Hupje", zuchtte zijn moeder en ze gaf hem een tik op zijn eigenwijze neusje, „wat weet jij van de winter. Tot nu toe heb je alleen maar zomer gekend. Geloof me, de winter is geen grapje". Met haar wijze kop schuddende ver dween ze in het hol. De kleine haasjes bleven nog heel even stil zitten na denken over wat ze gezegd had, maar toen Hupje riep, dat hij een nieuw spel bedacht had, buitelden ze kopje over achter hem aan. Ze vergaten wat hun moeder gezegd had en het leek wel of Hupje gelijk had. Het bos was nog nooit zo mooi geweest, er was eten genoeg en alle vriendjes waren er om pret mee te maken. Maar toen, op een morgen, was het bos ineens minder mooi. Het mos onder hun pootjes was griezelig koud en telkens moest je opzij springen voor diepe zwarte plassen. Hun oren flapperden in de kille noordenwind en grote bladeren woeien langs hun kop. „Zou dat nu de winter zijn?" vroeg Hipje bang. „Ik denk het wel", fluisterde Wipje. „Alles komt uit zoals moeder gezegd heeft, zie je wel", zuchtte Pluimoor. „Kom, laten we toch gaan spelen", riep Hupje, „laat je toch niet bang maken door één dagje slecht weer". Hij wipte voor de anderen uit het bos in, op zoek naar hun vriendjes. Wat was het overal stil! „Hallo Bruinvest", riep Hupje onder de boom, waar zijn vriendje de eek hoorn woonde. „Bruinvest, kom toch spelen, ik ben het, je neef, Hupje!" Bruinvest keek over de rand van zijn nest, maar hij zei geen woord. „Wat zie je er raar uit", riep Hupje, „en waarom zeg je niets?" Bruinvest probeerde om met twee bolle wangen iets uit te brengen en wees met zijn pootje naar de grond en van de grond naar zijn nest. Hupje haalde zijn schouders op. „Wat doet hij toch?" vroeg hij aan de kraai die nieuwsgierig kwam aangevlogen. „Zie je dat niet?", kraste die, „hij heeft zijn mond vol met zijn wintervoorraad. Die gaat hij verstoppen om nog iets te hebben als het bos straks leeg is". Hupje haalde zijn schouders op over zoiets doms en wipte verder naar het hol van hun vriendje, de egel. „Hallo Prik", riep Hupje voor de in gang van het hol. Er kwam geen ant woord. Hupje duwde de boomwortels wat opzij waardoor je in het egelhol kwam en riep weer: „Héhallo Prik, kom toch spelen!" Door de don kere gang van zijn huis kwam Prik aan gelopen. Maar o, wat liep hij langzaam. Hij kwam haast niet vooruit en af en toe leek het wel of hij omviel. Zijn oog- wm. ln deze puzzel staan twintig dierennamen verscholen. Zoek ze eens op? Je mag van links naar rechts en andersom, van boven naar beneden en beneden naar boven. Je mag dus alle kanten uit, behalve schuin. Dit bootje maak je van een luciferdoos- i je, een kurk, twee stokjes, watten en garen. Op de teke ning kun je zien hoe je het doen moet. Alleen de boeg is een beetje moeilijk. Deze maak je van het tweede doosje door de korte zij kant helemaal en de lange zijkant voor t weederde deel te gebruiken. Kijk maar eens goed naar het tekeningetje A. DE PROTESTANTEN in Spanje vormen een zeer kleine minderheid. Een dergelijke situatie bestaat er ook in landen als, België, Frankrijk en Italië, maar terwijl in deze laatst genoemde landen de protestanten vrij wel ongestoord en onbelemmerd hun geloof kunnen belijden en beleven, ligt de situatie in Spanje veel moeilijker. Dit blijkt dadelijk al uit het concordaat, dat op 27 augustus 1953 getekend werd door het Vaticaan en de Spaanse regering. Het eerste artikel van deze overeenkomst zegt: De Katholieke godsdienst blijft de enige godsdienst van het Spaanse volk en zal alle rechten en voorrechten genieten, die daaruit voortvloeien, in overeenkomst met de goddelijke wet en het kerkelijk recht. Verder staat er in de Spaanse grond wet van 1945 (artikel 6): „Het belijden en de uitoefening van de katholieke gods dienst, die de godsdienst van de staat is, genieten de officiële bescherming. Niemand mag gehinderd worden vanwege zijn gods dienstig geloof, noch in de particuliere uit oefening van zijn godsdienst. Uiterlijke plechtigheden en manifestaties anders dan van de katholieke religie zullen niet wor den toegestaan." Later is nader uiteengezet hoe nu, op grond van dit grondwetsartikel, de rechts positie van de protestanten is: 1. De parti culiere uitoefening van de eredienst der niet-katholieke godsdiensten wordt erkend. 2. Onder particuliere uitoefening dient ver staan te worden: de volkomen persoonlijke eredienst, of de eredienst, die plaats heeft binnen gebouwen, die ingericht zijn voor de uitoefening van de godsdienst. 3. Deze eredienst mag zich in geen geval buiten deze gebouwen openbaar manifes teren. 4. Hieruit volgt dat evenmin is toe gestaan enige werkzaamheid, die gericht is op propaganda der niet-katholieke gods diensten, hoe dan ook uitgevoerd, zoals bijvoorbeeld de stichting van scholen, het schenken van giften, die het karakter dra gen van filantropie, het hebben en doen werken van vakantie-kolonies en derge lijke. Tot zover de algemene bepalingen, zoals deze officieel door de Spaanse staat en kerk zijn vastgelegd. In de praktijk is de situatie zo, dat vele kerkgebouwen verze geld zijn en hier en daar worden samen komsten in particuliere huizen verhinderd of zelfs verboden. Verder is er geen vrij heid van pers ten aanzien van godsdiens tige lectuur en bij geboorte, opvoeding, huwelijk en begrafenis ondervinden de Spaanse protestanten voortdurend grote moeilijkheden. HET IS DUIDELIJK, dat dit niet alleen in maar ook buiten Spanje hevige weer standen oproept en dat ook alweer niet alleen bij protestanten, maar ook bij rooms-katholieken. Wat dit laatste betreft moesten wij aan het Spaanse protestantis me denken toen enkele weken geleden, op de Duitse katholiekendag in Keulen, het woord gevoerd werd door onze landgenote dr. Marga Klompé. Zij vroeg onder meer, aldus de Volkskrant, of het groeiende in ternationalisme wel voldoende weerklank vond in de kerk. Ondanks alle ideologische verschillen groeien de naties en volken naar elkaar toe en wij moeten in volkomen nieuwe dimensies leren denken. „Wat wij op de ene plaats doen, heeft zijn consequenties in andere werelddelen", aldus mej. Klompé. „Wanneer ergens ter wereld een vertegenwoordiger van de kerk zich onverdraagzaam toont tegenover pro testanten in zijn land, dan zal de reactie daarop binnen een week bij de missie in Pakistan merkbaar zijn." Intussen bestaan er in verschillende lan den verenigingen die ten doel hebben de Spaanse protestanten te helpen. Zo is er in Nederland de vereniging „Het Evangelie in Spanje". Ondat de hulpverlening aan de Spaanse protestanten in onderling over leg tussen de verschillende landen verdeeld is heeft elke vereniging een aparte, be perkte taak. In Nederland is er altijd een bijzondere band geweest met de gemeenten te Malaga, Los Rubias, Cartagena, Utrera en ten dele ook Sevilla. Deze gemeenten worden zoveel mogelijk gesteund, maar de meeste aandacht wordt besteed aan do predikantenopleiding in Madrid. Dit is momenteel een zeer pijnlijke en moeizame aangelegenheid, omdat het seminarium, waar de aanstaande predikanten worden gevormd, sinds het begin van dit jaar op last van de Spaanse regering gesloten is. In de vereniging „Het Evangelie in Spanje" neemt de hervormde kei-k een be langrijke plaats in, maar ook vertegen woordigers van andere kerken, zoals de gereformeerde, remonstrantse en doopsge zinde, hebben zitting in het bestuur. Ver schillende protestantse kerken werken hier dus samen voor hun Spaanse geloofsge noten. 13 O K T O li E R 19 5 6 LONDEN, oktober We vonden Lon den, nadat we er een paar jaar niet ge weest waren, eigenlijk maar nauwelijks gewijzigd. Dat is waarschijnlijk wel karak teristiek voor Londen: het verandert in een paar jaar niet. Dat hebben generaties vóór ons ook al gevonden. De hoofdstad van Engeland is in de laatste twintig jaar eigen lijk alleen maar nóg groter geworden. Die vergroting is voor het merendeel uitge voerd in een stijl, die van het bouwen van vijftig of tachtig jaar geleden niet ge makkelijk te onderscheiden is. Hier en daar zijn nu in de buitenwijken kleine wijkjes van „council"-huizen verrezen, maar zelfs daar heeft men naar onze begrippen nog maar bedeesde pogingen tot vernieuwing van het uiterlijk gedaan. Wie enkele jaren niet in Parijs is ge weest of in Brussel, vindt straten met een geheel nieuw aspect, oude gebouwen ver vangen door torenhoge nieuwe, andere bussen of trams, winkels die hun vroegere uiterlijk al weer lijken te zijn vergeten en nog tientallen andere zaken, die er vroeger niet waren. Dat geldt geenszins alleen voor de groeiende buitenwijken, maar bepaald ook voor het centrum. Maar het West End en de City van Londen zien er niet noe menswaard anders uit dan, bijvoorbeeld, vlak na de oorlog. Men kan slechts zeggen, dat bijna al het puin nu is verdwenen en dat het aantal open plekken afneemt. Het eten in Engeland blijft inmiddels beneden acceptabel niveau. Men vergeve het mij ik ben een erkend anglofiel maar wie goed óf lekker wil eten, kan En geland geheel buiten het reisprogramma laten. Wij gaan dan meestal in Soho eten, dat centrum van „foreigners" en niet- Britse handel en niet-Brits voedsel. Het valt niet te ontkennen, dat de restaurants in Soho er meer van maken dan de Engelse, maar waarschijnlijk kunnen zij het ook niet helpen, dat de slager hen slechts vlees geeft, dat uit de meest taai gespierde ge deelten van koe en varken is gesneden. Zelfs het uiterst Frans-aandoende „Bou logne" in Gerrard Street heeft gemeend zich op het gebied van groentenvoorberei- ding te moeten richten naar de Engelse smaak, die misschien wel voedzaam is, maar nergens de toets van de gemakkelijke eetbaarheid kan doorstaan. In 't Engels restaurant kan men nog vin den, dat een besproken tafel voor half negen 's avonds weliswaar om kwart voor negen nog steeds besproken is, maar dat men er niet meer bereid is een warme maaltijd te verstrekken. Het uit de ijskast gehaalde koude diner, heeft daar naar schatting al drie dagen gestaan. Engeland, zowel in als buiten zijn steden, is toeristisch een bijzonder aantrekkelijk land (het eten dan buiten beschouwing ge laten). Plet heeft, door diezelfde hier boven aangestipte behoudendheid, in het uiterlijk van zijn steden en dorpen een aan tal architectonische attracties dat in wei nig landen geëvenaard wordt. Iedere toe rist, die ook wel eens naar het buitenland wil, zou er eigenlijk heen moeten. Vele mensen in Engeland zouden dit ook graag zien. Ze zien de buitenlanders graag en ze zijn niet blind voor de binnenkomende de viezen. De autoriteiten echter, die de op drachten geven aan het grenspersoneel, hebben een geheel andere opvatting. Nog steeds kan de bezoekende buitenlander zich aan de grens niet onttrekken aan de indruk, dat hij wordt beschouwd, gewikt en gewogen als een potentiële en waar schijnlijke vijand van Engeland. Terugke rende Engelsen worden overal het eerst ge holpen, de houding van de douane is wan trouwend en onvriendelijk en niemand lijkt het leuk te vinden dat u komt. Als u dan bovendien nog met een auto komt, dan is het hek van de dam. Wij zijn dit keer met het auto'tje via Ostende naar Dover gevaren. Tevoren hadden wij al een extra aantal benodigde papieren aange vraagd en één zeer lang document met vragen ingevuld. Dat werd door de auto mobielvereniging naar Dover vooruit ge zonden. Toen wij dan ook in Dover arri veerden, moest ik hetzelfde formulier nog eens invullen. Plet antwoord op de wat verbaasde vraag was: „Ach ja, die dingen krijgen we wel toegestuurd, een paar da gen van tevoren. Maar ze raken zo vaak zoek, of ze liggen helemaal onder aan de stapel. Dit is toch veel gemakkelijker". Dit antwoord werd gegeven op een gemelijke toon van „PIou jij je er nou maar buiten. Dat organiseren wij wel." En toch is Engeland zo'n fascinerend land. A. S. H. Van onze correspondent BINNENKORT zal Wenen twee oude stationsgebouwen ar mer zijn geworden, namelijk het Ost- Bahnhof en het Süd- Bahnhof, twee pom peuze creaties in Grieks-Romeinse stijl met timpanons, pi laren en standbeelden en vooral met de hoge ouderwetse overkap pingen. Van het ene station vertrokken de treinen naar het zui den, niet alleen naar Graz en Klagenfurt, maar ook verder naar# Triëst, Venetië, Flo rence en Rome, van het Ost-Bahnhof zette de Oriënt-expresse naar Boedapest, So fia, Athene en Istan- boel koers. Het eigen aardige was dat deze twee kolossale kasten nauwelijks een paar honderd meter van elkaar lagen en als tweelingen op elkaar geleken. De oorlog heeft er danig huisgehouden. De Russen hebben er daarna jarenlang gekampeerd. Wat er overbleef was gedeeltelijk bouw vallig: de prachtige coulissen voor een griezelfilm in de trant van „De derde man". Intussen ging men plannen ont werpen voor een geheel nieuw station. In 1951 werd de eerste steen gelegd. Twee jaar lang lag het werk stil bij gebrek aan geld, maar toen kwam de hoogconjunctuur en thans heeft men het nieuwe station officieel geopend. Het ontwerp heeft iets geniaals. De twee vroegere stations zijn tot één geheel ver- Hendrik Franciscus Tollens - gestorven op 31 oktober 1856, dus deze maand honderd jaar geleden - was in de eerste helft van de negentiende eeuw de Ne derlandse dichter in wie we alle voor treffelijke en alle kwalijke eigenschap pen van de tevreden en zelfgenoegzame burger verenigd vinden. Hij was koop man in Rotterdam, maar wijdde zich te vens aan de letterkunde. Door zijn tijd genoten werd hij op één lijn met Bil- derdijk en Feith gsteld. Zijn sentimen tele minnepoëzie was gewijd aan de toneelspeelster Gerbranda Catharina Rivier, die hij ondanks te tegenstand van zijn familie trouwde. Tollens wordt nu niet meer als een groot dichter be schouwd, maar zijn poëzie blijft van belang als spiegel van zijn tijd. Vrijwel iedereen kent nog zijn „Wien Neer- landsch Bloed" en sommigen zullen zich van de middelbare school misschien „De Overwintering op Nova Zembla" herinneren. enigd. De Weners zijn er zo trots op, dat zij het een van de modernste stations van Europa noemen. In de goed verlichte hoofdhal, die zesentachtig meter lang is, vindt men vijftien loketten, een ontbijt zaal, een melksalon, een informatiebureau en verder badgelegenheid, kappersalons, bagagedepots en zelfs een postkantoor. Langs roltrappen komt men in een vier meter hoger gelegen hal, die toegang geeft tot de negen perrons voor de treinen naar het oosten. Rechts langs een tweede rol trap kan men een andere hal bereiken met toegang tot de treinen naar het zuiden. Beide gedeelten hebben eigen restaurants, terrassen, bufetten, kiosken en zitgelegen heden. Wie bang is voor de roltrappen, gaat langs een normale vaste en brede trap naar boven. Ouden van dagen kunnen zelfs van een personenlift gebruik maken. De moeilijkheid was ook in Wenen na tuurlijk, dat het gewone treinverkeer tij dens de bouw in gang moest worden ge houden, zodat men de oude stations met hun perrons niet eerst kon afbreken. Het nieuwe dubbele gebouw ligt dan ook pre cies op het terrein tussen de twee oude stations. Maar de muren van de nieuwe zijvleugels worden langer en beginnen het oude te verdringen. Binnen een paar we ken zullen pilaren, architraven en beel den onder de moker komen en langzaam geheel verdwijnen. Dan is het gedaan met de romantiek van de vroegere pompeuze gebouwen, die plaats hebben gemaakt voor beton, lange effen muren met marmer bekleding en veel glas, afgelopen ook met de hoge overkapping vol rook uit de stoom locomotieven, want een groot gedeelte van het zuidelijke trajekt is intussen ook al geëlektrificeerd. In totaal werd dezer dagen honderd negentig kilometer geëlektrificeerde spoor lijn en wel het trajekt WenenGloggnitz alsmede de driehoek St. VeitKlagenfurt VillachSt. Veit in de provincie Karinthië in gebruik genomen. Deze beide aanwin sten, die een uitbreiding van het net met dertien percent betekenen, vormen een nieuwe schakel naar de algehele elektrifi catie. Wanneer alle plannen uitgevoerd zullen zijn, zal Oostenrijk jaarlijks één en een kwart miljoen ton steenkolen ter waarde van achthonderdveertig miljoen schilling (ongeveer honderdtwintig miljoen gulden) kunnen besparen. Na de elektrifi catie van het reeds uit 1842 daterende traject WenenGloggnitz zal nu het baan vak met de Semmeringtunnel Europa's oudste bergspoorlijn aan de beurt komen. Men hoopt dat tegen 1960 de gehele Südbahn met „witte steenkool" kan wor den gevoed. Dat deze vorm van energie economisch grote voordelen heeft boven de stoomtractie, wordt wel zeer duidelijk bewezen door het feit dat het goederen vervoer van Tarvis aan de Italiaanse grens naar Wenen in hoofdzaak plaats heeft over Salzburg en Linz, via de geëlektrificeerde Westbahn, welke route ondanks de omweg van honderddertig kilometer toch voor deliger blijkt. Een geheel geëlektrificeerde Südbahn zal niet alleen een einde maken aan de huidige beschamende toestand, maar bovendien de positie van Oostenrijk als transitoland verbeteren. Algemeen wordt aangenomen dat de Oostenrijkse spoorwegen binnenkort met hun moderne Südbahn een sterke concurrentie zullen gaan betekenen op de route ItaliëHonga rijeTsjechoslowakije. STOCKHOLM ((U.P.). De Zweedse biochemicus dr. Stig Akerfeldt heeft een methode ontwikkeld waar mee, naar hij beweert, in slechts zes mimiten een diagnose van bepaalde geestesziekten gesteld kan worden. Daartoe vermengt hij in een reageerbuis een heldere amine-oplossing met kleurloos bloedserum van de patiënt. Dr. Akerfeldt werkt onder dr. Hugo Theorell op het Stockholmse Nobel-insti- tuut. Dr. Theorell verwierf vorig jaar de Nobelprijs voor geneeskunde. Dr. Aker feldt heeft zijn methode op honderdtwintig patiënten in een inrichting te Lang- brö beproefd. De meesten hunner lijden aan schizo frenie en sommigen aan waanzin en seniliteit. In negentig percent der be handelde gevallen bleek zijn theorie correct te zijn. Wanneer het bloedserum, dat aan de geesteszieke is afgenomen, vermengd wordt met de amine, wordt het kleurloze mengsel bin nen zes minuten rood. Uit de verkleuring kunnen de dokters volgens Akerfeldt ook afleiden of de ziekte van acute of van chroni sche aard is. Uit de reactie tijd en de kleurintensiteit kunnen de doktoren bij her haling van deze proef gra fieken opstellen, die laten zien hoe de toestand van de patiënt varieert. Dr. Aker feldt verklaarde, dat hij zelf nog niet weet, waarom het mengsel rood wordt. Hij meent dat een zeker enzy me in het bloedserum de amine doet oxideren, maar dit is nog niet definitief vastgesteld. De geneesheer-directeur van de inrichting te Lang- brö, dr. Erik Goldkuhl, noemde het vorsingswerk van dr. Akerfeldt veelbe lovend. Wanneer een zekere manier om een diagnose voor geestesziekten op te stellen gevonden is, zal dit ons misschien ook in staat stellen de oorzaken van deze ziekten te ontdekken en doeltreffender behande ling te vinden, die het voor de patiënten mogelijk zou kunnen maken, een betrek kelijk normaal leven te lei den, aldus dr. Goldkuhl.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1956 | | pagina 21