VERREWEG HET GROOTSTE DEEL VAN DE BEVOLKING
LEEFT NOG VOLGENS OUDE STAMGEBRUIKEN
LIBERIA
EXPORTPRODUKT VAN
tussen Liberia
en ons land
Rubber ïs het voornaamste
President William V. S. Tubman
DE MENSEN
WILLIAM VACANARAT SHADRACH TUBMAN werd op 29 november 1895 in
Harper, een kustplaats van enkele duizenden inwoners in de zuidoosthoek van
Liberia, geboren. Zijn vader, een methodistenpredikant, was een nakomeling van
Amerikaanse negerslaven, die na de afschaffing van de slavernij de Verenigde
Staten verlieten om naar Afrika, hun land van herkomst, terug te keren. Op
latere leeftijd werd de vader van de huidige president tot voorzitter van het Libe
riaanse Huis van Afgevaardigden gekozen. De jonge William genoot zijn eerste
onderwijs op een zendingsschool der methodisten. Als onderwijzer wijdde hij zich
in zijn vrije tijd aan de rechtenstudie. Reeds op 22-jarige leeftijd werd hij tot de
balie toegelaten. Zijn ambities gingen echter niet uit naar de advocatuur. Hij voelde
zich meer aangetrokken tot een loopbaan bij de Liberiaanse overheid, waardoor
hij zich voor de ontwikkeling van zijn land op meer directe wijze dienstbaar kon
maken. Zo begon de toekomstige president zijn carrière als griffier bij het Monthly
and Probate Court, vervolgens werkte hij als ontvanger der belastingen in Maryland
County en tenslotte werd hij in 1919 benoemd tot County Attorney, een functie
die men kan omschrijven als „regionaal officier van justitie". Deze voorspoedige
loopbaan werd onderbroken voor het vervullen van zijn dienstplicht. Tubman ver
liet de dienst als kolonel van het Liberiaanse leger.
Inmiddels waren de leiderscapaciteiten van de toekomstige president niet onop
gemerkt gebleven. In 1923 werd hij gekozen tot afgevaardigde in de senaat van
Liberia, te vergelijken met onze Eerste Kamer, waardoor hij de jongste senator in
de geschiedenis van het land werd. Hij behield zijn zetel tot 1937, in welk jaar hij
tot rechter bij het Hooggerechtshof werd benoemd. Zijn vele belangwekkende rede
voeringen in de Senaat hadden blijk gegeven van een brede visie en van een scherpe
intelligentie bij het beoordelen van de vele problemen van de zich voortdurend ont
wikkelende staat. Toen in 1943 de presidentsverkiezingen naderden, besloot de „True
Whig"-partij hem kandidaat te stellen voor de hoogste functie in den lande. Dat
hij die verkiezingen won, ivas een bewijs van het grote vertrouwen, dat hij bij alle
lagen van de bevolking had weten te verwerven. In 1955 werd hij voor de derde
achtereenvolgende keer tot president gekozen. Vooral in de jaren na de Tweede
Wereldoorlog kwam een groot aantal projecten tot uitvoering, waardoor de over
heidsadministratie, het onderwijs en de volksgezondheid aanmerkelijk zijn verbe
terd. Landbouw en veeteelt werden uitgebreid, de ontwikkeling van de industrie
werd bevorderd. Ook de omvang van de buitenlandse handel gaf een toeneming
te zien. Op economisch gebied is men er in Liberia echter nog lang niet. De president
heeft dan ook steeds een open oog gehad voor de noodzaak kapitaal en kennis uit
de westerse landen aan te trekken om de ontwikkeling te versnellen.
Een van de belangrijkste daden van het democratische en vooruitstrevende bewind
van de president is het toelaten van afgevaardigden van de autochtone bevolking
in de vertegenwoordigende en uitvoerende lichamen geweest. Hierdoor werd deze
bevolkingsgroep meer zeggenschap verleend in bestuursaangelegenheden. Voordien
namen de afstammelingen van de in Amerika bevrijde negerslaven namelijk een
bevoorrechte positie in, waardoor het hoogste gezag in hun handen berustte. Het
binnenland, waar de inheemse stammen huizen, werd toen centraal van Monrovia
uit bestuurd. Het behoeft geen betoog, dat de president door deze integratie van het
politieke leven sterk aan populariteit gewonnen heeft.
De volgende week brengt president
Tubman van Liberia een staatsiebe-
zoek aan Nederland. Ter gelegenheid
daarvan plaatsen wij op deze pagina's
enige beschouwingen om cle lezer
nader met zijn land van herkomst, de
eerste negerrepubliek in Afrika, ver
trouwd te maken. Wij danken deze
aan bet Afrika Instituut te Rotterdam.
President Tubman is voor de tweede
keer gehuwd en wel met Antoinette
Padmore, kleindochter van de vroe
gere president Arthur Barclay.
OUDE KRONIEKEN gewagen van de
zeiltochten, welke de Hollanders omstreeks
1600 van hun forten uit langs de westkust
van Afrika maakten, waarbij ook Liberia,
toen nog Greyn- of Peperkust, werd be
zocht. Peper, ivoor, goud waren produkten,
welke aan de Afrikaanse kust werden be
trokken. Katoentjes, kruit, kralen, spiegel
tjes en vele andere, voor de primitieve in
heemsen begerenswaardige, artikelen dien
den als betaling. Dit alles was tijdrovend.
De praktische Nederlanders zochten naar
middelen om hun handel met minder tijd
verlies te kunnen uitoefenen. Daarom ves
tigde de koopman zich aan de kust, met
alle gevaren voor leven en gezondheid
daaraan verbonden. Verscheen een schip,
dan nam hij de lading in ontvangst. De
retourlading lag reeds gereed voor de
terugreis. Ziedaar het begin van een per
manente nederzetting in Liberia, het ont
staan ook van de eerste handelsonder
neming. Omstreeks 1855 zette de Rotter
dammer H. van Rijckevorsel voet aan wal
in dit gedeelte van West-Afrika en deze
vestiging is de bakermat van de Oostafri-
kaanse Compagnie: nu nog geniet Neder
land materiële voordelen van het werk,
door deze pionier onder onhoudbare toe
standen voor eigen risico verricht.
Wat de Liberiaanse import betreft levert
NedeiTand met zijn vier miljoen gulden
zeven percent van het totaal. Na Amerika
en Engeland en West-Duitsland met elk elf
percent, komt het in rangorde op de vierde
plaats. Nederland staat als afnemer van
Liberia met zes percent van de totale
export zelfs op de tweede plaats. Op tech
nisch en landbouwkundig gebied heeft Ne
derland eveneens veel tot de moderne ont
wikkeling van Liberia bijgedragen.
IN HET OOSTEN en in het noorden in
gesloten door Frans West-Afrika en ten
westen grenzend aan het Britse Sierra
Leone is Liberia aan de ontoegankelijke
kust van West-Afrika gelegen. Langs de
vijfhonderdvijftig kilometer lange kustlijn
bespoelen de golven der Atlantische Oceaan
dit tropische land, gelegen tussen vier en
acht graden noorderbreedte en acht en
twaalf graden westerlengte. Met een opper
vlakte van honderdtien duizend vierkante
kilometer is Liberia ruim driemaal zo groot
als ons land.
De smalle, lage kuststrook, doorsneden
door lagunes, getijkreken en moerassen
wordt hier en daar door de welving van
een kaap (Cape Mount, Cape Mesurado en
Cape Palmas onderbroken. Binnenwaarts
stijgt het land vrij snel naar een serie wil
lekeurig gevormde plateaus. Tachtig kilo
meter landinwaarts is de hoogte honderd
tachtig tot driehonderd meter. Het gebied
langs de nooi-doostelijke grens, die nergens
verder dan honderdzeventig kilometer van
de kust verwijderd ligt, is vierhonderdvijf
tig tot zeshonderd meter hoog. Hier en daar
vindt men een werkelijke bergketen. De
hoogste top is de Nimba, namelijk negen
tienhonderd meter. Talrijk zijn de beekjes
en riviertjes, die tenslotte uitmonden in
enkele grote rivieren. Deze stromen bijna
parallel door het zwaarbeboste heuvelland
naar zee. De belangrijkste zijn de Cacalla,
op de grens met de Ivoorkust (Frans
Ook in Liberia zijn zang en dans uitingen
van levensvreugde der inheemse bevolking
West-Afrika) en verder westelijk de
Cess, de St. John, de St. Paul, de Loffa en
de Morro, die alle over barre rotsen en via
watervallen naar zee stromen, met het ge
volg, dat zij slechts enkele kilometers land
inwaarts bevaarbaar zijn. Een uitzondering
vormt de Cavalla, waarop tot vijftig kilo
meter scheepvaart mogelijk is.
De bovengrond bestaat, evenals in de
buurlanden, uit gelateriseerd materiaal,
dat bij droog weer de automobilist in wol
ken fijne rode stof hult, in de natte tijd de
wegen in een glijbaan verandert. De gron
den zijn over het algemeen niet erg vrucht
baar: klei en leem, hier en daar met grint
vermengd. De zware regenval heeft de
grond sterk uitgeloogd. Tussen de kust en
het laaggebergte is het land bedekt met
dichte tropische wouden. In het uiterste
noorden ziet men een overgang naar het
savanne-landschap. Langs de randen der
regenwouden zijn de heuvels en dalen be
dekt met palmen. De oliepalm verschaft
het vetbestanddeel van het inheemse menu,
alsmede een exportprodukt, namelijk de
palmpit. De piassavepalm levert de vezels
voor onze bezems.
Het klimaat is tropisch en staat spe
ciaal in de zuidelijke helft van het land
onder invloed van de zuidwest-moesson,
die hier een hoge vochtigheidsgraad brengt
(gemiddeld tachtig percent). Daar zijn ook
de temperatuursverschillen vrij gering. De
gemiddelde jaartemperatuur voor het ge
hele land is ongeveer zevenentwintig gra
den. Langs de kust is de regenval het
grootst, ongeveer vier meter per jaar, een
hoeveelheid, die in geheel Afrika slechts
door Brits Kameroen wordt overtroffen. In
het binnenland, op een hoogte van onge
veer zevenhonderd meter, zijn maand-
maxima van dertig en minima van tien
graden geregistreerd. In de koele tijd zijn
dekens dan ook geen overbodige luxe. De
regenval is hier veel geringer, in de maan
den december en januari zelfs bijna nihil.
Begin en einde van de regentijd worden
gekenmerkt door zware onweders. De
hogere, noordelijke streken zijn over het
algemeen droger en gezonder dan de kust
strook, al waait er in de periode van
november tot februari nu en dan de Har-
mattan, een woestijnwind uit de Sahara.
DE BEVOLKING van de republiek
Liberia is sinds 1822 scherp verdeeld in
twee groepen: namelijk de uit Amerika af
komstige bevrijde slaven, de „Americo
Liberians" die in de kuststrook woonden
enerzijds en de autochtone bevolking in het
binnenland anderzijds. Langzamerhand gaat
deze tegenstelling echter vervagen door
huwelijken tussen beide groepen en door
dat thans de „natives" in het landsbestuur
betrokken worden. Het juiste inwonertal is
niet bekend, doch schattingen komen neer
op een getal van anderhalf miljoen, waar
van de „Americo Liberians" een groep van
ongeveer twaalfduizend vormen.
De handel en vooral de buitenlandse in
vesteringsprojecten brengen een groeiend
aantal vreemdelingen. Van de totale niet-
Liberiaanse bevolking van ongeveer zeven
duizend personen komen er omstreeks vier
duizend uit de buurlanden. Dit zijn voor
namelijk Fanti-vissers van de Goudkust en
uit Frans Guinea en Sierra Leone afkom
stige arbeidskrachten. De overige driedui
zend bestaan uit Libanese en Syrische han
delaars, Amerikanen, Fransen, Nederlan
ders, Engelsen, Duitsers en anderen.
Ongeveer vijfentachtig percent van de
bevolking leeft nog volgens de oude stam-
gebruiken. Het Engels, de officiële voertaal,
is nog weinig verbreid. De achtentwintig
inheemse talen worden nog door een zeer
groot aantal inwoners gebruikt. Het anal
fabetisme is nog groot. De UNESCO steunt
nu de regering om dit op te heffen.
De autochtone bevolking behoort tot
drie verwante ethnologische groeperin
gen. De groep, die in de kuststreken
woont, niet alleen in Liberia, maar
ook in de Ivoorkust, is die der Kru: de zee
lieden en havenarbeiders, waarvan er velen
uitgezwermd zijn naar de havens in de
buurlanden. De tweede groep is die der
Mandingo overwegend mohammedaans,
zeer intelligent. Hun bestaansmiddelen zijn
landbouw en veeteelt. Tevens zijn zij goede
handwerkslieden. De Vai zijn de intelli-
gentsten onder hen. Zij hebben zelfs een
eigen geschreven taal. Hoewel deze reeds
een eeuw geleden is samengesteld door
Dualu Bukere, een neger van de Vaistam,
Duivelsdansers in de binnenlanden.
heeft dit nogal omslachtige schrift zich nog
steeds weten te handhaven. De derde groep
omvat de Gola en Kissi, die verwant zijn
aan de Temme en Bulom van Sierra Leone,
vroeger zeer oorlogzuchtig.
De inheemse bevolking leeft voorname
lijk vaai de landbouw. Rijst en palmolie
vormen een belangrijk deel van het dieet,
evenals dit in Sierra Leone het geval is.
Verder verbouwt men cassave, mais, sui
kerriet. Vlees is schaars, zodat ieder stuk
wild, dat door de dorpsjager geschoten
wordt, welkom is. Op de gronden, die aan
de stam behoren, bebouwt iedere familie
zijn eigen percelen, waarvan deze het ge
bruiksrecht heeft. Doordat dit gebruiks
recht binnen de stam erfelijk is, zijn de
landgebruikers in de praktijk eigenaar van
(Zie verder pagina 5)
(Vervolg van pagina 4)
hun akkers. Een gedeelte van de oogst moet
worden afgedragen aan het stamhoofd, in
wiens persoon de eenheid van de stam is
verpersoonlijkt.
In deze inheemse gemeenschappen is het
christendom slechts in geringe mate door
gedrongen. Des te meer invloed heeft het
mohammedanisme, vooral in het noorden
en noordwesten van het land. Maar ook
daar waar de gemeenschappen niet op
mohammedaanse leest geschoeid zijn, vindt
men mohammedaanse negers als raad
gevers, secretarissen en godsdienstonder
wijzers. Overigens regeren hier nog de
goden,halfgoden en geesten door de tove
naars en medicijnmannen.
OU ói
GROTE STEDEN vindt men in Liberia
niet. De hoofdstad Monrovia telt ongeveer
vijfendertigduizend inwoners. Velen van de
„Liberians" wonen hier. In het overige deel
van het land is geen enkele stad met meer
dan vijfduizend inwoners. Monrovia is ge
bouwd op Cape Mesurado, ongeveer tach
tig meter boven zeeniveau. Het stratenplan
verdeelt de stad in een groot aantal recht
hoekige blokken. Langzamerhand verrijzen
er moderne gebouwen. Indrukwekkend is
de ambtswoning van de president. Langs
de walerkant vindt men de oude handels
wijk Waterstreet, die na zware regenbuien
haar naam eer aandoet. Hier rijen zich de
„stores" der Europese en Libanese impor
teurs aaneen. Een der oudste is die met de
letters O.A.C. (afkorting van Oostafrikaan-
se Compagnie) de Nederlandse handels
onderneming, welker in het land verspreide
vestigingen alom als de „Dutch Stores" be
kend zijn. In 1955 is Monrovia een modern
hotel met air-conditioned kamers rijk ge
worden, waar de vermoeide bezoekers een
comfortabel onderdak vinden.
Er was orde op zaken gesteld, de staats
inkomsten namen toe. de financiële ver
plichtingen werden minder. Alle schulden
werden prompt afbetaald. De tweede oor
log heeft Liberia geen schade berokkend.
Het geldwezen staat op de basis van de
Amerikaanse dollar.
HET VOOR de export belangrijkste
landbouwprodukt is de rubber. Vele latex
leverende planten groeien in het wild. Op
de plantages ziet men alleen de hevea
brasiliensis. Reeds in 1904 was een rubber-
Hef witte gebouiv links op deze luchtfoto
van de hoofdstad Monrovia is het paleis
van de president van de republiek Liberia
pij bezig met de aanplant daarvan. Een
Spaanse groep overweegt de aanplant van
cacao bij de Cess-rivier. De vroeger voor
de Liberiaanse economie zo belangrijke
koffieteelt, wordt sinds 1952 met Ameri
kaanse hulp nieuw leven ingeblazen. De
Coffea Robusta, door de regering aan plan
ters uitgereikt wordt voornamelijk in de
westelijke en centrale provincie verbouwd.
riaans-Amerikaans-Zweedse organisatie is
in de Eastern Province, ten noorden van
Sinoë, begonnen met de exploratie van de
daar aanwezige ijzerertslagen. De winning
van alluviaal goud neemt steeds verder in
betekenis toe. In de dertiger jaren heeft
een Nederlandse maatschappij een conces
sie gekregen voor het zoeken naar het
voorkomen van goud. Een onderneming is
hier echter niet uit voortgevloeid. Alle
goud wordt door de Centrale Bank opge
kocht. Door dezelfde Hollandse explora-
teurs werd in de Western Province allu
viale diamant gevonden. Sinds 1952 is de
export van sierdiamant sterk gestegen.
Voor het eerste halfjaar van 1954 wordt
een hoeveelheid van ruim zevenduizend
karaat- genoemd.
Op het gebied van de visserij, die voor
namelijk in de kustwateren wordt uit
geoefend, komen pas de laatste jaren mo
derne methoden in zwang. Door het ge
brek aan vlees is er een grote vraag naar
vis. Rundvee wordt, wegens het voor
komen van de tsetsevlieg, weinig gehou
den. Hoewel zevenendertig percent van Li
beria is bedekt met tropische wouden heeft
er slechts een zeer geringe export van
hout plaats. Het gebrek aan wegen vormt
hier een der belemmeringen voor een ren
dabele exploitatie. Er is nu een Duitse
groep bezig om een houtzagerij te vestigen
bij Harper bij de Cavalla-rivier.
De industrie betekent in Liberia weinig.
Baksteen, dakpannen, zeep en meubelen
worden plaatselijk vervaardigd. Fabrieks-
installaties kent men verder slechts voor
zover zij agrarische produkten van de
plantages of de bevolking verwerken.
concessie verleend aan een Engelse onder
neming. In de jaren na de eerste wereld
oorlog werd deze teruggegeven aan de
Liberiaanse regering. Engeland beheerste
vijfenzeventig percent van de wereldpro-
duktie van rubber. Door de bekende re
strictie, die in 1922 van kracht werd, liep
de rubberprijs op. Amerika zocht toen een
gelegenheid zelf rubber te produceren.
Onder leiding van Harvey S. Firestone,
bijgestaan door Herbert Hoover, werd toen
Liberia „ontdekt". Naast de besparingen in
transportkosten Liberia ligt ruim vier
duizend zeemijlen van New York, Singa
pore ruim tienduizend kon men zo ont
komen aan de Engelse rubberrestricties. In
1934 bedroeg de rubberexport bijna zes
percent van het totaal, in 1946 ruim vijfen
negentig. Thans loopt dit percentage enigs
zins terug, doordat sinds 1951 ijzererts in
toenemende mate uitgevoerd wordt. Een
belangrijke gebeurtenis was in 1955 de op
bouw van een in 1954 verleende concessie
door B. F. Goodrich Co. in het westen van
Liberia, in de nabijheid van de ijzermijnen.
Als men bedenkt, dat de Firestone onder
neming alleen reeds bijna dertigduizend
arbeiders in dienst heeft, is het niet te ver
wonderen, dat Goodrich in de eerste fase
een tekort aan arbeidskrachten ondervond.
Gehoopt wordt dat men in dit tekort zal
kunnen voorzien door migratie en immi
gratie. In 1955 bedroeg de waarde der
rubberexport vierendertig miljoen dollar.
Cacao is vooral een bevolkingsculture.
Sinds 1948 is een Amerikaanse maatschap-
Winkel in een Liberiaans dorp.
Het belangrijkste agrarische exportpro
dukt na rubber is de palmpit. In tegen
stelling tot rubber wordt de oliepalm niet
of nauwelijks op plantages geteeld. De
palm groeit in het wild. De olie uit het
vruchtvlees wordt door de bevolking zelf
geëxtraheerd. De palmpit wordt uitge
voerd. Een Duitse organisatie heeft een
concessie gekregen voor het vestigen van
oliefabriekjes in de oliepalmgordel. Neder
land is de grootste afnemer, evenals dat
trouwens met koffie het geval is.
Geleidelijk komt er vooruitgang in de
agrarische ontwikkeling. Zo is het assorti
ment van exportprodukten weer met één
vermeerderd door de aanleg van een Duit
se bananenplantage bij Sinoë, waar voor
de afvoer van bananen een haven gebouwd
wordt. Nog wachten grote oppervlakten
braakliggend land op ontginning door des
kundigen en Westers kapitaal. Ook Neder
land zou op dit terrein zeer welkom zijn.
REEDS in de dertiger jaren werden door
een Nederlandse deskundige de rijke ijzer
ertslagen van Bomi Hills in West-Liberia
ontdekt. Door de firma Wm. Muller Co.
werd een nader onderzoek naar deze lagen
ingesteld. Hierbij is het voorlopig gebleven,
tot in 1945 tenslotte een mijnbouwconcessie
aan de Liberian Mining Co. werd verleend,
IJzer begint sinds 1951 een steeds grotere
plaats in te nemen in de export. De Ver
enigde Staten, Nederland en West-Duits-
land zijn de grootste afnemers. Een Libe-
WEGEN te land en te water zijn in
Liberia schaars. De rivieren zijn buiten
het smalle kustgebied onbevaarbaar. De
vijfentwintighonderd motorvoertuigen in
Liberia kunnen zich op elfhonderd kilo
meter wegen voortbewegen. Sommige zijn
tijdens het regenseizoen onberijdbaar. De
rivieren en beekjes worden overbrugd
door ponten of houten bruggen. Met finan
ciële hulp van de Verenigde Staten en een
lening van de Export-Import Bank van
vijf miljoen dollar wordt de wegenbouw
nu krachtig aangepakt. Er is reeds een
grote weg van Monrovia naar N'zerekoré
in Frans Guinee aangelegd. Tussen de vrij
haven van Monrovia en Frans Guinea
heeft nu reeds een goederenverkeer plaats
van veertigduizend ton per jaar, welke
hoeveelheid nog steeds stijgt. Behalve de
ertsspoorlijn van Bomi Hills naar de haven
van Monrovia, die ruim zestig kilometer
lang is, kent Liberia géén spoorwegen.
De verbindingen ter zee ondergingen een
grote verbetering, toen in 1948 de moderne
vrijhaven van Monrovia werd aangelegd.
Schepen met acht meter diepgang kunnen
hier nu meren langs de kaden, die met een
lengte van zeshonderd meter ligplaats bie
den aan negen vrachtschepen. Een aparte
laadinstallatie is gemaakt voor het laden
van ijzererts. In 1955 deden ruim duizend
schepen de haven van Monrovia aan. De
totale goederenbeweging in dat jaar was
twee miljoen ton tegen ruim één miljoen
ton in 1954. In de haven werken enige Ne
derlanders, onder meer als loods.
EEN MERKWAARDIGHEID is, dat Li
beria onder de zeevarende mogendheden
een belangrijke plaats inneemt. In navol
ging van Panama heeft Liberia na de
laatste wereldoorlog een scheepvaartwet
ingesteld, die het reders voordelig maakt
hun schepen in Liberia te laten registreren.
De registratierechten en de tonnagebelas
ting zijn zeer laag en de regering garan
deerde, dat ze twintig jaar lang geen ver
hoging zullen ondergaan. Bovendien wordt
de administratie zeer effectief gevoerd door
de International Trust Company of Liberia.
De staat ontvangt uit leze bron ongeveer
zeven percent van haar inkomsten.
Op pag 6 vindt men een artikel over
cle geschiedenis van Liberia.
NA de jongste wereldoorlog ziet Liberia
in versterkte mate het kapitaal toevloeien,
dat het zo nodig heeft om de levensstan
daard van het volk te verhogen. Eeuwen
lang bestond hier de inheemse economie
welhaast ongestoord door vreemde invloe
den. Het leven in stamverband was en is
voor een groot deel nog gericht op voor
ziening in de eigen behoeften zonder uit
wisseling van goederen en diensten met
derden. Slechts aan de kust ondervond
deze gesloten samenleving invloeden van
buiten. Hier kwamen na 1500 de Europese
koopvaarders Afrikaanse grondstoffen rui
len tegen Europese artikelen. Ook de vesti
ging na 1822 van de „Liberians" beperkte
zich tot de kuststrook. In het economische
systeem in het binnenland verwekte dit
betrekkelijk weinig deining, behalve dat de
autochtone bevolking nu belasting moest
opbrengen en voor bepaalde diensten man
nen leveren ten behoeve van de nieuwe
regeerders. In het binnenland, noch in het
domein der „Liberians" was sprake van
kapitaalvorming in die zin, dat dit beschik
baar was voor investeringen, die het land
zouden ontwikkelen, hetzij door particulier
initiatief, hetzij door de overheid. Ver
schillende „Liberians" waren in de begin
tijd zeer welvarend. Zij bevoeren met eigen
houten schepen de zeeën en dreven een
zeer lucratieve handel in „Liberian" koffie,
afkomstig van de plantages, die zij aan
gelegd hadden.
In het economische leven van de „Libe
rians" en dus van de Staat Liberia, lag de
nadruk op handel en scheepvaart, waar
mee in de eerste vijftig jaren enorme
winsten behaald werden. In de zestiger
jaren veranderde op de Westkust de re
latie tussen handel en scheepvaart. Tot dan
was het de koopvaarder, die met eigen
schepen zijn handelswaar vervoerde. De
behoefte aan scheepsruimte werd zo groot,
dat het de moeite loonde scheepvaart
ondernemingen te stichten, die alleen ver
voersdiensten verleenden. Het in gebruik
komende ijzeren stoomschip was rendabe
ler dan het zeilschip, door grotere inhoud
en snelheid. Dit is de reden, dat de koop-
vaardijscheepjes van de Liberianen niet
meer konden concurreren, terwijl er geen
kapitaal belegd werd in grote moderne
schepen. Tevens kregen door de nieuwe
scheepvaartlijnen kleinere Europese han
delaars een entree. De inkomsten uit de
handel gingen in hun handen over. Deze
achteruitgang werd nog versterkt door die
bij de plantages. Tussen 1860 en 1870 wer
den koffieplanten uitgevoerd naar Brazilië
en Guadeloupe, waar de daar inheemse
struiken sterk leden onder een planten
ziekte. Al spoedig verdrongen deze pro-
duktiegebieden Liberia als exporteur mede
doordat de Liberiaanse koffie in zeer slecht
verzorgde toestand op de markt kwam. De
opkomst en bescherming in Europa van de
bietsuiker bracht een verdere slag aan
de Liberiaanse economie toe. De rietsuiker
is nu nog slechts een plant, die door de
inheemsen wordt verbouwd om er rum
van te stoken. Ook de palmolie bracht niet
veel op door de vele verontreinigingen. Zo
kwam het land in een moeilijke toestand.
Liberia heeft niettemin zijn onafhanke
lijkheid weten te bewaren. Het raakte
sinds 1871 verzeild in een opeenvolging van
staatsleningen, ieder bestemd om de vorige
af te lossen. De regering moest in 1912
toestaan, dat financiële deskundigen van
de landen, die toen een lening ter beschik
king stelden, voornamelijk Engeland,
Amerika, Frankrijk, Duitsland, sleutel-
posten in het financiële beheer van het
land innamen, aangezien de totale staats
inkomsten als onderpand gegeven moesten
worden. Na de eerste wereldoorlog wendde
de regering zich tot de Verenigde Staten
om hulp. Het resultaat was een lening ter
grootte van vijf miljoen dollar tegen zeven
percent. Hiertegenover stond een aan de
Firestone Rubber Tire Company ver
leende concessie van negenennegentig ja
ren. Het land kreeg zelf weinig inkomsten
uit deze concessie. In de malaisejaren na
1929 was de toestand weer zeer somber.
Sinds 1935 is echter vooruitgang merkbaar.