TWEE VURIGE IDEALISTEN IN POLITIEK EN WETENSCHAP Bejaarde kunst DIE METAMORFOSE c ONZE NAMEN VREEMDE HISTORIE VAN NUMISMATIEK Veel zoekwerk in oude archieven is nodig GROTE DENKERS IN KUN GEWONE DOEN ONZE PUZZEL Huizen en hoven Niet de herkomst Eerste kabelzweefbaan over de Rijn EEN GOUDEN LAST LAG ZWAAR OP DE MA AG^J DE GROOTSTE ENGELSE denker van het einde der zestiende en het begin der zeventien eeuw is de man, die in deze tijd, waarin de natuurwetenschap in opkomst is, de leus formuleert, welke de beoefenaars der wetenschappen voortaan op de lippen zullen dragen: „Kennis is macht". Deze pleitbezorger van het moderne natuuronderzoek is de in 1561 in Londen geboren Engelsman Francis Bacon. HET LEVEN van Francis Bacon, die uit voorname familie in Londen wordt gebo ren, wordt beheerst door zijn twee grote liefdes, de politiek en de filosofie. Reeds als hij op zestienjarige leeftijd zijn filoso fische studie heeft beëindigd wordt hem een plaats in het gevolg van de Engelse ge zant in Frankrijk aangeboden en begeeft hij zich in 's lands dienst. Zijn eigenlijke poiitieke loopbaan begint in 1583, als hij tot parlementslid wordt gekozen, een func tie die hij jarenlang met toenemend succes zal uitoefenen. Vier jaar later verschijnt het eerste van zijn werken, waarmee hij zich ook in de geleerde wereld van zijn tijd een voortdurend grotere naam zal ver werven. Een sterk, verlangen naar macht, roem en rijkdom, waaraan hij door middel van de politiek en niet altijd met even lofwaardige middelen tracht te voldoen, gaat bij Bacon samen met een niet minder grote behoefte aan kennis, die hem drijft tot beoefening der wijsbegeerte. Op politiek gebied weet hij zich steeds hogere ambten en erefuncties te verwerven. In 1606 wordt Het titelblad van Hobbes' bekende werk „Leviathan" hij staatsadvjeaat, in 1617 Grootzegelbe waarder, in 1619 Lord-Kanselier en baion van Verulam. Maar in 1621 keert zijn for tuin. Hij wordt er van beschuldigd zich te hebben laten omkopen en kening Jaco bus I laat hem in de Tower opsluiten. Reeds na enkele dagen volgt zijn vrijla ting, terwijl de koning hem bovendien de boete, waartoe hij is veroordeeld, kwijt scheldt, maar van dat ogenblik af speelt hij geen rol meer in de politiek. Die laat ste vijf jaai van zijn leven legt hij zich echter met des te meer ijver toe op de be oefening der wetenschappen, waaraan hij de voorafgaande jaren reeds veel tijd en energie heeft gewijd. Zo eindigt Bacon, wiens geweldige ambitie en eerzucht hem steeds op de voorgrond van het politieke toneel hebben doen treden, zijn leven als geleerde. Zo komt hij tevens, maar te laat, tot de overtuiging, dat hij zich reeds veel eerder uil de politiek had moeten terug trekken om zich geheel te wijden aan zijn andere grote liefde, de wetenschap. ALS PROFEET VAN de nieuwe tijd steekt Bacon ver uit boven zijn tijdgeno ten. Hij is de eerste, die vermoedt welke geweldige invloed de wetenschap weldra op het leven van de Europese mens zal uit oefenen. Wat hij daarvan verwacht, blijkt wel het duidelijkst uit het geschrift, dat hij kort voor zijn dood publiceert: „Nieuw Atlantis", waarvan hij het beeld schildert van de staat van de toekomst. Op het ''and Bensalem aldus Bacon in dit boek Bacon dat ergens in de Stille Zuidzee moet lig gen, bevindt zich het Salomonshuis, dat negentienhonderd jaar geleden door de koning van het eiland werd gesticht. Dit Salomonshuis is een geweldig onderzoe kingsinstituut, waarin een grote schare ge leerden voortdurend aan het werk is, ter wijl zij beschikken over alle mogelijke hulpmiddelen. De onderzoekers beschikken over alles wat een beoefenaar der natuur wetenschappen zich maar kan wensen: bo tanische tuinen en laboratoria, verzame lingen van alle mogelijke levende en dode materialen, dierenparken en fokkerijen, meteorologische instituten en sterrenkij kers. De resultaten van het onderzoek, dat met al deze hulpmiddelen wordt verricht, zijn begrijpelijkerwijs groot. Bacon, die hier enerzijds van een ware zienersblik, maar anderzijds ook van een grote fantasie blijk geeft, noemt onder meer microscopen en telescopen, vliegtuigen en locomotieven, telefoons en radio's, geconcentreerde voe dingsmiddelen, middelen tegen ziekten en levenselixers. Wat is nu volgens Bacon het doel van dit Salomonshuis? Waarom dit geweldige wetenschappelijk onderzoek? „Het doel van dit instituut", zegt hij, „is de kennis van de oorzaken en geheime bewe gingen der dingen en de vergroting van de menselijke macht om alle mogelijke dingen te maken". Voor Bacon gaat het dus om de wetenschap, zoals die naar zijn heilige overtuiging tot stand kan worden gebracht. Dat zijn stoute verbeeldingskracht hem niet heeft bedrogen bewijzen de micros copen, radio's, vitaminetabletten en al die andere uitvindingen van wetenschap en techniek, die voor ons werkelijkheid zijn geworden. Twee jaar na de publicatie van zijn toekomstvisioen is Bacon gestorven, in het begin van het jaar 1626. Hij overleed aan de gevolgen van een kou, die hij bij een nachtelijke proefneming had gevat. „De proef is uitstekend geslaagd", was het laatste bericht van deze grote denker, wiens leven eerst in dienst van de politiek, later in die van de wetenschap had ge staan. IN ONGEVEER DEZELFDE tijd, waarin Francis Bacon zijn „Nieuw Atlantis" publi ceert, schrijft ook een andere beroemde Engelsman, Thomas Hobbes, een boek over de staat, maar dan niet over de staat der toekomst, maar over de met absolute macht beklede staat, die hij de beste acht voor zijn tijd. Dit boek is Hobbes' even be kende als beruchte „Leviathan". Hobbes' bedoeling met de „Leviathan" is het gezag van de Engelse koning Karei I te verdedi gen tegenover het parlement en tegenover de kerk. Hij noemt deze staat, waarvan de koning het hoofd is, een geweldige ma chine, die de wil van de enkeling volkomen beheerst. Volgens hem is deze machine het best te vergelijken met de Leviathan, het grote monster uit de Bijbel, zoals dat in het boek Job wordt beschreven. Op het ti telblad van de eerste Engelse uitgave van zijn boek is Hobbes' staatsleer op duide lijke wijze in beeld gebracht. Een geweldig grote man de vorst wiens maliënkol der uit talloze mensjes bestaat, houdt een zwaard het symbool van de wereldlijke macht en een bisschopsstaf het sym bool van de kerkelijke macht bescher mend boven een vreedzame stad. Onder deze afbeelding zijn links de attributen van het wereldlijk gezag burcht, kroon, ka non, vaandels en leger en rechts die van het geestelijk gezag kerk, mijter, ban bliksem, vlijmscherpe redeneringen en een rechtszitting afgebeeld. En boven dit ge heel staat het motto van Hobbes' staats leer, ontleend aan het eenënveertigste hoofdstuk van het boek Job, waarin het monster Leviathan wordt beschreven: „Non Hieronder geven wij u de betekenis van vierentwintig kleine woorden, bestaande uit 4, 5, 6 of 7 letters. Hebt u deze vieren twintig woordjes, dan moeten ze twee aan twee gecombineerd worden, zodat u twaalf goed-Nederlandse woorden krijgt, die ieder uit elf letters bestaan. Neemt u van ieder dezer twaalf woorden de zesde letter, dan kunt u daarvan een (dus twaalfletterig) woord maken, dat een dagelijkse rubriek in ons blad op pagina 2 aanduidt. Voorbeeld: we geven 8 betekenissen en maken van de 8 gevonden woordjes 4 ge combineerde woorden: 1. toestand van semi-bewusteloosheid slaap. 2. nat element water. 3. air houding. 4. dansgroep ballet. 5. bovenkleding mantel. 6. woning huis. 7. neerslag regen. 8. iets met behulp waarvan men komt tot iets anders middel. Uit de 8 gevonden woorden maken we er 4 van ieder 11 letters, dus: slaapmiddel, waterballet, regenmantel, huishouding. Hier hebt u nu de vierentwintig gegevens, waarvan u zelf de oplossing moet zoeken; hebt u de twaalf woorden van elf letters, dan kunt U de volgorde zoeken waardoor de zesde letters van boven naar beneden gelezen een dagelijkse rubriek in ons blad op pagina 2 aangeven. 1. aardbol. 2. halfdonker. 3. ver trek. 4. strijden met woorden. 5. kleine huizen. 6. resultaat of geldswaar dige schuldbrief. 7. niet zwaar; niet donker. 8. inrichting waardoor tram- of spoorwagens overgaan op een ander spoor. 9. edel zoogdier. 10. voetbekleding. 11. afschutting. 12. blikken doos met deksel. 13. slechte weersgesteldheid. 14. denkvermogen. 15. nog eens. 16. meestal ijzeren weg over een verdieping in het terrein. 17 pieren. 18. kinderen drinken hieruit. 19. zoet baksel. 20. het beste wat u wensen kunt voor ieder een. 21. monstering van troepen; uiter lijk vertoon. 22. smal bandje met nestels. 23. lichtbron. 24. stadsvervoermiddel op rails. Om in aanmerking te komen voor een van de drie geldprijzen ad f 7.50, f 5 en f 2.50 dient men uiterlijk dinsdag 17 uur de oplossing in te zenden aan een van onze bureaus in Haarlem, Grote Houtstraat 93 en Soendaplein, in IJmuiden, Kennemer- laan 186. Men wordt verzocht de oplossingen uit sluitend per briefkaart in te zenden, met duidelijke vermelding „Puzzel". De oplossing van de vorige puzzel luidt: 1. Cruquius, 2. ananas, 3. cadans, 4. ga rage, 5. grillig, 6. Colorado, 7. balans, 8. trede, 9. wedden, 10. smederij, 11. bessen, 12. ballade, 13. blamage, 14. wennen, 15. cacao, 16. weinig, 17. treffen of trekken, 18. vertrek, 19. Bussum. De dans is dus de Quadrille des lanciers. Prijswinnaars zijn: f 7,50: S. H. Booiman, Slachthuisstraat lb, Haarlem; f 5, C. J. Engbertsen, Rich. Holplein 4, Heemstede; f 2,50, mej. C. M. Vis, Prinsessekade 17, Haarlem. Een vierenzeventigjarige Ierse weduwe, die begon te schilderen toen zij zeventig was, houdt op het ogenblik in Londen de eerste tentoonstelling van haar werken. De kunstenares, mevrouw Gretta Camp bell, die bekend staat onder de naam „Ier- lands grandma Moses". Grandma Moses is een zevennegentigjarige Amerikaanse schilderes, wier werken indertijd veel op zien baarden. De schilderijen van mevrouw Campbell zijn een weerspiegeling van het geluk, dat zij als kind in Dublin en later in Noord-Ierland gevonden heeft. Het zijn kleurrijke doeken waarop hollende kinde ren, kermisterreinen en militaire kapellen staan afgebeeld. est potestas super terram quae comparetur ei", „Er is geen macht ter wereld, die deze nabijkomt". Dat het parlement een veroordeling te gen het boek uitspreekt is niet te verwon deren. De tweeënzeventigjarige Hobbes, die nimmer trouwde en slechts voor de we tenschap leefde, werd door deze veroorde ling van zijn werk echter niet gebroken. Hij getuigt daarvan zowel door zijn werk als door zijn levenswijze. Zo publiceert hij nog in zijn negenentachtigste levensjaar een berijmde vertaling van de dichtwerken van Homerus. En er wordt bericht, dat de grijze filosoof zich met balspelen, lichame lijke oefeningen, musiceren en zelfs zingen bezighoudt tot kort voor de vierde decem ber 1679, de dag, waarop hij na een ruim eenennegentigjarig leven sterft. DE LEZER heeft reeds bemerkt dat onze voorouders zich bij het aannemen van herkomstnamen niet tot aanduidin gen als Van Campen beperkten. Fami lies heten niet slechts naar steden en dorpen, maar ook vaak naar kleine buurtschappen, een enkel huis of een stuk grond. Vooral de namen van boer derijen leven in veel geslachtsnamen voort. DEZE OMSTANDIGHEID bezorgt zelfs de dragers van geografische namen vaak de nodige moeilijkheden bij een genealogisch onderzoek. Want het blijkt waarlijk niet op het eerste gezicht dat de familie Van Haselen haar herkomst op de hoeve „De Hazel" onder Nijkerk moet zoeken. En al plaatste de familie Van der Crab een krab in haar wapen, de naam gaat terug naar ettelijke roe den „bedijekt ende onbedijekt landt" die het voorgeslacht in de Crabbe, een streek ten westen van Dordrecht, bezat. Het geslacht Van Goudoever heet zo naar een huis met boomgaard „op Gout- ocver" te Abstede en de (Tjecnk) Wil links stamden af van een omstreeks 1600 geboren Jurrien, die op de Willinkhof bij Winterswijk bouwman was. In die zelfde omgeving lag het landgoed Zu Pellickwick, waar de familie Ter Pelk- wijk de naam aan ontleende. Vooral in het oosten van ons land zijn namen van erven op de bewoners overgegaan. Van daar dat men er geslachtsnamen kan aantreffen als Groot Enzerink, Klein Nagelvoort, Oude Groothuis, Olden Banning, Nijenbanning, Oolbckkink en meer in die trant. IN GRONINGEN, waar men op liet platteland Iaat was met het aannemen van vaste namen, ontstonden in de twee de helft van de achttiende eeuw vele familienamen, eindigend op -huis. Om slechts een kleine greep te doen: Dicp- huis, Padhuis, Bulthuis, Bolhuis, Kamp huis, Middelhuis, Nienhuis, welke na men veelal aan boerderijen werden ontleend. De meest opmerkelijke ervan is Stenhuis, het stenen huis, dat in Fries land stins ging heten en de gebruikelijke benaming van een kasteel werd. Daar hof de oude aanduiding van een om heinde ruimte is, kwam ook dit woord veelvuldig in boerderijnamen voor. Zo stamt de familie Van 't Hoff, waartoe de Nobelprijswinnaar prof. J. II. van 't Iloff behoorde, af van een voorvader, die de boerderij „Het Hof" te Grote Lindt bewoonde. Om al die hoven uit S elkaar te houden, werden ze vaak nader aangeduid. We danken daaraan een lange lijst familienamen aan. Om ons slechts tot enkele te beperken: Appel hof, Berkhof, Ishof, Eykhof, Nedcrhof, Olthoff, Nijhof, Noordhof, Zuithoff, Middelhof, Groothoff en Koehof. De naam Pothuis kon slechts in een stad ontstaan. Inderdaad koos een Am sterdammer in 1812 deze naam naar het pothuis, een klein aanbouwsel, dat hij bewoonde. Andere laatkomers gaven in dat jaar de aanduiding van hun straat of buurt als familienaam op: we lezen in de lijst onder meer Droogbak. Hout- tuyn, Buytenkant, Damstraat, Uilenburg en Kattenburg. ALDUS HEEFT het voorgeslacht op allerlei wüze de herkomst in het geding gebracht als er een familienaam moest worden gekozen. Een naam als Van Teijlingen kan ons bewijzen, dat daar door zelfs de namen van oude heerlijk heden tot de huidige dag voortleven, ook al zijn de adellijke geslachten van die naam reeds lang uitgestorven. Vooral In deze categorie echter speelde niet zel den het uithangbord een rol. De dichter Gerbrand Adriaensz Bredero (1585 1618) was allerminst geboren op het be kende slot, doch in een Amsterdams huis, waar zijn vader het schoenmakers bedrijf uitoefende en als herkennings teken „In de Graef van Brederode" had uitgehangen Ook de aanduiding „In t Slot van Egmond" was in het westen .Is huisnaam zeer in trek. Ging zo'n naam verkort op de bewoner over, dan kon de familienaam Van Egmond ontstaan, ge dragen door lieden, die dit dorp nimmer hadden aanschouwd. J. G. DE BOER VAN DER LEY rcooccccooo Kort verhaal door Lizzy Sara May xxocccoccooccoc WANNEER is dit begon nen? Hoe komt het dat ik het nu pas zie? Of was ik het me reeds lang bewust? Maar dan moet ik toch aan haar voorbij geleefd heb ben? Hoe lang? Weken? Maanden, jaren? Wat er ger is; ik kan het haar niet zeggen. Wie weet hoe het haar zal schokken. Later. Manuel schakelt de motor over en drukt het pedaal dieper in. Later, stelt hij zich voor, later zal ik proberen het haar lang zaam aan te zeggen. Onwillekeurig kijkt hij in het spiegeltje boven zich. Hij draait het een kwart slag om zichzelf te kunnen zien. Maar ik, denkt hij, zou ik.... Ach ter hem klinkt hard het signaal van een auto die passeren wil. MYRA glimlacht. Ja, ja, knikt ze haar spiegelb: :ld toe, ja, ja. De lijn van de mondhoek naar de neusvleugels. Het even oplichten van de ogen bij het glimlachen. Het optrekken van de wenkbrauwen. Pre cies zo, sprekend wordt de gelijkenis. Is het Manuel al opgevallen? Het is niet te hopen. Ondanks dat er met Manuel zelf ook het een en ander aan het gebeuren is. Heeft hij dat ook opgemerkt? Ze neemt de kam en trekt een scheiding van de kruin over het midden naar de neus. Nu valt de gelijkenis nog meer op. Onmiddellijk daar op kamt ze het haar weer anders, zoals ze het altijd draagt, met de scheiding aan de linkerkant. Ze doet het met bijna schrik achtige bewegingen. Stel je voor dat Ma nuel, denkt ze. ZE ZIJN nu ruim tien jaar getrouwd. Beide ouderparen hadden hun toestem ming ontzegd. Niet dat de wederzijdse ouders elkander kenden en misprezen, neen, de ouders van Myra vonden hun dochter te jong, de ouders van Manuel hadden hem eenvoudigweg een andere vrouw toebedacht. Beide families waren koppig en niet te vermurwen geweest. Manuel had een hekel aan zijn vader. Myra aan haar moeder. Of een hekel. mischien was dit zelfs te veel gezegd. Ze konden gewoon niet met elkander over weg. Het was hard tegen hard gegaan. Tenslotte hadden ze het huwelijk toch doorgedreven. Ondanks alle moeilijkheden waren ze gelukkig geweest. Er waren kin deren gekomen, twee kinderen, die hun grootouders nimmer hadden gekend. Over de grootouders werd gezwegen. Niet dat het zo'n teer punt was, dat er een woor denstrijd uit voort zou kunnen komen, neen, het was eerder of Myra en Manuel het bestaan van hun ouders vergaten. Zelfs toen de ouders overleden waren, hadden zij dit verlies ieder voor zich verwerkt en was er nooit een woord over gerept. En nu dit. Hoe lang is dit nu al aan de gang, denkt Myra sinds Moeder dood is? Droom ik al zo lang van haar? Jawel, elke nacht droom ik van haar. Eerst wa ren er alleen maar de dromen en toen, op eens, o, ik weet het nog als gisteren: ik stond 's morgens voor de spiegel en zag plotseling dat er iets van Moeders gezicht in het mijne was overgegaan. Een heel klein beetje eerst, daarna elke dag na elke droom iets meer. Het enige is, dat het nu opvallend begint te worden. En niet alleen dat ik sprekend op Moeder begin te lij ken, ik neem zelfs haar gewoonten aan. Soms, als ik iets tegen de kinderen zeg, is het of ik Moeders stem gebruik, dezelf de intonatie, dezelfde woorden. En dan bén ik Moeder, ik zie mezelf zitten en weet dat niet i k dat ben, maar dat het Moeder is. Aan de ene kant vind ik dat afschuwe- lijk, maar aan de andere kant voel ik me vertederd. Alleen, eens zal het Manuel gaan opvallen en wat dan? Het zal zo'n schok voor hem zijn. En zal hij dan nog van me houden? En moet ik het Manuel zeg gen, dat ook hij. xxjoccocco ccooco Manuel heeft de auto in de garage gezet. Hij heeft zorgvuldig de deuren op slot gedaan. Zorg vuldiger dan anders? Hij strijkt voordat hij via de keukendeur naar binnen gaat eens met de vingers door het haar. In de keuken staat Myra over het gasfornuis gebogen. Even blijft hij op de drempel staan. Een seconde lang, voor dat zij zich heeft kunnen omdraaien om hem te begroeten, kijkt hij naar haar. Mijn hemel, denkt hij, je zou zweren Maar Myra heeft haar armen al om zijn hals geslagen en kust hem ter begroeting. Hoe was het vandaag, zegt ze druk ge had? De kinderen blijven vandaag bij Doortje eten. We zijn voor één keertje met z'n beidjes. Gezellig? Ze kijkt hem onder zoekend aan. Ook jij, denkt ze, ook jij. Ze zitten tegenover elkaar aan tafel. Er is een bijna gegeneerd zwijgen tussen hen. Zal ik het haar zeggen? denkt Manuel. Zal ik hem hem zeggen? denkt Myra. Na het eten, denken ze allebei. NA HET ETEN gaat Manuel naar zijn werkkamer. Uit zijn bureaulade haalt hij een mapje met foto's. Hij slaat het boekje open en kijkt naar de foto's van Myra, op het strand, op het terras van het hotel, uit het venster buigend en naar hem wuivend. Een Myra met een eigen gezicht, met geen sprankje van een familiegezicht. Bruin lang wuivend haar, zwarte ogen en een lieve mond. Hoe is het toch mogelijk, is dit nu Myra? Wat doe je? vraagt Myra. Ze buigt zich over zijn schouder en kijkt naar de foto. Even vertrekt haar gezicht. Even krimpt het in elkaar. Ja, zegt ze dan, je hebt het dus toch ontdekt. Ze maakt een beweging met haar handen. Gelatenheid zeggen de handen. Het lijkt wel een film drama. Daarna neemt ze een stoel en gaat tegenover Manuel zitten. Het komt door de dromen, zegt ze. Elke nacht droom ik van Moeder, elke nacht opnieuw. Maar jij, Manuel, droom jij elke nacht van je vader? Manuel knippert ner veus met de ogen. Hoe weet je....? be gint hij. Maar Myra houdt hem een zak- spiegeltje voor. Nee, zegt Manuel, want hij wil absoluut niet kijken en duwt het zakspiegeltje van zich af. Hij weet het immers wel. Wat moe ten we doen? vraagt hij. Myra, is hier iets tegen te doen? Myra trekt de schouders op. Er is niets tegen te doen, niets, niets. Nog enkele we ken en de metamorfose zal zich geheel Over de Rijn in Keulen wordt een ka belzweefbaan gebouwd, die de eerste en voorlopig nog wel de enige zal zijn, die de oevers van deze lange rivier ver bindt. Aan de ene oever wordt een draagmast van zesendertig en aan de andere een van veertig meter opgericht. Deze masten komen echter niet vlak tegenover elkaar want de kabelbaan zal schuin over het water lopen. De af stand tussen de beide eind-stations zal zeshonderdtachtig meter bedragen. Er zullen vijftig cabines komen met brede vensters van plexiglas, van waaruit men een schitterend uitzicht zal hebben. Deze cabines, elk voor vier passagiers, zullen op een hoogte van vijfentwintig meter over de Rijn heen en weer glijden. De afstand tussen de cabines onderling bedraagt drieëndertig meter. Men zal in staat zijn per uur vierentwintighonderd passagiers te vervoeren. Deze kabel zweefbaan wordt ter gelegenheid van de grote tuinbouwtentoonstelling van het volgend jaar gebouwd, maar zal dan ook na afloop blijven bestaan. voltrokken hebben. Myra zal haar moeder zijn en Manuel zijn vader. En de kinderen, vragen zij zich nu vol schrik af, de kin deren? Ze zullen geen ouders meer heb ben, ze zullen grootouders hebben. De kin deren zijn meegeschoven, zegt Myra opti mistisch, ze lijken immers op ons! Op ons van vroeger, zegt Manuel bitter. Hoewel, het zóu een oplossing kunnen zijn. Opeens barst Myra in een schaterend ge lach uit. Enkele ogenblikken blijft Manuel stokstijf van schrik. Zenuwen, denkt hij, ze krijgt het te kwaad met haar zenuwen. Hij komt achter zijn schrijfbureau vandaan en neemt haar in zijn armen. Manuel, proest Myra, 0 Manuel, zou jij ooit gedacht hebben dat jouw vader van mijn moeder zou kunnen houden? ARTSEN EN APOTHEKERS hebben altijd een zeer speciale voorliefde vaor „klinkende munt" aan de dag gelegd. Dat is geen hatelijke toespeling op de hoogte van hun rekeningen, want wat hier bedoeld is, betreft alleen maar een hobby: het verzamelen van historische munten en penningen, met hetzelfde onbaatzuchtige doel als waarmee u en ik post zegels, lucifersmerken of suikerzakjes sparen. Vooral in de vijftiende tot en met de zeventiende eeuw moet Europa letterlijk gewemeld hebben van de munt en-verzamelende geneesheren. In de standaardwerken worden er meer dan driehonderd genoemd, die zich allen een zekere faam ver worven hebben. Daaronder prijken beroemde namen als die van de Franse schrijver, arts en pastoor Rabelais, de Oosten rijkse rabarber-therapeut Adolph Occo, tal van Hongaren, Italianen en Denen en ook twee Nederlanders: Hendrick Meibomitis en Olivier Dapper, lijfarts en vertrouweling van de Amsterdamse burgemeester Nicolaas Witsen, die, hoewel hij nooit een stap buiten Holland zette, als een der grootste geografen van zijn tijd gold. Velen van hen werden, door hartstocht bezeten, van liefhebbers beroepsverzamelaars. Zij gaven hun praktijk op en trokken van land tot land om zelf jacht te gaan maken op de zeldzame oude munten, ten koste van grote persoonlijke ontberingen, geldelijke offers en zelfs levensgevaar. Sommigen hebben dat avontuurlijke bestaan met de dood bekocht, anderen keerden terug, be laden met een buit, die hen wereldberoemd zou maken. Zoals die onvergetelijke Franse medicus Jean Vaillant de Oude, die deze maand herdacht zal worden. Hij was zo dol op oude munten, dat hij ze zelfs opat Deze Jean-Foi Vaillant, die volgens de „Nouvelles Biogra- fies Nationales" geldt als een der geleerdste Franse pen- ningkundigen, werd geboren in Beauvais in het jaar 1632. Nauwelijks drie jaar was hij, toen een hevige epidemie hem wees maakte. Een rijke oom trok zich zijn lot aan. Deze oom had hem voorbestemd voor een carrière in de rechten, maar nadat zijn weldoener ge storven was, gooide Jean zijn wetboeken het raam uit en ging medicijnen studeren. Na zijn artsexamen vestigde Jean-Foi zich in Beauvais, waar hij zijn tijd verdeelde tus sen een drukke praktijk en de studie van de geschiedenis en de letteren. Eens bracht een boer uit de omgeving hem een handvol oude, verweerde mun ten, die hij bij het ploegen in zijn akker gevonden had. Aan vankelijk had Vaillant weinig belangstelling, maar bij nader onderzoek deed hij de ontdek king dat deze nietige muntjes hem het antwoord verschaften op diverse vragen waarover de historici zich tot dan toe ver geefs het hoofd gebroken had den. Meteen stond zijn besluit vast. Hij verkocht zijn praktijk en vertrok naar Parijs om er penningkunde te gaan stude ren. Binnen twee jaar wist hij alles wat er op het gebied van de numismatiek te weten viel. Zijn leermeeser, geïmponeerd door Vaillants talenten en ca paciteiten, bracht hem in ken nis met minister Colbert, die hem het vererende voorstel deed in dienst te treden van des konings muntenkabinet. Vaillant nam het aanbod met beide handen aan en vertrok nog diezelfde week naar Italië, waar hij weldra stad en land afschuimde op zoek naar an tieke oude muntenHij trok ook naar Sicilië en Grieken land en bracht van deze expe ditie zoveel zeldzame pennin gen mee, dat 's konings kabinet zich van dat ogenblik af het rijkste van heel Europa mocht noemen. Zijn tweede expeditie voer de Vaillant naar Spanje en de Noordkust van Afrika, waar hij niet minder dan 20 eeuwen oude goudstukken en een hon derdtal zilveren munten wist op te delven of bij elkaar te sjacheren. Met deze oogst scheepte hij zich begin 1674 voor de thuisreis in op een vaartuig, dat hem van Afrika naar Marseille zou brengen. Nauwelijks op de Middellandse Zee werd het scheepje echter geënterd door een kaperschip. Vaillants metgezellen werden vermoord of als slaven ver kocht. maar hijzelf genoot het voorrecht in Algiers in een donkere kerker geworpen te worden, waar hij vierenhalve maand opgesloten zat, voor het de Franse autoriteiten gelukte zijn vrijlating te bewerken. Vaillant kreeg tot zijn grote verbazing zelfs al zijn kostbare munten terug, alsmede een plaats op een bark, die hem naar Rome zou brengen. Toen dit schip onder de Spaanse kust voer, doemde er aan de einder plotseling op nieuw een kaapvaarder op, die snel inliep op de zwaarbeladen bark. De bloedvlag in top en de kanonnen op dek lieten wei nig twijfel aan het doel van deze achtervolging, zodat de wanhopige Vaillant besloot tot een laatste redmiddel. Zijn zil veren munten verstopte hij on derin het ruim van het schip, maar voor de onvervangbare goudstukken bedacht hij een nog veel veiliger bergplaats. Hij slikte ze een voor een in. Gelukkig stak er een felle storm op. die het kaperschip noodzaakte de jacht op te ge ven. Twee dagen later arriveer de de kleine bark gehavend maar behouden in Marseille met een doodzieke Vaillant aan boord. Het eerste wat hij deed was twee doktoren raadplegen, want de gouden last lag hem zeer zwaar op de maag en tot dan toe had hij nog geen enkele van zijn beminde munten terug zien keren. Zijn twee geleerde collega's konden het niet eens worden over de te volgen be handelwijze, maar terwijl zij hevig twistten over het voor en tegen van verschillende lave menten en oliekuren, bracht de natuur zelf verlossing, hoewel aanvankelijk slechts zeer ten dele. Getroost vertrok Vaillant naar Lyon, waar hij een bezoek aan zijn oude vriend en mede verzamelaar Sylvestre Dufour wilde brengen. „Toen hij in deze stad aankwam", zo ver telt L. Renauldin in Les Méde- eins Numismatistes*), „had hij al ongeveer de helft van zijn innerlijke schatten terugver- worven, die hij vol trots aan Dufour liet zien. Onder de goudstukken, die nog op zich lieten wachten, bevond zich ook een grote penning van Othon, die door Vaillant zo geestdriftig beschreven werd, dat Dufour hem bad en smeek te, dit bijzonder fraaie exem plaar aan hem af te willen staan. Om zijn vriend een ple zier te doen stemde Vaillant toe en ziet: nog diezelfde avond kon hij zijn belofte inlossen." OOK NA deze wilde avon turen is Jean-Foi Vaillant zijn passie trouw gebleven. Hij maakte nog vele reizen, zelfs naar „barbaarse" landen als Perzië en Egypte, 's konings collectie nog verrijkend met vele duizenden munten en pen ningen. Zijn talrijke boeken over die vondsten gelden nog altijd als standaardlitteratuur. Vaillant stierf op 23 oktober 1706 dus nu tweehonderd vijftig jaar geleden aan een beroerte, nadat hij ontdekt had dat iemand een van zijn kost baarste tetradrachmen gestolen had. Munten waren zijn levens doel geweest, een munt was ook zijn doodsoorzaak gewor den. H. Croezen Dr. Leopold Jos Renauldin: „1 es médecins numismatistes" (Li- brnire de l'Acadómie Nationale de Médecine J. B. Baillière).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1956 | | pagina 22